Thema: Staatsinrichting vmbo-kgt34

Thema: Staatsinrichting vmbo-kgt34

Inleiding

Thema

Lange tijd is ons land bestuurd door graven, hertogen, bisschoppen, landsheren en later door buitenlandse vorsten, zoals de Spaanse of Franse koningen.
Ging het in de middeleeuwen nog om een verzameling min of meer zelfstandige gebieden, langzamerhand kwamen deze ‘provincies’ onder een centraal gezag en ontstond er een staat.

Door alle tijden heen is er gestreden om de macht, soms met wapens, soms met woorden. Regelmatig is de bevoegdheid om te beslissen over een grondgebied en haar inwoners in andere handen overgegaan. En daarmee veranderde telkens de inrichting van het bestuur en de regels.

Totdat aan het eind van de 18e eeuw de eerste grondwet in Nederland werd ingevoerd en de basis werd gelegd voor de Nederlandse rechtsstaat. Na het vertrek van de Franse troepen werd in 1813 het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden uitgeroepen en werd de grondwet een paar keer aangepast.

Telkens werd de manier waarop de staat, de regering en het bestuur werden ingericht, wat aangepast. En dat is een proces dat zich tot op de dag van vandaag voortzet.
Het is het terrein van de staatsinrichting, in dit blok verpakt in 12 opdrachten:
• De staatsinrichting van 1848
• De rol van de koning
• Verkiezingen
• De bevoegdheden van het parlement
• Liberale stroming
• De ARP en Kuyper
• Socialisten en sociaaldemocraten
• De RKSP en Schaepman
• Rechtspraak in Nederland
• Grondrechten
• Populisme
• Veranderingen in het systeem

Na afloop van dit blok is er een oefentoets met vragen uit de examens van 2013 en 2014. Dan weet je of je de leerstof voldoende hebt opgeslagen en op welk niveau je de stof moet beheersen. Succes!

Werkplan

Het thema 'Staatsinrichting' bestudeer je door twaalf opdrachten te maken.

Opdracht

Tijd

Eindproduct

1848

2 lessen

Een essay of tijdlijn

Rol van de koning

2 lessen

Een invuloefening

Verkiezingen

3 lessen

Een verkiezingsgrafiek of kiesrechtfolder

Bevoegdheden parlement

2 lessen

De binnenhofquiz

Liberalisme

3 lessen

Een conceptkaart of zoekopdracht

Abraham Kuyper

2 lessen

Een puzzel

Sociaal Democratie

2 lessen

Vraag en antwoord ketting of eigen toets

RKSP - Schaepman

3 lessen

Een pamflet

Rechtspraak

2 lessen

Een fictieve rechtszaak

Grondrechten

3 lessen

Duo-artikel over botsende rechten of cartoon

Populisme

3 lessen

Een verkiezingscampagne of populistische tweets

Veranderingen

3 lessen

Een referendum

Afsluiting

2 lessen

Een krant maken en oefenen met examenvragen

Totaal

32 lessen

 

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.


Werkplan
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Werkplan Staatsinrichting

 

1848

Leerdoelen

De eerste grondwet van het Koninkrijk der Nederlanden gaf alle macht aan de koning. Onder druk van revoluties in het buitenland en onrust in eigen land kwam er in 1848 een nieuwe grondwet. Veel macht verschoof van de koning naar de burgers.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Vertellen wanneer het Koninkrijk der Nederlanden is ontstaan.
  • Uitleggen waarom de nieuwe koning op een bepaald moment bereid was zijn macht te delen.
  • De verschillen aangeven tussen de grondwet van 1814 en die van 1848.
  • Uitleggen wat de trias politica of driemachtenleer inhoudt.
  • Toelichten dat de burgers met de nieuwe grondwet bijzondere rechten kregen en kun je enkele voorbeelden van die rechten noemen.
  • Uitleggen dat na 1848 in de loop der jaren verschillende onderdelen van de grondwet zijn aangepast.
  • Uitleggen waarom Nederland in 1983 een nieuwe grondwet kreeg en ken je de belangrijkste wijzigingen.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je alleen of samen met een klasgenoot een kort essay over de verlaging van de leeftijd waarop je mag stemmen. Met het essay laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het essay laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: is het een logisch verhaal en zijn er argumenten voor en tegen de leeftijdsverlaging helder in jullie tekst verwerkt? En hebben jullie ook aandacht voor mogelijke gevolgen van de leeftijdsverlaging? Heb je naar een conclusie toegewerkt?
  • De vorm: is het essay met zorg geschreven?
  • Taalfouten: bevatten de antwoorden in de stappen 1-5 en het essay niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over het Koninkrijk der Nederlanden en Willem I.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over Willem II, die eieren koos voor zijn geld.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de burgers die de macht kregen.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over "Bijzondere rechten".
Stap 5 Alleen Tekst lezen over de veranderingen na 1848.
Stap 6 Alleen of samen met een studiegenoot Een kort opstel schrijven over verlaging van de leeftijd om te mogen stemmen.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over de ontwikkelingen die leidden tot de totstandkoming van de grondwet in Nederland.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de pagina's over het Revolutiejaar 1848 uit de volgende Kennisbank.
KB: Ontstaan parlementair stelsel

Zorg dat je na het bestuderen van de Kennisbank antwoord kunt geven op de volgende vraag:

Hoe heette de staatsman die van koning Willem II de Nederlandse grondwet mocht ontwerpen?

 

Stap 1

Koninkrijk der Nederlanden – Willem I
Na twintig jaar Franse overheersing is Nederland in 1813 weer een vrij land. Stadhouder Willem V was voor de Fransen gevlucht naar Engeland en daar overleden. Zijn zoon, Willem Frederik, wordt na het vertrek van de Fransen weer teruggehaald en tot vorst benoemd. Hij roept gelijk een commissie in het leven die moet zorgen voor een nieuwe grondwet. In maart 1814 wordt de nieuwe grondwet aangenomen. Deze grondwet geeft de vorst veel macht en de Staten-Generaal (het toenmalige parlement van één kamer met 55 leden) maar weinig. De vorst is opperbevelhebber van het leger, hij beheert de financiën van het land en hij mag zijn eigen ministers kiezen. Zijn ministers adviseren hem en voeren de beslissingen van de vorst uit. In een brief schrijft hij aan zijn zoon: “Ik alleen beslis alles.”

Wel worden er in de grondwet diverse vrijheden vastgelegd, zoals de vrijheid van godsdienst.

Een jaar later, in 1815, is er al weer een nieuwe grondwet nodig omdat Nederland herenigd wordt met de Zuidelijke Nederlanden, het latere België.

Met deze hereniging ontstaat het Koninkrijk der Nederlanden en Willem Frederik, tot dat moment nog soeverein vorst, wordt gekroond tot Koning Willem I. Weer komt er een grondwetcommissie, dit keer ook met vertegenwoordigers uit de Zuidelijke Nederlanden. In de nieuwe grondwet wordt de Staten-Generaal gesplitst in de Eerste en de Tweede Kamer. Maar ook in deze grondwet houdt de koning veel macht. De Tweede Kamer stemt over wetten en mag zelf wetsvoorstellen indienen. De Eerste Kamer kan deze wetten aannemen of verwerpen en terugsturen naar de Tweede Kamer. De leden van de Eerste Kamer komen vooral uit de adel en zijn door de koning uitgekozen. Zij krijgen een aanstelling voor het leven.

De leden van de Tweede Kamer worden gekozen door de Provinciale Staten. Hier zitten welgestelde mannen in, vaak regenten die de beslissingen nemen in de steden en de provincies.

Willem I was niet alleen koning, maar ook een ondernemer die zijn geld stak in industrie en handel. Hij was betrokken bij de oprichting van de Generale Maatschappij (in de zuidelijke provincies) en van de Nederlandse Handel-Maatschappij, die vooral handel dreef met Nederlands-Indië.

De koning hoeft zich niet al te veel van de Staten-Generaal aan te trekken. Hij kan buiten de Kamers om regeren via een Koninklijk Besluit.

Onder de heerschappij van Willem I neemt de werkloosheid toe en stijgt de armoede. De Zuidelijke Nederlanden, toch al niet erg gelukkig met de hereniging, komen in verzet in 1830. Nog in datzelfde jaar wordt de staat België uitgeroepen én door de andere Europese landen erkend. In 1831 benoemen de Belgen Leopold I tot hun koning. Willem I probeert de zuidelijke provincies nog met zijn leger tot de orde te roepen. Maar de Belgen krijgen steun van Franse troepen en de scheiding van de Nederlanden is definitief. Het zal nog tot 1839 duren voordat Willem zich daarbij neerlegt en het Scheidingsverdrag tekent. In dat Verdrag van Londen, ook wel het Verdrag van de 24 Artikelen genoemd, wordt de Belgische onafhankelijkheid vastgelegd. En weer is een wijziging van de grondwet nodig. Daarin wordt de macht van de koning beperkt. De afscheiding en de aantasting van zijn macht zijn voor Willem I redenen om af te treden en de troon aan zijn zoon over te dragen. Nederland wordt vanaf 1840 geregeerd door koning Willem II.

Vragen:

  1. De bijnaam van koning Willem I is ‘koning-koopman’. Waar heeft hij die bijnaam volgens jou aan te danken? Zouden huidige koningen dezelfde bijnaam kunnen hebben?
  2. Wat is het grootste verschil tussen een wet en een Koninklijk Besluit?

Stap 2

Willem II kiest eieren voor zijn geld
In 1840 regeert Willem II onder de nieuwe grondwet maar wel in de geest van zijn vader. Het volk is niet tevreden en mort. In 1844 verwacht iedereen dat hij bestuurlijke veranderingen zal aankondigen tijdens de Troonrede, maar hij spreekt er met geen woord over. Hij wil zoveel mogelijk macht houden, zoals zijn vader ook had gehad.

Maar er breken andere tijden aan. In 1845 is er door extreme koude in heel Europa hongersnood en overal breken cholera en malaria uit. Overal komt het volk in opstand. In 1848 beleeft Frankrijk een revolutie en wordt de koning uit zijn paleis gejaagd. De rellen slaan over naar andere Europese landen en de Europese vorsten worden zenuwachtig, ook koning Willem II van Nederland. Hij beseft dat hij het volk tegemoet moet komen.

In 1848 krijgt het Tweede Kamerlid Thorbecke de opdracht om te onderzoeken hoe de grondwet moet worden aangepast. Thorbecke gaat voortvarend aan de slag en komt binnen enkele weken met een complete nieuwe grondwet. Een belangrijke wijziging is dat niet langer de koning, maar de ministers verantwoordelijk zijn voor het regeringsbeleid.

De Tweede Kamer krijgt meer invloed en, niet onbelangrijk, wordt voortaan rechtstreeks gekozen. Door een beperkte groep kiezers, maar toch. De nieuwe grondwet is na 1848 ook niet meer zo gemakkelijk te veranderen: als een wijzigingsvoorstel in de Tweede en Eerste Kamer wordt aangenomen, worden voor beide kamers nieuwe verkiezingen gehouden. De nieuw gekozen Kamers moeten de wijzigingen met tweederdemeerderheid aannemen. Pas dan is de grondwet aangepast.
In november 1848 wordt de nieuwe grondwet aangenomen.

Zie het filmpje van SchoolTV: De grondwet van Thorbecke

Binnen enkele maanden na de grondwetswijziging overlijdt de koning, in maart 1849. Zijn zoon en opvolger, Willem III, heeft zich zijn hele leven (tot zijn dood in 1890) verzet tegen de grondwet van Thorbecke, zonder succes.

De grondwet van 1848 is op punten diverse malen aangepast, maar het is nog steeds de basis van onze staatsinrichting.

Vraag:
Tijdens Prinsjesdag spreekt de koning de Troonrede uit. Dat deed koning Willem I toen en dat doet koning Willem-Alexander nu nog steeds. Toch is er een groot verschil. Welk voorschil zie je tussen de Troonrede van Willem I en de huidige koning?

Stap 3

De macht aan de burgers
Na de grondwetswijziging van 1848 is de koning veel van zijn macht kwijtgeraakt. De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren.
De 100 leden van de Tweede Kamer worden vanaf 1848 rechtstreeks gekozen. Er kwam geen algemeen kiesrecht, maar censuskiesrecht; alleen voor mannen boven de 25 jaar die een bepaald bedrag aan belasting betaalden.
De 50 leden van de Eerste Kamer worden door de Provinciale Staten gekozen. Niet de koning, maar de ministers bepalen hoe het land wordt geregeerd. Zij leggen verantwoording af aan het parlement (Eerste en Tweede Kamer samen).

Parlement komt van het Franse woord ‘parler’ (= praten). In het parlement praten de volksvertegenwoordigers over de wetsvoorstellen die de ministers maken. Als een meerderheid het met zo’n voorstel eens is, wordt het een wet. De mening van de koning doet er niet meer toe.

Willem I en Willem II regeerden via Koninklijke Besluiten die dezelfde betekenis hadden als een wet. De ministers kregen de opdracht om die besluiten uit te voeren. Met de nieuwe grondwet werden de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht gescheiden. Deze scheiding van deze drie machten heet officieel de ‘Trias Politica’ (tri = drie).\

Bekijk de drie verschillende machten:

  1. De wetgevende macht: regering en Staten-Generaal (Eerste en Tweede Kamer)
    Zowel de regering als leden van het parlement kunnen een wetsvoorstel indienen bij het parlement. Eerst moet zo’n voorstel door een meerderheid van de Tweede Kamer worden aangenomen en vervolgens door een meerderheid in de Eerste Kamer. Als de wet dan door de koning en de minister(s) is ondertekend en is gepubliceerd in de Staatscourant, dan is het pas een wet waaraan de burgers zich moeten houden.
  2. De uitvoerende macht: regering
    Een minister en zijn ministerie is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wet. Als een wet is aangenomen moet die vervolgens worden uitgevoerd. Een voorbeeld van uitvoerende macht is de verdediging van ons land. De minister van Defensie is verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de Nederlandse veiligheid. Hij (of zij) is de hoogste baas van het leger en benoemt de generaals.
    De uitvoerende macht zit niet alleen bij de ministeries en ambtenaren in Den Haag. Provincies en gemeenten hebben hun eigen bestuurders en ambtenaren. Ook voor de provincies en gemeenten worden verkiezingen gehouden.
  3. De rechterlijke macht: rechters
    Als je de wet overtreedt, kun je daarvoor worden gestraft. Straffen worden opgelegd door onafhankelijke rechters. Een rechter kijkt of je inderdaad tegen de wet hebt gehandeld en onder welke omstandigheden dat is gebeurd. Hij bepaalt daarop de straf. Een rechter hoeft daarvoor aan niemand verantwoording af te leggen. Ook niet aan regering of parlement. In Nederland worden rechters voor het leven benoemd zodat ze niet bang hoeven te zijn voor ontslag als een vonnis niet wordt gewaardeerd.


Kijk nu naar dit filmpje van SchoolTV: Kenmerken van een democratie: Scheiding der machten

Vragen:

  1. In de Trias Politica worden de drie machten gescheiden. Toch zijn ze in Nederland en België niet strikt gescheiden. Waaruit blijkt dat?
  2. In het filmpje wordt een reden gegeven voor de scheiding der machten. Wat voorkomen we daarmee?
  3. Bedenk een reden waarom zo weinig Tweede Kamerleden met een eigen wetsvoorstel komen?

Stap 4

Bijzondere rechten
De burgers kregen door de grondwet van 1848 meer rechten. Zo kregen ze vrijheid van godsdienst, van onderwijs, van meningsuiting, van drukpers, van vergadering en van vereniging. In onze ogen klinkt dat vanzelfsprekend, maar dat was het voor die tijd niet.

Iedereen heeft nu het recht om een vereniging te beginnen of een vergadering te organiseren. Arbeiders staat het vrij om hun handen ineen te slaan en bijvoorbeeld een vakbond op te richten.

Burgers die het ergens niet mee eens zijn, kunnen voortaan vrij hun mening geven. Ze mogen hun mening ook op papier zetten en publiceren.

Van groot belang was de vrijheid van godsdienst. Tussen 1581 en 1795, tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, was het katholicisme verboden. Katholieken werden als tweederangs burgers behandeld en moesten voor hun eredienst hun toevlucht zoeken in schuilkerken. Ten tijde van de Franse overheersers kregen de katholieken dezelfde rechten als de protestanten. Die rechten werden in de grondwet van 1814 overgenomen, maar voor belangrijke beslissingen moesten de katholieken eerst overleggen met de (protestantse) koning. In de grondwet van 1848 werd de macht van koning op dit gebied aan banden gelegd.

Van groot belang was ook de vrijheid van onderwijs. Ouders mochten hun eigen school kiezen en ze kregen het recht om eigen scholen te stichten. Bijvoorbeeld op basis van het eigen geloof.

Vraag:
Noem een bijzondere school die toen nog niet bestond, maar nu wel.

Stap 5

Veranderingen van na 1848
In Stap 3 schreven we: “De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren.“ In 1848 gold dat niet voor iedereen. Alleen welgestelde mannen van boven de 25 mochten stemmen.

Dat noemen we het ‘censuskiesrecht’. Census komt uit het Latijn en betekent cijns of belasting. Alleen mannen die een behoorlijke som belastingen betaalden mochten stemmen. Dat betekende dat maar 10% van alle mannen mocht stemmen.
In 1887 werd dat verbreed. Toen mochten ook mannen stemmen die een bepaald bedrag aan spaargeld hadden, bepaalde examens hadden behaald, een bepaald bedrag aan loon ontvingen of een eigen woning bezaten.

Vanaf 1917 mochten alle mannen van 23 jaar of ouder stemmen. Vrouwen mochten vanaf dat jaar gekozen worden, maar niet zelf stemmen (ze kregen, zoals dat heet, passief kiesrecht). In 1918 werd de eerste vrouw in het parlement gekozen, Suzanne Groeneweg.

In 1919 kwam er een algemeen kiesrecht voor mannen én vrouwen. In 1922 waren er voor het eerst algemene verkiezingen waarbij ook vrouwen mogen stemmen (dat heet actief kiesrecht).

In 1956 werd het aantal parlementsleden uitgebreid. De Eerste Kamer telt voortaan 75 leden en de Tweede Kamer 150.
In 1971 mag iedereen van 18 jaar of ouder stemmen.
In 1983 komt er een nieuwe grondwet. In deze grondwet worden naast rechten ook enkele plichten vastgelegd. De nieuwe grondwet verplicht de overheid om werkgelegenheid, bestaanszekerheid en een schoon milieu te bevorderen. Andere grote wijzigingen zijn:

  • Amsterdam wordt officieel de hoofdstad van het Koninkrijk de Nederlanden.
  • Verlaging van de leeftijd om Kamerlid te mogen worden naar 18 jaar.
  • Invoering van gelijktijdige verkiezing van alle Eerste Kamerleden voor vier jaar.
  • Kiesrecht voor de gemeenteraden voor inwoners die geen Nederlander zijn.
  • Verbod tot het opleggen van de doodstraf.

Vraag:
Waarom spreken we in 1983 niet meer over grondwetswijzigingen (zoals er tussen 1848 en 1983 diverse zijn geweest), maar over een nieuwe grondwet?

Stap 6

Eindproduct: Een kort opstel
De leeftijd om te mogen stemmen is vanaf 1848 in stappen verlaagd van 25 jaar naar 18 jaar in 1971. We zijn nu inmiddels meer dan veertig jaar verder. Is het nu misschien tijd om de leeftijd verder te verlagen, bijvoorbeeld naar 16 jaar?

Geef je mening in een kort opstel van een half A4-tje. Daarbij geef je minstens één argument voor en één argument tegen de leeftijdsverlaging. Bedenk ook wat de gevolgen kunnen zijn voor bestaande maatregelen van de verlaging van 18 naar 16 jaar.

Een opstel lijkt op een column, daarin geef je ook je eigen mening. Kijk voor uitleg en inspiratie eens in de gereedschapskist:

Begrippenlijst

Grondwet
De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument van Nederland. In de Grondwet staan de regels voor onze staatsinrichting en voor de grondrechten van de burgers. Andere wetten moeten de bepalingen van de Grondwet in acht nemen. De Grondwet heeft acht hoofdstukken en een bijlage met toegevoegde artikelen.
Grondwetswijziging
Wijziging in de Grondwet. Voor een wijziging in de Grondwet is een tweederde meerderheid aan stemmen in het parlement vereist.
Koninklijk Besluit
Een door de regering genomen beslissing zonder medewerking van de Staten Generaal. Zo'n wet geldt voor één geval, bijvoorbeeld een benoeming of de vaststelling van examendata.
Wet
Regel die door de overheid is ingesteld met als doel een ordelijke samenleving.
Wetsontwerp / Wetsvoorstel
Een voorstel, vergezeld van een toelichting, van een minister of een lid van de Tweede Kamer voor een nieuw aan te nemen wet. Het wetsvoorstel moet vervolgens aangenomen worden door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Eerste Kamer der Staten-Generaal
De Eerste Kamer, of Senaat, vormt samen met de Tweede Kamer de Staten-Generaal en heeft 75 zetels. De leden worden voor vier jaar gekozen door de leden van de Provinciale Staten van de provincies. Alle wetten moeten door de Eerste Kamer worden beoordeeld en goedgekeurd.

Rol van de koning

Leerdoelen

In deze opdracht kijken we naar de rol van de koning. Wat staat er over hem in de grondwet? Wat zijn de taken van de koning? Zijn dat vooral representatieve taken of doet hij veel meer? En hoe denken de meeste Nederlanders over zijn rol?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen dat het koningschap niet in elk koninkrijk op dezelfde manier wordt ingevuld.
  • Vertellen wat het verschil is tussen de functies van staatshoofd en regeringsleider.
  • Uitleggen dat de koning onschendbaar is en kun je in je eigen woorden toelichten wat daarmee wordt bedoeld.
  • Uitleggen wat ministeriële verantwoordelijkheid inhoudt.
  • Twee soorten taken van de koning noemen en kun je van beide minstens één voorbeeld geven.
  • Een functie noemen die de koning tot 2012 wel had en nu niet meer.
  • Uitleggen welke procedure gevolgd moet worden bij een eventuele afschaffing van de monarchie.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je alleen of samen met een klasgenoot de invuloefening ‘Het koningschap’. Met de invuloefening laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De invuloefening kun je zelf beoordelen.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over soorten koningen.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over onschendbaarheid.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de taken van de koning.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over de kabinetsformatie.
Stap 5 Alleen Tekst lezen over "Koning of President?"
Stap 6 Alleen of samen met een studiegenoot Een invuloefening maken over de rol van de koning.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Koningen in soorten en maten
Ooit waren er zo’n 120 koninkrijken (of monarchieën) op de wereld. Nu zijn er nog zo’n 30, waaronder acht in Ghana. Bekende koninkrijken zijn behalve in Nederland ook te vinden in België, Denemarken, Marokko, Noorwegen, Saoedi-Arabië, Verenigd Koninkrijk en Zweden. Landen die vroeger een koninkrijk waren, maar nu niet meer, zijn onder andere Finland, Frankrijk, Griekenland, Italië, Polen en Portugal.

De meeste koningen zijn staatshoofd, het hoogste gezag van het land. Zij hebben geen (grote) politieke macht, die is voorbehouden aan de regeringsleider.

In Nederland is koning Willem-Alexander staatshoofd, de minister-president (Mark Rutte) is regeringsleider.

Koning Abdoellah bin Abdoel Aziz al-Saoed van Saoedi-Arabië is op dit moment de enige koning die staatshoofd én regeringsleider is. Saoedi-Arabië heeft een absolute monarchie, een eenhoofdige regeringsvorm, waarbij de koning alle politieke macht in handen heeft.



