Perfekt

Perfekt - Voltooid tegenwoordige tijd

De voltooid tegenwoordige tijd gebruik je om iets te vertellen wat in het verleden plaatsgevonden heeft. Om de voltooid tegenwoordige tijd te maken, gebruik je een van de hulpwerkwoorden haben of sein en het voltooid deelwoord.

Type 1: haben - Perfekt
Bij de meeste werkwoorden wordt het hulpwerkwoord haben gebruikt.
Voorbeeld: Was haben Sie gestern abend gemacht?

Type 2: sein - Perfekt
Voorbeeld: Wann sind Sie angekomen?
Andere werkwoorden, waarbij het werkwoord sein wordt gebruikt, zijn bijvoorbeeld:
abfahren - ankommen - aufstehen - aussteigen - bleiben - einsteigen - fahren - fliegen - gehen - kommen - laufen - umsteigen - werden - sein

Het werkwoord sein gebruik je dus vaak bij werkwoorden die een beweging aangeven.

Perfekt - Zwakke werkwoorden

Bij regelmatige en zwakke werkwoorden zijn er vier verschillende manieren waarop je het voltooid deelwoord maakt.

Hoofdregel.
Het voltooid deelwoord begint met ge- en eindigt op een -t.
Voorbeelden
wohnen - gewohnt, suchen - gesucht , arbeiten - gearbeitet

Uitzondering 1 Werkwoorden met scheidbaar voorvoegsel.
In het voltooid deelwoord komt ge- na het voorvoegsel en het voltooid deelwoord
eindigt op een -t.
Voorbeelden
anmachen - angemacht, mitspielen - mitgespielt

Uitzondering 2 Werkwoorden met een niet scheidbaar voorvoegsel.
Het voltooid deelwoord eindigt op een -t.
Voorbeelden
erklären - erklärt, bezahlen - bezahlt

Uitzondering 3 Werkwoorden die eindigen op -ieren.
Het voltooid deelwoord eindigt op een -t.
Voorbeelden
telefonieren - telefoniert, studieren - studiert

Je gebruikt bij uitzondering 2 en 3 dus geen ge-!

Perfekt - Sterke werkwoorden

Bij onregelmatige en sterke werkwoorden zijn vier groepen voltooid deelwoorden te onderscheiden.

1 Geen verandering van de stam
Het voltooid deelwoord begint met ge- en eindigt op een -en.
Voorbeelden:
kommen - gekommen, geben - gegeben, fahren - gefahren

2 Onregelmatige werkwoorden
Voorbeelden: gehen - gegangen, essen - gegessen, stehen - gestanden, verstehen - verstanden, sitzen - gesessen, nehmen - genommen.

3 Verandering van de stam
e wordt o; ie wordt o; ei wordt ie; i wordt u
Voorbeelden fliegen - geflogen, sprechen - gesprochen, bleiben - geblieben, schließen - geschlossen, finden - gefunden, singen - gesungen, trinken - getrunken, liegen - gelegen

4 Verandering van de stam eindigt op een -t.
Voorbeelden
bringen - gebracht, wissen - gewusst

  • Het arrangement Perfekt is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2023-04-25 16:36:47
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    De Kennisbanken bevatten de theorie bij de opdrachten.
    Leerinhoud en doelen
    Duitse taal en cultuur;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld