Tijdvak 3 Monniken en ridders

Inleiding Tijdvak 3

Thema

Tijdvak 3 is de tijd van monniken en ridders. Dit tijdvak wordt ook wel de vroege Middeleeuwen genoemd. Het tijdvak begint na de val van het West- Romeinse Rijk en duurt tot ongeveer het jaar 1000.
Kenmerkend voor deze periode zijn de verspreiding van het christendom en de islam en de feodaal georganiseerde samenleving. En daar ga je dan ook een aantal opdrachten over maken.

Alle opdrachten die je in dit thema maakt leveren een eindproduct op. Die eindproducten gebruik je om aan het eind van het thema een kwartetspel te maken.

Genoeg te doen. Aan de slag!

Leerdoelen


Aan het eind van dit thema kun je

  • voorbeelden geven van de wijze waarop het christendom zich in Europa verspreidde.
  • beschrijven hoe de islam ontstond.
  • de leer van de islam in hoofdlijnen beschrijven.
  • beschrijven hoe de islam zich verspreidde.
  • de agrarische samenleving beschrijven aan de hand van het hofstelsel en het verschijnsel horigheid.
  • het feodale stelsel beschrijven.

Planning

Planning

'Tijdvak 3' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd Eindproduct
Inleiding 0,5 lesuur -
Opdracht: Verspreiding Christendom 2 lesuren Kort verhaal
Opdracht: Ontstaan en verspreiding Christendom 2 lesuren Tijdlijn
Opdracht: Kenmerken Islam 2,5 lesuren Eigen keuze
Opdracht: Hofstelsel 2 lesuren Tekening/Collage
Opdracht: Feodalisme 2 lesuren Piramide
Opdracht: Karel ende Elegast 2 lesuren Werkblad
Afsluiting 2 lesuren Kwartetspel
Totaal 15 lesuren

Werkplan

De tijd van de Monniken en Ridders bestudeer je door een aantal opdrachten en de afsluiting te maken. In iedere opdracht wordt een ander aspect van de tijd van Monniken en Ridders belicht.

Het is belangrijk dat je goed bijhoudt wat je gedaan hebt. Om je hierbij te helpen is er een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Werkplan Tijdvak 3

Christendom in Europa

Vooraf

In het jaar 394 riep de Romeinse keizer het christendom uit tot staatsgodsdienst. Vanaf dat moment verspreidde het christendom zich snel over Europa. In deze opdracht staat die verspreiding van het christendom centraal.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • uitleggen hoe het christendom zich onder Karel de Grote verder verspreidde over Europa.
  • de rol van kloosters bij de verspreiding van het christendom in Europa beschrijven.
  • beschrijven hoe het leven in een klooster eruitzag.


Eindproduct
Aan het eind van de opdracht schrijf je een kort verhaal met als titel 'Kloosters in de Middeleeuwen'.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor je verhaal als in je verhaal duidelijk wordt:

  • wat een klooster is.
  • welke rol de kloosters speelden bij de verspreiding van het christendom in Europa.
  • hoe het leven in een klooster er uitzag.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Alleen Video "De verspreiding van het christendom" https://www.youtube.com/watch?v=awh9WdhAYqQ bekijken en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Website over de goden bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 3 Alleen Romeinse namen van goden opzoeken.
Stap 4 Samen met een klasgenoot. Een kruiswoordpuzzel maken over de Griekse en Romeinse goden.


Groepsgrootte
Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.

Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

 

Stap1

Christendom
Met de verspeiding van de Romeinse cultuur over grote delen van Europa, verspreidde zich ook het christelijke geloof. Dat gebeurde nadat de god van de christenen de oorspronkelijke Romeinse goden had verdrongen.

Onderworpen Keltische en Germaanse stammen kwamen via de Romeinen in contact met het nieuwe geloof. Toen het West-Romeinse Rijk ineenstortte, ging de verspreiding van het christendom gewoon door. Koning Clovis was de eerste christelijke Frankische koning die daarvoor de basis legde.

 

Vragen:

  1. Van welke Germaanse stam was Clovis koning?
    1. Friezen
    2. Saksen
    3. Franken
  2. Welke drie moderne landen lagen in het koninkrijk van Clovis?
    1. Frankrijk, Engeland, Duitsland
    2. Frankrijk, Duitsland, Nederland
    3. Frankrijk, Duitsland, Spanje
  3. Welke Romeinse keizer was de eerste keizer die de christenen steunde?
    1. Constantijn
    2. Theodosius
    3. Trajanus
  4. Hoe steunde Constantijn het christendom?
    1. Hij maakte een einde aan de christenvervolgingen en stond de oprichting van kerken toe.
    2. Hij riep het christendom uit tot staatsgodsdienst en verbood het heidendom.
  5. Welke Romeinse keizer riep het christendom uit tot staatsgodsdienst?
    1. Constantijn
    2. Theodosius
    3. Trajanus
  6. Waarom maakt deze Romeinse keizer het christendom tot staatsgodsdienst?
    1. Hij had een hekel aan heidenen (mensen die in meerdere goden geloven).
    2. Door iedereen dezelfde godsdienst op te leggen versterkte hij de eenheid in zijn rijk.
    3. Dan kon hij heidense tempels ombouwen tot scholen.
  7. Welke belangrijke gebeurtenis vond in het jaar 800 plaats?
    1. Karel de Grote veroverde Engeland.
    2. Karel de Grote werd door de paus tot keizer gekroond.
    3. Karel de Grote sloot een bondgenootschap met de keizer van het Oost-Romeinse Rijk.
  8. Waarom kroonde de paus Karel de Grote tot keizer?
    1. Karel de Grote beschermde de paus in Rome tegen vijanden.
    2. Karel de Grote dreigde de paus in Rome aan te vallen.
  9. Wat heeft de kroning tot keizer van Karel de Grote te maken met de verspreiding van het christendom?
    1. Door de kroning van Karel de Grote sloten de paus en de keizer een bondgenootschap.
    2. Door de kroning trok Karel de Grote ten strijde tegen de mohammedaanse legers in Spanje.
  10. Wat zijn zendgraven?
    1. Mensen die erop uit gestuurd werden om heidenen te bekeren.
    2. Mensen die belasting inden voor Karel de Grote.
  11. Hoe heet de belasting die Karel de Grote invoerde?
    1. Paltsbelasting
    2. Procent
    3. Tienden
  12. Wat voor soort belasting was het die Karel de Grote invoerde?
    1. Boeren moesten een tiende deel van hun oogst afstaan.
    2. Soldaten moesten een tiende deel van hun veroveringen afstaan.
    3. Monniken moesten een tiende deel van de giften die ze kregen afstaan.