Afbeelding: Bij de troonswisseling van 2013 waren veel kroonprinsen (toekomstige koningen) aanwezig.

De enige koning die alleen een ceremoniële functie heeft, is koning Karel XVI Gustaaf van Zweden. Hij heeft geen uitvoerende macht of andere wettige bevoegdheden en speelt geen rol in het landsbestuur. Spottend wordt hij wel ‘lintenknipper’ genoemd.

De overige koningen hebben naast ceremoniële taken ook een rol in de staatszaken. Hoe groot die rol is kan van land tot land verschillen. Welke taken koning Willem-Alexander heeft kun je in stap 3 vinden.

Vraag:
Er is maar één koning die staatshoofd én regeringsleider is. Er zijn meer staatshoofden die ook regeringsleider zijn. Welke functie hebben zij? Kun jij een voorbeeld geven?

Stap 2

Onschendbaar
Vroeger leek de situatie in veel koninkrijken op die van het huidige Saoedi-Arabië. De koning had alle macht, stond boven de wet en regeerde naar eigen inzicht en in eigen belang. Zijn macht maakte hem onschendbaar.

In de grondwet van 1848 werd die onschendbaarheid vastgelegd. De nieuwe grondwet telde 199 artikelen. Het tweede hoofdstuk (artikelen 11-73) ging over de rol van de koning. Zo staat in artikel 53: “De Koning is onschendbaar; de ministers zijn verantwoordelijk.” Exact dezelfde tekst staat nu in artikel 42, lid 2 van de grondwet van 1983. Het verschil met daarvoor is dat de regering verantwoordelijk is voor uitspraken en het gedrag van de koning. Onder elke wet staat behalve de handtekening van de koning, nu ook het zogenaamde contraseign, de handtekening van de betrokken minister. Ministers zijn niet langer dienaar van de koning, sinds de nieuwe grondwet is het ministerschap een zelfstandig ambt. De minister legt geen verantwoording af aan de koning, maar aan het gekozen parlement. Daarmee is veel van de staatsmacht verschoven van de koning naar de burgers.

De koning wordt geacht zich aan de grondwet te houden en als hij iets zegt wat niet door de beugel kan, moet de minister voor het parlement zich verantwoorden. En als de koning zich misdraagt, moet de minister aftreden. In de afgelopen 200 jaar is dat maar één keer voorgekomen. Tegelijkertijd houdt het de koning uit de wind en wordt zo de monarchie in bescherming genomen.

Koning Willem III had problemen met de ministeriële verantwoordelijkheid. Er zijn verschillende voorbeelden van uitspraken of gedrag van de koning die zijn ministers in problemen brachten. Zo weigerde koning Willem III de eerste steen te leggen en aanwezig te zijn bij de opening van het nieuwe Rijksmuseum in 1885. Hij vond het gebouw een veel te ‘rooms-katholiek’ karakter hebben: "Ik zet geen voet in dat klooster", zei hij in het openbaar. Ministers moesten zich daarvoor verantwoorden, maar hoefden niet af te treden.

Ernstiger was een incident van 1853. De paus wilde de rooms-katholieken in Nederland verdelen in vijf kerkprovincies met elk een bisschop aan het hoofd. De Nederlandse regering bemoeide zich daar niet mee. In de nieuwe grondwet was de scheiding tussen staat en kerk verankerd en daarmee de godsdienstvrijheid.

Koning Willem III vond dat Nederland een calvinistisch land moest blijven en bemoeide zich er wel mee. Zo nam hij een petitie van 50.000 protestanten aan tegen de aanstelling van de bisschoppen. Daarmee ging hij rechtstreeks in tegen de grondwet. Omwille van de ministeriële verantwoordelijkheid zagen de ministers zich gedwongen af te treden.
Het was, tot nu toe, de laatste keer dat ministers zijn afgetreden door gedrag of uitspraken van de koning.

Vraag:
Geef in je eigen woorden het verschil aan tussen de betekenis van ‘onschendbaar(heid)’ van vóór 1848 en daarna.

Stap 3

Taken van de koning
Een deel van de taken is ceremonieel. De koning treedt bij staatsbezoeken op als 'eerste vertegenwoordiger' van ons land. Hij ontvangt staatshoofden en regeringsleiders van andere landen of gaat zelf op staatsbezoeken. De koning legt regelmatig werkbezoeken af om zich zo van allerlei ontwikkelingen in het land op de hoogte te houden. Daarnaast is hij soms aanwezig bij jubilea van maatschappelijke organisaties of bij belangrijke tentoonstellingen.

Naast ceremoniële taken heeft hij ook politieke taken. Officieel bestaat de regering uit de ministers én de koning. De koning beëdigt de ministers. Hij bespreekt wekelijks met de minister-president wat er speelt en soms spreekt hij ook met een andere minister. Wat er besproken wordt is geheim. Hij is dan wel lid van de regering, maar maakt geen deel uit van de ministerraad. Hij krijgt wel de notulen van de vergaderingen van de ministerraad zodat hij op de hoogte blijft.

Iedere wet die wordt goedgekeurd door de Tweede en daarna de Eerste Kamer wordt getekend door de verantwoordelijke minister én door de koning. Hij heeft geen plaatsvervanger, dus elke wet moet door hem persoonlijk getekend worden. Koningin Beatrix tekende als zij in het buitenland was het document per fax of email. Koning Willem-Alexander tekent, als hij niet in Nederland is, het document op een elektronisch tablet. Als hij terug in Nederland is tekent hij het origineel nog een keer, maar de wet is dan wel al geldig. Er ontstaat een probleem als de koning zou weigeren een wet te ondertekenen. In België heeft zich dat voorgedaan toen koning Boudewijn zijn handtekening niet kon zetten onder de abortuswet. De koning is toen voor 36 uur uit zijn ambt ontheven vanwege ‘onmogelijkheid te regeren’. In die tijd heeft de ministerraad als vervanger van de koning de wet ondertekend en vervolgens is de onmogelijkheid om te regeren weer opgeheven en werd de koning in zijn ambt hersteld. In Nederland is zoiets nog nooit gebeurd.

Het meest zichtbaar van de functie van koning is het voorlezen van de troonrede. De koning leest op Prinsjesdag de troonrede voor, die door de ministers is geschreven. De troonrede is een uiteenzetting van het door de regering te voeren beleid voor het komende jaar. De traditie van het voorlezen van de troonrede stamt nog uit de tijd van Willem I en Willem II (1815-1848) toen zij hun eigen plannen uitspraken.

Afbeelding: De allereerste handtekening van de kersverse nieuwe koning Willem-Alexander op 1 mei 2013. Medeondertekenaar is minister Plasterk voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Vragen:

  1. Geef in vier stappen aan hoe een wet van kracht wordt.
  2. Noem een overeenkomst en een verschil van de troonredes van 1844 en van 2014.

 

Stap 4

Kabinetsformatie
Na verkiezingen van de Tweede Kamer moet er een nieuwe regering komen. In Nederland doen veel partijen mee en geen enkele partij behaalt een absolute meerderheid in de Tweede Kamer (meer dan de helft van de 150 zetels). Dat betekent dat je altijd meer dan één partij nodig hebt om een regering te kunnen vormen. De regering bestaat uit de koning en de ministers. De ministers en staatssecretarissen worden samen ook wel het kabinet genoemd.

Een nieuw kabinet komt er niet zomaar. Daar gaan veel gesprekken aan vooraf. Het vormen van een nieuwe regering noemen we ook wel de kabinetsformatie.
Tot 2012 had de koning daar een belangrijke rol in, maar dat is sindsdien veranderd. Meestal gaat dat in twee stappen. De Tweede Kamer wijst iemand aan die de gesprekken gaat leiden, de informateur. Soms zijn er twee informateurs.
Als de gesprekken succesvol zijn geweest en duidelijk is welke partijen samen een regering willen vormen, wijst de Tweede Kamer een formateur aan. De formateur (meestal de latere minister-president) zet het kabinet in elkaar: Hij/zij zoekt de ministers en staatssecretarissen bij elkaar. De koning beëdigt daarna de ministers en de staatssecretarissen. De kabinetsformatie wordt (sinds 1971) afgesloten met een foto van de nieuwe regering, beter bekend als de ‘bordesscène’ op het bordes van Paleis Huis ten Bosch.

Vóór 2012 was het 170 jaar lang de koning die de informateur en de formateur aanwees. Koningin Beatrix was de laatste die een informateur en een formateur aanwees voordat de Tweede Kamer die taak kreeg.

Vraag:
Verklaar waarom de koning(in) ook op de bordesfoto staat.

Stap 5

Koning of president?
In onze grondwet (van 1983) staat: “Het koningschap wordt erfelijk vervuld door de wettige opvolgers van Koning Willem I, Prins van Oranje-Nassau.”
Sommige Nederlanders vinden dat niet democratisch, omdat de koning niet gekozen wordt, maar zijn plek krijgt door erfopvolging. Zij willen liever een republiek met een gekozen president.

In 1996 is om die reden het Republikeins Genootschap opgericht. Dat genootschap heeft inmiddels meer dan 100 leden, waaronder bekende schrijvers (Ronald Giphart, Adri van der Heijden), cabaretiers (Raoul Heertje, Hans Teeuwen) en (oud-)politici (Femke Halsema, voormalig fractieleider van GroenLinks). Je kunt geen lid worden van het genootschap, daarvoor moet je worden gevraagd. Dat kan wel bij het Nieuw Republikeins Genootschap, een vereniging met hetzelfde doel. Het NRG trekt ook meer jongeren, al hebben beide organisaties niet veel aanhangers. Uit een onderzoek van april 2014 door TNS NIPO bleek dat 89% van de ondervraagden vindt dat Nederland een koninkrijk moet blijven.

Een simpele meerderheid voor de afschaffing van de monarchie is ook niet genoeg. In de grondwet staat dat twee derde van de Tweede Kamer en twee derde van de Eerste Kamer daar voor moeten stemmen. En niet één keer, maar nog een keer na nieuwe verkiezingen in beide Kamers.

Koning of president is geen punt van discussie. Discussie is er wel over de invulling van het koningschap. In stap 1 hebben we het al gehad over het verschil tussen een ceremonieel koningschap en een koningschap met politieke functies. De laatste keer dat werd voorgesteld het koningschap in Nederland in een ceremonieel koningschap te wijzigen, was in november 2010. Het voorstel werd toen door de Tweede Kamer verworpen. Maar een onderzoek van Synovate in oktober 2011 liet zien dat een kwart (26%) van de Nederlanders voorstander is van een ceremonieel koningschap.

Vraag:
Stel, er wordt gestemd over het afschaffen van de monarchie. Hoeveel politici moeten dan vóór stemmen en hoe lang duurt de procedure minimaal?

Stap 6

Invuloefening
Vul de ontbrekende begrippen in op de juiste plekken in de onderstaande oefening.

Toets:Rol van de koning

Begrippenlijst

Staatshoofd
Het hoogste gezag van een land. In Nederland is dat de koning en die heeft geen grote politieke macht.
Koninkrijk
Land waar een vorst aan het hoofd staat die zijn positie door erfopvolging heeft verkregen.
Monarchie
Een regeringsvorm waarbij een vorst aan het hoofd staat die zijn positie door erfopvolging heeft verkregen.
Onschendbaarheid
De ministers zijn verantwoordelijk voor de uitlatingen en het gedrag van de Koning en van leden van het Koninklijk Huis. Ze moeten daarvoor verantwoording afleggen aan het parlement (=de Staten-Generaal: de Eerste en Tweede Kamer).
Troonrede
De troonrede is de jaarlijkse toespraak van de koning op de derde dinsdag van september (prinsjesdag), waarin de beleidsvoornemens (beleidsplan) van het kabinet worden voorgelezen aan het parlement (Eerste en Tweede Kamer).
Ceremonieel
Een deel van de taken van de koning is ceremonieel. Hij treedt op als "eerste vertegenwoordiger" van het land bij bijvoorbeeld staatsbezoeken en ontvangst van regeringsleiders.

Verkiezingen

Leerdoelen

De burgers kiezen uit hun midden volksvertegenwoordigers die namens hen regeren. Deze opdracht ‘Verkiezingen’ gaat over ‘kiezen’ en over hoe dat in zijn werk gaat. Alle soorten politieke verkiezingen in Nederland komen daarbij kort aan bod.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Vertellen hoe, waar en wanneer je mag stemmen.
  • Het verschil tussen actief en passief kiesrecht uitleggen.
  • Vertellen welke acht verschillende politieke verkiezingen er zijn en er een korte toelichting op geven.
  • Uitleggen wie er bij elke verkiezing mogen stemmen, wanneer de laatste was en wanneer de volgende en kun je enkele overeenkomsten en verschillen tussen de verschillende verkiezingen noemen.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht vul je met een klasgenoot de gegevens in voor een verkiezingsgrafiek, bedoeld voor een krant. Je kunt bonuspunten verdienen als jullie daarbij een korte uitleg van tien regels inleveren.
Met het juist invullen van de grafiek laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het eindproduct laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: maakt de grafiek en de uitleg daarbij voor de (kranten)lezer duidelijk waar over het gaat?
  • De vorm: is de grafiek met zorg ingevuld?
  • Taalfouten: bevatten de antwoorden in de stappen 1-6 en de tekst bij de grafiek niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de volksvertegenwoordiging in Nederland.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over de Tweede Kamerverkiezingen.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de Eerste Kamerverkiezingen.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over de Provinciale Statenverkiezingen.
Stap 5 Alleen Tekst lezen over de Gemeenteraadsverkiezingen.
Stap 6 Alleen Tekst lezen over de overige verkiezingen, waaronder de Waterschapsverkiezingen.
Stap 7 Alleen of samen met een studiegenoot. Als redacteur een grafiek maken voor een grote krant over de laatste verkiezingen die in Nederland gehouden zijn.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 tot 3 lesuren nodig.

Stap 1

Volksvertegenwoordiging
In een democratisch land als Nederland is de macht aan de burgers. Niet dat de burgers die macht rechtstreeks uitoefenen. Nee, zij kiezen vertegenwoordigers die dat namens hen doen. Deze volksvertegenwoordigers stellen wetten en regels vast en controleren het bestuur. Dat kiezen en gekozen worden loopt via verkiezingen.
In Nederland kennen we acht verschillende soorten politieke verkiezingen:

Tweede Kamerverkiezingen
Eerste Kamerverkiezingen
Gemeenteraadsverkiezingen
Herindelingsverkiezingen
Provinciale Statenverkiezingen
Eilandsraadsverkiezingen
Waterschapsverkiezingen
Europese verkiezingen


In Nederland hebben alle burgers met een Nederlands paspoort of identiteitskaart van 18 jaar en ouder het recht om te stemmen bij Tweede Kamerverkiezingen, waterschapsverkiezingen en verkiezingen voor Provinciale Staten. Bij gemeenteraadsverkiezingen is het Nederlanderschap niet verplicht. Iedereen die 18 jaar of ouder is en vijf jaar of langer legaal in Nederland woont heeft dan kiesrecht.
Het mogen kiezen, het recht om je stem uit te brengen, is het actief kiesrecht. Daarnaast mogen alle Nederlandse burgers zich verkiesbaar stellen. Het recht om je als volksvertegenwoordiger verkiesbaar te stellen, dat is het passief kiesrecht.

De meeste politieke verkiezingen zijn directe verkiezingen. Hierbij worden de vertegenwoordigers door de bevolking rechtstreeks gekozen. De enige niet-directe verkiezingen zijn de Eerste Kamerverkiezingen. De vertegenwoordigers van de Eerste Kamer worden niet rechtstreeks door de bevolking gekozen, maar door de leden van de Provinciale Staten. Om die reden spreken we wel van getrapte verkiezingen. In schema:

De bevolking kiest de leden van de Provinciale Staten → Statenleden kiezen de leden van de Eerste Kamer.
Over de acht soorten verkiezingen in Nederland kun je meer lezen in de stappen 2-6.

Voor (directe) verkiezingen word je ongeveer twee weken van tevoren opgeroepen. Je krijgt een stempas en daarmee (en met een geldig legitimatiebewijs) ga je naar een stembureau in de buurt.

Vraag:
In Nederland kennen we stemgeheim. Kun je in je eigen woorden uitleggen wat we daarmee bedoelen?

Stap 2

 

Tweede Kamerverkiezingen
In de Tweede Kamer zitten 150 volksvertegenwoordigers. Zij worden rechtstreeks gekozen. Anders dan in sommige andere landen kent Nederland geen kiesdrempel. Dat wil zeggen dat om een zetel te winnen, je minimaal 1/150 ofwel 0,667% van alle uitgebrachte stemmen moet halen (150 x 0,667% = 100%).

Een kiesdrempel houdt in dat je alleen zetels in het parlement krijgt als je een afgesproken percentage van alle stemmen wint. In Griekenland is er een kiesdrempel van 3%, in België en Duitsland is dat 5% en in Turkije zelfs 10%. Stel, als Nederland een kiesdrempel van 5% zou hebben, dan krijgen alleen partijen die minimaal 8 zetels winnen een plek in de Tweede Kamer (5% van 150 zetels = 7,5 zetels).

Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 was de uitslag:

Partij Stemmen Percentage Zetels
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD) 2.504.948 26,58 41
Partij van de Arbeid (PvdA) 2.340.750 24,84 38
Partij voor de Vrijheid (PVV) 950.263 10,08 15
Socialistische Partij (SP) 909.853 9.65 15
Christen-Democratisch Appèl (CDA) 801.620 8,51 13
Democraten66 (D66) 757.091 8,03 12
ChristenUnie(CU) 294.586 3,13 5
GroenLinks (GL) 219.896 2,33 4
Staatkundig Gereformeerde Partij (SGP) 196.780 2,09 3
Partij voor de Dieren (PvdD) 182.162 1,93 2
50Plus 177.631 1,88 2
Overig (10 partijen) 88.655 0,93 0
Totaal 9.424.235 100 (afg.) 150


De CU, GL, SGP, PvdD en 50Plus zouden met een kiesdrempel van 5% niet in de Tweede Kamer zijn gekomen.

Nederland had tot 1970 een opkomstplicht. Wie niet kwam stemmen, kon een boete krijgen. In veel landen geldt nog steeds een opkomstplicht, waaronder in België, Griekenland, Luxemburg, Turkije en Zwitserland. De boete kan variëren van 1 euro (in Brazilië) tot 500 euro (in Australië). In België kun je een boete krijgen van 50 euro als je zomaar wegblijft. Voor de kiezers van Noord-Korea is de kans op straf waarschijnlijk het grootst. De opkomst is bijna 100% en alle kiezers stemmen op de officiële kandidaat voor hun district. Maar stemmen gaat er niet geheim en als je niet voor de officiële kandidaat bent, moet je in een apart hokje je stem uitbrengen .

De Tweede Kamerverkiezingen van 1977 (na het verdwijnen van de opkomstplicht) waren de verkiezingen die de meeste kiezers trokken: 88,0%. De opkomst bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012 lag een stuk lager: 74,6% van alle Nederlandse burgers van 18 jaar of ouder.

De Tweede Kamerverkiezingen worden om de vier jaar gehouden, tenzij het kabinet (alle ministers te samen) niet meer gesteund wordt door de meerderheid van de Tweede Kamer. In dat geval zegt men dan: ‘het kabinet is gevallen’. Twee derde van alle kabinetten heeft sinds de Tweede Wereldoorlog de termijn van vier jaar niet uitgezeten en is eerder gevallen.

Vragen:

  1. Wat is volgens jou de makkelijkste manier om volksvertegenwoordiger te worden?
  2. Voor ‘opkomstplicht’ wordt soms ook de term ‘stemplicht’ gebruikt. Leg uit waarom ‘stemplicht’ niet correct is.
  3. Waarom worden er niet meteen nieuwe verkiezingen gehouden als het kabinet gevallen is?

Stap 3

Eerste Kamerverkiezingen
In de Eerste Kamer zitten 75 volksvertegenwoordigers. Zij worden niet rechtstreeks gekozen. De leden van de Eerste Kamer worden gekozen door de leden van de Provinciale Staten (zie verder stap 4). Voor de Eerste Kamerverkiezingen voeren de politieke partijen geen verkiezingscampagne.

In de loop der tijd is er veel veranderd in de samenstelling van de Eerste Kamer. Tussen 1815 en 1848 benoemde de koning de Eerste Kamerleden. Zij kregen een plek voor de rest van hun leven.

In 1848 kreeg Nederland het systeem dat we nu nog steeds hebben met getrapte verkiezingen, waarbij de leden van de Provinciale Staten de Eerste Kamerleden kiezen. De Eerste Kamer bestond toen uit 39 leden. Zij kregen een aanstelling voor negen jaar, maar om de drie jaar werd een derde van de Eerste Kamer vernieuwd. In 1923 werd dat veranderd in een aanstelling van zes jaar, waarbij om de drie jaar de helft van de leden vervangen werd.

Sinds 1983 wordt de Eerste Kamer om de vier jaar gekozen en worden alle Eerste Kamerleden tegelijk vervangen.
Ook het aantal Eerste Kamerleden is in de loop der jaren gestegen, van 30 leden in 1830, naar 39 in 1848, naar 50 in 1888 en naar 75 in 1956.

Taken
De Eerste Kamer houdt zich bezig met de laatste controle op de wetten die door de Tweede Kamer zijn aangenomen. Zijn de wetsvoorstellen wel deugdelijk? Zijn ze niet in strijd met andere wetten? De Eerste Kamer kan een wetsvoorstel alleen goed- of afkeuren, ze mag geen veranderingen voorstellen.

Sommigen vinden de Eerste Kamer overbodig. Volgens hen vindt het echte politieke werk plaats in de Tweede Kamer en doet de Eerste Kamer het werk van de Tweede Kamer alleen maar dunnetjes over. De Socialistische Partij, GroenLinks, D66 en de Partij Voor de Vrijheid hebben gepleit voor opheffing. Anderen vinden het werk van de Eerste Kamer juist zeer waardevol. De Eerste Kamer heeft geen last van het hectische politieke gedoe en kan in alle rust de voorstellen beoordelen.

Vraag:
Schrijf minimaal drie verschillen op tussen de Tweede en de Eerste Kamer op.

Stap 4

Provinciale Statenverkiezingen
Nederland is verdeeld in 12 provincies. De parlementen van de provincies worden de Provinciale Staten genoemd. De leden van de Provinciale Staten worden iedere vier jaar rechtstreeks door de stemgerechtigde inwoners van de provincie gekozen. Het aantal leden is afhankelijk van het inwonertal en loopt uiteen van 39 voor een provincie met minder dan 400.000 inwoners, tot 55 voor een provincie met meer dan 2 miljoen inwoners.

Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2011 ging het om de volgende zetelaantallen:

Provincie Zetels
Groningen 43
Friesland 43
Drenthe 41
Overijssel 47
Flevoland 39
Gelderland 55
Utrecht 47
Noord-Holland 55
Zuid-Holland 55
Zeeland 39
Noord-Brabant 55
Limburg 47
Totaal 566


Voor kleinere partijen is het lastig om in de Provinciale Staten te komen. Om een zetel in Zeeland te halen, moet een partij 2,56% van alle stemmen winnen (39 x 2,56% = 100%). Om een zetel te winnen in Gelderland of Noord-Holland, moet een partij 1,82% van alle stemmen winnen (55 x 1,82% = 100%).

Een goed voorbeeld van hoe slecht het kan uitpakken voor kleine partijen is het volgende: de Partij voor de Dieren (PvdD) haalde bij twee achtereenvolgende verkiezingen ongeveer 1,9% van alle stemmen.

