Europese Unie
Intro
De Europese Unie begon ooit als EEG met 6 leden.
Sinds 2013 telt de EU 28 leden.
In 2020 stapte het Verenigd Koninkrijk uit de EU.
Niet alle Europese landen zijn lid van de EU. Kijk maar eens naar de kaart.
Wat vind jij?
Moet er nog meer landen lid worden van de EU, of juist niet?
Wat zouden de voordelen van lidmaatschap zijn? Bespreek het met een klasgenoot.
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
- een reden noemen waarom landen na de Tweede Wereldoorlog gingen samenwerken.
- de betekenis uitleggen van de afkortingen EGKS, EEG, EG en EU.
- aangeven in welke volgorde de EGKS, EEG, EG en EU zijn opgericht.
- minimaal tien landen noemen die lid zijn van de EU.
- minimaal twee Europese landen noemen die geen lid zijn van de EU.
- omschrijven wat wordt bedoeld met 'binnen de EU is er vrij verkeer van producten'.
- omschrijven wat wordt bedoeld met 'binnen de EU is er vrij verkeer van personen'.
- uitleggen waarom de EU bij sommige mensen weerstand oproept.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Stap
|
Activiteit
|
Stap 1
|
|
Je bestudeert de Kennisbank 'Geschiedenis EU' en beantwoordt een aantal vragen.
|
Stap 2
|
|
Je leest informatie over Poolse werknemers in Nederland en beschrijft de gevolgen van het EU-lidmaatschap van Polen voor verschillende groepen.
|
Stap 3
|
|
Je geeft je mening over de stelling: 'Hoe meer landen meedoen met het Eurovisie Songfestival hoe beter'.
|
Stap 4
|
|
Je beargumenteert waarom de EU groter of kleiner zou moeten worden.
|
Afronding
|
Onderdeel
|
Activiteit
|
Begrippenlijst
|
|
Hier vind je de Kennisbankitems en de begrippen die passen bij deze opdracht.
|
Eindproduct A
|
|
Als je kiest voor eindproduct A maak je de toets 'Europa'.
|
Eindproduct B
|
|
Als je kiest voor eindproduct B maak je een rondreis door Europa.
|
Terugkijken
|
|
Terugkijken op de opdracht.
|
Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 uur nodig.
Tijd is mede afhankelijk van de keuze van het eindproduct.
Aan de slag
Stap 1: Van EGKS tot EU
Bestudeer in de Kennisbank de eerste drie pagina's van het onderdeel Europa:
Beantwoord de vragen.
Oefening: Geschiedenis EU
Stap 2: Vrij verkeer
Bestudeer in de Kennisbank het volgende onderdeel
Lees nu ook de volgende tekst en beantwoord daarna de vier vragen.
Europese wetgeving
Polen is lid van de Europese Unie. Volgens de Europese wetgeving heeft iedere inwoner van een land van de EU het recht om in een ander EU-land te gaan werken. Werkgevers in Nederland hoeven geen werkvergunning aan te vragen voor werknemers uit Polen. De Poolse werknemer moet wel op dezelfde manier behandeld worden als de burgers van het land zelf.
In de bouw, transportsector en land- en tuinbouw
In 2010 werkten naar schatting zo’n 100.000 Polen in Nederland. Zij werkten vooral in de bouw, in de transportsector en in de land- en tuinbouw.
Veel Polen hebben moeite met de Nederlandse taal, maar de bereidheid om de taal te leren is groot. Ruim 40% van de Polen heeft een taalcursus gevolgd. Een deel van de Polen is van plan in Nederland te blijven. Maar veel Polen zijn van plan om over enkele jaren terug naar Polen te gaan. Polen trekken graag op met andere Polen, maar ze vormen geen gesloten gemeenschap.
Meningen over Polen
Iedereen vindt wel iets van de Polen in Nederland. Sommigen Nederlanders zijn vol bewondering, anderen hebben een minder positief beeld. Werkgevers in de land- en tuinbouw en in de transportsector zijn meestal erg blij met de komst van de Polen. Zij kunnen op die manier gemakkelijk goedkoop personeel vinden. Nederlanders die werken in deze sectoren zijn vaak minder blij: ‘Polen nemen onze banen in’.
Gevolgen in Polen
Nu veel Poolse werknemers een baan vinden in Nederland (en andere EU-landen) daalt de werkloosheid in Polen snel. Te snel: in Polen is er een tekort aan bouwvakkers. Dat tekort wordt opgevuld door werknemers uit bijvoorbeeld Bulgarije of Roemenië.
|
Download nu eerst het Gevolgenschema (Bestand - Downloaden als).
- Verplaats je nu eerst in de positie van een Poolse werknemer die in Nederland werkt.
Vul in het schema de gevolgen voor hem/haar van de toetreding van Polen tot de EU.
- Verplaats je vervolgens in de positie van een Nederlandse werknemer.
Wat zijn voor hem/haar de gevolgen? Noteer ze in het gevolgenschema.
- De toetreding van Polen tot de EU heeft ook gevolgen voor sommige Nederlandse werkgevers.
Schrijf die gevolgen op in het gevolgenschema.
- Schrijf tenslotte op wat de gevolgen zijn voor de Poolse economie.
Stap 3: Eurovisie Songfestival
Een van de dingen die veel Europeanen bindt, is het Eurovisie Songfestival.
Naar deze jaarlijkse liedjescompetitie kijken miljoenen Europeanen.
Maar is het Eurovisie Songfestival eigenlijk wel een Europees Songfestival?
Bekijk de volgende twee kaarten:
- Europa geografisch
- Deelnemers Eurovisie Songfestival (blauw)
Schrijf twee landen op die wel meedoen met het Eurovisie Songfestival, maar die niet in Europa liggen.
Wat vind jij?
Bespreek met een klasgenoot de volgende stelling:
"Hoe meer landen meedoen met het Eurovisie Songfestival, hoe beter."
Stap 4: EU groter of kleiner?
Bestudeer in de Kennisbank het volgende onderdeel:
De Europese Unie (EU) telt ruim 25 lidstaten.
Wat vind jij? Kies uit:
- Het huidige aantal is niet te veel, er kunnen best meer landen bij.
- Het huidige aantal is genoeg, niet meer en niet minder.
- Het huidige aantal is te veel, er moeten landen uit.
Bespreek je keuze met klasgenoot.
Zijn jullie het met elkaar eens?
Afronding
Begrippenlijst
Vrij verkeer van personen
Binnen de EU zijn er geen binnengrenzen: er is vrije migratie van personen.
|
Europese samenwerking
De samenwerking tussen de leden van de Europese Unie op het gebied van verkeer, migratie, landbouw en handel.
|
Import
Het invoeren van goederen in een land.
|
Export
Het uitvoeren van goederen uit een land.
|
EGKS
Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, opgericht in 1951.
|
EEG
Europese Economische Gemeenschappen, opgericht in 1957.
|
EG
Vanaf 1967 ging de EEG 'Europese Gemeenschap' heten.
|
EU
Na ondertekening van het Verdrag van Maastricht in 1993 ging de EG voortaan 'Europese Unie (EU)' heten.
|
Vrijhandelsgebied
Er zijn tussen de landen van de EU geen belemmeringen om handel te bedrijven.
|
Brexit
Groot-Brittannië verlaat de EU in 2020 omdat de Britten vinden dat een lidmaatschap te veel verplichtingen meebrengt.
|
Eindopdracht A: Toets Europa
De opdracht sluit je bij eindopdracht A af met het maken van de toets 'Europa'.
Als je alle vragen beantwoord hebt, moet je de open vragen nog zelf nakijken.
Je kunt jouw antwoorden vergelijken met de goede antwoorden.
Eindopdracht B: Rondreis door Europa
Bij eindopdracht B maak je een Rondreis door Europa.
Download de kaart van Europa.
Print de kaart uit.
Stippel samen met een klasgenoot een rondreis uit door alle Europese landen.
De rondreis begint en eindigt in Nederland. Jullie krijgen 100 munten.
Iedere keer als jullie een grens overgaan moeten jullie één munt inleveren.
De reis gaat zoveel mogelijk per trein.
Maar sommige landen kun je niet met de trein bereiken.
Dan mag je met de boot of het vliegtuig.
Maak afspraken over hoe je het aantal grenzen telt, als je reist per vliegtuig of per boot.
Schrijf die afspraken op!
Schrijf de landen op in de volgorde waarin jullie de landen bezoeken.
Schrijf van ieder land ook de hoofdstad op.
Tel het aantal grenzen dat jullie passeren.
Bereken hoeveel munten jullie overhouden als jullie terug zijn in Nederland.
Vergelijk jullie rondreis met de rondreis van twee klasgenoten.
Hebben zij meer munten dan jullie overgehouden?
Bedenk hoe jullie meer munten zouden kunnen overhouden.
Print de kaart eventueel nog een tweede keer uit.
Geef op de kaart de ‘goedkoopste’ rondreis aan.
Schrijf ook nu de landen op in de volgorde waarin jullie de landen bezoeken.
Klaar?
Laat jullie rondreis beoordelen door jullie docent.
Jullie docent let op:
- De inhoud: gaat de rondreis door alle Europese landen?
- De inhoud: hebben jullie de landen opgeschreven in de volgorde waarin jullie de landen bezoeken?
- De inhoud: hebben jullie goed uitgerekend hoeveel munten jullie overhouden?
- De vorm: ziet jullie kaart met rondreis er verzorgd uit?
Terugkijken
Intro
- Lees de intro van deze opdracht nog eens door.
De vraag die in de introductie werd gesteld, kwam ook weer terug in stap 4. Had je twee keer hetzelfde antwoord of kon je hem later beter verwoorden?
Kan ik wat ik moet kunnen?
- Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Weet je hoe de eerste steden ontstaan zijn?
Hoe ging het?
- Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
Klopt dat? Welke stap koste de meeste tijd?
- Inhoud
Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
Van welke landen wist je nog niet dat ze lid waren van de EU?
- Eindopdracht
Als je hebt gekozen voor de toets: Waren de vragen moeilijk? Lukte het om alles te beantwoorden of moest
je soms nog in de kennisbank kijken?
Als je hebt gekozen voor de rondreis?: Hadden jullie duidelijke afspraken over de grenzen en is het gelukt om alle landen te bezoeken met de munten die je had?