Thema Blessures vmbo-kgt12

Thema Blessures vmbo-kgt12

Thema: Blessures

Intro

Veel topsporters krijgen te maken met blessures.
Maar ook gewone sporters kunnen er last van krijgen.
En ook als je niet sport, kun je een blessure krijgen, bijvoorbeeld door het gebruik van de computermuis of een verkeerde houding bij het tillen of een verkeerd afgestelde bureaustoel.

Kijk eens naar de voetballer in de video. Hoe loopt hij zijn blessure op?


In dit thema staan (sport)blessures centraal.
Aan het eind van het thema maak je samen met een klasgenoot twee beschrijvingen van blessures voor in een folder.

Voordat je hiermee aan de slag gaat, moet je eerst nog veel leren!

 

Wat ga ik doen?

In dit thema ga je aan de gang met vijf opdrachten en de afsluiting.
In de tabel staat per onderdeel hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Eindproduct

Inleiding

0,5

 

Opdracht: Geraamte

2

Bouwplaat skelet of toets

Opdracht: Beenderen

2

Onderzoeksverslag

Opdracht: Rechtop staan

1

Memoryspel of toets

Opdracht: Bewegen

2

Kruiswoordpuzzel of toets

Opdracht: Lichaamshouding

3

Poster maken

Afsluiting

3

Folder maken
Diagnostische toets

Totaal

13,5

 


De tijd is een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

 

Werkplan

Het thema '(Sport)blessures' bestaat uit een groot aantal opdrachten/oefeningen.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt.
Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt.
Op dat werkplan houd je bij welke onderdelen afgerond zijn.

Download hier het Werkplan (Sport)blessures

Geraamte

Intro

Kijk ongeveer een minuut naar het volgende filmpje.


In deze opdracht staat het skelet centraal.
Hoe heten al die botten in ons skelet?

Wij behoren tot de zoogdieren.
Hebben andere zoogdieren dezelfde botten als de mens?

Op deze vragen ga je in deze opdracht antwoord geven.

Succes

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af door samen met een klasgenoot een skelet in elkaar te zetten en de verschillende botgroepen te kleuren.

Beoordeling
Laat het skelet beoordelen door je docent.
Bij de beoordeling gebruikt je docent de volgende vragen:

  • Is het skelet op de juiste manier in elkaar gezet?
  • Zijn de botgroepen op de juiste manier gekleurd?
  • Staan de namen van de zeven botgroepen op het skelet?
  • Is het skelet met zorg gemaakt?
  • Staan de nummers van de verschillende botten op de juiste plaats?

Leerdoelen

Na deze opdracht kun je:

  • uitleggen waarom je een skelet nodig hebt.
  • de namen van de beenderen van het skelet benoemen.
  • vijf verschillende botgroepen benoemen.
  • één kenmerk van zoolgangers, teengangers, hoefgangers (topgangers), en zool-/teengangers benoemen.

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 tot en met stap 5 doe je alleen. Soms heb je wel de hulp van een klasgenoot nodig.
Het maken van het skelet (stap 6) doe je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden

  • fototoestel (stap 3)
  • bouwplaat Skelet
  • karton en printer (of je krijgt de bouwplaat uitgedeeld)
  • kleurpotloden (rood, groen, grijs, geel, paars en blauw)
  • schaar
  • tang om gaatjes te maken plus acht splitpennen
  • touw/katoendraad en naald

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 lesuren nodig.

Stap 1

Het Skelet
Bestudeer uit de kennisbank biologie de eerste twee pagina's van het onderdeel over het skelet. Een skelet wordt ook een geraamte genoemd. Beantwoord nu de vraag over de functies van het skelet.

KB: Geraamte

Welke functies heeft ons geraamte allemaal?
Kies meerdere antwoorden uit de volgende mogelijkheden.

  1. Het maakt bewegingen mogelijk.
  2. Het geeft vorm aan ons lichaam.
  3. Het beschermt sommige tere organen.
  4. Het zorgt voor stevigheid en rechtop blijven staan.
  5. In het beenmerg worden bloedcellen aangemaakt.

Vergelijk jouw keuze met de keuze van een klasgenoot.
Hebben jullie een verschillend antwoord. Kijk nog even in de kennisbank.