Verkiezingen Stemmen % Zetels
Tweede kamer 2012 1,9% 2
Provinciale Staten Zeeland 2011 1,9% 0


Taken van de provincies
De belangrijkste taak van de Provinciale Staten is het controleren van het dagelijks bestuur van de provincie. Het dagelijks bestuur bestaat uit gedeputeerden die door de leden van de Provinciale Staten gekozen worden. Elke gedeputeerde heeft zijn eigen vakgebied en taken. Een vakgebied is bijvoorbeeld het milieu, de cultuur, het openbaar vervoer of de inrichting van het landschap (ruimtelijke ordening). De gedeputeerden worden aangevoerd door een Commissaris van de Koning, één voor elke provincie.

Een andere belangrijke taak van de leden van de Provinciale Staten is het kiezen van de leden van de Eerste Kamer. De 566 Provinciale Statenleden kiezen de 75 leden van de Eerste Kamer.

De data van de Provinciale Statenverkiezingen staan vast: maart 2015, maart 2019, maart 2023, maart 2027, enz. Binnen drie maanden na de Provinciale Statenverkiezingen volgen de Eerste Kamerverkiezingen.

De Provinciale Statenleden nemen hun taak heel serieus. Waarschijnlijk zijn de Eerste Kamerverkiezingen de enige verkiezingen waaraan vaak 100% van alle stemgerechtigden meedoen!

Bij het grote publiek zijn de taken van de provincies niet erg bekend. Dat zie je terug in de verkiezingen. De opkomst schommelt al een kwart eeuw tussen 45-55%. Bij de Provinciale Statenverkiezingen van 2011 heeft 55,9% van de kiezers zijn stem uitgebracht.

Vragen:

  1. De Provinciale Staten hebben op twee verschillende manieren te maken met getrapte verkiezingen. Leg uit hoe dat zit.
  2. Leg in je eigen woorden de slogan van het affiche ‘Je stem telt tweemaal mee!’ uit.
     

  3. Het aantal Tweede Kamer- en Eerste Kamerleden staat vast: 150 en 75. Het aantal Provinciale Statenleden staat niet vast. Hoe kan dat?

Stap 5

Gemeenteraadsverkiezingen
In januari 2014 telde Nederland 403 gemeenten. Dat aantal loopt al jaren terug. In 1984 waren dat er nog 774. Steeds meer gemeenten fuseren, vooral kleine dorpen in de buurt van een grote stad zijn opgeslokt. Ook zijn diverse dorpen en kleinere steden gefuseerd tot één grote nieuwe gemeente.

De omvang van de gemeenteraden hangt samen met het aantal inwoners in de gemeente. De kleinste gemeenten (< 3000 inw.) tellen 9 gemeenteraadsleden. De grootste gemeenten (> 200.000 inw.) tellen er 45. De rest zitten daartussen in. Het aantal gemeenteraadsleden is altijd oneven.

De verkiezingen voor de gemeenteraadsverkiezingen zijn -net als in de Provinciale Staten- op vaste datums: maart 2014, maart 2018, maart 2022, maart 2024, enz.

De opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen ligt meestal wat hoger dan die van de Provinciale Statenverkiezingen, maar een stuk lager dan de Tweede Kamerverkiezingen. De opkomst voor de gemeenteraadsverkiezingen loopt al jaren ook terug:

1986 1990 1994 1998 2002 2006 2010 2014
73,2 62,3 65,3 59,0 57,9 58,6 54,1 54,0


De verschillen per gemeente zijn groot. In Schiedam was de opkomst in 2014 het laagst: 42,6%. In Staphorst was de opkomst het hoogst: 79,8%. Staphorst is een gemeente, waaronder ook het dorp Rouveen (meer dan 3000 inwoners) valt. De opkomst in Rouveen was zelfs 93,2%!

Uit een onderzoek van 1990 bleek dat hoe meer inwoners de gemeente telde, hoe lager de opkomst was:

Inwonertal Opkomst gemeenteraadverkiezingen 1990
minder dan 5.000 inwoners 77,4
5.000 tot 10.000 inwoners 72,3
10.000 tot 20.000 inwoners 69,7
20.000 tot 50.000 inwoners 64,9
50.000 tot 100.000 inwoners 57,4
100.000 of meer inwoners 51,9
Nederland 62,3


Niet-Nederlanders
Bijzonder is dat voor de gemeenteraad ook niet-Nederlanders mogen stemmen. Je mag stemmen als je 18 jaar of ouder bent. Voor andere verkiezingen moet je ook een Nederlandse paspoort of identiteitskaart hebben. Voor de gemeenteraadsverkiezingen mag je ook stemmen als een andere nationaliteit hebt. De enige voorwaarde is dat je al vijf jaar legaal in Nederland woont.

Taken
De gemeenteraad controleert het dagelijks bestuur van de gemeente. Het dagelijks bestuur bestaat uit een burgemeester en een aantal wethouders. Het dagelijks bestuur heet het ‘College van burgemeester en wethouders’, ‘College van B en W’ of nog korter ‘B en W’. De gemeenteraadsleden kiezen wethouders uit de gemeenteraad of van buiten. Het mag allebei. Maar als een van de gemeenteraadsleden wethouder wordt, moet hij de gemeenteraad verlaten en komt er iemand anders voor hem in de plaats.
Een gemeente moet minimaal twee wethouders hebben, maar mag er niet meer hebben dan 20% van het aantal raadsleden. In de praktijk komt dat neer op tussen de 2 en 9 wethouders.


Het B & W van Nederlek (14.163 inw. op 1/5/2014) met de burgemeester (l) en de enige twee wethouders; de gemeente zou er drie mogen hebben, maar daar kiest de gemeenteraad niet voor.

Elke wethouder heeft zijn of haar eigen ‘portefeuille’, een term die aangeeft welke onderwerpen een wethouder behartigt. Voorbeelden zijn:
• Financiën, Personeel & Organisatie
• Ruimtelijke Ordening & Openbare Werken (Grondgebiedzaken)
• Volkshuisvesting, Milieu
• Economische Zaken, Toerisme & Evenementen
• Sociale Zaken, Onderwijs, Welzijn & Sport (Bewonerszaken)

Sinds het begin van 2015 is er veel veranderd. De gemeenten kregen er toen veel taken bij die voorheen door het Rijk werden gedaan. Gemeenten werden verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen.

Herindelingsverkiezingen
De eilanden Vlieland en Schiermonnikoog horen tot de kleinste gemeenten van Nederland met resp. 1113 en 942 inwoners (per 1/5/2014). Vanwege hun bijzondere ligging zullen ze (waarschijnlijk) wel zelfstandig blijven. Veel andere kleine gemeenten zijn gefuseerd of onderdeel geworden van een grotere gemeente.

Voorafgaand aan een gemeentelijke herindeling stemmen de inwoners van de oude gemeenten gezamenlijk voor de nieuwe gemeenteraad. Deze verkiezingen vinden niet tijdens de gemeenteraadsverkiezingen plaats, maar vlak voor de herindeling. Zo mochten de inwoners van de gemeenten Groesbeek (18.891 inw. per 1/5/2014), Millingen a/d Rijn (5.912 inw.) en Ubbergen (9.404 inw.) niet op 19 maart 2014 stemmen, maar pas op 19 november van dat jaar. Op 1 januari 2015 ging de fusiegemeente verder, eerst onder de naam Groesbeek. In 2016 zal dit worden voortgezet onder de nieuwe naam Berg en Dal.


De kleuren rood, blauw en groen zijn terug te vinden in de drie oude gemeenten.
Het logo in het midden werd gebruikt voor de herindeling tot 1/1/2015. Na de herindeling werden de kleuren gemengd en werd de kleur veranderd in paars. In 2016 zal de fusiegemeente een nieuw logo krijgen.

Vragen:

  1. Velen verwachten dat in 2018 meer mensen gaan stemmen voor de gemeenteraden dan in 2014. Geef een reden waarop ze die verwachting baseren.
  2. Geef twee redenen waarom veel gemeenteraden in de afgelopen jaren groter zijn geworden.
  3. Gemeente Nederlek mag drie wethouders hebben, maar kiest voor twee wethouders. Kun je een reden bedenken waarom de gemeente dat zou doen?

Stap 6

Overige verkiezingen
Waterschapsverkiezingen
Door de eeuwen heen is Nederland zo aangepast dat het bestand is tegen de grillen van het water. Door goed waterbeheer houden wij onze voeten droog, hebben wij schoon water en is er niet teveel, maar ook niet te weinig water. De waterschappen spelen een belangrijke rol bij het waterbeheer in Nederland.

Tot 1 juli 2014 waren de waterschapsverkiezingen de enige Nederlandse verkiezingen waarbij op afstand gestemd werd via de post. Omdat de opkomst bedroevend laag is (24% in 2008), gaat het voortaan anders. Voortaan worden de waterschapsverkiezingen op dezelfde dag gehouden als de Provinciale Statenverkiezingen. Per post stemmen kan niet meer.

Eilandsraadsverkiezingen
In 2010 hielden de Nederlandse Antillen op te bestaan. Aruba, Curaçao en St. Maarten werden onafhankelijk. De drie eilanden met de minste inwoners (tussen tweeduizend en zestienduizend), Bonaire, St. Eustatius en Saba, werden elk een ‘bijzondere gemeente’ van Nederland.

De drie eilanden hebben een eigen eilandsraad die te vergelijken is met de gemeenteraad. De inwoners van deze eilanden kunnen stemmen voor de eilandsraad. St. Eustatius en Saba hebben 5 raadsleden, Bonaire heeft er 9. Aan het hoofd staat een gezaghebber, te vergelijken met onze burgemeester. De bijzondere gemeente valt rechtstreeks onder het Rijk en niet onder een provincie. Nog niet geregeld is hoe deze Nederlanders, woonachtig op een van de eilanden, kunnen deelnemen aan de Provinciale Staten- en Eerste Kamerverkiezingen.

In totaal deden 74,2% van alle inwoners aan de eilandsraadsverkiezingen mee.

Europese verkiezingen
Nederland is deel van de Europese Unie (EU). De EU wordt bestuurd door Eurocommissarissen, een voor elk deelnemend land. Het dagelijks bestuur van de EU wordt gecontroleerd door het Europees Parlement. Elk land krijgt een aantal zetels op basis van het aantal inwoners. In totaal wonen er in Europa 506 miljoen mensen. Samen zijn ze goed voor 751 zetels in het parlement. Nederland krijgt met zijn 16,8 miljoen inwoners 26 zetels. Het grootste land is Duitsland. Dat krijgt met 81 miljoen inwoners 96 zetels. Een inwoner uit een EU-land kan alleen stemmen op een kandidaat uit zijn eigen land.

De taken van de Eurocommissarissen zijn te vergelijken met die van de ministers. Het grote verschil is dat de Eurocommissarissen geen regering vormen die kan ‘vallen’. De Europese verkiezingen vinden op vaste data plaats, om de vijf jaar, en kunnen niet verschuiven.

De opkomst bij de Europese verkiezingen daalt bij elke verkiezing, van 61,99% in 1979 naar 42,54% in 2014. Het dieptepunt voor Nederland was in 1999 toen 30% ging stemmen.


Vragen:

  1. Waarom mochten we eerst wel en nu niet meer per post stemmen voor de waterschapsverkiezingen?
  2. Stel, jij bent de minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hoe zou jij het regelen dat de inwoners van de bijzondere gemeenten ook (getrapt) kunnen stemmen voor de Eerste Kamer?
  3. Noem enkele verschillen tussen de ministers en de Eurocommissarissen.

 

Stap 7

Eindproduct: Maak een grafiek voor een krant
Jij en je collega zijn redacteuren van een grote krant. Jullie maken een grafiek van de laatste verkiezingen in Nederland. Je zet de verkiezingen op een rij met de opkomsten, teruglopend van 100% tot 24%. Geef onder de gekleurde balken hieronder aan om welke verkiezingen het ging, wie er mochten stemmen, wanneer de laatste verkiezing was en wanneer de volgende te verwachten is. Hieronder vind je alle verkiezingen die er in Nederland zijn, behalve de herindelingsverkiezingen.

EK = Eerste Kamerverkiezingen
EV = Eilandsraadsverkiezingen
EU = Europese Verkiezingen
GV = Gemeenteraadsverkiezingen
TK = Tweede Kamerverkiezingen
PS = Provinciale Statenverkiezingen
WV = Waterschapsverkiezingen

Jullie baas geeft jullie een bonus als jullie er nog een leuk verhaal bij weten te bedenken (van maximaal 10 regels). Doe je best!

Begrippenlijst

Actief kiesrecht
Het mogen kiezen, het recht om je stem uit te brengen, is het actief kiesrecht.
Eerste Kamerverkiezingen
De 75 vertegenwoordigers van de Eerste Kamer worden niet rechtstreeks door de bevolking gekozen. In dit geval kiest de bevolking om de vier jaar de leden van de Provinciale Staten. De Statenleden kiezen vervolgens de leden van de Eerste Kamer. Deze manier van kiezen heet "getrapte verkiezingen".
Passief kiesrecht
Het recht om je als volksvertegenwoordiger verkiesbaar te stellen, dat is het passief kiesrecht.
Eilandsraadverkiezingen
Verkiezingen waarbij de inwoners de eilandsraad kiezen voor Bonaire, St. Eustatius en Saba die alledrie een "bijzondere gemeente" van Nederland zijn.
Directe verkiezingen
De kiesgerechtigde bevolking kiest volksvertegenwoordigers door te stemmen.
Europese verkiezingen
De Europese Unie (EU), waar Nederland deel van uitmaakt, wordt bestuurd door Eurocommissarissen. Per land één. Het dagelijks bestuur van de EU wordt gecontroleerd door het Europees Parlement. Elk land krijgt een aantal zetels op basis van het aantal inwoners. Nederland heeft 26 van de 751 zetels. De Europese verkiezingen vinden op vaste data om de vijf jaar plaats.

Bevoegdheden parlement

Leerdoelen

De leden van de Eerste en Tweede Kamer controleren de regering en stellen wetten vast. In deze opdracht gaat het over hoe dat in zijn werk gaat. Welke rechten en middelen heeft het parlement om zijn taken uit te voeren? Verder komt aan de orde hoe een nieuwe Tweede Kamer en een nieuwe regering tot stand komen in Nederland.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen welke bevoegdheden de Tweede Kamer heeft om zijn controlerende en wetgevende macht uit te oefenen.
  • Uitleggen welke bevoegdheden de Eerste Kamer heeft om zijn controlerende en wetgevende macht uit te oefenen.
  • Vertellen welke stappen een wetsontwerp doorloopt voordat het een wet wordt.
  • Uitleggen hoe in Nederland een nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet worden samengesteld en geïnstalleerd.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht doe je de Binnenhofquiz.
Hiermee laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De oplossing van de quiz laat je nakijken door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: Zijn alle vragen van de quiz correct beantwoord?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de taken van de Tweede Kamer.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over de Eerste Kamer.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over hoe een wet tot stand komt.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over de de kabinetsformatie, de coalitie en het regeerakkoord.
Stap 5 Alleen De "Binnenhofquiz" maken.

Benodigdheden
De Binnenhofquiz .

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

De taken van de Tweede Kamer
Kijk naar het eerste fragment uit “Hoe werkt de Tweede Kamer?”


Vragen:

  1. Hoe noem je een groep Tweede Kamerleden die namens dezelfde politieke partij in de Kamer zitten?
  2. In het eerste fragment worden drie taken van de Tweede Kamer genoemd. Een van die taken is het vertegenwoordigen van de inwoners van Nederland. Wat zijn de andere twee taken?
  3. Hoe krijgen Tweede Kamerleden voldoende informatie over de onderwerpen waarmee ze zich in de kamer bezig houden?

Lees nu de onderstaande tekst.

Om hun taken uit te kunnen voeren, hebben de leden van de Tweede Kamer verschillende rechten. Dat zijn:
  • Recht van amendement.
    Dat is het recht om wijzigingen aan te brengen in een wetsvoorstel dat door een minister of staatssecretaris is opgesteld en ingediend in de Tweede Kamer.
  • Recht van interpellatie.
    Dat is het recht om vragen te stellen aan een minister of staatssecretaris of hem ter verantwoording te roepen.
  • Recht van initiatief.
    Dat is het recht om zelf een wetsontwerp te maken en in te dienen in de Tweede Kamer (hoe wetsontwerpen gemaakt worden en wetten worden, zul je in stap 3 zien).
  • Recht van budget.
    Dat is het recht om de inkomsten en uitgaven van de regering (de rijksbegroting) te beoordelen en daarna goed of af te keuren.
  • Recht van enquête.
    Dat is het recht om zelf, onafhankelijk van de regering, een diepgaand onderzoek te doen naar een zaak. De belangrijkste onderzoeken door de Tweede Kamer heten parlementaire enquêtes.

 

Kijk nu naar het tweede fragment uit “Hoe werkt de Tweede Kamer?”


Vragen:

  1. Dankzij welk recht kan de Tweede Kamer een minister of
    staatssecretaris dwingen om af te treden?
  2. Welke rechten kun je koppelen aan de twee taken uit het antwoord
    op vraag 2?

Stap 2

Wat de Eerste Kamer mag en moet doen
De Eerste Kamer heeft het recht van budget, enquête en interpellatie, maar niet van initiatief.
Kijk naar het eerste fragment van de film “Goedkeuren, afkeuren en vergaderen” van SchooTV tot 1:00 minuut.


Vragen:
  1. Wat mag de Eerste Kamer niet doen met een wetsontwerp dat door de Tweede Kamer is aangenomen?
  2. En wat dan wel?
  3. Welk recht heeft de Eerste Kamer dus niet behalve het recht van initiatief?
  4. Waarom wordt de Eerste Kamer ook wel Chambre de Réflexion (zaal van overdenking, van het nadenken) genoemd?

Stap 3

Van wetsontwerp tot wet
Je hebt al gezien dat eerst de leden de Tweede Kamer wetsontwerpen behandelen en daarna de leden van de Eerste Kamer.
Maar hoe komt een wetsontwerp tot stand voor het in de Tweede kamer komt? Dat gaat zo:
Als een minister of staatssecretaris een nieuwe wet wil, dan wordt op het betreffende ministerie een wetsontwerp gemaakt, een wetsvoorstel. Als het naar de wens is van de minister of staatssecretaris, dan gaat het naar de ministerraad. Als alle ministers het wetsontwerp steunen, gaat het naar de Raad van State, een adviesraad met rechters. Die raad gaat na of het wetsontwerp uitvoerbaar is en niet tegen de Grondwet in gaat. Keurt de Raad van State het wetsontwerp goed, dan gaat het naar de Tweede Kamer.

Kijk naar het derde fragment uit “Hoe werkt de Tweede Kamer?


Bekijk nu het tweede fragment van “Goedkeuren, afkeuren en vergaderen” van SchoolTV (Bekijk van 1:01 tot het einde van de film).

Pas als beide Kamers een wetsvoorstel aannemen en er een handtekening van het kabinet en de koning onder staan is het een wet. Ten slotte maakt het Staatsblad de wet bekend. Pas na publicatie van de wet moet de wet door iedereen worden nageleefd.

Vragen:

  1. Welke twee rechten van de Tweede Kamer komen volgens jou aan bod?
  2. Waar gaat het wetsontwerp naartoe als het door de Eerste kamer is goedgekeurd?
  3. Wat gebeurt er dan met het wetsontwerp?
  4. Wie mag de tekst van een wetsontwerp dat door alle ministers en de Raad van State is goedgekeurd nog wijzigen voor het een wet wordt?

Stap 4

Kabinetsformatie, coalitie en regeerakkoord
Kijk naar het onderstaande videofragment “De formatie van een kabinet”.


Tot de kabinetsformatie van 2012 werden informateurs en formateurs benoemd door de koning(in). In 2012 werd dat voor het eerst gedaan door de Tweede Kamer. Eerst werden twee informateurs aangesteld. Toen zij hun werk gedaan hadden, benoemde de Tweede Kamer de heer Rutte als formateur. Na zijn werk als formateur werd hij premier van het nieuwe kabinet.

Vragen:

  1. Wat is de taak van de informateur bij een kabinetsformatie?
  2. Welke partij of partijen vormen meestal de regeringscoalitie?
  3. De formateur is in de regel de lijsttrekker van de . . . . partij.
  4. Wat is de taak van de formateur?
  5. Wat voor baan krijgt de formateur meestal als hij hiermee klaar is?
  6. Wat is een regeerakkoord?

 

Stap 5

Binnenhofquiz
Je hebt gezien dat de leden van de Eerste en de Tweede Kamer wetgevende taken hebben en het doen en laten van de regering controleren. Je hebt gezien welke bevoegdheden, hier aangeduid als ‘rechten’ ze hiervoor hebben. Je hebt gezien hoe een wet tot stand komt en ten slotte heb je gezien hoe een nieuw kabinet wordt gevormd nadat er Tweede Kamerverkiezingen hebben plaatsgehad.

Om te testen of deze kennis is blijven hangen, maak je de Binnenhofquiz . Open het Worddocument met de quiz. Lees de zinnen en vul de ontbrekende woorden in. Noteer van ieder woord de letter die is aangegeven.

Als je de juiste letters hebt genoteerd, zie je dat de naam van één van de drie machten uit de Trias Politica verschijnt.

Klaar?
Laat je ingevulde Binnenhofquiz door je docent nakijken.

Begrippenlijst

Eerste Kamer
De Eerste Kamer, of Senaat, vormt samen met de Tweede Kamer de Staten-Generaal en heeft 75 zetels. De leden worden voor vier jaar gekozen door de leden van de Provinciale Staten van de provincies. Alle wetten moeten door de Eerste Kamer worden beoordeeld en goedgekeurd.
Tweede Kamer
De Tweede Kamer, of Volksvertegenwoordiging, vormt samen met de Eerste Kamer de Staten-Generaal. De Tweede Kamer maakt samen met de regering wetten en controleert de regering. De 150 leden worden voor vier jaar rechtstreeks door de bevolking gekozen.
Wetsontwerp / wetsvoorstel
Een voorstel, vergezeld van een toelichting, van een minister of een lid van de Tweede Kamer voor een nieuw aan te nemen wet. Het wetsvoorstel moet vervolgens aangenomen worden door de Tweede Kamer en de Eerste Kamer.
Ministerraad
Volgens de Grondwet vormen de ministers samen de ministerraad. De ministerraad besluit over het algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van het beleid.
Raad van State
De Raad van State (RvS) is een adviesraad met rechters. Als een wetsvoorstel door alle ministers wordt gesteund gaat de Raad van State na of het uitvoerbaar is en niet tegen de grondwet in gaat. Na goedkeuring gaat het naar de Tweede Kamer.
Recht van amendement
De Tweede Kamer heeft sinds 1848 het recht van amendement, dat wil zeggen de mogelijkheid om wijzigingen (verbeteringen) aan te brengen in een wetsvoorstel.