 

Stap2

Verspreiding door kloosters
Bestudeer nu het volgende onderdeel:

https://www.youtube.com/watch?v=stIDiSYi6vA

Maak tijdens het lezen een lijstje met de tien belangrijkste begrippen uit dit onderdeel. Vergelijk jouw lijstje met het lijstje van een klasgenoot.
Zijn er verschillen?

Kijk naar de woorden die wel op jouw lijstje staan, maar niet op het lijstje van je klasgenoot. Leg je klasgenoot uit waarom jij voor de begrippen op je lijstje hebt gekozen.

Natuurlijk laat je je klasgenoot ook uitleggen waarom hij voor woorden gekozen heeft die niet op jouw lijstje staan.

 

Stap3

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Christendom in Europa'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Christendom in Europa

Stap4

Eindproduct
Bekijk nu de volgende twee filmpjes op SchoolTV.

Video: Kloosterleven
Video: Zendingswerk en kerstening

Je sluit deze opdracht af met het schrijven van een kort verhaal met als titel 'Kloosters in de Middeleeuwen'.
In dat verhaal vertel je in ieder geval:

  • wat een klooster is.
  • welke rol de kloosters speelden bij de verspreiding van het christendom in Europa.
  • hoe het leven in een klooster eruitzag.

De informatie voor het schrijven van je verhaal kun je halen uit de Kennisbank Geschiedenis en de filmpjes die je hebt gezien. Je kunt natuurlijk ook op internet op zoek gaan naar extra informatie.

Klaar?

Laat je verhaal lezen door een klasgenoot. Vraag om commentaar.
Lees ook het verhaal van je klasgenoot.
Geef op een goede manier feedback.
Verwerk het commentaar van je klasgenoot in het verhaal.

Laat het verhaal vervolgens beoordelen door je docent.

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Video: Verdrijving van natuurgodsdiensten

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippenlijst

Franken
De Franken namen na het instorten van het Romeinse Rijk de leiding over in Noordwest Europa. Zij onderwierpen andere volken. En speelden een belangrijke rol bij de verbreiding van het christendom.
Clovis
Frankische koning die zich bekeerde tot het Christendom.
 
Missionarissen
Vanuit het huidige Ierland en Engeland kwamen geestelijken naar de Lage Landen om de volken die daar woonden te bekeren tot het christendom. Ze stichtten kerken en kloosters.
Wilbord en Bonifatius
Twee Missionarissen Willibrord (omstreeks 690), actief vanuit Utrecht. Bonifatius was actief onder de Friezen (omstreeks 750).
Kloosters
Kloosters zijn gebouwen waar mannen of vrouwen zich terugtrokken om hun leven aan God te wijden.
Schrijven
In de kloosters werden in schrijfkamers fraai versierde handschriften gemaakt. Die handschriften werden gebruikt om (Christelijke) teksten te kopiëren.
Karel de Grote
Karel de Grote wist een groot rijk op te bouwen door oorlogen te voeren onder andere tegen de Saksen. Hij had geen vaste verblijfplaats. Hij verplaatste zich met zijn hof door  zijn hele rijk.
Constantijn
Constantijn de Grote is de eerste Romeinse keizer die koos voor het christendom (in 313) en een einde maakte aan de vervolgingen van christenen.

 

 

Verspreiding islam

Vooraf

De islam is met anderhalf miljard gelovigen één van de grootste godsdiensten ter wereld.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • beschrijven hoe de islam is ontstaan.
  • beschrijven hoe de islam zich heeft verspreid.


Eindproduct
Tijdlijn over het ontstaan en de verspreiding van de Islam.

Beoordeling
Je docent kijkt naar:

  • de inhoud: staan alle genoemde gebeurtenissen op de juiste plaats op de tijdbalk?
  • de inhoud: kloppen de jaartallen?
  • de inhoud: staan er passende afbeeldingen bij de gebeurtenissen?
  • de vorm: is je tijdbalk netjes verzorgd?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1 Samen met een klasgenoot Een mindmap maken, de Kennisbank 'Ontstaan en verspreiding van de Islam' bekijken en vragen beantwoorden.
Stap 2 Samen met een klasgenoot Gebeurtenissen uit het leven van Mohammed op volgorde zetten.
Stap 3 Samen met een klasgenoot Een tijdbalk maken met gebeurtenissen uit de geschiedenis van de islam.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

 

 

Stap1

Mindmappen
Wat weet je al over de Islam?
Maak voor jezelf een mindmap over wat je al weet over de Islam.