Stap 2

Verschillende botten
Ga opnieuw naar het onderdeel 'Geraamte' in de kennisbank biologie.
Kijk uit welke botten en beenderen de schedel, de romp, de wervelkolom en de ledematen zijn opgebouwd (pagina 3 t/m 7).

KB: De schedel

Maak de onderstaande toepassing "Skelet".
Je kunt de oefening ook in het googledocument maken: Bouw skelet
Maak eerst een kopie en beantwoord de vragen.

 

Toepassing:Skelet

Stap 3

Je eigen botten
Ken je nu alle botten en kun je de botten bij jezelf aanwijzen?

- Download het werkblad Het Skelet .
- Ga in dezelfde houding staan als de afbeelding.
- Vraag een klasgenoot om een foto van je te maken.
- Plak deze foto in het werkdocument achter het skelet.
- Benoem alle genummerde botten.
- Kijk of je elk bot bij jezelf kunt voelen.

Oefen met een klasgenoot: de één wijst een lichaamsdeel aan, de ander zegt welk bot daar zit.

 

Stap 4

Mens en dier
In de volgende toepassing "Mens en paard" onderaan deze pagina, zie je dat er als je kijkt naar het skelet overeenkomsten zijn tussen mens en paard.
Je kunt deze toepassing ook maken in het googledocument: Mens en Paard

Op de website van natuurinformatie vind je extra informatie over het skelet van 'viervoeters':
natuurinformatie - skeletten.
Lees wat het verschil is tussen hoefgangers, zoolgangers en teengangers.

Beantwoord nu de vijf vragen hieronder.

  1. Op welk deel van de voeten loopt een zoolganger?
  2. Op welk deel van de voeten loopt een teenganger?
  3. Op welk deel van de voeten loopt een hoefganger?
  4. Wie van de die typen viervoeters is het snelst?
  5. Wat voor ganger is de mens, een paard en een hond?

Cheetah
In het volgende filmpje kun je mooi zien hoe snel een cheetah is en hoe een cheetah zijn prooi vangt.
Het commentaar is in het Engels; het geeft niet als je het niet helemaal verstaat.
Bekijk het filmpje en beantwoord dan de twee vragen.

  1. Door de bouw is de cheetah snel. Wat kun je zeggen over de wervelkolom?
    1. De wervelkolom is kort.
    2. De wervelkolom is flexibel.
    3. De wervelkolom is stijf.
  2. Wat voor type ganger is de cheetah?
    1. Een zoolganger.
    2. Een teenganger.
    3. Een hoefganger.

Toepassing:Mens en paard

Stap 5

Zeven botgroepen
Alle skeletten bestaan uit zeven botgroepen:

  1. schedel
  2. borstkas
  3. schoudergordel
  4. bekkengordel
  5. wervelkolom
  6. voorpoten
  7. achterpoten.

Voorpoten en achterpoten worden ook wel ledematen genoemd.
Ga naar de website van Natuurinformatie:

> natuurinformatie - skeletten - zeven botgroepen

Klik op iedere botgroep en lees de informatie.
Hieronder zie je omschrijvingen. Over welke botgroep gaat het?

  1. Deze botgroep bestaat uit vergroeide beenderen.
    De botten samen zijn een soort doos waarin de hersenen zitten.

  2. Deze botgroep is een centrale as.
    Bijna alle andere botgroepen zitten hier aan vast.

  3. Deze botgroep bestaat uit ribben en borstbeen.
    Samen vormen ze een beschermkooi die aan de wervelkolom vast zit.

  4. Aan deze botgroep zitten de voorpoten.

  5. Deze botgroep bestaat uit vergroeide beenderen.
    Ze zitten vast aan het heiligbeen.

  6. Bij deze botgroep zie je de meeste verschillen.
    Bij de meeste dieren wordt deze botgroep gebruikt om te lopen. Bij mensen niet.

  7. Deze botgroep wordt op verschillende manieren gebruikt:
    Springpoten bij een kangoeroe, peddelpoten bij een zwaan of looppoten bij een hond.

 

Heb je dezelfde antwoorden als je klasgenoot? Vergelijk jullie antwoorden.

Stap 6

Eindopdracht
Je gaat nu samen met een klasgenoot een skelet in elkaar zetten.

