Grondstof tot eindproduct
Vooraf
Het voortbrengen van goederen en diensten gebeurt in verschillende bedrijven.
Op het eerste gezicht lijken bijvoorbeeld landbouwbedrijven, chemische fabrieken, banken en ziekenhuizen niets met elkaar te maken te hebben.
Toch zijn er wel overeenkomsten.
Wat denk jij?
Welke overeenkomsten zie je tussen de hierboven genoemde bedrijven?
Schrijf zoveel mogelijk overeenkomsten op.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.
Aan het eind van deze opdracht:
- je legt uit wat de productieweg van een product is en je tekent een bedrijfskolom.
- je beschrijft het begrip toegevoegde waarde.
Stap 1: Produceren
Hieronder zie je twee rijtjes. In het linker rijtje zie je grondstoffen. In het rechter rijtje staan eindproducten.
Zoek bij ieder eindproduct de juiste grondstof.
grondstoffen |
eindproducten |
1 staal |
a T-shirt |
2 graan |
b autoband |
3 wol |
c trui |
4 leer |
d auto |
5 rubber |
e gasleiding |
6 koper |
f schoenen |
7 hout |
g brood |
8 katoen |
h stoel |
Heb je bij ieder eindproduct de juiste grondstof gevonden? Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Bedenk eventueel zelf nog een aantal eindproducten en de bijbehorende grondstof(fen).
Stap 2: Van grondstof tot eindproduct
Bestudeer nu uit de Kennisbank de eerste twee pagina's van het volgende onderdeel.
KB: Bedrijfskolom
Hieronder staat een aantal bedrijven uit twee verschillende bedrijfskolommen:
meubelwinkel |
katoenplantage |
houtimporteur |
katoenimporteur |
bosbouwer |
spinnerij |
houtzagerij |
weverij |
herenmodezaak |
meubelfabriek |
textielfabriek |
|
Stel met deze bedrijven de twee bedrijfskolommen samen.
In een bedrijfskolom kun je een goederenstroom en een geldstroom onderscheiden.
Zie bijgaand filmpje over deze goederen- en geldstroom.
Video: Bedrijfskolom textiel
Stap 3: Bedrijfskolom

Hiernaast zie je een bedrijfskolom voor brood.
In de bedrijfskolom zie je een geldstroom en een goederenstroom.
- Loopt de goederenstroom van boven naar beneden of van beneden naar boven?
- Hoe loopt de geldstroom?
In de bedrijfskolom zie je dat de toegevoegde waarde van de meelfabriek € 0,30 is.
- Leg uit hoe je kunt zien dat de toegevoegde waarde van de meelfabriek € 0,30 is.
- Hoe groot is de toegevoegde van de deegfabriek? En van de bakkerswinkel?
- Toegevoegde waarde is niet hetzelfde als winst. Leg uit waarom niet?
- Bereken het totaal van de toegevoegde waarden.
- Vergelijk het totaal van de toegevoegde waarden met de prijs die de consument betaalt.
Wat valt je op?
Controleer je antwoorden.
Stap 4: Geldstroom en goederenstroom

Maak de volgende twee opgaven.
1
Van een grote hamburgerproducent is bekend geworden dat hij zijn eigen veeteeltbedrijf is begonnen.
- Wat kan een reden voor deze hamburgerproducent zijn om zijn eigen veeteeltbedrijf te beginnen?
- Is de bedrijfskolom waarvan de hamburgerproducent deel uitmaakt langer of korter geworden?
2
Fons Verdijk is eigenaar van een cafetaria. Tot voor kort kocht hij zelf aardappelen, schilde ze, sneed ze aan reepjes en maakte daar voorgebakken frites van. Tegenwoordig koopt hij voorgebakken frites bij een groothandel.
- Wordt de bedrijfskolom waar de cafetaria deel van uitmaakt langer of korter als Fons bij de groothandel koopt?
- Waarom, denk je, dat Fons is overgestapt van zelf maken naar het kopen van voorgebakken frites.
Antwoorden

Stap 1
1. d
2. g
3. c
4. f
5. b
6. e
7. h
8. h
Stap 2
Bosbouwer
|
Houtzagerij *)
|
Houtimporteur *)
|
Meubelfabriek
|
Meubelwinkel
*) Deze stappen kun je ook omdraaien
Katoenplantage
|
Katoenimporteur
|
Spinnerij
|
Weverij
|
Textielfabriek
|
Herenmodezaak
Stap 3
- Goederenstroom loopt van boven naar beneden.
- Geldstroom loopt van beneden naar boven.
- Inkoopprijs is € 0,50, verkoopprijs is € 0,80. Toegevoegde waarde is € 0,30.
- Toegevoegde waarde is € 2,10 - € € 1,50 = € 0,60
- Bedrijven hebben ook nog andere kosten dan inkoopkosten.
- Totaal toegevoegde waarden is € 0,50 + € 0,30 + € 0,70 + € 0,60 = € 2,10.
- Prijs die de consument betaalt is hetzelfde als het totaal van de toegevoegde waarden.