Liberalisme

Leerdoelen

In de 19e eeuw ontstond in Nederland de politieke stroming van het liberalisme. In deze les ga je zien wat liberalisme is, uit welke mensen de aanhang van deze stroming bestond en welke rol liberalen onder leiding van Thorbecke speelden bij het ontstaan van de parlementaire democratie in Nederland.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Beknopt omschrijven wat liberalisme is.
  • Vertellen welke groep of groepen Nederlandse burgers aanhanger werden van het liberalisme.
  • Uitleggen wat liberale grondrechten zijn en kun je er enkele noemen.
  • Uitleggen welke rol de liberalen onder leiding van Thorbecke speelden bij de herziening van de grondwet in 1848.
  • Vertellen hoe het liberalisme na 1848 is blijven voortleven in het politieke bestel in Nederland.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een conceptkaart over de rol van het liberalisme bij de democratisering van Nederland. Voor het maken van deze conceptkaart krijg je van je docent een lijst van 22 begrippen en namen. Een conceptkaart is een visuele voorstelling van een onderwerp en de bijbehorende begrippen, zie Stap 4. Met je conceptkaart laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
De conceptkaart wordt beoordeeld door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: laat de conceptkaart zien dat je begrepen hebt hoe de begrippen onderling samenhangen.
  • De vorm: is de conceptkaart met zorg gemaakt.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over het liberalisme.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over de grondwetswijziging van 1848.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over het liberalisme na 1848.
Stap 4 Samen met een studiegenoot Een conceptkaart tekenen door verbanden te leggen tussen begrippen en namen uit de opdracht.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over het Liberalisme.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, uit de Kennisbank Ontstaan parlementaire democratie de pagina's over het liberalisme.
KB: Ontstaan parlementaire democratie
KB: Ontstaan parlementaire democratie (pagina 4)

Zorg dat je na het bestuderen van de pagina's antwoord kunt geven op de volgende vraag:

Noem één van de sociale wetten waarvoor liberale politici rond 1900 verantwoordelijk waren.

 

Stap 1

Weinig overheid, veel vrijheid
De opkomst, achtergronden en belangrijkste uitgangspunten van het liberalisme worden goed en overzichtelijk gepresenteerd in het filmpje “Liberalisme”.


Vragen:

  1. Hoe zou je het woord “liberalisme” het best kunnen vertalen?
  2. Wat heeft volgens John Locke ieder mens van nature?
  3. Wanneer zou de economie volgens Adam Smith het beste draaien?
  4. Wat is de kerngedachte van het liberalisme?
  5. Wat betekent die kerngedachte voor het bestuur van een land?
  6. Wat betekent die kerngedachte volgens Smith voor de economie?
  7. En wat betekent die kerngedachte voor de cultuur?
  8. In de film wordt gesproken van verschillende rechten voor iedereen. Noem er twee.

Stap 2

De grondwetswijziging van 1848
Volgens de film in Stap 1 had het liberalisme grote invloed op de Franse Revolutie in 1789 en de vorming van de Verenigde Staten in 1776. Ook in Nederland werd de liberale invloed merkbaar. Het liberalisme kreeg steeds meer aanhang en dat bleef niet zonder gevolgen voor het landsbestuur van Nederland.

Vanaf 1815 maakte de koning de dienst uit. De meeste leden van het parlement stonden achter het beleid van de koning. Maar vanaf 1840, toen Willem II koning was, kwamen er steeds meer liberalen in de Tweede Kamer. Die voerden onder leiding van Johan Thorbecke harde oppositie tegen het beleid van de koning en eisten herziening van de grondwet.
Deze herziening moest de burgers in Nederland meer inspraak geven in het landsbestuur van Nederland en de positie van het parlement en regering verstevigen. De Tweede Kamer kreeg het recht van amendement (het recht om wetsvoorstellen van de regering te wijzigen) en van initiatief (om zelf wetsvoorstellen in te dienen). De Eerste Kamer heeft alleen het recht om wetsvoorstellen goed te keuren of te verwerpen.
Verder werden er in de grondwet liberale grondrechten voor burgers opgenomen. Denk aan vrijheid van godsdienst, persvrijheid en het recht van vereniging en vergadering. Ten slotte wilden ze de grondwet zó wijzigen dat meer burgers kiesrecht kregen.

In 1844 probeerden Thorbecke en acht andere Kamerleden deze wijzigingen in de grondwet door te voeren. Zonder succes, Willem II hield het tegen. Vier jaar later probeerden Thorbecke en zijn geestverwanten het opnieuw.

Vragen:

  1. Op welke liberale denker kon Thorbecke zich beroepen als hij pleitte voor minder macht voor de koning en meer voor het parlement en vrijheid voor het individu?
  2. In het filmfragment worden enkele rechten genoemd die in de grondwet van 1848 werden opgenomen. Noem er twee.
  3. Wat moest volgens Thorbecke de rol van de overheid zijn in de economie van Nederland?
  4. Aan welke liberale denker ontleende Thorbecke deze opvatting?
  5. Met welke zaken mag en moet de overheid zich nog wel bemoeien volgens Thorbecke en zijn geestverwanten?

Stap 3

Liberalisme na 1848
Tussen 1848 en zijn overlijden in 1872 was Thorbecke afwisselend premier van Nederland en oppositieleider. Daarna ontstonden twee liberale politieke partijen omdat de liberalen geen eenheid vormden. Dat waren de tamelijk behoudende Liberale Unie, opgericht in 1885 en de partij van progressieve liberalen, de Radicale Bond. Aanhangers van de Liberale Unie waren mensen die tot de hogere burgerij hoorden, welgestelden met een hoog inkomen zoals ondernemers, handelaars, rijke boeren in het noorden van het land en mensen met een vrij beroep (van dokter bijvoorbeeld of van advocaat). Het waren allemaal mensen die het prettig vonden als de overheid hen en hun bezittingen met rust liet door geen al te hoge of helemaal geen belastingen te heffen en door hen weinig regels op te leggen.

Tot 1918 speelden liberalen van de Liberale Unie, later omgedoopt tot Liberale Staatspartij en weer later tot Partij van de Vrijheid een hoofdrol in de Nederlandse politiek.

De laatste liberale premier in Nederland was Cort van der Linden. Hij was premier van 1913 tot 1918. Daarna speelden liberalen in het politieke bestel van Nederland een bijrol.

In 1948 werd de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie of kortweg VVD opgericht. Dat was een nieuwe versie van de Partij van de Vrijheid. De VVD kreeg steeds meer aanhang en maakte vanaf 1959 vaak deel uit van een regeringscoalitie. In 2010 werd Mark Rutte zelfs de eerste liberale premier sinds 1918.

In 1966 richtten mensen met progressieve liberale ideeën onder leiding van Hans van Mierlo en Hans Gruijters D(emocraten)’66 op.

Twee vragen en een zoekopdracht:

  1. De Liberale Unie en haar opvolgers streven naar lagere belastingen voor bedrijven en individuen en minder regels die bovendien minder ingewikkeld zijn voor bedrijven. Waarom?
  2. Van welk grondrecht in de grondwet maakten Hans van Mierlo en Hans Gruijters gebruik toen ze een nieuwe politieke partij oprichtten?

Zoekopdracht

  1. Op www.vvd.nl/standpunten van de VVD vind je 132 standpunten van de VVD over zestien verschillende onderwerpen. Die onderwerpen staan rechts op de webpagina. Als je bijvoorbeeld op “Onderwijs” klikt, zie je de standpunten die de VVD heeft over onderwijs.
    • Zoek op deze site naar twee voorbeelden van een standpunt waar John Locke het mee eens zou zijn geweest.
    • Zoek ook naar twee standpunten waar Adam Smith het mee eens zou zijn geweest.
    • Zoek naar twee standpunten die te maken hebben met cultuur.

Tip: Zoek niet alle 132 standpunten af maar klik eerst rechts op de pagina op een onderwerp dat je doet denken aan Locke, Smith of cultuur. Dan krijg je alleen standpunten te zien die te maken hebben met het onderwerp dat je hebt aangeklikt en dat maakt het zoeken een stuk makkelijker en vooral sneller.

Stap 4

Conceptkaart
Je hebt gezien wat liberalisme is en kennis gemaakt met de opvattingen van twee belangrijke liberale denkers, John Locke en Adam Smith. Je hebt gezien dat het liberalisme ook in Nederland een rol is gaan spelen in het politieke bestel en hoe dat door de inzet van Thorbecke en zijn geestverwanten heeft geleid tot de invoering van een parlementaire democratie in Nederland.

Je gaat deze kennis verwerken door het in kaart te brengen. Niet door een landkaart te tekenen of een landkaart in te kleuren, maar door verbanden te leggen tussen begrippen en namen die je in deze les bent tegengekomen. Die verbanden kunnen zijn: oorzaak en gevolg, herkomst, overeenkomst, enzovoort. Je krijgt van je leerkracht een lijst met 22 begrippen en namen.


Met deze begrippen en namen ga je de conceptkaart maken. Zet in het midden hiervan het begrip “Grondwetswijziging van 1848”. Daaromheen zet je de andere begrippen en de namen. Teken lijnen tussen de begrippen en namen. Bij elke lijn vermeld je het soort verband dat er volgens jou bij hoort. Bijvoorbeeld: Tussen A en B trek je een lijn omdat A en B een overeenkomst met elkaar hebben of omdat B de oorzaak is van A. Verwerk zoveel mogelijk van je kennis in de conceptkaart. Laat zien wat je weet!

Klaar?
Laat jullie conceptkaart beoordelen door jullie docent.

Begrippenlijst

Liberalisme
Het liberalisme is een stroming in de maatschappij die ontstond in de tweede helft van de negentiende eeuw. Het heeft als uitgangspunt de vrijheid van de individu. Dit betekent dat de overheid zo min mogelijk moet ingrijpen in de economie en het maatschappelijk leven.
Grondwet
De Grondwet is het belangrijkste staatsdocument van Nederland. In de Grondwet staan de regels voor onze staatsinrichting en voor de grondrechten van de burgers. Andere wetten moeten de bepalingen van de Grondwet in acht nemen. De Grondwet heeft acht hoofdstukken en een bijlage met toegevoegde artikelen.
Gegoede burgerij
Welgestelde burgers met een hoog inkomen, zoals ondernemers, handelaars, rijke boeren in het noorden van het land en mensen met een vrij beroep, zoals dokter of advocaat. Deze mensen vonden het prettig als de overheid hen zo weinig mogelijk belasting en regels oplegde.
Liberale Unie
Politieke partij die was opgericht in 1885 en bestond tot 1918 en een hoofdrol speelde in de Nederlandse Politiek. Er waren vooral mensen uit de hoge burgerij lid van.
Grondwetswijziging
Wijziging in de Grondwet. Voor een wijziging in de Grondwet is een tweederde meerderheid aan stemmen in het parlement vereist.
Thorbecke
Nederlands liberaal staatsman (1798-1872). Thorbecke ontwierp in 1848 een compleet nieuwe grondwet. Vanaf toen was niet langer de koning, maar waren de ministers verantwoordelijk voor het regeringsbeleid.

Abraham Kuyper

Leerdoelen

In de 16e eeuw verspreidde de protestantse godsdienst zich in Nederland. Deze godsdienst werd zelfs de belangrijkste in Nederland. Hoe deze godsdienst aan het einde van de 19e eeuw ook in de Nederlandse politiek een vaste plaats kreeg en welke rol Abraham Kuyper hierin speelde, laat deze les zien. Ook zul je zien hoe het gedachtegoed van Kuyper en zijn geestverwanten nog steeds voortleeft.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen hoe Nederland een grotendeels protestants land is geworden.
  • Vertellen wanneer de emancipatie van de protestanten op gang kwam.
  • Uitleggen wat een confessionele partij is en waarom de ARP en zijn opvolger, het CDA, confessioneel zijn.
  • Vertellen wat bedoeld wordt met de term ‘kleine luyden’.
  • Uitleggen wie Abraham Kuyper was en waar hij voor stond.
  • Uitleggen hoe het gedachtegoed van de ARP tot op de dag van vandaag voortleeft in de Nederlandse politiek.
  • Enkele voorbeelden noemen van sporen van het nalatenschap van Kuyper en de ARP die nu nog te vinden zijn.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je een puzzel. Alle woorden die je invult, hebben te maken met de geschiedenis van de protestante stroming in Nederland en zijn rol in de Nederlandse politiek.
Door de puzzel goed op lossen, laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Je docent beoordeelt de antwoorden op de vragen die in deze les worden gesteld en de oplossing van de puzzel.
Bij de beoordeling van de antwoorden op de vragen en de puzzel let je docent op:

  • De inhoud: Heb je alle vragen correct beantwoord? Heb je de puzzel goed opgelost? Heb je daarmee laten zien dat je de leerdoelen hebt bereikt?
  • De vorm: Zijn de antwoorden op de vragen helder?
  • Taalfouten: Bevatten de antwoorden op de vragen niet teveel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over hoe Nederland een (grotendeels) protestants land werd.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over Abraham Kuyper en de ARP.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de overgang van ARP naar CDA.
Stap 4 Alleen Een puzzel maken over hoe Nederland een protestants land werd.

Benodigdheden
  • Een blad met de puzzel die je moet invullen
  • Pen of potlood.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over Abraham Kuyper
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, uit de Politiek-maatschappelijke stromingen de pagina's over Abraham Kuyper.
KB: Politiek-maatschappelijke stromingen

Zorg dat je na het bestuderen van de pagina's antwoord kunt geven op de volgende vraag:

Abraham Kuyper richtte de eerste politieke partij van Nederland op.
Hoe heette die partij?

 

Stap 1

Hoe Nederland een (grotendeels) protestants land werd.
Er was een tijd dat in Nederland alleen de rooms-katholieke godsdienst was toegestaan. Wie een andere godsdienst aanhing of het niet eens was met leerstellingen van de rooms-katholieke godsdienst en er openlijk voor uitkwam, werd streng gestraft door de Inquisitie, de kerkelijke rechtbank.
Toch durfden mensen overal in Europa zich te verzetten tegen de paus, de leider van de rooms-katholieke kerk, en uit te komen voor hun eigen opvattingen.

In de eerste helft van de 16e eeuw nam het verzet tegen de kerk toe. Verschillende groepen scheidden zich van de rooms-katholieke kerk af en stichtten eigen kerken. Deze kerken werden protestantse kerken genoemd omdat ze ontstaan zijn als protest tegen het gezag van de rooms-katholieke kerk en tegen de rooms-katholieke geloofsleer. Samen vormen ze een nieuwe stroming binnen het christendom, het protestantisme.

We noemen twee protestantse kerken:

  • De lutheraanse kerk, gesticht door de Duitse geestelijke Maarten Luther (1483-1546). Hij keerde zich van de paus af omdat hij het niet eens was met enkele leerstellingen van de rooms-katholieke godsdienst. Ook was hij fel gekant tegen de verkoop door de rooms-katholieke kerk van aflaten (een aflaat is kwijtschelding voor god van straffen in het hiernamaals). Met deze verkoop wilde de kerk de bouw van de Sint Pieterskerk in Rome bekostigen.
  • De calvinistische kerk, gesticht door de Zwitser Johannes Calvijn (1509-1564). Ook Calvijn keerde zich tegen de paus vanwege onenigheid over bepaalde rooms-katholieke opvattingen en leerstellingen.

Luther en Calvijn kregen in Nederland veel aanhangers, Calvijn nog de meeste. In Nederland werd uiteindelijk de meerderheid van de bevolking protestants.

In die tijd was de rooms-katholieke koning van Spanje de baas in Nederland en werden protestanten vervolgd, vooral na 1550. Voor Nederlanders was dat de aanleiding om in 1568 in opstand te komen tegen de Spaanse koning. Ze wilden vrijheid van godsdienst. De opstandelingen wilden zich afscheiden van het Spaanse koninkrijk. Deze Opstand, ook bekend als de Tachtigjarige Oorlog, eindigde in 1648 met de Vrede van Münster. Toen werd Nederland als onafhankelijk en soeverein land erkend en kregen de Nederlandse burgers vrijheid van godsdienst.

In 1571, toen de Opstand al aan de gang was, werd in Emden in Oost-Friesland de Nederduitsch Gereformeerde Kerk opgericht. In 1816, een jaar nadat hij koning van Nederland was geworden, maakte Willem I van deze kerk de staatskerk van Nederland. Daardoor werd het geloof dat deze kerk uitdroeg de staatsgodsdienst van Nederland. Zelf werd Willem I leider van de staatskerk. Hij veranderde de naam van de staatskerk in Nederlands Hervormde Kerk.

Vragen:

  1. Waarom werd en wordt de godsdienstige stroming van onder meer Luther en Calvijn “protestantisme” genoemd?
  2. Waarom raakte Nederland bekend als een calvinistisch land?

Stap 2

Abraham Kuyper en de ARP
Toch waren niet alle protestanten even tevreden over de staatskerk. Ze raakten onderling verdeeld door ruzies over hun geloofsleer. Dat leidde tweemaal tot het ontstaan van een nieuwe protestantse kerk naast de staatskerk.

De eerste nieuwe kerk was de Christelijk Gereformeerde Kerk. De grondlegger hiervan was de predikant Hendrik de Cock (1801-1842). Hij werd in 1823 predikant en werkte in verschillende gemeentes in Groningen. Als predikant van het Groningse Ulrum werd hij door zijn preken tot in de verre omtrek enorm populair. In zijn preken gaf hij zijn collega-predikanten er flink van langs. Ze zouden volgens hem echtbreuk plegen, zich schuldig maken aan meineed en niet streng genoeg zijn in de leer. Het leverde hem ruzies op met zijn collega’s en met de Nederlands Hervormde Kerk.
Nadat deze kerk hem in 1834 zijn baan had afgenomen, begon hij voor zichzelf te werken als predikant. Andere ontevreden predikanten volgden zijn voorbeeld. Deze uittocht van predikanten staat bekend als de Afscheiding of Wederkeer. Samen vormden de afgescheiden predikanten een nieuwe kerk, de Christelijk Gereformeerde Kerk. In 1848 erkende koning Willem II deze kerk.

De andere nieuwe kerk ontstond nadat in 1886 steeds meer predikanten zich afscheidden van de Nederlands Hervormde Kerk. De afscheiding werd aangevoerd door Abraham Kuyper (1837-1920) die toen predikant was van de Hervormde Gemeente Amsterdam. De gemeenten die uit de staatskerk stapten, werden dolerende (droevige of klagende) kerken genoemd en de afscheiding raakte bekend als de Doleantie. De afgescheiden gemeenten verenigden zich in de Nederduits Gereformeerde Kerk.

In 1892 gingen deze gemeenten samen met gemeenten uit de Christelijk Gereformeerde Kerk op in de Gereformeerde Kerken in Nederland. Toen bleef er dus één protestants alternatief over.

Streven naar emancipatie
Behalve de onderlinge verdeeldheid was er ook de protestantse ontevredenheid over het landbestuur van Nederland. Veel protestanten vonden dat het bestuur hun belangen niet vertegenwoordigde en hen in de kou liet staan. Men streefde naar een volwaardige positie in de maatschappij, of anders gezegd: naar emancipatie.
Een van de voortrekkers bij dit streven naar emancipatie was Abraham Kuyper.

Kuyper werd in 1837 geboren. In 1863 werd hij predikant. En Kuyper was op meer fronten actief. Zo richtte hij De Standaard op, een protestants dagblad dat later het lijfblad van de antirevolutionairen werd. Van 1872 tot aan zijn dood in 1920 was hij er hoofdredacteur. Hij was de grondlegger van de Vrije Universiteit in Amsterdam en werkte er als hoogleraar en als rector. Van 1874 tot 1877 was hij lid van de Tweede kamer. Daarna werkte hij weer als predikant. In 1879 richtte hij de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) op. Net als Kuyper zelf waren de meeste leden van deze nieuwe partij ook lid van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Van 1894 tot 1901 was hij weer lid van de Tweede Kamer. In 1901 werd hij minister van Binnenlandse zaken, tot 1905. Kuyper bleef tot aan zijn dood een grote rol spelen in de Nederlandse politiek.

Wat wilde Kuyper als politicus en met zijn politiek partij bereiken? Kijk naar de twee films en beantwoord dan de vragen:

 


Je vraagt je misschien af waarom de partij van Kuyper Anti-Revolutionaire Partij was gaan heten? Het zit zó: De term “antirevolutionair” was bedacht door de politicus Groen van Prinsterer (1801-1876) Hij was tegen de ideeën van de Franse Revolutie waarin vrijheid, gelijkheid, het streven naar democratie en scheiding van kerk en staat centraal stonden. Dat Kuyper het (grotendeels) met hem eens was, liet hij blijken door deze term op te nemen in de naam van zijn partij.

Vragen:

  1. Tot welke politieke stroming hoorden de leden van de regering in Nederland voordat de ARP werd opgericht?
  2. Wat is een confessionele politieke partij en wat is een seculiere politieke partij?
  3. Waarom waren de confessionelen niet tevreden over het onderwijsbeleid van de regering?
  4. Wat wordt bedoeld met de term “kleine luyden”?
  5. Waarom wilde de ARP dat meer mensen stemrecht kregen?
  6. Groen van Prinsterer zei eens: “In plaats van de Revolutie, het evangelie!” Naar welke revolutie verwees hij daarbij?

Stap 3

Van de ARP naar het CDA
Hoe het verder ging met de ARP
De ARP had te maken met onderlinge ruzies en afsplitsingen. Zo kregen Kuyper en parlementair leider De Savornin Lohman ruzie met elkaar over de vraag of het kiesrecht moest worden uitgebreid of niet. Kuyper was voor, De Savornin Lohman niet. In 1898 verliet De Savornin Lohman de ARP en richtte de Vrij-Anti-revolutionairen op. Uit die partij ontstond in 1908 de Christelijk Historische Unie (CHU). De meeste aanhangers van deze partij waren lid van de Nederlands Hervormde Kerk.

Een andere afsplitsing deed zich voor in 1905. Toen verlieten leden van de ARP de partij uit onvrede met het regeringsbeleid waarvoor ook de ARP verantwoordelijk was. De ontevreden leden gingen verder in de vooruitstrevende Christen-Democratische Partij (CDP). De CDP fuseerde vervolgens in 1926 en vormde uiteindelijk in 1945, samen met twee andere partijen, de PvdA.
De jaren ’60 waren niet best voor de confessionele partijen. Door ontzuiling en ontkerkelijking liepen de ledenaantallen terug en trokken ze minder stemmen bij verkiezingen. In 1967 begonnen de ARP, de CHU en de Katholieke Volkspartij (KVP) onderhandelingen over een fusie van deze drie partijen. In 1980 was het zover en gingen de confessionele partijen samen verder als het Christen Democratisch Appèl (CDA).

Nalatenschap Kuyper en ARP De ARP mag dan wel niet meer bestaan, toch zijn er in Nederland nog sporen te vinden van wat er (mede) door de ARP en zijn voorman Abraham Kuyper is bereikt.

Drie voorbeelden:

  • De Vrije Universiteit in Amsterdam bestaat nog steeds.
  • Alle scholen, openbare en bijzondere (protestantse, katholieke, islamitische), worden sinds 1917 door de overheid betaald. Kuyper en de ARP hebben daar samen met de rooms-katholieke partij RKPN hard voor gevochten in de zogenaamde Schoolstrijd.
  • Kuyper en sommige van zijn partijgenoten (en ook de RKPN) wilden uitbreiding van het kiesrecht. Die uitbreiding is er ook gekomen, eveneens in 1917. Toen werd algemeen kiesrecht voor alle volwassen mannen ingevoerd en twee jaar later ook algemeen kiesrecht voor alle volwassen vrouwen.

Vragen:

  1. Welk geloof zouden veel, zo niet de meeste studenten aan de Vrije Universiteit hebben?
  2. Waarom zouden de “kleine luyden” nu tevreden zijn over het nalatenschap van de ARP?

Uitzoekvraagje:
Dat de ARP en het CHU zijn opgegaan in het CDA wil nog niet zeggen dat er nu geen protestantse politieke partijen meer zijn in Nederland.
Want kijk op www.parlement.com onder het kopje “Partijen in de Tweede en Eerste Kamer”.