  • Download de Bouwplaat Skelet.
  • Download ook de Uitleg maak een trekpop.
  • Maak de trekpop op de aangegeven manier.
  • Schrijf de namen van vijf van de botgroepen op het skelet.
  • Geef elke botgroep een andere kleur.
  • Schrijf de nummers van de volgende beenderen op het skelet:
  1. dijbeen
  2. opperarmbeen
  3. middenvoetsbeentjes
  4. halswervels
  5. borstbeen
  6. heupbeen
  • Kijk of je trekpop voldoet aan de beoordelingscriteria.

Klaar en tevreden?
Laat je trekpop beoordelen door je docent.

Begrippenlijst

Been
Been is keihard en stevig en tevens hetgeen waar botten uit bestaan.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.
Schedel
De schedel staat bovenop de wervelkolom en heeft een beschermende functie.
Romp
De romp bestaat uit de wervelkolom, de ribben, de schoudergordel en de bekkengordel. De romp heeft een beschermende functie.
Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Beenmerg
Beenmerg weefsel in de beenderen van gewervelde dieren, o.a. in ruggenwervel en borstbeen. Speelt een rol bij het vormen van botweefsel en bloed.
Tussenwervelschijf
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Beenderen

Intro

Bekijk het filmpje.


In het filmpje zie je een baby die zijn voeten in zijn mond steekt.
Waarom kunnen veel baby's dat wel en de meeste ouderen niet?
Wat maakt botten soepel en wat maakt botten stijf?

Op deze vragen ga je antwoord geven in deze opdracht.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met een onderzoeksverslag.

In het verslag komt te staan:

  • de onderzoeksvraag en hypothese
  • de werkwijze (opzet van het onderzoek)
  • de resultaten
  • de conclusie

Eerst beoordeel je je verslag zelf.
Laat het daarna beoordelen door je docent.
Je docent beoordeelt de correctheid van het verslag, maar kijkt ook naar de verzorging/netheid.

Leerdoelen

Na deze opdracht kun je:

  • benoemen waar bot uit bestaat.
  • aangeven waarvoor kalkstof en lijmstof belangrijk zijn.

Werkwijze

Groepsgrootte
Deze opdracht doe je alleen.

Benodigdheden
Leeg onderzoeksverslag Beenderen

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Stap 1

Samenstelling botten
Bekijk het filmpje op de site van SchoolTV.
Bestudeer daarna de informatie over de samenstelling van de botten.

Video: Samenstelling bot

Kalk en lijmstof
Je geraamte moet wel tegen een stootje kunnen en dus stevig zijn.
De botten zijn daarom erg hard en heel erg sterk.
Een bot bestaat gewoonlijk uit been en voor de geboorte uit kraakbeen.
Enkele botten zoals in je neus en oorschelp blijven uit kraakbeen bestaan.
Been bestaat uit beencellen, kalk en lijmstof.

Kalk ken je vast wel, want stoepkrijt is ook van kalk.
Kalk is stevig, maar ook broos. Als je een stukje stoepkrijt probeert te buigen, breekt het.
Lijmstof is net een soort gum. Het is gemakkelijk in elkaar te drukken, maar veert daarna weer terug.
Stevig is deze lijmstof dus niet, maar wel erg soepel.
Ook is het kleverig: vroeger maakte men er lijm van (beenderlijm).

Kalk en lijmstof zorgen samen voor een stabiel skelet, zodat het lichaam zijn vorm behoudt.
Het binnenste van een bot is zacht. Dit noemen we het beenmerg.
In het beenmerg worden bloedcellen gemaakt voor het lichaam.

Beantwoord de volgende vijf vragen.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Bespreek de verschillen. Komen julllie er niet uit vraag dan de hulp van de docent.

Stap 2

Verandering in de samenstelling van botten en krimpen
Maak de onderstaande oefening.

 

Oefening:Verandering in de samenstelling van botten en krimpen

Stap 3

Bekijk de grafiek hieronder.
In de grafiek zie je hoe het percentage lijmstof en kalk in je botten verandert als je ouder wordt.