Bestudeer nu het onderdeel 'Ontstaan en verspreiding van de islam' in de Kennisbank.

KB: Ontstaan en verspreiding van de islam

Beantwoord vervolgens de onderstaande vragen:

Vragen:

  1. In welke eeuw is de islam onstaan?
    1. 3e eeuw
    2. 7e eeuw
  2. Met welke twee wereldgodsdiensten heeft de Islam de overeenkomst dat men gelooft dat er één god is?
    1. Christendom en hindoeïsme
    2. Boeddhisme en hindoeïsme
    3. Jodendom en boeddhisme
    4. Christendom en jodendom
  3. Waar of niet waar?
    De islam is een voorbeeld van een monotheïstische godsdienst.
    1. Waar
    2. Niet waar
  4. Waar of niet waar?
    Mekka was voor het ontstaan van de islam al een belangrijke religieuze stad.
    1. Waar
    2. Niet waar
  5. Hoe heet het zwarte, vierkante bouwwerk in Mekka dat door islamieten wordt aanbeden?
    1. Ka'aba
    2. Zwarte meteoriet
  6. Hoe heten de regels waaraan moslims zich moeten houden?
    1. de Oemma
    2. de Sharia
  7. Wat wordt bedoeld met de Oemma?
    1. Een wereldwijde gemeenschap van moslims die elkaar moeten helpen.
    2. De strijd van moslims tegen de niet-moslims.
  8. Waar of niet waar?
    De islamitische jaartelling begint bij de geboorte van Mohammed.
    1. Waar
    2. Niet waar
  9. Na de dood van Mohammed is een broederstrijd ontstaan tussen twee groepen moslims. Hoe heten die twee groepen moslims?
    1. soennieten en sjiieten
    2. kaliefen en oemma's
  10. Wat is een andere term voor de 'heilige oorlog'?
    1. de sharia
    2. de jihad
  11. In welke Franse stad werd de opmars van de Islam in 732 gestuit?
    1. Poitiers
    2. Parijs

Stap2

In 610 werd Mohammed tot profeet geroepen.
Lees de gebeurtenissen hieronder door.
Ze staan nog niet in de goede volgorde.

Zet de gebeurtenissen in de juiste volgorde.

  1. Mohammed wordt, na wat tegenstribbelen, profeet.
  2. Mohammed schrijft Gods boodschap op.
  3. Mohammed wordt bezocht door de Engel Gabriël.
  4. Mohammed verspreidt de boodschap van God onder de Arabieren.
  5. De engel roept Mohammed op om de boodschap van God te gaan verspreiden.
Goede volgorde: ... - ... - ... - ... - ...

Vergelijk je antwoord met het antwoord van een klasgenoot.

Stap3

Als eindproduct maak je een tijdlijn. Hieronder zie je 10 gebeurtenissen die iets zeggen over het ontstaan en de verspreiding van de islam. Zorg dat je van iedere gebeurtenis weet wat de gebeurtenis inhoudt. Zoek bij iedere gebeurtenis ook een passend jaartal op. Maak nu met de gebeurtenissen een tijdbalk. Zorg eventueel voor enkele afbeeldingen bij je tijdbalk.

  • Geboorte van Mohammed.
  • Ali ibn Ali Talib leider van de Oemma.
  • Verovering van Noord Afrika en Spanje.
  • Begin islamitische jaartelling.
  • Aboe Bakr leider van de Oemma.
  • Omajjaden-dynastie.
  • Mohammed wordt profeet.
  • Slag bij Poitiers.
  • Koran
  • Verovering Iran en Egypte.


Klaar?
Laat je tijdlijn beoordelen door je docent.

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

Video: De islam

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippenlijst

Islam
In de 7e eeuw ontstond een nieuwe godsdienst: de islam. De islam werd naast het joden- en christendom de derde godsdienst die werd gekenmerkt door het geloof in één god.
Mohammed
Mohammed is een koopman uit Mekka. Een engel openbaarde hem dat hij de profeet was van god Allah. Hij kreeg de opdracht de nieuwe godsdienst, de islam, te verspreiden.
Jihad
Heilige oorlog om de islam te verspreiden.
Mekka
Mekka is de plaats waar de islam in 622 ontstond.
Koran
Koran is het heilige boek van de islam, geopenbaard aan Mohammed. Hierin staan de leefregels van de mohammedanen.
Verspreiding
In de achtste eeuw ontstond een groot Arabisch rijk langs de hele noordkust van Afrika tot in Spanje met de islam als godsdienst.

 

 

Kenmerken islam

Vooraf

Zuilen zijn pilaren waar een gebouw op rust.
Haal je één pilaar weg dan stort het gebouw in.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • uitleggen waar de vijf zuilen van de islam voor staan.


Eindproduct
Je kiest zelf een manier om in beeld te brengen dat het geloof van de moslims is gebaseerd op de vijf zuilen.

Beoordeling
De leraar zal bij de beoordeling letten op de volgende punten:

  • Past het eindproduct goed bij de opdracht?
  • Bevat het eindproduct de juiste informatie over de vijf zuilen?
  • Is het eindproduct origineel?
  • Ziet het eindproduct er verzorgd uit?