  1. Welke protestantse partijen zijn er?

Stap 4

Puzzel
Je hebt gezien hoe Nederland een protestants land werd ondanks onderdrukking en vervolging tijdens de Opstand. Je hebt ook kennis gemaakt met Abraham Kuyper, zijn Anti-Revolutionaire Partij en het gedachtegoed van deze partij. Je laat nu zien dat je deze kennis paraat hebt door deze puzzel op te lossen. Je krijgt een omschrijving van een woord. Dat woord vul je in. Je kijkt in de kolom daarachter welke letter je nodig hebt en die letter zet je in de laatste kolom.

Als je hiermee klaar bent, moeten de letters in de kolom helemaal rechts van boven naar beneden een woord vormen waarmee (aanhangers van) christelijke politieke partijen worden aangeduid. Om je een voorbeeld te geven is de eerste rij al ingevuld.

Klaar? Laat je oplossing aan je docent zien.

Begrippenlijst

Protestantisme
Kerkelijke stroming die in de eerste helft van de 16e eeuw ontstond als protest tegen het gezag van de rooms-katholieke kerk.
Confessionele partij
Politieke partij die zijn doelstellingen baseert op een religie.
Seculiere partij
Politieke partij die zijn doelstellingen baseert op wereldse basis en niet op een religie.
Anti Revolutionaire Partij (ARP)
Politieke Partij die in 1879 werd opgericht door Abraham Kuyper. De leden waren meestal lid van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
Kleine luyden
Kleine luyden betekent "gewone mensen" en is de bevolkingsgroep die zich onder leiding van Abraham Kuyper in de Negentiende eeuw losmaakte van de Nederlandse Hervormde Kerk. Abraham Kuyper gebruikte de term "kleine luyden" om er de nederigheid van zijn achterban mee te benadrukken.
Abraham Kuyper
Predikant en politicus (1837 - 1920) die streefde naar eeen volwaardige positie van protestanten in de maatschappij. In 1879 richtte hij de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) op en hij was van 1901 tot 1905 minister van Binnenlandse Zaken. De Vrije Universiteit in Amsterdam werde ook door hem opgericht.
Cristen Democratisch Appèl (CDA)
Politieke partij die werd opgricht in 1967 en ontstond door een fusie van drie confessionele partijen: de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), de Christelijk Historische Unie (CHU) en de Katholieke Volkspartij (KVP) op.

Sociaal democratie

Leerdoelen

Na de Industriële Revolutie in de 19e eeuw werd ook in Nederland meer en meer in fabrieken gewerkt. Er ontstond een nieuwe klasse van fabrieksarbeiders. De slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders en hun families lagen aan de basis van een nieuwe politieke stroming, die van het socialisme en sociaaldemocratie. Daarover gaat deze opdracht.

Aan het eind van deze les kun je:

  • In het kort omschrijven wat socialisme en sociaaldemocratie is.
  • Een verschil noemen tussen het socialisme en het communisme.
  • Uitleggen hoe de SDB en de SDAP in Nederland de positie van arbeiders in Nederland wilden verbeteren.
  • Vertellen wie Jelle Troelstra was.
  • Vertellen welke rol de sociaaldemocratie nu nog speelt in de Nederlandse politiek.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht doe je samen met een klasgenoot mee aan een spel dat Vraag en antwoord ketting heet.
Met dit spel mee laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Door jullie het spel Vraag en antwoord ketting te laten spelen gaat jullie docent na wat jullie weten van socialisme en sociaaldemocratie in Nederland.

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de opkomst van het socialisme en sociaaldemocratie.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over de SDB, SDAP en de mislukte revolutie van Troelstra.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de nalatenschap van de SDAP.
Stap 4 Samen met een studiegenoot Spel "Vraag en antwoord ketting" spelen.

Benodigdheden
Je krijgt een kaart met aan de ene kant een vraag en op de andere het antwoord op een andere vraag.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Opkomst van socialisme en sociaaldemocratie
Wat is socialisme en sociaaldemocratie? Kijk voor een uitleg van het ontstaan, de idealen en de werkwijze naar het filmfragment ‘Socialisme’. Beantwoord na het kijken de vragen.


Vragen:

  1. Waaraan kon Karl Marx zien dat het slecht ging met de arbeidersklasse?
  2. Uit wat voor mensen bestond de gegoede burgerij?
  3. Waarom werd de gegoede burgerij steeds rijker terwijl de arbeidersklasse arm bleef?
  4. Welk doel streefden Marx /de socialisten na voor de arbeiders?
  5. Hoe moest volgens Marx dit doel worden bereikt?
  6. Waarom is dat uiteindelijk niet gebeurd?
  7. Hoe wilden de sociaaldemocraten dit doel bereiken?

Stap 2

SDB, SDAP en de mislukte revolutie van Troelstra
Ook in Nederland kreeg de industrie voet aan de grond en ontstond een klasse van arbeiders. Ook hier vond het socialisme weerklank onder de arbeidersklasse. In 1881 richtte de dominee Ferdinand Domela Nieuwenhuis de Sociaal Democratische Bond op. De SDB wilde een socialistische maatschappij tot stand brengen. Als het moest door een revolutie waarbij arbeiders de macht grijpen. Alleen op die manier konden volgens de SDB de beroerde omstandigheden van de arbeiders verbeteren. Wel deed de partij mee aan verkiezingen in Nederland.

Kijk nu naar een fragment uit het filmfragment ‘Staatsinrichting – Verzuiling – Liberalen en Socialisten’.

Toen in 1900 de Sociaal Democratische Bond opging in de partij van Troelstra, wilde ook deze partij met een revolutie de arbeiders in Nederland aan de macht brengen.

Vragen:

  1. Wat wordt in het YouTube-fragment bedoeld met “sociale kwestie”?
  2. Wat deden de arbeiders om de sociale kwestie aan te pakken?
  3. Welke partij voor arbeiders richtte Pieter Jelles Troelstra op?
  4. Hoe zag de ideale maatschappij er volgens Troelstra uit?
  5. Hoe noemde Troelstra deze ideale maatschappij?
  6. Hoe moest de overheid volgens de socialisten gaan zorgen voor de armen in Nederland?
  7. Kun je hier een voorbeeld van noemen?

Kijk nu naar een fragment uit de film “Parlement” van SchoolTV (bekijk van 2:44 minuten tot het einde.)



Troelstra koos er uiteindelijk voor om langs democratische weg te streven naar een socialistische maatschappij.

Vragen:

  1. Aan wie ontleende Troelstra de idee van een revolutie waarin de arbeiders de macht grijpen?
  2. Waarom mislukte de revolutie van Troelstra?

Stap 3

Nalatenschap van de SDAP
Na 1918 bleef de SDAP volgens de regels van de democratie in Nederland haar rol spelen in Nederland behalve tijdens de Duitse bezetting van Nederland (1940-1945). Toen waren, op de NSB na, alle partijen in Nederland verboden. Eén van de leden van de SDAP was Willem Drees. Drees speelde jarenlang een grote rol in de Nederlandse politiek als voorman van de Partij van de Arbeid. Deze PvdA is ontstaan uit een fusie van de SDAP in 1946 met twee kleine partijen.

Kijk naar een fragment uit de film “Democratie in Nederland” van SchoolTV (bekijk van 0:56 tot 3:15 minuten).

Vragen:

  1. In 1946 ging de SDAP samen met twee kleine partijen. Welke naam nam de SDAP daarbij aan?
  2. Welke groep die toen deel was gaan uitmaken van deze partij splitste zich later weer af om een eigen partij te stichten?
  3. Hoe heet deze nieuwe partij?
  4. Hoe kwam Willen Drees tijdens zijn premierschap aan zijn bijnaam Vadertje Drees?
  5. Voor welke burgers in Nederland was Drees dat “vadertje”?
  6. Welk ideaal van de socialisten en sociaaldemocraten hebben Drees en zijn regering hiermee dichter bij vervulling gebracht?
  7. Volgens de Algemene Ouderdomswet, ingevoerd in 1957, hebben mensen die vanwege hun ouderdom niet meer werken recht op een uitkering van de overheid. Kun je twee andere wetten noemen die burgers recht geven op verzorging van de overheid indien nodig?

Stap 4

Vraag en antwoord ketting
Je hebt gezien hoe de politieke stroming van het socialisme en de sociaaldemocratie is ontstaan. Je kent nu ook de kernpunten uit het gedachtegoed van deze stroming. En je weet wat voor invloed deze stroming heeft gehad op de maatschappij en het politiek bestel in Nederland. Al deze kennis gaan jullie testen door mee te doen aan het spel "Vraag en antwoord ketting". Dat gaat als volgt:

  • Jullie docent heeft vijftien kaartjes gemaakt. Op ieder kaartje staat een vraag en een antwoord op een andere vraag.
  • De docent deelt jullie in groepjes van twee in en legt uit hoe het spel gespeeld gaat worden. Daarna geeft hij iedere groep een kaartje en hij houdt een kaartje voor zichzelf.
  • Het spel begint als de docent de vraag op zijn kaart voorleest. Het team dat op die vraag het antwoord in zijn hand heeft, leest dat antwoord voor en stelt vervolgens de vraag die op dat kaartje staat.
  • Hou de kaart die je hebt gekregen paraat, want op elk moment kan de vraag komen waarvan jullie het antwoord hebben. En dan is het jullie beurt om dat antwoord hardop voor te lezen en je vraag te stellen.
  • Het spel is uit zodra de vraag gesteld wordt waar jullie docent het antwoord in handen heeft.

Veel plezier met dit spel!

Begrippenlijst

Arbeider
Een arbeider of arbeidster is in het algemeen iemand die zijn of haar arbeid en vaardigheden aanbiedt in ruil voor een beloning, meestal loon geheten.
Arbeidersklasse
Sociale klasse in de maatschappij van personen die in loondienst zijn. Ze verrichten vaak handarbeid in fabrieken en werkplaatsen.
Gegoede burgerij
Welgestelde burgers met een hoog inkomen, zoals fabrikanten, ondernemers, handelaars, rijke boeren in het noorden van het land en mensen met een vrij beroep, zoals dokter of advocaat.
Socialisme
Maatschappelijk systeem dat zich aan het eind van de 19e eeuw ontwikkelde en dat gebaseerd is op gelijkheid, sociale rechtvaardigheid en solidariteit, met een eerlijke verdeling van macht en goederen en een sterke rol van de staat
Sociaaldemocratie
Stroming in de politiek en de maatschappij die streeft naar gelijkheid en gelijkwaardigheid voor de arbeidersklasse door verbetering van hun rechten en sociale wetgeving.
Socialistische maatschappij
Een maatschappij waarin alle productiemiddelen in handen zijn van de staat en alle mensen gelijk zijn aan elkaar.
Sociaal Democratische Bond (SDB)
Radicale socialistische partij, in 1881 opgericht door Domela Nieuwenhuis.
Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP)
Gematigde socialistische partij, opgericht in 1894 door P.J. Troelstra.

RKSP - Schaepman

Leerdoelen

Deze opdracht gaat over de opkomst van de rooms-katholieke politieke beweging in Nederland, de emancipatie van de rooms-katholieken en de rol die de grondwetswijziging in 1848 daarbij had. De katholieke stroming is deel van de confessionele beweging en speelt nog altijd een rol in de Nederlandse politiek.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen wat een confessionele partij is en waarom de RKSP, zijn opvolgers de KVP en het CDA, confessioneel zijn.
  • Uitleggen waarom rooms-katholieken in Nederland tot 1848 een achtergestelde positie hadden en kun je daar enkele voorbeelden van noemen.
  • Uitleggen hoe de grondwetswijziging van 1848 de weg vrij maakte voor de emancipatie van de rooms-katholieken in Nederland
  • Vertellen welke rol Schaepman en de RKSP hierin speelden.
  • Vertellen hoe het gedachtegoed van de RKSP tot op de dag van vandaag voortleeft in het politiek bestel van Nederland.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht maak je samen met enkele klasgenoten: een pamflet waarin jullie een standpunt innemen over een belangrijke gebeurtenis in de politieke rooms-katholieke beweging. Met dit pamflet laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het pamflet laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: laat het pamflet zien dat je weet waar de rooms-katholieke politieke stroming voor staat?
  • De vorm: is het pamflet met zorg gemaakt, springt het door zijn taalgebruik en lay-out in het oog en is het standpunt dat het pamflet weergeeft en de argumentatie voor dat standpunt bondig en helder geformuleerd?
  • Taalfouten: bevat het pamflet niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de rooms-katholieken in Nederland.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over het ontstaan van de Rooms-Katholieke Staats Partij (RKSP).
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de oprichting van de Katholieke Volks Partij (KVP) en het Christen Democratisch Appèl (CDA).
Stap 4 Samen met 3 studiegenoten Een pamflet maken over de rooms-katholieke politiek in Nederland.

Benodigdheden
  • Een computer met internet.
  • Pen, kleurenstiften of –potloden, een vel A3-papier


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Rooms-katholieken in Nederland krijgen meer ruimte
Lange tijd hadden de rooms-katholieken in Nederland het niet makkelijk. Zo waren openbare functies voor katholieken niet toegankelijk tijdens de Republiek der Verenigde Nederlanden. Met de komst van de Fransen kwam daar verandering in.

Na de Franse tijd zette zich dat door, zeker toen de katholieken en de liberalen elkaar vonden in de nieuwe grondwet van Thorbecke (1848). Die nieuwe grondwet kwam er mede dankzij de steun van de rooms-katholieken. Wat er daarna veranderde voor de rooms-katholieken in Nederland, zie je in de volgende twee filmfragmenten:

 

Vragen:

  1. Waarom werden rooms-katholieken in Nederland achtergesteld?
  2. Noem twee voorbeelden van achterstelling.
  3. Waarom vielen de rooms-katholieken in Nederland niet onder het gezag van het Vaticaan tot in 1848 de nieuwe grondwet van Thorbecke van kracht werd?
  4. Hoe maakte die nieuwe grondwet het voor de rooms-katholieken mogelijk om iets aan die achterstelling te doen en te streven naar een volwaardige rol als burger in Nederland?
  5. Hoe wordt het verkrijgen van die volwaardige rol als burger van de rooms-katholieken genoemd?

Dankzij de nieuwe grondwet uit 1848 konden er in Nederland confessionele politieke partijen worden opgericht. Maar wat is een confessionele partij?
Bekijk de onderstaande filmfragmenten.

 

Vragen:

  1. Wat is het verschil tussen een confessionele en een seculiere partij?
  2. Was de RKSP een seculiere of een confessionele partij?
  3. Waarom moest de kerk zich volgens confessionelen bemoeien met het leven van de mensen?
  4. Kapitalisten en confessionelen hebben een andere visie op rijkdom. Kun je het verschil aangeven?
  5. Wanneer is onderwijs volgens confessionelen goed onderwijs?
  6. Hoe verklaren confessionelen de verschillen tussen arm en rijk?
  7. Waarom zijn mannen volgens confessionelen belangrijker dan vrouwen en kinderen?

Stap 2

Ontstaan van de RKSP
De nieuwe grondwet uit 1848 bood de rooms-katholieken in Nederland de ruimte om te streven naar een volwaardige rol als burger. Maar voordat het zover kwam, kregen ze het aan de stok met de protestanten.


Vragen:

  1. Wat liet de paus in 1853 in Nederland doen?
  2. Waarom deed hij dat?
  3. Wat deed de paus nog meer?
  4. Waarom richtten protestanten toen de Aprilbeweging op?

Deze ruzie was een belangrijke reden voor rooms-katholieken om zich te organiseren in een eigen politieke partij, de Rooms-Katholieke Staats Partij. Als de grondlegger van de RKSP wordt doorgaans Herman Schaepman (1844-1903), de eerste rooms-katholieke priester in de Tweede Kamer, gezien. Hij heeft de basis voor de partij gelegd al zou de oprichting pas na zijn dood plaatsvinden.

In 1883 verscheen van de hand van Schaepman het document “Eene Katholieke partij, Proeve van een program”. Hierin zette hij het programma uiteen voor een nog op te richten rooms-katholieke partij. Niet al zijn geloofsgenoten in de Tweede Kamer stonden achter het programma. Daarom schreef Schaepman in 1896 een nieuw programma dat wel op steun van al zijn katholieke collega’s in de Tweede Kamer kon rekenen. Aan de hand hiervan gingen rooms-katholieke organisaties samenwerken in een landelijk netwerk. Uit dit netwerk ontstond in 1904 de Algemeene Bond van R.K. Kiesverenigingen.

Die bond was geen echte politieke partij. De rooms-katholieken in Nederland waren onderling nog verdeeld. Dat bleek nadat in 1917 algemeen kiesrecht voor mannen en twee jaar later ook voor vrouwen was ingevoerd. Hierdoor konden naast grote ook kleine partijen meedoen aan verkiezingen. In 1922 ontstonden er buiten de Algemeene Bond twee kleine rooms-katholieke partijen: de vooruitstrevende Roomsch-Katholieke Volkspartij en de behoudende Nieuwe Katholieke Partij. Al met al duurde het tot 1926, toen Schaepman allang overleden was, voor de Rooms-Katholieke Staats Partij of kortweg RKSP werd opgericht. Die partij werd gevormd uit de Algemeene Bond en de Nieuwe Katholieke Partij.

Net als de Algemeene Bond kampte de RKSP met verdeeldheid onder haar aanhang. In 1933 verliet een groep vooruitstrevende RKSP-leden de partij en richtte de Katholieke Democratische Partij op. Zes jaar later ging deze weer samen met de RKSP omdat de rooms-katholieke kerk hiertoe had opgeroepen.

Vragen:

  1. Zouden Schaepman en zijn geloofs- en tijdgenoten volgens jou voor of tegen algemeen kiesrecht zijn geweest?
  2. Waarom denk je dat?
  3. Bekijk de wikipediapagina: Christen-Democratisch Appèl en zoek het overzicht “Zetels in de Tweede Kamer” op. Hebben Schaepman en zijn geloofs- en tijdgenoten tussen 1918 en 1972 gelijk gekregen?

Stap 3

KVP en CDA
Tijdens de Tweede Wereldoorlog en de Duitse bezetting van Nederland (1940-1945) waren alle politieke partijen verboden behalve de NSB. De rooms-katholieken voerden onderling een felle discussie over de vraag of er een nieuwe politieke rooms-katholieke partij zou moeten komen na de bevrijding. Voormalige aanhangers van de RKSP waren voor de oprichting van zo’n partij en wonnen het pleit. Zo werd in 1945 de Katholieke Volkspartij (KVP) opgericht onder leiding van Carl Romme (1896-1980). Hij leidde de KVP tot 1962.

Het rommelde binnen de partij vanwege grote onenigheid tussen groepen leden, ondernemers aan de ene kant en arbeiders aan de andere. Bovendien was er een flinke groep katholieken die zich niet bij de KVP had aangesloten maar bij de sociaaldemocratische Partij van de Arbeid.
Om alle rooms-katholieken weer op één lijn te krijgen, riepen de Nederlandse bisschoppen in 1954 gezamenlijk in een brief op tot eenheid. Hierop werd de ruzie binnen de KVP bijgelegd, maar de rooms-katholieke PvdA-leden negeerden de bisschoppelijke oproep en stapten niet over naar de KVP.

De KVP werd één van de grootste politieke partijen van Nederland en zat vaak in een regeringscoalitie. Wel liep vanaf eind jaren ’50 de aanhang en het aantal kiezers van de KVP terug. Dat was ook het geval bij andere confessionele partijen.

De oorzaken zijn te zoeken in toenemende ontkerkelijking en ontzuiling. Het geloof speelde een minder belangrijke rol in het leven van veel mensen. En de tijd dat al het maatschappelijk leven binnen de zuilen werd georganiseerd (katholieke school, katholieke werkgever, katholieke sportverenigingen, enz.) ging voorbij. De invloed van de zuilen nam af en de onderlinge contacten tussen katholieken, liberalen, protestanten of sociaaldemocraten namen toe.

Om die neergang op te vangen begonnen de KVP en de protestantse partijen Anti-Revolutionaire Partij ARP en Christelijk Historische Unie CHU in 1967 met elkaar te praten over samenwerking. In 1975 vormden ze een federatie, het Christen-Democratisch Appèl (CDA). Twee jaar later deed de federatie mee aan de Tweede Kamerverkiezingen en werd het een van de regeringspartijen. In 1980 werd de federatie omgezet in een politieke partij. Deze partij maakte deel uit van regeringscoalities van 1982 tot 1994 en van 2002 tot 2012.

Vraag:
Wat dank je dat er in de partijprogramma’s van de RKSP, de KVP en het CDA staat over onderwijs, landsbestuur en gezin?

Stap 4

Pamflet
In deze opdracht heb je kennis gemaakt met de rooms-katholieke politieke stroming in Nederland. Je hebt een idee gekregen van het gedachtengoed van deze stroming. En je hebt gezien welke ontwikkelingen belangrijk zijn geweest voor de katholieke stroming, om te beginnen de grondwetswijziging van 1848.

Je gaat samen met enkele klasgenoten een pamflet maken over de rooms-katholieke politiek aan de hand van één van die gebeurtenissen. Je kunt kiezen uit:

  1. De grondwetswijziging die Thorbecke samen met andere leden van de Tweede Kamer wilde doorvoeren. Laat zien waarom rooms-katholieken dit idee van Thorbecke moeten steunen.

  2. In 1853 richt het Vaticaan bisdommen in Nederland in en veroordeelt de paus het calvinisme in Nederland. Maak een pamflet om:
    • hiertegen te protesteren (kruip in de huid van een deelnemer van de Aprilbeweging)
    • te laten weten waarom je het eens bent met de inrichting van de bisdommen en de pauselijke uitspraken over het calvinisme.
       
  3. De eerste poging van Schaepman in 1883 om rooms-katholieken te verenigen. Laat zien dat je achter dit idee van Schaepman staat.

  4. In 1929, drie jaar na de oprichting van de RKSP doet deze partij mee aan de Tweede Kamerverkiezingen. Maak de kiezers duidelijk waarom ze op deze partij moeten stemmen.

    In 1967 beginnen partijleiders van de KVP, de ARP en de CHU te overleggen over samenwerking en uiteindelijk de fusie van deze partijen. Laat met je pamflet zien dat je . . .
  5. . . . voor het idee van krachtenbundeling bent en waarom.

  6. . . . vindt dat de KVP zelfstandig moet blijven en niet op mag gaan in een partij die verschillende geloofsovertuigingen vertegenwoordigt.


Tip 1: Weet je niet precies hoe je een pamflet moet maken? Kijk dan op www.cmo.nl - Maak een pamflet

Tip 2: Wil je meer weten over de Aprilbeweging van 1853?
Kijk dan op www.parlement.com (wel een vrij moeilijke tekst)
of op wikipedia: Aprilbeweging.

Klaar?
Laat je pamflet beoordelen door jullie docent.

Begrippenlijst

Rooms-katholieken
Christenen die de paus aanvaarden als plaatsbekleder van Jezus-Christus op aarde zijn de Rooms-katholieken. Overige katholieken zijn gewoon katholiek en behoren tot allerlei kerken die een "eigen" leer en kerk hebben gevormd.
Rooms-katholieke Staats Partij (RKSP)
Politieke partij, opgericht op 3 juni 1926. De RKSP baseerde zich op de katholieke leer.
Schaepman
Herman Schaepman (1844-1903) was een Nederlands rooms-katholiek priester, dichter, theoloog en politicus. Hij was de eerste priester die lid werd van de Tweede Kamer. Hij legde de basis voor de Rooms-Katholieke Staats Partij.
Confessionele partij
Een politieke partij die zich baseert op een bepaalde godsdienstige geloofsleer.
Christen Democratisch Appèl (CDA)
Christelijke politieke partij die in 1980 is ontstaan door een fusie tussen de Christelijk Historische Unie (CHU), de Anti-Revolutionaire Partij (ARP) en de Katholieke Volkspartij (KVP).
Achterstellen
Benadelen, discrimineren. Iemand niet dezelfde rechten geven omdat hij een bepaalde eigenschap heeft.