  1. Welke lijn geeft het percentage kalk weer?
  2. En welke lijn het percentage lijmstof?

Stap 4

Bekijk het onderzoekje dat Julia doet.
Van dit onderzoek maak je in stap 5 een onderzoeksverslag.

Onderzoek Julia​

Stap 5

Onderzoeksverslag maken
Je gaat een onderzoeksverslag maken.

  • Download het lege onderzoeksverslag Beenderen.
  • Lees het onderzoeksverslag een keer helemaal door.
  • Lees ook de beoordelingscriteria door.
  • Bekijk het onderzoek in stap 4 opnieuw.
  • Vul het onderzoeksverslag helemaal in.
  • Beoordeel eerst zelf het onderzoeksverslag.
  • Laat het onderzoeksverslag beoordelen door je docent.

Succes!

Rechtop staan

Intro

Bekijk de volgende twee filmpjes.



In beide filmpjes zie je de wervelkolom.
De wervelkolom speelt een belangrijke rol bij het rechtop staan.

In deze opdracht bekijk je hoe de wervelkolom in elkaar zit.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Rechtop staan'.
De toets bestaat uit acht meerkeuzevragen.

Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord.

 

Leerdoelen

Na deze opdracht kun je:

  • de verschillende onderdelen bouw van de wervelkolom benoemen.
  • aangeven waardoor de wervelkolom kan bewegen.

Werkwijze

Groepsgrootte
Je doet deze opdracht alleen. Soms overleg je met een klasgenoot.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 1,5 uur de tijd.

 

Stap 1

Wervelkolom
Bestudeer in de kennisbank biologie pagina 5 en 6.

KB: Wervelkolom

Maak nu de onderstaande sleepoefening.
Je kunt de oefening ook in het googledocument maken: Rechtop staan.

Toepassing:Rechtop staan

Stap 2

Wervelkolom
Bekijk nu onderstaande video en maak daarna de volgende vijf vragen.


 

Stap 3

Hernia
Je hebt vast wel eens gehoord van een hernia.
Misschien ken je wel iemand die last heeft van een hernia.
In deze stap leer je wat een hernia is. Bekijk de video.

Video: Zenuwen-in-de-knel

Opdracht
Een hernia is een uitstulping van een tussenwervelschijf. Daarmee wordt bedoeld dat een tussenwervelschijf gedeeltelijk tussen de wervels weg is geduwd.
Hierdoor drukt de uitstulping op een zenuw. Dit doet erg veel pijn.

Door de druk op de zenuw krijg je pijn in je been en je bil. Soms valt de zenuw zelfs helemaal uit en kan je je been niet meer goed bewegen. Ook heb je vaak een tintelend gevoel. Alsof je been slaapt. Hoesten, niezen en persen doet pijn.

De meeste hernia’s ontstaan tussen de onderste twee lendenwervels of tussen de laatste lendenwervel en het heiligbeen. Maar je kan bijvoorbeeld ook een nekhernia krijgen.
Een hernia kan ontstaan door verschillende oorzaken. Hieronder zie je een aantal oorzaken:

  • een plotselinge draaibeweging

  • vertillen

  • te weinig beweging

  • een aangeboren zwakke plek

  • slijtage/ouderdom.

De meeste hernia’s gaan vanzelf over. Vaak met behulp van fysiotherapie.
In sommige gevallen is de hernia zo ernstig of duurt hij zo lang, dat er toch geopereerd moet worden.

Maak de volgende oefening.

Stap 4

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
Probeer een zo hoog mogelijke score te halen.

Klik op Start om te beginnen.

Succes!

Oefening:Rechtop staan

Begrippenlijst

Wervelkolom
De wervelkolom is veerkrachtig en heeft een beschermende en vormgevende functie.
Tussenwervelschijven
Een kraakbeenkussentje, gevuld met vocht, gelegen tussen elke wervel en de volgende.
Wervellichaam
De buikzijde van de tussenwervelschijf.
Uitsteeksels
De rugzijde van de tussenwervelschijf.
Bekkengordel
De bekkengordel wordt gevormd door de heupbeenderen en het heiligbeen.
Ledematen
Benaming voor armen en benen.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.

Zenuw
Een soort draad in het lichaam die de hersenen verbindt met spieren en organen. Via het ruggenmerg gaan de zenuwen naar de verschillende delen van je lichaam.

Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam.

Ruggenmerg

Een koker met vloeistof die door je wervels loopt. Door deze buis lopen alle zenuwen van en naar je hersenen.

 

 

 

 

 

 

 

 

Bewegen

Intro

Bekijk de volgende filmpjes:

 
Je lichaam doet de hele dag niks anders dan bewegen:
lopen, zitten, schrijven of typen, staan, fietsen, rennen en ga zo maar door.

Hoe komt het dat je kunt bewegen? Hoe werkt jouw bewegingsapparaat?

Onder je huid zit een ingewikkeld bewegingsapparaat dat bestaat uit botten, gewrichten, spieren, pezen en zenuwen.
Daarover ga je in deze opdracht meer te weten komen....

Veel succes.

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Hoe kom ik in beweging?'.
De toets bestaat uit tien meerkeuzevragen.

Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord.

 

Leerdoelen

Na deze opdracht kun je:

  • twee manieren beschrijven waarop botten met elkaar verbonden zijn.
  • de twee onderdelen van een gewricht en de functies ervan benoemen.
  • het kogel-, rol- en scharniergewricht van elkaar onderscheiden.
  • aangeven wat de werking van spieren en gewrichten is.

Werkwijze

Groepsgrootte
Je werkt grotendeels alleen.
Het practicum doe je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

 

Stap 1

Beenverbindingen
Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel:

KB: Beenverbindingen

Bekijk de volgende filmpjes op de site van SchoolTV.

Video: Gewrichten
Video: Hoe zitten botten aan elkaar vast?

Maak nu de volgende sleepoefening.

Oefening:Beenverbindingen

Stap 2

Spieren
Bestudeer nu uit de Kennisbank Biologie het onderdeel Spieren:

KB: Spieren

Maak de volgende sleepoefeningen.
Je kunt de oefeningen ook in het googledocument maken: Spieren

Toepassing:Bouw van een spier

Toepassing:Spieren van een hond

Stap 3

Armspieren
In het item van de Kennisbank over Spieren ging een deel over de armspieren.
Bekijk de volgende videoclip over bodybuilding en beantwoord daarna de vragen.

 

  1. Welke spier toont een bodybuilder als zij haar arm buigt?
  2. En welke spier als zij haar arm strekt?
  3. Vaak is het voor vrouwen (maar ook voor mannen) onmogelijk om zonder doping aan zulke grote spieren te komen.
    Welke vorm van doping wordt vaak gebruikt?

 

Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.

 

Stap 4

Practicum armbuigspier
Je onderzoekt hoe de dikte van je buigspier verandert als je je arm samentrekt.
Je vergelijkt je linker- en rechterarm.
En je vergelijkt jouw resultaten met de resultaten van een aantal klasgenoten.

  • Download het Practicum Armbuigspier.
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de spullen bij elkaar die je nodig hebt om het onderzoek uit te voeren.
  • Voer het practicum samen met klasgenoot uit.
  • Vul de resultaten van de metingen in de tabel in.
  • Geef daarna antwoord op de vragen onder het kopje conclusie en geef de verklaring.

Vergelijk jullie resultaten met de resultaten van een aantal klasgenoten.

Stap 5

Typen spieren
Lees de tekst in de bron en beantwoord daarna de vragen.

Bewegen als je dat zelf wilt
De spieren die de armen, benen, gezicht, hoofd en lichaam bewegen zijn ‘willekeurige’ spieren.
Dit betekent dat ze alleen maar werken als jij dat wilt.
Vaak moet je, als je voor het eerst iets doet, er goed bij nadenken welke spieren je nodig hebt.
Bijvoorbeeld: toen je leerde fietsen. Je moest toen leren om tegelijkertijd te trappen, te sturen en je evenwicht te bewaren. Pas na veel oefening kon je fietsen en je willekeurige spieren gebruiken zonder er steeds bij na te denken.
Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je dwarse streepjes.
Daarom heten de willekeurige spieren ook wel dwarsgestreepte spieren.