Activiteiten

Stap Groepsgrootte    Activiteit
Stap 1    Alleen Tekst lezen en vragen beantwoorden over Zuil 1: Geloofsbelijdenis - Sjahada.
Stap 2 Alleen Tekst lezen en vragen beantwoorden over Zuil 2: Bidden - Salaat.
Stap 3 Alleen Tekst lezen en vragen beantwoorden over Zuil 3: Het geven van aalmoezen - Zalaat.
Stap 4 Alleen Tekst lezen en vragen beantwoorden over Zuil 4: Vasten - Saun.
Stap 5 Alleen Tekst lezen en vragen beantwoorden over Zuil 5: Bedevaart naar Mekka.
Stap 6 Alleen Toets 'Kenmerken islam' maken.
Stap 7 Alleen Eindproduct maken over de vijf zuilen van de islam.


Benodigdheden
Geen bijzonderheden.

Tijd
Hoe lang je voor de opdracht nodig hebt, hangt af van de keuze van het eindproduct. Overleg met je docent.

 

 

Stap1

Zuil 1: Geloofsbelijdenis – Sjahada

De kern van het islamitische geloof is de geloofsbelijdenis. In het Arabisch wordt dit de sjahada genoemd. Tijdens dit gebed wordt in het Arabisch gezegd: ‘Er is geen god buiten Allah en Mohammed is zijn profeet’.
De woorden zijn een vers uit de Koran.

Beantwoord de volgende twee vragen:
  1. Wat is het Arabische woord voor geloofsbelijdenis?
    1. Sharia.
    2. Sjahada.
    3. Saum.

  2. Hoe luidt de geloofsbelijdenis van moslims?
    1. God wordt Allah genoemd of Mohammed.
    2. De enige god is Allah. Mohammed is zijn zoon.
    3. Er is geen god buiten Allah en Mohammed is zijn profeet.

Stap2

Zuil 2: Bidden – Salaat
Vijfmaal per dag klinkt in Islamitische landen de oproep tot gebed. Het Arabische woord voor bidden is salaat (letterlijk: oproepen).
Als je door school of werk niet op de voorgeschreven tijden kunt bidden, mag je het later inhalen.

Voor het bidden moet een moslim zijn gezicht, handen en voeten ritueel wassen. Ook de plek waar gebeden wordt moet rein zijn.
De richting waarin men bidt is altijd met het gezicht richting Mekka.

Bekijk de volgende clip op SchoolTV.

Video: De moskee

Beantwoord nu de volgende vragen.

  1. Hoe vaak bidden moslims per dag?
    1. 3 keer
    2. 5 keer
    3. 7 keer

  2. Elke moslim moet zichzelf ritueel wassen voor het bidden. Wat moeten ze dan wassen?
    1. handen, voeten en nek.
    2. handen, voeten en gezicht.
    3. handen, armen en voeten.

  3. Wat mag er niet in een moskee te vinden zijn?
    1. Afbeeldingen
    2. Versieringen
    3. Ramen
Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Stap3

Zuil 3: Het geven van aalmoezen – Zakaat

Iedere moslim is verplicht de armen in de gemeenschap met geld te steunen. In de Koran staat niet hoeveel geld een moslim moet geven. In de wetgeving is later vastgelegd dat het 2,5% van het jaarinkomen moet zijn. Het is een soort belasting.

Mohammed groeide op in een omgeving waar mensen niet goed voor elkaar zorgden. Hij dacht dat dat kwam doordat de mensen in meerdere goden geloofden. Tijdens zijn reizen zag hij dat Joden en Christenen wel beter voor elkaar zorgden. Een van zijn belangrijkste boodschappen was dan ook: geloof in één god en zorg voor de armen in de gemeenschap.

Beantwoord de volgende twee vragen.

  1. Met hoeveel procent van hun inkomen moeten moslims de armen steunen?
  2. Hoe is Mohammed op het idee van de zakaat gekomen?
Heb je dezelfde antwoorden als je buurman/buurvrouw?

Stap4

Zuil 4: Vasten – Saum
Ramadan is de maand waarin moslims vasten. Het is de negende maand in de islamitische kalender.
Bekijk het filmpje over hoe het is om te vasten en maak daarna de sleepoefening.

 

Toets:Zuil 4: Vasten – Saum

Stap5

Zuil 5: Bedevaart naar Mekka

Iedere moslim die gezond is en genoeg geld heeft, is verplicht om eens in zijn leven op bedevaart naar Mekka te gaan. In het Arabisch wordt de bedevaart hadj genoemd.
Mekka was al voor het ontstaan van de Islam een belangrijke handelsstad. En de Ka'aba was ook voor de tijd van Mohammed al een heiligdom.
De hadj kent een beperkte duur, slechts vijf dagen. Tijdens die dagen heerst er een enorme drukte in en rondom Mekka. Het is vaak zelfs zo druk dat er als gevolg van paniek meerdere keren mensen in de menigte vertrapt zijn.

Waar of niet waar?

  1. Voor moslims die niet genoeg geld hebben, is de bedevaart naar Mekka geen verplichting
  2. Door de hadj is er het hele jaar een enorme drukte in en rondom Mekka.

Stap6

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Kenmerken islam'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Kenmerken islam

Stap7

Eindproduct
Je gaat aan de slag met het maken van een eindproduct.
Kies een product uit waarmee je kunt laten zien dat het islamitisch geloof is gebaseerd op vijf zuilen.
In je eindproduct moet je duidelijk maken wat de vijf zuilen zijn.