Rechtspraak

Leerdoelen

Deze opdracht gaat over rechtspraak in de rechtsstaat Nederland. Aan de hand van een voorbeeld zie je hoe rechtspraak werkt, wat rechters wel en niet mogen en moeten en welke rechten je hebt als je met het strafrecht te maken krijgt.
Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Vertellen welke kenmerken een rechtsstaat heeft en kun je die kenmerken kort beschrijven.
  • Vertellen welke rechten burgers hebben als ze verdacht worden van een strafbaar feit.
  • In grote lijnen uitleggen hoe een strafzaak loopt en kun je de belangrijkste stappen daarin benoemen.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met enkele klasgenoten een artikel over een rechtszaak die tegen Geert Wilders is gevoerd. Dit artikel gaat deel uitmaken van een krantendossier over deze rechtszaak van aanloop tot einde.

Met het artikel laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het artikel laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: heeft het artikel een logisch verhaal?
  • De vorm: is het artikel met zorg geschreven?
  • Taalfouten: bevat het artikel niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de rechtsstaat in Nederland.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over het proces tegen Geert Wilders in 2010-2011.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de strafzaak tegen Geert Wilders.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over nogmaals de strafzaak tegen Geert Wilders.
Stap 5 Alleen of samen met 2 studiegenoten Artikel schrijven over de zaak-Wilders.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Rechtsstaat Nederland
Nederland wordt een rechtsstaat genoemd. Wat hiermee wordt bedoeld, zie je in het filmfragment “Rechtspraak in een rechtsstaat”


Waar of niet waar?

  1. Rechters hoeven zich niet aan de wet te houden, want ze zijn onafhankelijk.
  2. De machtsverdeling tussen wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht is bedacht door Charles de Montesquieu.
  3. Als je van een strafbaar feit verdacht wordt, ben je onschuldig tot het tegendeel is bewezen.
  4. Als een rechter iemand straf geeft, doet hij dat altijd aan de hand van het Wetboek van Strafrecht.

Open vragen:

  1. Wanneer is er in een land sprake van een rechtsstaat?
  2. Welke drie soorten straffen kent de Nederlandse rechtspraak?
  3. Welke rechten heb je als je van een strafbaar feit verdacht wordt?

Stap 2

Proces-Wilders: aanloop
In deze stap nemen we een concrete rechtszaak onder de loep, een rechtszaak die in 2010 en 2011 de gemoederen in Nederland danig bezig heeft gehouden.

Het verhaal van deze zaak lees je in de Stappen 2, 3 en 4. Deze drie stappen worden afgesloten met vragen die je alleen goed kunt beantwoorden als je de YouTubefilm in Stap 1 goed hebt bekeken. Kijk desnoods nog eens naar deze film als je er niet uit komt.

De rechtszaak in het voorbeeld is de strafzaak tegen Geert Wilders, de leider van de PVV en lid van de Tweede Kamer. Kijk naar het filmfragment “Proces Geert Wilders".


Wilders zou zich schuldig hebben gemaakt aan haat zaaien en aanzetten tot discriminatie. Hij zou dit hebben gedaan:

  • door een artikel te schrijven (Volkskrant, 8 augustus 2007) met de opmerking dat hij de Koran, “dat fascistische boek”, zou willen verbieden;
  • door in een interview met De Volkskrant te spreken over “de tsunami van de islamisering”. Daarmee bedoelde hij dat Nederland in snel tempo op een islamitisch land gaat lijken;
  • door een column op de website GeenStijl te schrijven over wat hij noemde de “islamitische invasie”; door een uitspraak te doen in het gratis dagblad De Pers over de profeet Mohammed. Hij zou de Profeet met pek en veren het land uit jagen als hij nu had geleefd; met de film Fitna (maart 2008). De film schetst een uiterst negatief beeld van de islam. In de film wordt de Koran aangeduid als de “islamitische Mein Kampf”.


Er werd aangifte gedaan tegen Wilders bij het Openbaar Ministerie (OM). Het OM bepaalt of iemand ook echt wordt vervolgd. De aangifte tegen Wilders betrof haat zaaien en aanzetten tot discriminatie. Wilders zou zich schuldig hebben gemaakt aan overtreding van verschillende artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. Artikel 266 uit dit wetboek spreekt over belediging, artikel 261 en 262 over smaad en laster, artikel 137c, d en e over groepsbelediging, aanzetten tot haat, het openbaar maken van uitlatingen die discriminerend zijn of aanzetten tot haat en artikel 147 over smalende godslastering.

Toch besloot het OM in juli 2008 Wilders niet te vervolgen. Het OM vond enkele uitspraken over moslims “wellicht kwetsend, grof of ongenuanceerd, maar geen strafbare belediging.”
Ook zou Wilders zich niet schuldig hebben gemaakt aan discriminatie of het aanzetten tot haat, want hij deed zijn uitlatingen als politicus. En de meningsvrijheid van politici is nog groter dan van normale stervelingen.
Wilders zou verder geen kritiek hebben geuit op moslims, wat strafbaar zou zijn geweest, maar op de islam, het geloof, en dat is niet strafbaar.

De partijen die aangifte tegen Wilders deden namen daarmee geen genoegen. Ze spanden een procedure aan tegen het Gerechtshof in Amsterdam en wisten dit hof te dwingen Wilders wel te vervolgen.

Vragen:

  1. Waar werd Wilders van verdacht?
  2. Wat voor soort straf kon hij hiervoor krijgen als hij schuldig werd bevonden?
  3. Aan de hand van welk document bepalen de rechters welke straf iemand krijgt als hij schuldig wordt bevonden?
  4. Hoe wordt de verplichting om dit document te gebruiken en om zich in het algemeen aan de wet te houden genoemd?
  5. Geef jouw mening: Geldt in de strafzaak tegen Wilders dat iedereen gelijk is voor de wet?
  6. Waarom denk je dat?

Stap 3

Strafzaak tegen Wilders
Op 21 januari 2009 gaf het Gerechtshof in Amsterdam het bevel om tot vervolging van Wilders over te gaan. Het hof vond het niet nodig om Wilders te arresteren en aan te houden. Wilders bleef dus op vrije voeten. De behandeling van de strafzaak door de rechters van het hof begon op 4 oktober 2010.

Bij een strafzaak komt het Openbaar Ministerie met een aanklacht, bewijzen en een strafeis. Het OM vraagt de rechter de aangeklaagde een straf op te leggen. De rechtbank bepaalt of het OM voldoende heeft bewezen dat de aangeklaagde schuldig is en stelt vervolgens een straf vast. De rechtbank hoeft daarbij de eis van het OM niet over te nemen. Die beslissing, het vonnis van de rechter, bevat het oordeel van de rechter (schuldig of niet), de straf en de motivatie.

Hoe ging de rechtsgang bij de strafzaak tegen Wilders verder? Dat zie je in deze stap en in Stap 4. Lees om te beginnen de volgende tekst:

Amsterdam, 15 okt. Het Openbaar Ministerie (OM) vindt dat Geert Wilders niet veroordeeld moet worden wegens groepsbelediging en aanzetten tot haat en discriminatie. Dat hebben de officieren van justitie Paul Velleman en Birgit van Roessel de rechtbank laten weten. De uitspraken van Wilders zijn wellicht “kwetsend” voor gelovigen, maar niet strafbaar, vindt het OM.

Als je nauwkeurig kijkt naar sommige uitspraken van Wilders, kun je zien dat die wel degelijk aanzetten tot discriminatie, aldus het OM. Zoals de uitspraak: „Geen moslimimmigrant er meer bij.” Maar al is die afspraak beledigend, toch is het niet strafbaar omdat het een bijdrage is geweest in een politieke discussie over het gevaar dat Wilders in de islam ziet. De bewoordingen van Wilders zijn „krachtig” soms „grof” en zeker voor groepen „kwetsend”, maar, zei officier van Roessel, tegelijkertijd „niet onnodig buitensporig”. Het OM eist dus vrijspraak in de zaak tegen Wilders.

Naar: NRC Handelsblad van 15 oktober 2010


Tijdens de strafzaak vroegen Wilders en zijn advocaat tweemaal om wraking van het Gerechtshof. Dat wil zeggen dat ze de rechters door andere rechters wilden laten vervangen. Het eerste verzoek werd afgewezen. Het tweede, dat op 22 oktober 2010 werd gedaan, werd toegewezen. De rechters werden vervangen omdat ze de schijn van partijdigheid hadden gewekt. Een van de rechters had contact gehad met een getuige van de verdediging en zou deze getuige onder druk hebben gezet.

Op 15 november 2010 spande de advocaat Ties Prakken namens de tegenstanders van Wilders een kort geding aan tegen de Nederlandse Staat. Een kort geding is een snelle gerechtelijke procedure voor zaken die snel moeten worden afgehandeld. In dat geding eist hij dat het OM een straf tegen Wilders eist en de officieren van justitie vervangt. Op 26 november 2010 bepaalde de rechter in Den Haag dat deze officieren van justitie niet vervangen hoeven te worden. Daarmee verloor Prakken het kort geding.

Vragen:

  1. Van welk recht als verdachte maakte Wilders gebruik tijdens de strafzaak?
  2. De rechters die aan de strafzaak tegen Wilders werken, moesten worden vervangen omdat ze volgens Wilders en zijn advocaat niet . . . . . . . waren. Welke eigenschap misten ze?
  3. Hoe vochten de tegenstanders van Wilders de eis van vrijspraak van het Openbaar Ministerie aan?

Stap 4

De strafzaak tegen Wilders nog een keer
Op 7 februari 2011 begon de strafzaak tegen Wilders van voren af aan bij het Gerechtshof van Amsterdam, maar met andere rechters. Opnieuw diende de advocaat van Wilders een verzoek in om het hof te wraken maar dit keer zonder succes.

Op 25 mei 2011 eiste het Openbaar Ministerie vrijspraak. Wilders zou dingen hebben gezegd over de islam, maar niet over moslims. Op 23 juni 2011 spraken de rechters van het hof Wilders vrij op alle aanklachten. Het hof vond Wilders niet schuldig aan groepsbelediging van moslims omdat zijn uitspraken over de islam gingen en niet over gelovigen. Ook had Wilders niet aangezet tot haat of discriminatie. Bovendien had Wilders zijn uitspraken gedaan omdat er een felle discussie gaande was in Nederland over het naast elkaar leven van verschillende culturen in Nederland. Wel vond de rechtbank enkele van die uitspraken grof, opruiend of op het randje van het toelaatbare.

Na deze uitspraak hadden Wilders, het Openbaar Ministerie en de partijen die de zaak bij het OM hadden aangekaart binnen 14 dagen hoger beroep aan kunnen tekenen. Dat is niet gebeurd.

Vragen:

  1. Wat was de uitspraak van het Gerechtshof van Amsterdam in de strafzaak tegen Wilders?
  2. Kwam de uitspraak overeen met de eis van het Openbaar Ministerie?
    (zie Stap 3)
  3. Waarom kwam het hof tot deze uitspraak?
  4. Van welk recht hadden de verdachte, het Openbaar Ministerie en de partijen die de strafzaak tegen Wilders hebben laten voeren geen gebruik gemaakt nadat het hof zijn uitspraak had gedaan?

Stap 5

Artikel over de zaak-Wilders
Jullie hebben in grote lijnen gezien hoe de rechtspraak in Nederland werkt, hoe de rechtsgang verloopt in een strafzaak en waarom we Nederland een rechtsstaat noemen. Die kennis gaan jullie gebruiken door als rechtbankjournalist artikelen voor een krant te schrijven over de strafzaak tegen Geert Wilders. Je docent voegt die artikelen samen tot een dossier.
Je maakt samen met enkele klasgenoten een artikel over:

  • De aangiftes die diverse personen en organisaties tussen augustus 2007 en juli 2008 hebben gedaan tegen Wilders. Vermeld hierbij in ieder geval waarom aangifte is gedaan;
  • Het besluit in juli 2008 van het Openbaar Ministerie om Wilders niet te vervolgen en de redenen waarom dit besluit is genomen;
  • Het bevel van het Gerechtshof van Amsterdam op 21 januari 2009 aan het Openbaar Ministerie om tot vervolging van Wilders over te gaan en de redenen die het hof had om dat bevel te geven.
  • De eis van vrijspraak die het Openbaar Ministerie op 15 oktober 2010 uitsprak en de redenen daarvoor.
  • De wraking op 22 oktober 2010 van de rechters van het Gerechtshof van Amsterdam die zich met de strafzaak tegen Wilders bezig hielden.
  • Het korte geding op 15 november 2010 tegen de eis van vrijspraak van het Openbaar Ministerie. In ieder geval vermelden wie dat korte geding aanspanden.
  • De herstart op 7 februari 2011 van de strafzaak tegen Wilders.
  • De eis van vrijspraak die het Openbaar Ministerie op 25 mei 2011 uitsprak en de redenen die het OM voor deze eis gaf.
  • De vrijspraak van Wilders die het Gerechtshof van Amsterdam op 23 juni 2011 uitsprak en de redenen die het hof gaf om Wilders vrij te spreken.


Je hebt dan wel een heleboel informatie gekregen in deze lesbrief, toch kunnen deze twee bronnen van pas komen als je iets meer wil weten voor het schrijven van je artikel.

Klaar?
Laat je artikel beoordelen door jullie docent. Die neemt het artikel in het dossier op en geeft die digitaal of in geprinte vorm uit.

Begrippenlijst

Rechtsstaat
In een rechtsstaat moet iedereen, burgers, maar ook de overheid, zich houden aan de wetten en regels.
Scheiding der machten
De scheiding der machten wordt ook wel trias politica genoemd en is bedacht door de Franse filosoof Charles de Montesquieu (1689-1775). Dat betekent dat de wetgevende, de uitvoerende en de rechtsprekende macht in een land bij verschillende instellingen moeten liggen.
Onafhankelijke rechtspraak
Bij onafhankelijke rechtspraak komen rechters op een onafhankelijke en onpartijdige manier tot hun oordeel.
Gelijkstelling voor de wet
Gelijkgerechtigdheid, zelfstandigheid of de formele toekenning van gelijke rechten.
Wetboek van Strafrecht
Verzameling wetten die met het Wetboek van Strafvordering de basis legt van het Nederlandse strafrecht.
Rechtsgang
Verloop van een proces op civiel of strafrechtelijk gebied.

Grondrechten

Leerdoelen

In deze opdracht gaan we dieper in op het eerste hoofdstuk van de Nederlandse Grondwet: de grondrechten. Je leert wat grondrechten zijn en hoe ze tot stand zijn gekomen. Daarbij kijken we naar klassieke en sociale grondrechten. We sluiten af met enkele voorbeelden van botsende grondrechten.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen wat grondrechten zijn en wanneer ze zijn ontstaan.
  • Vertellen wat het verband is tussen de grondwet en grondrechten.
  • Uitleggen wat het verschil is tussen klassieke en sociale grondrechten en kun je van beide enkele voorbeelden geven.
  • De overeenkomsten en verschillen noemen tussen grondrechten en mensenrechten.
  • Uitleggen waarom grondrechten kunnen botsen en kun je minimaal één voorbeeld geven van zo’n botsing.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je alleen of samen met een klasgenoot een duo-artikel over botsende rechten. Als twee rechten met elkaar botsen kun je er ook op twee manieren tegenaan kijken. Dat ga je doen in je artikel. Jullie schrijven ieder vanuit je eigen perspectief en als afsluiting schrijven jullie samen een slotalinea. Met het duo-artikel laat je zien dat je de leerdoelen hebt behaald.

Beoordeling
Het duo-artikel laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: laat het duo-artikel zien dat jullie twee botsende grondwetten aan de orde hebben gesteld?
  • De vorm: is het artikel met zorg geschreven?
  • Taalfouten: bevat de antwoorden in de stappen 1-5 en het artikel niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de totstandkoming van de Grondwet.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over de klassieke grondrechten.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de sociale grondrechten.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over grondrechten en mensenrechten.
Stap 5 Alleen Tekst lezen over botsende grondrechten.
Stap 6 Alleen of samen met een studiegenoot Als journalist een duoartikel schrijven over twee botsende grondrechten.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Kennisbank

In deze opdracht gaat het over de Grondrechten in Nederland.
Bestudeer, voor je met de opdracht begint, de pagina's over de Grondwet uit de Kennisbank:
KB: Ontstaan parlementair stelsel

Zorg dat je na het bestuderen van de Kennisbank antwoord kunt geven op de volgende vraag:

Noem twee grondrechten.

 

Stap 1

Grondwet … the Movie
Nederland is al tweehonderd jaar (sinds 1815) een monarchie met een koning aan het hoofd. De manier waarop het land bestuurd wordt is vastgelegd in de grondwet. De grondwet is geen statisch geheel. Van tijd tot tijd vinden er veranderingen plaats, al gaat dat niet gemakkelijk. Om de grondwet te veranderen is niet een gewone meerderheid nodig, maar de goedkeuring van tweederde van de Eerste en Tweede Kamer. En dat ook nog eens twee keer: de wijzigingen moeten na verkiezingen nog een keer door beide kamers, in hun nieuwe samenstelling, goedgekeurd worden. Soms zijn de wijzigingen zo groot dat we in feite kunnen spreken van een nieuwe grondwet. De grootste aanpassingen van de grondwet vonden plaats in 1840, 1848 en in 1983.


In de opbouw met 11 (vrijwel) identieke hoofdstukken in de grondwetten van 1815, 1840 en 1848 kun je niet zien dat er grote wijzigingen waren met gevolgen voor alle burgers.

  1815 / 1840 1848 1983
1. Het Rijk en zijn inwoners Het Rijk en zijn inwoners Grondrechten
2. De koning De koning Regering
3. Staten-Generaal Staten-Generaal Staten-Generaal
4. Provincies Provincies en gemeenten Raad van State en Algemene Rekenkamer
5. Justitie Justitie Wetgeving en bestuur
6. Godsdienst Godsdienst Rechtspraak
7. Financiën Financiën Provincies, gemeenten en waterschappen
8. Defensie Defensie Herziening
9. Waterstaat Waterstaat  
10. Onderwijs en armbestuur Onderwijs en armbestuur  
11. Veranderingen Veranderingen  


In 1815 zijn de noordelijke en zuidelijke provincies nog één. In 1830 scheiden de zuidelijke provincies zich af en gaan verder onder de naam België. Koning Willem I accepteert die afscheiding pas in 1839 en in 1840 komt er een nieuwe grondwet zonder de Belgen.

Tussen 1815 en 1848 hebben de koningen Willem I en Willem II alle macht en heeft het volk weinig te vertellen. In 1848 accepteert Willem II dat niet hij, maar de burgers aan de macht zijn. Maar dan zelfs, in de grondwet van 1848, vind je artikelen die ons vreemd overkomen. Zo verklaart tot 1922 de koning de oorlog aan andere landen:

  • Grondwet 1848: artikel 56: “De Koning verklaart oorlog. Hij geeft daarvan onmiddellijk kennis aan de beide Kamers der Staten-Generaal.”
  • Grondwet 1922: artikel 57: “De koning (…) verklaart geen oorlog dan na voorafgaande toestemming van de Staten-Generaal.”

Pas in 1983 komt er een complete nieuwe grondwet met een nieuwe indeling. De rol van de koning wordt niet apart benoemd, maar als onderdeel van de regering. De rol van verschillende departementen (justitie, defensie, onderwijs) worden niet meer apart benoemd, maar samengevoegd tot het nieuwe hoofdstuk ‘Wetgeving en bestuur’. Maar de grootste wijziging is de instelling van de grondrechten, die samen de eerste 23 rechten van de grondwet vormen. En voor het eerst heeft de overheid niet alleen rechten, maar ook een aantal plichten opgeschreven. Zie daarvoor Stap 2 en 3.

Vragen:

  1. Hoe komen een gewoon wetsartikel en een grondwetsartikel tot stand?
    Wat zijn de grootste verschillen?
  2. Wie verklaart tot 1922 de oorlog aan een ander land? En vanaf 1922?
    Wat is het grootste verschil tussen beide teksten hierboven?

Stap 2

Klassieke grondrechten
De term ‘grondrechten’ is voor het eerst gebruikt in Duitsland. Later werd die term overal in Europa overgenomen. Wat we daar precies mee bedoelen wordt heel verschillend uitgelegd. We geven enkele definities:

  • Grondrechten zijn rechten die beogen mensen de gelegenheid te geven zich zo goed mogelijk te ontplooien.
  • Grondrechten zijn basisrechten die burgers niet afgenomen mogen worden.
  • Grondrechten zijn ontstaan als bescherming van elke individuele burger tegen de macht en willekeur van de overheid.

Hoofdstuk 1 van de Nederlandse Grondwet telt 23 artikelen. De eerste 18 artikelen worden de klassieke grondrechten genoemd. Het kenmerk van klassieke grondrechten is dat zij de burger beschermen tegen bemoeienis of inmenging van de overheid. De klassieke grondrechten worden ook wel vrijheidsrechten genoemd.

Deze grondrechten zijn voor juristen opgeschreven en niet makkelijk te begrijpen. Zo staat in artikel 7 van de grondwet bijvoorbeeld: ‘Voor het openbaren van gedachten of gevoelens heeft niemand verlof nodig wegens de inhoud daarvan’. Dat betekent in gewoon Nederlands: ‘Iedereen heeft het recht om te zeggen wat hij of zij wil’. We hebben geprobeerd die moeilijke grondrechten wat simpeler op te schrijven:

  1. Alle mensen zijn gelijk. Discriminatie is verboden.
  2. Iedereen mag naar het buitenland gaan als hij of zij dat wil. Vreemdelingen kunnen niet zomaar het land worden uitgewezen.
  3. Iedere Nederlander heeft het recht om ambtenaar te mogen worden.
  4. Iedere Nederlander heeft kiesrecht.
  5. Iedereen heeft het recht om schriftelijke verzoeken bij de overheid in te dienen.
  6. Alle mensen hebben het recht op vrijheid van godsdienst.
  7. Alle mensen hebben het recht om te zeggen en schrijven wat ze willen.
  8. Alle mensen hebben het recht om lid te zijn van een vereniging.
  9. Alle mensen hebben het recht om te vergaderen.
  10. Iedereen in Nederland heeft recht op privacy.
  11. Niemand mag zomaar aan je komen.
  12. Niemand mag zomaar in andermans huis binnenkomen.
  13. Niemand mag zomaar een brief aan jou openmaken of je telefoon afluisteren.
  14. Niemand mag zomaar een huis of stuk grond dat je bezit van je afpakken.
  15. Iedereen heeft recht op vrijheid.
  16. Je mag alleen gestraft worden (met een taak, boete of gevangenisstraf) als je een wet hebt overtreden.
  17. Je hebt het recht om tegen een straf in beroep te gaan.
  18. Je hebt bij een rechtszaak recht op hulp van een advocaat.

 

De eerste 18 grondrechten zorgen er onder meer voor dat de regering je zoveel mogelijk met rust laat. Hierbij ligt de nadruk op terreinen waar de overheid zich niet mee mag bemoeien. Een voorbeeld: als jij een demonstratie wilt organiseren, mag de overheid dat niet (zomaar) verbieden.

Verschillende klassieke grondrechten hadden we al in de grondwet van 1848:

Artikel 8: Niemand heeft voorafgaand verlof nodig, om door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.
Artikel 10: Het recht der ingezetenen tot vereniging en vergadering wordt erkend.