Spieren die vanzelf werken
Je hebt ook spieren die je niet met je wil kunt besturen.  
Ze zitten in je darmen, in bloedvaten en nog meer organen. Het zijn ‘onwillekeurige’ spieren ofwel gladde spieren. Als je deze spieren onder de microscoop bekijkt, zie je geen dwarsstreepjes. Dit soort spieren werkt dus automatisch: Niemand hoeft te leren het voedsel door de darmen te vervoeren.

Eén spier is nooit moe
Het hart is eigenlijk één grote speciale spier, de hartspier.
Elke keer als de hartspier samentrekt, wordt er bloed uit het hart geperst.
De hartspier werkt dag en nacht en wordt nooit moe.
Hij heeft wel dwarse streepjes maar lijkt in zijn werking meer op gladde spieren.

Maak de volgende oefening.

Stap 6

Keuzeopdracht: kruiswoordpuzzel

Als keuzeopdracht bij deze opdracht een kruiswoordpuzzel:
Kruiswoordpuzzel Hoe kom ik in beweging?

Probeer alle woorden in te vullen.
Je kunt je antwoorden controleren door op de 'Answer key' te klikken.
En daarna klik je op 'Continue'.

Je kunt deze kruiswoordpuzzel ook in het googledocument maken:
Kruiswoordpuzzel bewegen.

Stap 7

Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
Probeer een zo hoog mogelijke score te halen.

Klik op start om te beginnen.

Succes!

 

Oefening:Bewegen

Begrippenlijst

Myoglobine
Deze stof vind je in rode spiervezels. Kenmerkend is het feit dat deze stof zuurstof opslaat in de spieren en relatief lang kan samentrekken.
Beenverbindingen
Verbindingen tussen botten.
Vergroeide botten
Een vorm van beenverbindingen.
Naadverbindingen
Stevige en dichte verbinding die wordt gevormd door naden, zoals bij de schedel.
Kraakbeenverbindingen
Verbindingen die voor buigmogelijkheden zorgen, zoals bij de rug.
Gewrichtsverbindingen
Verbindingen bestaande uit gewrichten die botbewegingen mogelijk maken.
Gewrichten
Een gewricht is een verbinding tussen twee botten die beweging .mogelijk maakt.
Gewrichtskom
De gewrichtskom is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskogel
De gewrichtskogel is één van de twee hoofdonderdelen van een kogelgewricht.
Gewrichtskapsel
De gewrichtskapsel verbindt de twee losse botten waaruit het gewricht bestaat met elkaar.
Gewrichtssmeer
Gewrichtssmeer zorgt ervoor dat het gewricht soepel kan bewegen.
Kapselbanden
Kapselbanden houden een gewicht op zijn plaats.
Kogelgewricht
Hiermee zijn bewegingen in verschillende richtingen mogelijk.
Rolgewricht
Hierbij draaien twee botstukken om elkaar heen.
Scharniergewricht
Hiermee zijn bewegingen in één richting mogelijk.
Spierstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit spieren, die in samenwerking met het zenuwstelsel en het skelet ervoor zorgen dat je kunt bewegen.
Pees
Verbinding tussen een spier en een bot.
Aanhechtingsplaats
Dit is de plaats waar een pees aan het bot vastzit.
Antagonisten
Spieren met een tegenovergestelde werking; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).
Antagonisme
Tegenovergestelde werking; vaak bij spieren; Bijvoorbeeld biceps (armbuigspier) en triceps (armstrekspier).

Lichaamshouding

Intro

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct

Je rondt deze opdracht af door samen met een klasgenoot een poster te maken. De poster maak je voor in de wachtkamer van een dokter.

De titel van de poster is 'Niet zo, maar zo'.
Op de poster laat je zien wat een goede en een slechte zithouding is. Je geeft ook tips voor een goede zithouding.

Beoordeling
Jullie laten de poster beoordelen door jullie docent.
Bij de beoordeling gebruikt jullie docent de volgende vragen:

  • Bevat de poster de juiste informatie?
  • Is op de poster beeld en tekst op een goede manier gecombineerd?
  • Is de poster aantrekkelijk om naar te kijken? Is de poster origineel?
  • Is de poster met zorg gemaakt?

Leerdoelen

Na deze opdracht kun je:

  • benoemen waarom een goede lichaamshouding belangrijk is.
  • uitleggen hoe je moet tillen.
  • een ander aanwijzingen geven over zijn/haar zit- of tilhouding.