Idee:
Houd een interview met iemand die gelooft in de Islam.
Vraag hem of haar naar de betekenis voor hem van de vijf zuilen.

Klaar?
Laat je eindproduct beoordelen door je docent.

 

Hofstelsel

Vooraf

De manier waarop een landgoed in de Middeleeuwen werd beheerd, werd het hofstelsel genoemd. Belangrijke begrippen in dit verband zijn vroonland, hoeveland en horige. In deze opdracht staat dat hofstelsel centraal.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • de benaming geven van de periode die begon na de val van het West-Romeinse Rijk in 476 en duurde tot 1500: de Middeleeuwen.
  • uitleggen waarom de steden uit de tijd van Romeinen verdwenen en beschrijven hoe de handel in verval raakte.
  • uitleggen hoe het hofstelsel werkte.


Eindproduct
Aan het eind van de opdracht maak je tekening of collage.
Met behulp van de tekening/collage leg je uit hoe het hofstelsel werkt.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor je tekening/collage als:

  • duidelijk is in welke periode het hofstelsel de manier was waarop het land werd beheerd.
  • duidelijk is wat het verschil is tussen vroonland en hoeveland.
  • duidelijke is wat het verschil is tussen een boer en een horige.
  • de tekening/collage met zorg is gemaakt.
  • de tekening/collage op tijd klaar is. Maak afspraken met je docent.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte   Activiteit
Stap 1     Alleen Kennisbank 'Hofstelsel' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Eindproduct maken in de vorm van een tekening of collage over het hofstelsel.


Benodigdheden

  • Een computer met internet.
  • Materiaal voor het maken van de tekening.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuur nodig.

Stap1

Val Romeinse Rijk en begin Middeleeuwen
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het onderdeel over het hofstelsel.

KB: Hofstelsel

Beantwoord daarna de volgende 14 vragen.

  1. In welk jaar kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk en begonnen de Middeleeuwen?
    1. 476 na Chr.
    2. 1464 na Chr.
  2. Waar of niet waar?
    In het Romeinse Rijk was sprake van internationale handel (handel over lange afstanden).
    1. Waar
    2. Niet waar
  3. Waar of niet waar?
    Na de val van het Romeinse Rijk trokken veel mensen van het platteland naar de steden.
    1. Waar
    2. Niet waar
  4. Waar of niet waar?
    Na de val van het Romeinse Rijk werden er door de Germaanse en Keltische stammen veel nieuwe wegen aangelegd.
    1. Waar
    2. Niet waar
  5. Waar of niet waar?
    Na het wegvallen van het Romeinse bestuur zetten de Kelten het bestuur op dezelfde manier door.
    1. Waar
    2. Niet waar
  6. Na de val van het Romeinse rijk namen de Germanen de landbouwproductie over. Er veranderde wel wat. Wat was het verschil?
    1. De Romeinen produceerden voor de internationale markt, de Germanen voor de eigen gemeenschap.
    2. De Romeinen produceerden eigenlijk alleen graan, de Germanen gingen naast graan ook groenten produceren.
  7. Maak de zin op de juiste manier af.
    Door de afname van de (internationale) handel, ...
    1. werd er minder oorlog gevoerd.
    2. nam de betekenis van het geld af.
  8. Het begin van de Middeleeuwen kenmerkt zich door het stilvallen van de handel, de ontvolking van de steden en veranderingen in de landbouw. Hoe worden de eerste eeuwen van deze periode daarom ook wel genoemd?
    1. donkere eeuwen
    2. moeilijke eeuwen
  9. Hoe noem je de manier waarop een landgoed in de vroege Middeleeuwen beheerd werd?
    1. feodaal stelsel
    2. hofstelsel
  10. In het hofstelsel bestond het land van een leenheer uit twee delen.
    Op welk deel stond het kasteel of landhuis van de leenman?
    1. hoeveland
    2. vroonland
  11. In het hofstelsel bestond het land van een leenheer uit twee delen.
    Op welk deel woonden en werkten de horige boeren?
    1. hoeveland
    2. vroonland
  12. Wat wordt bedoeld met "de productie in een boerengemeenschap was zelfvoorzienend"?
    1. Iedere boer pachtte een klein stukje grond van zijn heer.
    2. Bijna alles wat nodig was werd binnen de boerengemeenschap gemaakt.
  13. Waar of niet waar?
    Het verschil tussen een boer en een horige is dat een boer een vrij man is en een horige niet.
    1. Waar
    2. Niet waar
  14. Waar of niet waar?
    De overeenkomst tussen een boer en een horige is dat ze allebei hard moeten werken om zichzelf en hun gezin te onderhouden.
    1. Waar
    2. Niet waar


Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.

Stap2

Eindproduct - hofstelsel
Als eindproduct van deze opdracht maak je een tekening of collage.
Met behulp van de tekening/collage leg je uit hoe het hofstelsel werkt.
De tekening/collage moet duidelijk maken:

  • in welke periode het hofstelsel de manier was waarop het land werd beheerd.
  • wat het verschil is tussen vroonland en hoeveland.
  • wat het verschil is tussen een boer en een horige.

Natuurlijk maak je de tekening/collage met zorg en zorg je ervoor dat je de tekening op tijd klaar hebt.
Maak hierover afspraken met je docent.

Klaar?
Laat de tekening/collage beoordelen door je docent.