Het verschil is dat de klassieke grondrechten tot 1983 niet apart bij elkaar zijn gezet.
Beantwoord nu deze vraag:

De overheid mag een demonstratie niet ‘zomaar’ verbieden. Wanneer zou de overheid wel een reden hebben om een demonstratie te verbieden?

Stap 3

Sociale grondrechten
Hoofdstuk 1 van de Nederlandse grondwet telt 23 artikelen. De laatste 5 artikelen worden de sociale grondrechten genoemd. Bijzonder aan deze rechten is dat ze de overheid verplichten om het welzijn van burgers te bevorderen. Je kunt dan ook over ‘plichten’ in plaats van ‘rechten’ spreken.

  1. Iedereen heeft recht op werk. De regering moet zorgen dat er voor iedereen werk is.
  2. Iedereen heeft recht op inkomen. De regering moet ervoor zorgen dat iedereen voldoende inkomen heeft.
  3. Iedereen heeft recht op een prettige en schone woonomgeving. De regering moet daarvoor zorgen.
  4. Iedereen heeft recht op hulp als hij of zij ziek is. De regering moet daarvoor zorgen. Iedereen heeft ook recht op een dak boven zijn hoofd. De regering moet ook daarvoor zorgen.
  5. Iedereen heeft recht op onderwijs. De regering moet ervoor zorgen dat er goed onderwijs is.

De overheid moet dus zorgen voor voldoende en goede ziekenhuizen
en scholen. De regering moet er ook voor zorgen dat zoveel mogelijk mensen
een baan vinden. Maar als je zelf geen baan kunt vinden, is de regering niet verplicht
je er een aan te bieden.

Vraag:
In tegenstelling tot klassieke grondrechten zijn sociale grondrechten niet afdwingbaar.
Geef in je eigen woorden aan wat daarmee wordt bedoeld.

Stap 4

Grondrechten en mensenrechten
Grondrechten uit de Nederlandse Grondwet en mensenrechten in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens lijken op elkaar, maar zijn toch niet helemaal hetzelfde.

Grondrechten Mensenrechten
Gelden voor de mensen van één land. Grondrechten zijn opgenomen in de grondwet. Van de grondwet zijn allerlei wetten afgeleid. Als een land zich niet aan deze wetten houdt, kun je naar de rechter stappen! Gelden voor alle mensen, overal ter wereld. Mensenrechten zijn opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Een verklaring is geen wet of verdrag. Als een land zich niet aan deze verklaring houdt, kun je niet naar de rechter stappen.
De Nederlandse grondrechten gelden alléén voor Nederland. De mensenrechten gelden voor alle landen die lid zijn van de Verenigde Naties. En dat zijn zo’n beetje alle landen van de wereld.


De Universele Verklaring van de Rechten van de Mens is door de Verenigde Naties opgesteld met de bedoeling dat zoveel mogelijk van die mensenrechten in de grondwetten van de lidstaten terechtkomen. En als dat lukt lijken de grondwetten vaak ook op de mensenrechtenverklaring. Je moet soms wel goed lezen om te zien dat de teksten over hetzelfde gaan.

Een voorbeeld:
In de mensenrechten staat in artikel 4: ‘Slavernij is verboden’.
Dat staat niet in de Nederlandse grondrechten. Toch is slavernij in Nederland ook verboden. In artikel 15 van de grondrechten staat: ‘Iedereen heeft recht op vrijheid’.

Er zijn rechten die niet in het Verdrag én de Grondwet staan. Dat wil niet zeggen dat ze niet belangrijk zijn. ‘Het is verboden te martelen’ staat in artikel 5 van het Verdrag. Die tekst vind je niet terug in de Nederlandse Grondwet, maar toch is martelen ook in Nederland niet toegestaan. Dat is weer in andere wetten geregeld.

Vraag:
Geef aan welke mensenrechten en grondrechten uit de onderstaande tabel (min of meer) overeenkomen en welke verschillen er zijn.

Een kleine selectie uit de mensenrechten Tien van de 23 grondrechten in Nederland
16 Je hebt het recht om te trouwen en een gezin te stichten. 3 Iedere Nederlander heeft het recht om ambtenaar te worden.
17 Je hebt recht om dingen te bezitten en niemand mag die bezittingen zonder goede reden afpakken. 4 Iedere Nederlander heeft kiesrecht.
18 Je hebt het recht om je eigen godsdienst te kiezen en daarvoor uit te komen. 6 Alle mensen hebben het recht om hun eigen godsdienst te kiezen.
19 Je hebt het recht te denken en te zeggen wat je wilt. 7 Alle mensen hebben het recht om te zeggen en schrijven wat ze willen.
20 Je hebt het recht om te vergaderen als je dat wilt. Niemand kan je dwingen om bij een groep te horen. 9 Iedereen heeft het recht om te vergaderen.
21 Je hebt het recht om deel te nemen aan de politiek van je land, door zelf politicus te worden of om via eerlijke verkiezingen op anderen te stemmen. 14 Niemand mag zomaar een huis of stuk grond dat je bezit van je afpakken.
23 Je hebt recht op werk in een beroep dat je zelf kiest. 19 Iedereen heeft recht op werk.
24 Je hebt recht op vrije tijd en vakantie. 21 Iedereen heeft recht op een prettige en schone woonomgeving. De regering moet daarvoor zorgen.
25 Je hebt recht op alles wat nodig is om ervoor te zorgen dat je niet ziek wordt, geen honger hebt en een dak boven je hoofd hebt; als je ziek of oud bent, moet je worden geholpen. 22 Iedereen heeft recht op hulp als hij of zij ziek is. De regering moet daarvoor zorgen. Iedereen heeft ook recht op een dak boven zijn hoofd. De regering moet ook daarvoor zorgen.
26 Je hebt het recht om naar school te gaan. 23 Iedereen heeft recht op onderwijs. De regering moet ervoor zorgen dat er goed onderwijs is.

Stap 5

Botsende grondrechten
We hebben een mooie set met 23 grondrechten. Mooi en goed geregeld zul je denken. Toch ontstaan er regelmatig discussies over wat wel en wat niet mag. Dat komt omdat grondrechten met elkaar kunnen botsen. We geven twee voorbeelden uit het recente verleden:

1. De vrijheid van godsdienst en het recht op gelijke behandeling
De vrijheid van godsdienst (artikel 6) is een van de oudste grondrechten die we in Nederland kennen. In de grondwet van 1815 werd die vrijheid al vastgelegd. De SGP leidt uit bijbelteksten af, dat mannen en vrouwen door God een eigen “roeping en plaats” gegeven is. Daarbij is “de man het hoofd van de vrouw”; De SGP meent dat zitting nemen van de vrouw in politieke organen “strijdt met de roeping van de vrouw”.

Het recht op gelijke behandeling is terug te vinden in artikel 1 van de grondwet, maar ook in het VN-Vrouwenverdrag. Dit verdrag uit 1979 is door 182 landen getekend en geratificeerd, ook door Nederland. Internationale verdragen, zoals het VN-Vrouwenverdrag, gaan zelfs boven de Nederlandse grondwet.

Een Nederlandse rechter heeft bepaald dat de Staatskundig Gereformeerde Partij geen overheidssubsidie mag ontvangen vanwege de bepalingen van het VN-Vrouwenrechtenverdrag. De SGP ontzegt vrouwen passief kiesrecht. De rechter heeft ook bepaald dat de SGP geen vrouwen mag discrimineren bij de samenstelling van kandidaatslijsten bij verkiezingen.

De SGP is daar tegen in beroep gegaan, maar heeft verloren. In 2013 is de eerste vrouw door de SGP-afdeling in Vlissingen op de kieslijst gezet. Lilian Janse is gekozen.

2. Het verbod op discriminatie en de vrijheid van meningsuiting
Een veel voorkomend voorbeeld is de botsing tussen ‘het verbod van discriminatie’ met ‘de vrijheid van meningsuiting’. De vraag is of iedereen zomaar alles mag zeggen, ook als die uitingen discriminerend zijn. In zo’n situatie moet de rechter beslissen welk grondrecht voorgaat. Meestal ‘wint’ de vrijheid van meningsuiting het van het verbod op discriminatie.

Vraag:
Wat vind jij? Zijn er grenzen aan de vrijheid van meningsuiting? Zo ja, wat is voor jou de grens?

Stap 6

Eindproduct: Een duoartikel
Jullie zijn journalist van een grote krant. De hoofdredacteur geeft jullie de opdracht om een artikel te schrijven over twee botsende grondrechten: artikel 7 en artikel 10.
Artikel 7 van de grondwet bepaalt dat je mag zeggen en schrijven wat je wilt. Maar in artikel 10 wordt gesproken over het recht op privacy. Dat betekent dat niemand je mag lastig vallen als je dat niet wilt.
De situatie is als volgt:
Een man is voor zijn werk in het buitenland. Zijn vrouw eet met een vriend in een restaurant. Een journalist ziet het stel en neemt stiekem een foto. De journalist suggereert dat de vrouw een minnaar heeft en verkoopt zijn foto met een artikel aan de krant. De vrouw en haar vriend klagen de krant aan.

Een van jullie twee schrijft met de beperkte informatie die jullie hebben een kort artikel waarin hij of zij vooral ingaat op artikel 7 van de grondwet.
De ander van jullie twee schrijft met de beperkte informatie die jullie hebben een kort artikel waarin hij of zij vooral ingaat op artikel 10 van de grondwet.

Vervolgens leggen jullie jullie artikeltjes naast elkaar. Gezamenlijk schrijven jullie de slotalinea. Daarin schrijven jullie wat de rechter volgens jullie zal beslissen: ‘wint’ artikel 10 en winnen de vrouw en haar vriend? Of ‘wint’ artikel 7 en wint de krant?

Begrippenlijst

Grondrechten
Grondrechten zijn rechten die beogen mensen de gelegenheid te geven zich zo goed mogelijk te ontplooien.
Klassieke grondrechten
Hoofdstuk 1 van de Nederlandse Grondwet telt 23 artikelen. De eerste 18 artikelen worden de klassieke grondrechten genoemd. Het kenmerk van klassieke grondrechten is dat zij de burger beschermen tegen bemoeienis of inmenging van de overheid. De klassieke grondrechten worden ook wel vrijheidsrechten genoemd.
Sociale grondrechten
Hoofdstuk 1 van de Nederlandse grondwet telt 23 artikelen. De laatste 5 artikelen worden de sociale grondrechten genoemd. Bijzonder aan deze rechten is dat ze de overheid verplichten om het welzijn van burgers te bevorderen. Je kunt dan ook over ‘plichten’ in plaats van ‘rechten’ spreken.

www.lvoorl.nl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder twee video's die goed passen bij deze opdracht.
Bekijk de video's.

Sociale grondrechten
Klassieke grondrechten

Populisme

Leerdoelen

Lange tijd hebben de traditionele politieke stromingen (liberalisme, sociaaldemocratie en confessionalisme) de Nederlandse politiek bepaald. De laatste decennia is daar een populistische stroming bijgekomen. Verschillende populistische partijen hebben, met wisselend succes, aan de verkiezingen meegedaan. Met dat gegeven gaan jullie in deze opdracht aan de slag.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Enkele traditionele stromingen en de bijbehorende politieke partijen bij naam noemen.
  • Vertellen hoe de aanhang van deze partijen en stromingen langzamerhand veranderd is.
  • Enkele kenmerken van het populisme noemen.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Je vormt samen met enkele klasgenoten het campagneteam van een nieuwe populistische politieke partij. Voor de verkiezingscampagne bedenken jullie één of enkele creatieve publiciteitsmiddelen zoals een slogan, een affiche, een spandoek. Je mag ook ideeën voor een Facebookpagina opschrijven, of op papier een serie tweets opstellen. Jullie publiceren de ideeën niet echt via Facebook of Twitter: het gaat immers om een niet-bestaande partij.
Met het bedenken van de campagne laten jullie zien dat jullie de leerdoelen hebben behaald.

Beoordeling
Jullie laten de campagne beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De inhoud: hebben jullie goed samengewerkt? Hebben jullie aangegeven wie wat heeft gedaan en hoe jullie het werk hebben verdeeld?
  • De inhoud: past wat jullie bedacht hebben bij de kenmerken van populisme?
  • De vorm: is de campagne creatief? Is het met zorg bedacht en uitgewerkt?
  • Taalfouten: bevatten de antwoorden in de stappen 1 en 2 en de publiciteitsmiddelen niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over het politiek spectrum.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over populisme.
Stap 3 Samen met 2 of 3 studiegenoten Een publiciteits-middel (slogan, affiche, spandoek), of ideeën voor een Facebook-pagina of twitterberichten maken voor een nieuwe populistische politieke partij. De Facebook-pagina of tweets publiceren jullie niet echt, want het gaat hier om een niet-bestaande partij.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Politiek spectrum
‘Spectrum’ betekent letterlijk: gevarieerde reeks. Met ‘politiek spectrum’ bedoelen we het overzicht van alle politieke partijen, op volgorde van hun politieke opvattingen. Die opvattingen worden meestal omschreven in termen van links en rechts. Dat stamt uit het Franse parlement en heeft te maken met de plek waar Franse parlementsleden vroeger zaten. De termen zijn door bijna iedereen in de wereld overgenomen.

Met links bedoelen we meestal: progressief, vooruitstrevend, een grotere sociaaleconomische rol voor de overheid in het maatschappelijk leven.
Met rechts bedoelen we meestal: conservatief, behoudend, een zo klein mogelijke sociaaleconomische rol voor de overheid in het maatschappelijk leven.

Links valt in Nederland ongeveer samen met de socialistische/sociaaldemocratische stroming.
Rechts komt in Nederland overeen met de liberale stroming.

Naast linkse en rechtse partijen zijn er ook partijen die zich beroepen op een geloofsleer. Deze partijen worden de confessionele (confessie = geloof) partijen genoemd. Tot de confessionele partijen rekenen we de protestantse en rooms-katholieke stromingen.

Een andere manier om naar het politiek spectrum te kijken, vind je hieronder:

50+
CDA
CU
D66
GL
PvdA
PvdD
PVV
SGP
SP
VVD
50plus
Christen-Democratisch Appèl
ChristenUnie
D66 (Democraten66)
GroenLinks
Partij van de Arbeid
Partij voor de Dieren
Partij Voor de Vrijheid
Staatkundig Gereformeerde Partij
Socialistische Partij
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie


De drie traditionele stromingen en de bijbehorende politieke partijen zie je in het volgende overzicht.

Tot 1956 telde de Tweede Kamer 100 zetels, daarna kreeg de kamer 150 zetels.

  • Tot de confessionelen rekenen we: CDA (samengesteld uit: KVP, ARP, CHU), SGP en CU (samengesteld uit: GSP, RPF).
  • Tot de socialisten rekenen we: PvdA, GroenLinks (samengesteld uit: CPN, PSP, PPR) en SP.
  • Tot de liberalen rekenen we: VVD en D66.


In de loop van de tijd zijn de aanhang en het aantal zetels in de Tweede Kamer per politieke partij veranderd. Vanaf 1959 is de aanhang van de confessionele partijen langzaam afgekalfd (van 78 zetels in 1959 (KVP/ARP/CHU/SGP) naar 49 in 2006 (CDA/SGP/CU)) en daarna enorm gekelderd (naar 21 in 2012 (CDA/SGP/CU)). De ontzuiling en ontkerkelijking in Nederland heeft daar sterk aan bijgedragen.

De aanhang van de socialistische partijen (met enkele uitschieters naar beneden) is redelijk constant gebleven (53 zetels in 1959 (PvdA/CPN/PSP) en 57 in 2012 (PvdA/GL/SP).

De aanhang van de liberale partijen groeide langzaam (van 19 zetels in 1959 (VVD)
onder de dertig zetels (28 zetels in 1972 (VVD/D66)), schommelde daarna lang
de dertig en veertig zetels en kwam later voor het eerst boven de 50 zetels
(53 zetels in 2012 (VVD/D66).

De drie traditionele stromingen verdeelden in die tijd onderling de zetels. Afwisselend kwam er vaak een regering van liberalen met confessionelen of sociaaldemocraten met confessionelen. Een enkele keer wisten de sociaaldemocraten en de liberalen elkaar te vinden.

In het begin van de 21e eeuw kwamen er partijen op die niet in de drie traditionele machtsblokken pasten: de partijen die zich tegen de traditionele partijen afzetten.

Zo werd de partij Lijst Pim Fortuyn (LPF) opgericht in februari 2002 door Pim Fortuyn, die op 6 mei 2002 werd vermoord. Na aanvankelijk grote successen is de partij op 1 januari 2008 opgeheven.
Ook de Partij voor de Vrijheid (PVV), met als leider Geert Wilders, is een voorbeeld van een -conservatieve- politieke partij die naast de traditionele partijen in 2005 is opgericht.

Stap 2

Populisme
Populisme komt van het Latijn: populus = volk. Populisten spreken de taal van het volk. Dat is niet vreemd in een stelsel waar politici door het volk worden gekozen maar toch heeft het populisme een negatieve bijklank. Populisten vinden dat zij uit naam van het volk spreken. Tegenstanders vinden dat zij alleen uitspraken doen waarvan ze weten dat ze bij de ‘gewone’ kiezer in de smaak vallen. Alles om maar meer stemmen te winnen. Populisme is meer een stijl om politiek te bedrijven dan een politieke opvatting of stroming.

Een definitie van populisme is moeilijk te geven. Er zijn wel enkele kenmerken waar we populisme aan kunnen ophangen:

Afkeer van de gevestigde orde
Populistische partijen hebben een afkeer van wat zij ‘de gevestigde orde’ noemen. Tot de gevestigde orde rekenen zij de bestaande partijen die samen een kliek vormen. Zij zijn de elite die alleen aan zichzelf denkt en geen aandacht heeft voor de ‘hardwerkende gewone mensen’.
De gevestigde orde vind je in de Binnenhof, in het Tweede Kamergebouw. Zij hebben -volgens de populisten- geen idee wat er buiten de Tweede Kamer echt gebeurt.

 

Het volk heeft het voor het zeggen
Volgens populistische partijen geven zij een stem aan ‘het volk’. Zij weten wat ‘het volk’ wil.

Er is een partij geweest (TON, zie onder ‘vaderlandsliefde’) met een website waarop bezoekers zelf programmapunten konden aandragen.

Met het volk bedoelen populistische partijen meestal het autochtone deel van de bevolking. Allochtonen horen daar niet bij. Toen Geert Wilders namens de Partij voor de Vrijheid zijn politieke programma presenteerde, stelde hij dat zijn partij het opneemt voor "Henk en Ingrid, de doorsnee Nederlanders".

Henk en Ingrid zijn vaak onderwerp van satire, zoals in Koefnoen. Henk en Ingrid hebben zelfs een eigen website gekregen, waarin hen grappig bedoelde teksten in de mond wordt gelegd:

“We hebben geen idee, maar wij zijn er wel tegen.”
“130 kilometer per uur is leuker dan cultuur.”
www.henkeningrid.org

 

Charismatisch leiderschap
Een populistische partij heeft vaak een charismatisch leider: iemand die de gevoelens van ‘het volk’ uitstekend kan verwoorden en in zijn of haar eigen achterban enorm populair is. “Hij zegt wat ik denk”, zeiden velen over Pim Fortuyn, voordat hij in 2002 vermoord werd.

 

Vaderlandsliefde
Tussen 2007 en 2012 was er in Nederland de politieke partij ‘Trots op Nederland’ (TON). De vaderlandsliefde van TON was zo groot dat zijn leider, Rita Verdonk, simpelweg ontkende dat er in Nederland discriminatie voorkwam. Ze zei in 2008: “Nederlanders hebben het helemaal niet in zich om te discrimineren.”

De vaderlandsliefde uit zich ook in het afzetten tegen iedereen die niet autochtoon en niet joods of christelijk is. Artikel 1 van de Grondwet luidt als volgt: ‘Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.’

Geert Wilders, leider van de PVV, wilde in 2006 artikel 1 van de Grondwet afschaffen en vervangen door een ander artikel waarin de joods-christelijke en humanistische traditie en cultuur van Nederland als dominante cultuur werd vastgelegd. Zijn voorstel werd door de andere partijen niet overgenomen.

De vaderlandsliefde uit zich ook uit de afkeur van de Europese Unie. Populistische partijen vinden dat Nederland teveel macht heeft overgedragen aan ‘Europa’. Nederland zou economisch niet van het lidmaatschap van de EU profiteren. De PVV stelde daarom in 2012 voor om uit de euro te stappen en de gulden weer in te voeren.

 

Eenvoudig taalgebruik
Kenmerk van populistische partijen is dat zij hun standpunten op een directe, ongekunstelde manier naar buiten brengen. Populisten spreken klare taal met simpele teksten die iedereen meteen kan begrijpen. Twitter is daar een prima middel voor. Zie de volgende tweets van Wilders:

‘NL baalt van jou Mark! Afbraak zorg, naheffing belastingen, miljoenen extra voor Brussel, leugens over de islam.’ (Mark = premier Mark Rutte).

‘Als het kabinet ook maar 1 eurocent extra aan Brussel geeft moeten ze opstappen. En wel onmiddellijk.'
NOS: pvv weer motie van wantrouwens
twitter.com/geertwilderspvv


Vraag:
In 2013 twitterde Wilders: 'Was net in Ridderzaal, vreselijke multiculti bijeenkomst. We hebben na 200 jaar weer een revolutie nodig, los van multiculti los van de EU!'
Welke kenmerken van het populisme vind je in deze tweet?

Stap 3

Eindproduct: Populistische Partij Nederland

  • Jullie zijn het campagneteam van de nieuwe Populistische Partij Nederland (PPN).
  • Jullie team bestaat uit drie of vier leden.
  • Jullie hebben goed geluisterd naar wat het gewone volk, de hardwerkende mensen, wil horen.
  • Jullie bedenken een slogan, een affiche, een spandoek, of ideeën voor een Facebookpagina of een tweet om jullie nieuwe partij aan te kondigen. De ideeën voor de Facebookpagina of Twitter publiceren jullie natuurlijk niet echt: het gaat immers om een niet-bestaande partij.

Kies met jullie team minimaal twee publiciteitsmiddelen uit. Meer mag natuurlijk ook.

Begrippenlijst

Politiek spectrum
Spectrum betekent letterlijk: gevarieerde reeks. Met "politiek spectrum" bedoelen we het overzicht van alle politieke partijen, op volgorde van hun politieke opvattingen, die worden omschreven in termen van links en rechts.
Linkse politieke partij
"Links" wil zeggen: progressief, vooruitstrevend, een grotere sociaaleconomische rol voor de overheid in het maatschappelijk leven.

 
Rechtse politieke partij
"Rechts" wil zeggen: conservatief, behoudend, een zo klein mogelijke sociaaleconomische rol voor de overheid in het maatschappelijk leven.
 
Confessionele partij
Politieke partij die zich baseert op een bepaalde godsdienstige geloofsleer. De protestantse en rooms-katholieke partijen rekenen we tot de confessionele stromingen.
Confessionelen
Politici die een confessionele politieke partij (gebaseerd op een godsdienstige geloofsleer) aanhangen.
Sociaaldemocraten
Socialistische beweging die zonder geweld of revolutie een klassenloze samenleving probeert te verwezenlijken.
Liberalen
Liberalen hangen het liberalisme aan. De stroming die als uitgangspunmt de vrijheid van het individu heeft. Dit betekent dat de overheid zo min mogelijk moet ingrijpen in de economie en het maatschappelijk leven.
Populisme
Populisme komt van het Latijn: populus = volk. Een stelsel waar politici door het volk worden gekozen.