Werkwijze

Groepsgrootte
Een deel van de opdracht (stap 1 t/m stap 3) doe je alleen.
Stap 4 doe je samen met een klasgenoot.
Ook het eindproduct (de poster) maak je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden

  • Vel A3-papier
  • Pen, (kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, ..... voor het maken van de poster

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 3 lesuren nodig.
Neem één uur voor stap 1 t/m stap 4.
Neem twee uur voor het maken van de poster.

Stap 1

Lichaamshouding
Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het onderdeel Lichaamshouding.

KB: Lichaamshouding

Bekijk ook de volgende twee filmpjes:

 

 

 

Stap 2

Hoe moet je staan en hoe moet je zitten?
Maak de volgende oefening.

 

Oefening:Hoe moet je staan en hoe moet je zitten?

Stap 3

Slaaphouding
Lees onderstaande tekst over een goede slaaphouding.

Inleiding
Een goede slaaphouding en een goede matras zijn belangrijk voor een goede nachtrust.
En als je goed slaapt, voel je je ook beter.
Een verkeerde matras of een verkeerde slaaphouding kunnen allerlei klachten geven.
Als je slaapt moet het gewicht van je lichaam helemaal gelijk verdeeld worden. Een houding die de S-vorm van je rug volgt is ook belangrijk.


Slapen op de buik
Slapen op de buik is niet goed voor je lichaam. Als je op je buik slaapt, ligt je nek gedraaid. Daardoor kan je niet goed ademen. Ook lig je met een holle rug.
Door te slapen op je buik kan je rug- en/of nekklachten krijgen.


Slapen op de rug
Liggen op je rug is een goede slaaphouding. Je hele gewicht wordt goed verdeeld. Met een goed kussen zorg je ervoor dat je rug in de S-vorm ligt. Je kussen moet niet te dik of te hard zijn, want anders krijg je een knik in je wervelkolom.

Slapen op de zij
Deze houding vinden de meeste mensen het fijnst. Slapen op je zij is goed voor mensen die last hebben van lage rugpijn. Je wervelkolom kan namelijk, zelfs met opgetrokken knieën, nog in een mooie rechte lijn liggen.

Als je slaapt op je zij moet je zorgen dat je hoofd goed ondersteund wordt door een kussen, dat niet te dik of te hard is. Als je ook nog een kussen tussen je knieën legt, zorg je voor een goede houding.


Stellingen
Geef van de volgende vier stellingen aan of ze waar zijn of niet waar zijn.

  1. Slapen op je buik is een goede slaaphouding, omdat je dan met een holle rug ligt.

  1. Liggen op je rug én liggen op je zij zijn goede slaaphoudingen.

  2. Slapen zonder kussen is beter dan slapen met een kussen.

  3. Een goede matras is een harde matras.

 

Heb je dezelfde antwoorden als je klasgenoot?

 

Stap 4

Goed tillen
In het onderdeel lichaamshouding heb je gezien hoe je goed moet tillen.

KB: Lichaamshouding

Op internet kun je ook veel informatie vinden over goed tillen.
Bezoek bijvoorbeeld de volgende websites:

Besteed niet meer dan 10 minuten aan het lezen van de informatie op internet.

Doe nu de volgende oefening samen met een klasgenoot.
Pak om de beurt een aantal voorwerpen op.
Geef elkaar op een goede manier feedback op de manier waarop de voorwerpen worden opgepakt.

Stap 5

Eindopdracht
Je gaat samen met een klasgenoot een poster maken.

Begrippenlijst

Spier
Een spier bestaat uit spierweefsel, dat door het samentrekken of ontspannen van de betreffende cellen, voor beweging zorgt.
Kalk
Kalk is een stevige stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te soepel zijn.
Lijmstof
Lijmstof is een soepele stof die je in je botten vindt en voorkomt dat je botten te broos zijn.
Kraakbeen
Kraakbeen is weefsel dat stevig is en toch ook buigzaam en heeft vaak een slijtage voorkomende functie.
Ergonomie
De wetenschap die zich bezig houdt met een gezonde lichaamshouding.