Begrippenlijst

Volksverhuizingen
Het Romeinse Rijk kreeg aan de noordgrens vanaf 300 n.C. te maken met verschillende invallen van Germaanse stammen: de volksverhuizingen.
Hofstelsel
In het rijk van Karel de Grote waren grote landgoederen die zelfvoorzienend waren, Zo’n landgoed heet een domein of hof.
Domeinen - horigheid
Op het landgoed leefden en werkten boeren. Zij zijn horigen: gebonden aan de grond en verplicht om diensten te leveren aan de heer (herendiensten) en delen van de oogst aan hem af te staan. In ruil daarvoor kregen ze van de heer bescherming.
Middeleeuwen
Tijdsperiode van 500 tot 1500 na Christus.

 
Vroonland
Vanaf het vroonland bestuurde de leenman het domein of landgoed. Het vroonland bestond uit bouwland, weideland en onontgonnen gebieden.
Hoeveland
Op het hoeveland woonden horige boeren op kleine boerderijen met een kleine lap grond. Ze waren verplicht om werk te verrichten en in ruil voor veiligheid aan hun heer belasting te betalen. Dat betaalden ze met een deel van de opbrengst van hun stukje grond.

 

Feodalisme

Vooraf

In de tijd van monniken en ridders (de Middeleeuwen) was er sprake van een standenmaatschappij: de bevolking was opgedeeld in verschillende groepen die elk hun eigen rechten en plichten hadden. In deze opdracht onderzoek je deze standenmaatschappij. Je kijkt vooral naar één speciaal kenmerk van de standenmaatschappij, het feodalisme of het feodale leenstelsel.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • uitleggen hoe het feodale leenstelsel werkte.
  • uitleggen dat het leenstelsel de basis van het bestuur vormde.


Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het maken van een piramide.
Met de piramide maak je duidelijk hoe de feodale verhoudingen werkten.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor je piramide als:

  • duidelijk wordt uitgelegd hoe het leenstelsel in elkaar zit.
  • je piramide met zorg gemaakt is.
  • je piramide op tijd klaar is.


Activiteiten

Stap Groepsgrootte Activiteit
Stap 1       Alleen Kennisbank 'Feodalisme' bestuderen en vragen beantwoorden.
Stap 2 Alleen Toets 'Feodalisme' maken.
Stap 3 Alleen De verhoudingen in het feodalisme duidelijk maken in de vorm van een piramide.


Benodigdheden
Materiaal voor het maken van je eindproduct.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

 

 

Stap1

Het feodalisme
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het volgende onderdeel:

KB: Feodalisme

Beantwoord daarna de volgende 11 vragen.

  1. In de Middeleeuwen was sprake van een standenmaatschappij.
    Welke stand bemoeide zich met het bestuur?
    1. Geestelijken (eerste stand).
    2. Adel (tweede stand).
    3. Boeren en burgers (derde stand).
  2. Waar had de koning de adel (krijgsmannen) nog meer voor nodig?
    1. Voor het bouwen van kastelen en het houden van riddertournooien.
    2. Voor de verdediging van het koninkrijk en het veroveren van nieuw gebied.
  3. Hoe betaalde de koning de krijgsmannen die voor hem vochten?
    1. Met een leen: een stuk grond waarvan zij de opbrengst mochten hebben.
    2. Met een opleiding tot ridder en een wapenuitrusting.
  4. Hoe wordt het systeem genoemd waarbij een leenheer grond in leen geeft aan zijn leenmannen?
    1. Feodale stelsel
    2. Hofstelsel
  5. Wat is een kenmerk van het feodale systeem?
    1. Een edelman krijgt om te kunnen vechten in het leger van de koning, een wapenuitrusting van een leenheer.
    2. Een edelman krijgt om in zijn levensonderhoud te voorzien, een stuk land in leen van een leenheer.
  6. Wat was het voordeel voor een leenheer om zijn krijgsheren een stuk land in leen te geven?
    1. Door een stuk land in leen te geven, kon hij rekenen op steun van zijn leenmannen.
    2. Door een stuk land in leen te geven, nam de opbrengst van de grond toe.
  7. De leenheer maakte zijn leenmannen ook belangrijke bestuurders.
    De leenmannen zorgden in hun gebied voor ...
    1. wegen en woningen
    2. rechtspraak en belastinginning
  8. Waar of niet waar?
    Een leenman was een leenheer voor de achterleenmannen.
    1. Waar.
    2. Niet waar.
  9. Waar of niet waar?
    Een achterleenman was een leenheer voor de achter-achterleenmannen.
    1. Waar.
    2. Niet waar.
  10. Waar of niet waar?
    De ridders die vochten in dienst van de koning waren altijd van adel.
    1. Waar.
    2. Niet waar.
  11. Wat kun je zeggen over de positie van de boeren en de horigen in de Middeleeuwen?
    1. Boeren en horigen waren arm en sterk afhankelijk van hun heer.
    2. Boeren en horigen werkten vaak voor verschillende heren of kloosters.

Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.

 

Stap2

Toets
Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Feodalisme'.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Als je alle vragen beantwoord hebt, zie je je score.
Je krijgt van de vragen die je fout hebt, het goede antwoord te zien.
De score wordt opgenomen in het volgsysteem.