 
Populistische partij
Politieke partij die alleen uitspraken doet waarvan men weet dat die bij de "gewone" kiezer in de smaak zullen vallen. Dat alles om maar zoveel mogelijk stemmen te winnen.
 

Veranderingen

Leerdoelen

Meer en meer kiezers hebben hun vertrouwen in de politiek verloren. Er moet wat gebeuren om dat wantrouwen weg te nemen en meer mensen te betrekken bij de democratie. Vandaar dat er van verschillende kanten wordt aangedrongen op aanpassingen van bijvoorbeeld het kiesstelsel. In deze opdracht passeren de vijf belangrijkste mogelijke aanpassingen de revue.

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • Uitleggen dat er een grote afstand is tussen burgers en hun vertegenwoordigers.
  • Uitleggen dat er door verschillende politici, deskundigen en groepen in de samenleving voorstellen zijn gedaan om de afstand te verkleinen en kun je enkele voorstellen typeren.
  • Enkele verschillen tussen kiessystemen noemen.
  • De verschillende soorten referenda noemen.
  • Je mening geven over het verhogen van de kiesdrempel.
  • Vertellen wat de taken van een burgemeester zijn.
  • Je mening geven over de vraag of een burgemeester gekozen of benoemd moet worden.
  • Een voorbeeld van het burgerinitiatief geven.
  • Je mening geven over het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd naar 16 jaar.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een referendum, door jou en je medeleerlingen georganiseerd. Je werkt daarbij in groepjes en docent verdeelt de verschillende taken van het referendum. Met het referendum laten jullie zien dat jullie de leerdoelen hebben behaald.

Beoordeling
Het referendum (de stappen die daarvoor nodig zijn) laten jullie beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling let jullie docent op:

  • De vorm: zijn de stappen van het referendum met zorg uitgevoerd?
  • Taalfouten: bevatten de antwoorden in de stappen 1-6 niet te veel taalfouten?

Werkwijze

Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Tekst lezen over de afstand tussen burgers en hun vertegenwoordigers.
Stap 2 Alleen Tekst lezen over het kiesstelsel.
Stap 3 Alleen Tekst lezen over de kiesdrempel.
Stap 4 Alleen Tekst lezen over de gekozen burgemeester.
Stap 5 Alleen Tekst lezen over het referendum.
Stap 6 Alleen Tekst lezen over de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd.
Stap 7 Samen met een groep studiegenoten Een referendum organiseren in jullie klas.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 tot 3 lesuren nodig.

Stap 1

Zo houden of veranderen?
Nederland is een democratie waarin de burgers aan de macht zijn. De burgers kiezen vertegenwoordigers die namens hen het land regeren. Alles is goed geregeld zou je denken, maar toch is er een flinke kloof tussen de burgers en hun vertegenwoordigers. Of in de woorden van CDA-partijleider Sybrand Buma (februari 2014): er is een groot gebrek aan vertrouwen in de landelijke politiek. Zelf sprak hij van: “democratie en samenleving dichter bij elkaar brengen.”

Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw is het beroep van politicus (met name voor Tweede Kamerleden) een fulltime bezigheid. Tweede Kamerleden krijgen daarvoor een financiële vergoeding. Er zijn ontevreden burgers die de vergoeding te hoog vinden en politici zien als ‘zakkenvullers’. Van de Socialistische Partij kwam ooit het voorstel om de afstand tussen burgers en hun vertegenwoordigers te verkleinen door de vergoedingen te verlagen. Volgens het SP-kamerlid Remi Poppe kon de vergoeding voor het Tweede Kamerlidschap met tien procent omlaag.

Anderen zien meer in aanpassingen van democratische spelregels. In deze opdracht kijken we achtereenvolgens naar:

  • Veranderingen in het kiesstelsel
  • Het instellen van een kiesdrempel
  • Gekozen burgemeester
  • Het instellen van een referendum
  • Het verlagen van de kiesgerechtigde leeftijd


Vraag:
Kies uit onderstaande spreekwoorden en gezegden een die je het meest aanspreekt en geef aan waarom je het daarmee eens of oneens bent:

  • Het geeft niet of je je niet met de politiek bemoeit, de politiek bemoeit zich toch met jou.
  • Als verkiezingen iets zouden veranderen, waren ze allang verboden.
  • Democratie is de wil van het volk. Elke ochtend lees ik stomverbaasd in de krant wat ik nu weer wil.

Stap 2

Kiesstelsel
De wijze waarop de volksvertegenwoordiging bij verkiezingen wordt gekozen, noemen we het kiessysteem of kiesstelsel.

Nederland heeft een ‘evenredige vertegenwoordiging’. Een partij die 10% van de stemmen haalt, heeft in een systeem met evenredige vertegenwoordiging dus recht op 10% van de zetels.

Een ander kiesstelsel is het ‘meerderheidsstelsel’. In dit kiesstelsel krijgt de winnaar van de verkiezingen alle zetels. Een meerderheidssysteem is vaak gekoppeld aan een ‘districtenstelsel’.

Een ‘districtenstelsel’ is een kiessysteem waarbij één of meer afgevaardigden in een kiesdistrict worden gekozen. Meestal gaat het om maar één kandidaat die kan winnen.

Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten kennen een districtenstelsel. In Groot-Brittannië wordt de kandidaat met het grootste aantal stemmen gekozen, in Frankrijk de kandidaat die de absolute meerderheid haalt. Voor een absolute meerderheid is vaak een tweede ronde nodig tussen de twee kandidaten met de meeste stemmen in de eerste ronde.

Partijleider Buma van de CDA pleitte in 2014 voor een mix van een evenredige vertegenwoordiging en een districtenstelsel. De helft van de Tweede Kamerzetels blijft bedoeld voor rechtstreeks gekozen Tweede Kamerleden, voor de andere helft worden de vertegenwoordigers gekozen in een van de districten. Volgens Buma staan kandidaten uit de eigen omgeving dichter bij de kiezer en is de herkenbaarheid van de kandidaten groter.


In 1918 ging Nederland over van een districtenstelsel naar een evenredige vertegenwoordig.
Johan Braakensiek, tekenaar van deze karikatuur in "De Amsterdammer" op 8 juni 1918, vond er het zijne van.

 

Vraag:
Waarom zijn vooral kleine partijen vaak tegen een districtenstelsel?

Stap 3

Kiesdrempel
Aan de Duitse verkiezingen deden in 2013 34 politieke partijen mee. Het Duitse parlement telt 631 zetels. Voor een zetel heb je 0,158% van alle stemmen nodig (100% gedeeld 631 = 0,158%).

Van de 34 partijen haalden 15 partijen die 0,158% en toch hebben maar 5 partijen zetels gekregen. Hoe dat kan? Dat komt omdat Duitsland een kiesdrempel van 5% kent. Dat wil zeggen dat een partij minimaal 32 zetels (5% van 631 zetels) moet winnen om in het parlement te komen. Als een partij daaronder blijft, vervallen die zetels en worden ze herverdeeld over de partijen die wel de kiesdrempel hebben behaald.

De Nederlandse Tweede Kamer telt 11 politieke partijen die een zetel in de laatste verkiezingen hebben gewonnen. België heeft er met 12 politieke partijen nog meer.
Om een zetel te winnen moet een partij minstens 0,667% van de stemmen halen (100% : 150 zetels = 0,667%). Aan deze verkiezingen deden 21 verschillende partijen mee. Tien partijen haalden minder dan 0,667% van de stemmen.

Stel dat Nederland ook een kiesdrempel van 5% heeft, dan zou een partij 8 zetels moeten halen (5% van 150 zetels) om ze te mogen innemen. De Tweede Kamer zou dan uit maar 6 partijen bestaan en niet uit 11 zoals nu.

Onder het motto "niet klagen, maar actie" is een enthousiaste groep burgers de actie 'Kiesdrempel. Omhoog. 5%' gestart. De groep wil bijdragen aan de hervorming van het kiesstelsel in Nederland.

De activisten hebben drie redenen:

  1. Stabieler
    “Politiek wordt de laatste jaren teveel bedreven in de waan van de dag. Dagelijks proberen alle elf partijen het nieuws te halen om de kiezer te verleiden. Door continue tussentijdse peilingen wordt de regering gedwongen om op korte termijn populaire beslissingen te nemen, die niet altijd goed zijn voor de lange termijn. De kiesdrempel van 5% zorgt voor minder kleine partijen die zichzelf in de kijker willen spelen door hypepolitiek.”
  2. Goedkoper
    “Tussen 2002 en 2012 is Nederland vijf keer naar de stembus geweest. Elke verkiezing kost 50 miljoen euro, 4 euro per kiesgerechtigde (o.a. voor het printen en versturen van de kieslijst en de stemkaart). Met minder politieke partijen valt de regering minder snel en heeft Nederland stabieler regeringen. Minder verkiezingen = goedkoper.”
  3. Sneller
    “Met zoveel verschillende partijen in het politieke landschap kost het vormen van een stabiele coalitie vaak kostbare tijd. Door de kiesdrempel van 5% in te voeren zullen er minder partijen overblijven, waardoor snel een meerderheid kan worden gevormd. En hoe sneller er een nieuwe regering is, hoe sneller de problemen kunnen worden aangepakt.”


Fractieleider Buma (CDA) wil niet zo ver gaan als de groep burgers ‘Kiesdrempel Omhoog 5%’. Hij stelt een kiesdrempel van 1,5% voor (= 2,25 van de 150 zetels).

In 2010 haalde de Partij voor de Dieren 1,3% van alle stemmen en haalde 2 zetels. Met de plannen van Buma zou die partij de kiesdrempel niet hebben gehaald.

Tweede Kamer-verkiezingen Aantal partijen in TK zonder kiesdrempel Aantal partijen in TK met kiesdrempel van 1,5% Aantal partijen in TK met kiesdrempel van 5%
1982 12 8 3
1986 9 6 4
1989 9 6 4
1994 11 9 4
1998 9 8 5
2002 10 10 7
2003 9 9 6
2006 10 10 5
2010 10 9 6
2012 11 11 6


Vragen:

  1. Kijk naar de wikipedia pagina: Nederlandse kabinetten sinds de Tweede Wereldoorlog .
    Uit hoeveel partijen bestonden de regeringen van 2002-2012?
  2. De actiegroep 'Kiesdrempel. Omhoog. 5%' stelt: “Met minder politieke partijen valt de regering minder snel.” Klopt dat volgens jou wel?

Stap 4

Gekozen burgemeester
Een burgemeester staat aan het hoofd van de gemeente. Zijn of haar rol is internationaal gezien heel verschillend en dat geldt ook voor de macht die een burgemeester heeft.

In Engeland, Wales en Noord-Ierland heeft een burgemeester een ceremoniële functie.

In Australië heeft een burgemeester een politieke rol. In Nederland heeft een burgemeester een ceremoniële én een (beperkte) politieke functie. De burgemeester leidt het dagelijks bestuur (het college van Burgemeester en Wethouders) van een stad. Hij leidt ook de vergaderingen van het gemeentebestuur, maar hij mag niet meestemmen over het gemeentelijke beleid.

Een burgemeester is verantwoordelijk voor de openbare orde en voor de veiligheid in de stad. Hij of zij houdt ook toezicht op alle openbare gebouwen en op voor het publiek toegankelijke gebouwen (zoals horecagelegenheden). Hij of zij heeft ook het opperbevel bij branden en ongelukken.

26 Burgemeesters zijn ook korpsbeheerder bij de politie.

In veel landen, waaronder alle andere landen van de Europese Unie behalve Nederland, wordt een burgemeester gekozen bij een verkiezing. Soms rechtstreeks door de bevolking, soms indirect door de gemeenteraad. In Nederland gaat dat anders. In Nederland wordt een burgemeester benoemd door de koning, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en op aanbeveling van de gemeenteraad. Vaak, maar niet altijd, wordt de aanbeveling van de gemeenteraad gevolgd. Een burgemeester is (vrijwel) altijd ook lid van een politieke partij.
Van de 366 burgemeesters in 2011 is er precies 1 die geen lid is van een politieke partij.

Een burgemeester wordt voor zes jaar benoemd. Na zes jaar kan hij of zij verlenging krijgen, net zo lang totdat hij of zij 70 is.

Weliswaar heeft een burgemeester beperkte politieke taken, maar het zijn wel belangrijke taken. Veel mensen vinden het daarom onjuist dat een burgemeester wordt benoemd en niet gekozen.

In 1966 pleitte D66 al voor een gekozen burgemeester, in 2014 was ook het CDA daarvoor.

Een ruime meerderheid van de Nederlanders is voor een gekozen burgemeester, stelde I&O Research op basis van een peiling onder 9500 mensen in februari 2014:

Benoemde burgemeester (huidige situatie) 16
Burgemeester gekozen door burgers 44
Burgemeester gekozen door gemeenteraad 28
Geen mening 13
Totaal (afgerond) 100

 

Vragen:

  1. Geef een voorbeeld van een ceremoniële functie van de burgemeester.
  2. Waaruit blijkt dat een burgemeester beperkte politieke functietaken heeft?

Stap 5

Referendum
Bij een referendum wordt een vraag over een wet aan de kiesgerechtigden voorgelegd. Bij een referendum gaan de kiesgerechtigden net als bij een verkiezing naar het stembureau. Meestal gaat het hierbij om een beperkte keuze (ja of nee, of een keuze uit een beperkt aantal mogelijkheden).

Zo’n 30 landen in de wereld kennen het referendum, maar het ene referendum is het andere niet.

Zwitserland gaat het verst in het direct raadplegen van zijn burgers. Zwitserse burgers kunnen meepraten over wetten en verdragen en de regering moet de uitkomst van het referendum accepteren. In 2002 heeft 54,5% voorgestemd op de vraag ‘Zwitserland treedt toe tot de Verenigde Naties’. In 2008 heeft 58,6% tegengestemd op de vraag ‘Zwitserland voert een flexibele leeftijd voor pensionering in’.

Een referendum zoals in Zwitserland noemen we een bindend referendum: de uitslag wordt overgenomen. Bij een niet-bindend of adviserend referendum wordt de uitslag beschouwd als een advies aan de volksvertegenwoordiging en kan het overgenomen worden, of niet.

Nederland kent geen bindend referendum. Verschillende gemeenten en enkele provincies kennen wel een adviserend of raadgevend referendum. Sinds april 2014 kent Nederland ook een nationaal adviserend referendum. Dit betekent dat burgers referenda kunnen aanvragen over wetten en verdragen nadat deze door het parlement zijn goedgekeurd. Voor een referendum moeten eerst 10.000 handtekeningen worden ingezameld in 4 weken, daarna 300.000 in 6 weken.

Het Referendum Platform wil graag dat er ook een bindend referendum komt.

“We strijden nu door voor een bindend correctief referendum. Ook willen we in de toekomst een nationaal volksinitiatief in Nederland zien: een referendum over door burgers aangedragen voorstellen. Burgers willen niet alleen slechte wetten wegstemmen maar ook betere wetten kunnen agenderen”, aldus voorzitter Dubbelboer.

Een nationaal referendum moet niet verward worden met een burgerinitiatief. Voor een nationaal referendum moeten 300.000 handtekeningen worden ingezameld. Een nationaal referendum gaat over goedgekeurde wetten en verdragen. Met een nationaal referendum kunnen de burgers aangeven dat naar hun mening een wet of verdrag zou moeten worden aangepast.

Voor een burgerinitiatief hoeven ‘maar’ 40.000 handtekeningen te worden ingezameld. Een burgerinitiatief is een uitgewerkt voorstel om bijvoorbeeld het milieu, onderwijs of openbaar vervoer te verbeteren. Met een burgerinitiatief verzoekt een groep burgers de Tweede Kamer om hun voorstel te bespreken en er een standpunt over in te nemen. Uiteindelijk nemen de leden van de Tweede Kamer een standpunt in: wel of niet instemmen met het voorstel.

Vraag:
Noem drie verschillen tussen een nationaal referendum en een burgerinitiatief.

Stap 6

Verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd
In Nederland is er van alles geregeld. Hieronder vind je verschillen tussen wat je mag als je 16 bent en wat je mag doen als je 18 bent:

Wat mag je doen vanaf je 16e? Wat mag je doen vanaf je 18e?
  • Je mag je bromfietsrijbewijs halen.
  • Je mag op een tractor rijden.
  • Seks mag, alleen niet met mensen die jonger zijn of tegen betaling.
  • Trouwen mag, met toestemming van ouders mits het meisje zwanger is of een kind heeft.
  • Je mag in de bioscoop films voor 16+ bezoeken.
  • Je mag zelf over medische behandelingen beslissingen nemen.
  • Je mag de eerste solovlucht maken in een gemotoriseerd vliegtuig (onder verantwoordelijkheid van een instructeur).
  • Je mag je theorie halen voor het autorijden.
  • Bij 16,5 jarige leeftijd is het toegestaan om autorijlessen te nemen.
  • Je hebt het recht om organen bij leven te doneren (orgaandonatie).
  • Je hebt het recht om geld uit te geven zonder toestemming van ouders.
  • Vanaf nu val je onder het volwassenen-strafrecht.
  • Je mag trouwen, ook zonder toestemming van ouders.
  • 's Nachts werken is toegestaan.
  • Het is mogelijk alcoholische drank en tabak te kopen.
  • Het is mogelijk een rijbewijs te behalen (eerste vijf jaar als puntenrijbewijs) voor een auto en/of motorcategorie A1.
  • Je mag toegang hebben tot het casino.
  • Je mag wiet halen.
En het stemrecht? Helaas niet! Je hebt stemrecht en het recht gekozen te worden.

 

D66-Kamerlid Gerard Schouw pleitte in 2010 voor het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd naar 16 jaar. “Als zestienjarige moet je belasting betalen voor je bijbaan en kun je aansprakelijk worden gesteld als je schade aanricht. Plichten en rechten moeten gelijk opgaan. Stemrecht voor 16-jarigen hoort bij een maatschappij die meer verantwoordelijkheid van jongeren vraagt,” aldus Schouw.

Anderen vinden dat onzin. Professor Dick Swaab formuleert het in zijn boek ‘Wij zijn ons brein’ als volgt:
Het probleem is dat de prefrontale cortex op je zestiende nog niet volgroeid is. Jongeren zijn niet goed in staat de consequenties van hun keuzes te overzien. Deze kennis is al jaren beschikbaar en het bracht wetenschappers er bijvoorbeeld toe om ook een andere leeftijdsgrens ter discussie te stellen, die van het volwassenenstrafrecht. Zij pleiten ervoor die te verhogen tot 21 of zelfs 23.

En wat vinden de jongeren er zelf van? Aan 2500 jongeren (16-24 jaar) is gevraagd wat ze vinden van het voorstel om de stemleeftijd te verlagen. 66% is niet erg enthousiast. Zo denken de jongeren dat ze nog te weinig kennis hebben om goed te kunnen kiezen. Eén van de deelnemers van het onderzoek zegt in het tv-programma EenVandaag: ‘Ik ben zestien jaar en ik weet nog niet veel over politiek, mijn leeftijdsgenoten ook niet. Zo kunnen we makkelijk gemanipuleerd worden door bijvoorbeeld onze ouders. Ik vind het dus geen goed idee.’


Vragen:
De antwoorden zijn vooral in het filmfragment te vinden.

  1. Geef een voorbeeld van een land waar je al op je 16e mag stemmen.
  2. Welke argumenten gebruikt het CDA om tegen de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd te zijn?
  3. Welke argumenten gebruikt de PvdA om voor de verlaging van de kiesgerechtigde leeftijd te zijn?
  4. Welk type partijen zijn vóór de verlaging?

Stap 7

Eindproduct
Jullie organiseren een referendum in jullie klas. De tekst waar jullie JA of NEE op kunnen stemmen, is: “Iedere Nederlander van 16 jaar of ouder heeft kiesrecht.”

Elke groep krijgt een eigen taak:

  • Ontwerp een formulier voor het referendum.
  • Vermenigvuldig voldoende exemplaren voor het referendum.
  • Toezicht houden op het eerlijk verlopen van het referendum.
  • Tellen van de stemmen.
  • Plechtig bekend maken van de uitkomst.

Begrippenlijst

Kiesstelsel / kiessysteem
De wijze waarop de volksvertegenwoordiging van een land bij verkiezingen wordt gekozen, noemen we het kiessysteem of kiesstelsel.
Evenredige vertegenwoordiging
Nederland heeft een "evenredige vertegenwoordiging". Een partij die bijvoorbeeld 10% van de stemmen haalt, heeft in een systeem met evenredige vertegenwoordiging recht op 10% van de zetels.
Districtenstelsel
Een districtenstelsel is een kiessysteem waarbij één of meer afgevaardigden in een kiesdistrict worden gekozen. Meestal gaat het maar om één kandidaat die kan winnen. Groot-Brittannië, Frankrijk en de Verenigde Staten kennen een districtenstelsel.
Meerderheidsstelsel
In het meerderheidsstelsel krijgt de winnaar van de verkiezingen alle zetels. Een meerderheidssysteem is vaak gekoppeld aan een "districtenstelsel".
Kiesdrempel
Een kiesdrempel is het minimum aantal stemmen (uitgedrukt in een percentage van het totale aantallen uitgebracht stemmen) dat een partij moet behalen om een zetel in een volksvertegenwoordiging te krijgen.
Gekozen burgemeester
In veel landen wordt de burgemeester gekozen bij een verkiezing. Soms rechtstreeks door de bevolking, soms indirect door de gemeenteraad. In Nederland gaat dat anders en wordt de burgemeester benoemd door de koning, op voordracht van de minister van Binnenlandse Zaken en op aanbeveling van de gemeenteraad.

Afsluiting

Introductie

Je hebt in een aantal opdrachten veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gedaan.
Als het goed is ben je nu klaar voor de afsluiting van dit thema. De afsluiting bestaat uit het maken van een aantal examenvragen over de Staatsinrichting van Nederland. Lees eerst de tips.

Tips

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

VMBO-KGT34 2016-TV1

2016-TV1 Vraag 2
2016-TV1 Vraag 6

VMBO-KGT34 2016-TV2

2016-TV2 Vragen 1, 2 en 3
2016-TV2 Vraag 9

VMBO-KGT34 2017-TV2

2017-TV2 Vragen 5 en 6

VMBO-KGT34 2018-TV1

2018-TV1 Vraag 1
2018-TV1 Vragen 4, 5 en 6
2018-TV1 Vraag 8

VMBO-KGT34 2018-TV2

2018-TV2 Vraag 7

VMBO-KGT34 2019-TV1

2019-TV1 Vragen 3 en 4

Eindexamenvragen

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

VMBO-KGT34 2016-TV2

2016-TV2 Vragen 1, 2 en 3

VMBO-KGT34 2019-TV1

2019-TV1 Vragen 3 en 4

Examen 2013-2
Maak de volgende twee vragen van het examen van 2013 tijdvak 2.
VMBO GT 2013-2 Vraag 12
VMBO GT 2013-2 Vraag 13

Examens 2014-1 en 2014-2
Maak de volgende vragen van de examens van 2014 tijdvak 1 en tijdvak 2.
VMBO GT 2014-1 Vraag 12
VMBO GT 2014-1 Vraag 13
VMBO GT 2014-2 Vraag 10
VMBO GT 2014-2 Vraag 11
VMBO GT 2014-2 Vraag 13

  • Het arrangement Thema: Staatsinrichting vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Erik Westdijk
    Laatst gewijzigd
    2022-04-19 14:50:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Trefwoorden
    leerlijn, rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Geschiedenis. (2020).

    Thema 6 Staatsinrichting vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/89693/Thema_6_Staatsinrichting_vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Rol van de koning

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.