 

 

 

 

 

 

Afsluiting

Intro

De meest voorkomende blessure in de sportwereld is de enkelblessure.
Maar ook blessures aan de knie, elleboog, rug en schouder komen vaak voor.
Of wat dacht je van een hamstringblessure of een slijmbeursontsteking?

Je rondt dit thema af door samen met een klasgenoot een folder te maken.
In de folder beschrijf je twee (sport)blessures.

Per blessure beantwoord je de volgende vragen:

  • Wat houdt de blessure in?
  • Hoe kan de blessure ontstaan?
  • Wat kan er aan de blessure worden gedaan?
  • Wat kun je doen om de blessure te voorkomen?
De beschrijving van de blessures laten jullie beoordelen door je docent.

Eindproduct

Bij de beoordeling van de beschrijvingen voor in de folder geeft jullie docent
punten voor de volgende onderdelen:

  • Van iedere blessure wordt besproken wat de blessure inhoudt. (20 p)
  • Van iedere blessure wordt aangegeven hoe de blessure kan ontstaan.
    Wat zijn risicosporten, hobby's of beroepen? (10 p)
  • Van iedere blessure wordt besproken of er iets aan kan worden gedaan
    en zo ja, wat er aan kan worden gedaan. (10 p)
  • Van iedere blessure wordt verteld wat kan worden gedaan om de
    blessure te voorkomen. (10 p)
  • De teksten zijn in goed Nederlands. (10 p)
  • In de folder staat tekst en beeld. (20 p)
  • De folder is verzorgd vormgegeven. (10 p)

Werkwijze

Groepsgrootte
Je maakt het eindproduct samen met een klasgenoot.

Tijd
Voor het maken van het eindproduct hebben jullie 2 uur:

  • Ongeveer 1 uur voor het zoeken van informatie.
  • Ongeveer 1 uur voor het beschrijven van de sportblessures.


Benodigdheden

  • Papier en (kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, karton, plakband, ...
    voor het maken van het eindproduct.

Stap 1: Zoeken informatie

Op internet zijn verschillende filmpjes te vinden waarin een blessure wordt uitgelegd.
Hieronder zien jullie twee voorbeelden:

Kies in overleg met jullie docent twee (sport)blessures uit.

Ga op internet op zoek naar informatie over de twee blessures.
Maak tijdens het doornemen van de informatie aantekeningen in een Worddocument.
Schrijf ook de URL's van de websites op waar jullie de informatie vinden.
Je kunt de informatie dan gemakkelijker later terugvinden.

Verzamel ook alvast goede en duidelijke afbeeldingen voor bij jullie omschrijvingen.

Stap 2: Beschrijving maken

Gebruik de verzamelde informatie om twee beschrijvingen van (sport-) blessures te maken voor in een folder.

Zorg dat jullie in ieder geval antwoord geeft op de volgende vier vragen:

  • Wat houdt de blessure in?
  • Hoe kan de blessure ontstaan?
  • Wat kan er aan de blessure worden gedaan?
  • Wat kun je doen om de blessure te voorkomen?

Vraag een ander tweetal de gemaakte beschrijvingen te lezen.
Vraag ze de folder te beoordelen volgens de punten die staan bij 'Eindproduct'.
Zijn er nog zaken te verbeteren?

Beoordeel ook de beschrijvingen voor een ander tweetal.

Tevreden?
Laat de folder beoordelen door jullie docent.

Terugkijken

Intro

  • Wat vond je van de inleiding? Past de video bij het thema?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd:
    Bij opdracht lichaamshouding stond dat je 3 lesuren nodig had. Klopt
    dit met het uren dat je aan deze opdracht hebt gewerkt?
  • Inhoud:
    Welke opdrachten uit het thema vond je het leukst?  
  • Eindopdracht:
    Hoe verliep het maken van de folder?
    Werden de verschillende blessures goed verdeeld over de klas? Hadden jullie genoeg tijd om de folder helemaal naar wens af te maken?
  • Het arrangement Thema Blessures vmbo-kgt12 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Ilse Gmelig Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2022-07-19 14:54:36
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 1; VMBO gemengde leerweg, 1; VMBO theoretische leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Biologie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2019).

    Thema Blessures vmbo-kgt12

    https://maken.wikiwijs.nl/62423/Thema_Blessures__vmbo_kgt12