Klik op de knop 'Start' om te beginnen:

 

Toets:Feodalisme

Stap3

Piramide
Het Feodalisme in de middeleeuwen wordt soms voorgesteld als een piramide.
In de piramide staat de koning dan helemaal bovenaan.
De vorst schenkt aan vertrouwelingen een leen, dat maakt de vorst tot leenheer.
De ontvanger is een leenman (of kroonvazal).
De leenman kan zelf als leenheer optreden door stukjes van zijn leen aan achterleenmannen in leen te geven. En zo verder... .

Teken zelf een piramide zoals hiernaast en zet de verschillende leenheren/leenmannen op de juiste plaats in de piramide.
Zet de landbouwbevolking (boeren en horigen) ook in de piramide.
Geef in de piramide met pijlen aan wie van wie afhankelijk is.
Zoek bij iedere laag in de piramide een passende afbeelding.

Klaar?
Laat je piramide en afbeeldingen beoordelen door je docent.

 

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Video: Feodale stelsel
Video: Ridders

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Begrippenlijst

Leenstelsel – feodale stelsel
Karel deelde zijn rijk op in delen, die edelen en bisschoppen namens hem bestuurden.
Leenheren
Die bestuurders kregen het gebied in leen van de keizer: de keizer was de leenheer en de bestuurders waren leenmannen of vazallen.
Leenmannen / vazallen
De leenmannen kregen een gebied in leen van hun leenheer.
 
Drie standen:
In de tijd van monniken en ridders ontwikkelden zich drie maatschappelijke standen: de geestelijkheid, de adel en de boeren.
Geestelijkheid, eerste stand
Geestelijken traden ook op als bestuurders en kregen grote invloed op het dagelijks leven van de mensen.
Adel, tweede stand
De adel (de heren, de leenmannen) ontwikkelde zich tot een erfelijke stand.
Boeren, derde stand
Boeren (de werkers op het land), bezetten de derde stand.
 
Franken - Karel Martel
De Frankische koning Karel Martel was de eerste vorst die op deze manier grond als leen aan zijn krijgsheren toevertrouwde.

 

Karel en Elegast

Vooraf

Karel de Grote was de belangrijkste vorst van de vroege middeleeuwen. Over Karel gingen al in zijn eigen tijd indrukwekkende verhalen rond. Die verhalen werden na zijn dood alleen nog maar uitgebreid en aangedikt. Hij werd er een heilige door, die tot de grootste vorsten uit de geschiedenis wordt gerekend.
In deze opdracht lees je het verhaal Karel ende Elegast en bekijk je de Canonclip over Karel de Grote. Daarna beantwoord je aantal vragen over het verhaal en over de clip.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • beschrijven wie Karel de Grote was.
  • uitleggen dat het christelijk geloof in de Middeleeuwen een belangrijke rol speelde.
  • uitleggen dat in de tijd van Karel de Grote het leenstelsel een belangrijke rol speelde.


Eindproduct

Het eindproduct van deze opdracht is een ingevuld werkblad. Op het werkblad staat het verhaal Karel ende Elegast en staan vragen over het verhaal en vragen over de Canonclip over Karel de Grote.

Beoordeling
Je krijgt een goede beoordeling voor je werkblad:

  • als je alle vragen beantwoord hebt.
  • als je de antwoorden met een klasgenoot besproken hebt.
  • als je werkblad met zorg gemaakt hebt en op tijd hebt ingeleverd.


Activiteiten

Stap
 
Groepsgrootte
 
Activiteit
 

Stap 1               

Samen met een klasgenoot Het verhaal lezen van Karel ende Elegast en de Canonclip over Karel de Grote bekijken. Daarna beantwoord je een aantal vragen over het verhaal en over de clip.

 

Benodigdheden
Het werkblad Karel ende Elegast.

Tijd
Voor deze opdracht heb je ruim 1 lesuur nodig.

Stap1

Karel de Grote

Download het werkblad Karel en de Elegast.
Lees het verhaal.
Beantwoord de zes vragen over het verhaal.
Schrijf je antwoorden op het werkblad.

Bekijk vervolgens de Canonclip over Karel de Grote.
Beantwoord ook de vragen over de clip.

Bespreek de antwoorden op de vragen met een klasgenoot.

Klaar?
Laat het werkblad beoordelen door je docent.

Extra: Terpen

Vooraf

Leerdoelen
Langs de Waddenkust van Nederland en Duitsland en in andere kuststreken in West-Europa liggen talloze kleine heuvels, terpen. Deze terpen zijn niet door natuurkrachten ontstaan maar aangelegd door de bewoners van deze kustgebieden. Hoe en waarom? Daarover gaat deze opdracht.

Aan het eind van deze opdracht kun je

  • beschrijven wat een terp is.
  • uitleggen waar terpen zijn aangelegd en in welke periode.
  • uitleggen hoe terpen werden aangelegd.
  • uitleggen welke functies terpen hadden voor de mensen die ze hebben aangelegd.


Tijd:
Voor deze opdracht heb je ongeveer 45 minuten nodig.

Stap1

Het ontstaan van terpen
In de Oudheid liep langs de Noordzeekusten van West-Europa tweemaal per dag, telkens als het vloed was, zeewater ver het land op. Dat water voerde zeeklei aan. Als het waterpeil de hoogste stand had bereikt en het water korte tijd stil stond, zakte een beetje zeeklei naar de bodem en bleef er liggen. Zo werd de bodem telkens een klein beetje hoger. Op de lange duur werden wat plekken zo hoog door de afgezette zeeklei dat ze niet meer bij elke vloed onder water liepen, maar slechts zo af en toe. Die plekken lagen onder meer in Groningen en Friesland. Daar worden ze kwelders genoemd. Hoe die kwelders door boeren gebruikt werden lees je hieronder.

In het begin van de IJzertijd, ongeveer 700 voor Christus, trokken boeren vanuit Drenthe naar het noorden om hun vee te laten grazen. Daar lagen kwelders, uitstekende weidegronden, die nog maar af en toe door de zee werden overstroomd. Steeds meer boeren bleven wonen in dit weidegebied. Ze bouwden hun boerderijen op de hoogste plekken in de kwelder. Later hoogden ze die plekken zelf nog wat op. Dit waren de eerste terpen in Groningen (waar ze wierden worden genoemd) en Friesland. Tot er in de Middeleeuwen dijken werden gebouwd om de zee buiten te houden, bleven de bewoners van dit gebied op terpen wonen.

Zie afbeelding: veel terpen zijn cirkelvormig, wat vanuit de lucht goed is te zien. (Foto: Paul Paris)


Maar ook op plekken waar de zee nog steeds tweemaal daags het land op kwam, woonden mensen. In 47 na Chr. bezocht de Romeinse wijsgeer en wetenschapper Plinius de Oudere (23-79 na Chr.) zo’n gebied en beschreef het als volgt:

'Tweemaal per dag overstroomt de oceaan een groot deel van hun gebied, zodat het niet goed uit te maken is of dit land tot de zee of tot het land gerekend moet worden. Daar probeert een armzalig volk in leven te blijven door huizen te bouwen op steile heuveltjes. Die heuveltjes zijn met handkracht opgeworpen tot een hoogte die net boven de hoogste vloed uitsteekt. Bij vloed lijken zij schipbreukelingen. Zij leven van vis die zij met netten in het slijk vangen. Zij verwarmen hun verkleumde leden door modder te verbranden, die zij meer door de wind dan door de zon hebben laten drogen. Zij drinken niets dan regenwater, dat zij in een kuil voor hun woning bewaren.'

Bron: www.geschiedenisdc.nl


Bekijk de video “Terpen gevonden in Noord-Drenthe”


Terpen waar een enkele boerderij op staat worden huisterpen genoemd. Omdat huisterpen telkens opgehoogd en breder gemaakt werden, groeiden ze soms aaneen tot een grote terp waar een dorp op staat (bekijk dit op de volgende afbeelding).



















Vragen:

  1. Hoe kwamen de bewoners van de kuststreken waar Plinius de Oudere over schreef aan de kost?
  2. Weet je welke brandstof Plinius de Oudere bedoelde?
  3. Waar werden terpen voor gebruikt?

Stap2

Terpen als erfgoed
Rond 1000 begon men in Nederland dijken aan te leggen om laaggelegen gebieden aan de kust te beschermen tegen overstromingen vanuit zee. Steeds meer gebieden werden op die manier beschermd. Om die reden kwam er in Friesland, Groningen en Drenthe rond 1200 een einde aan de bouw van terpen. Ook gingen bewoners in die gebieden niet langer op terpen wonen. Toen waren er bij elkaar 1,190 terpen gebouwd.

Van deze terpen is in de 19e en de 20e eeuw een groot aantal helemaal of voor een deel afgegraven omdat de grond waaruit ze zijn gemaakt bestond uit vruchtbare aarde. Die aarde werd uitgestrooid over akkers in de buurt of elders in Nederland om de opbrengst van die akkers op te voeren. Andere terpen zijn bewaard gebleven zoals die van Hogebeintum (zie afbeelding) of hersteld, zoals die van Wierum en Krassum. Deze terpen herinneren nu aan een tijd waarin Nederland nog niet door dijken tegen overstromingen vanuit zee werd beschermd. Sommige terpen hebben inmiddels de status van rijksmonument gekregen.

De bouw en het gebruik van terpen heeft ook sporen nagelaten in:

  • Plaatsnamen. Sommige namen van steden en dorpen in Friesland eindigen op -um of –werd want sommige van die steden en dorpen zijn ontstaan uit een dorp op een terp. Voorbeelden hiervan zijn Dokkum en Sauwerd.
  • Achternamen. In de Nederlandse Familienamenbank van het Meertens Instituut vind je de volgende achternamen: Hogeterp, Hoogeterp, Hoogterp, Kleiterp, Outersterp, Westerterp, Wijnjeterp, Wijnterp, Wynjeterp en van der Terp.
    Eén van hen is bekend geworden als minister van Verkeer en Waterstaat in het kabinet-Den Uyl (1973-1977): Tjerk Westerterp.

Vraag:
Wat was de reden dat inwoners van Groningen en Friesland zich na pakweg 1200 niet langer uitsluitend op terpen vestigden?

Thematoets

Tijdvak 3

Je gaat een zogenaamde thematoets maken.
De thematoets bestaat uit 10 random (= willekeurige) vragen over Tijdvak 3.           
Soms is een vraag een reproductievraag, soms meer een inzichtvraag.

Doe je de toets een tweede keer dan krijg je weer 10 random vragen.
Dat zullen veelal anderen zijn, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.

Na het beantwoorden van de vragen krijg je je resultaat te zien.
Je ziet ook welke vragen je goed en welke vragen je fout hebt beantwoord.
Bij iedere vraag vind je onder [Meer info]-knop een link naar een item uit de Kennisbank.
Met behulp van die informatie kun je opzoeken wat het goede antwoord op de vraag is.

Thematoets: Tijdvak 3

Afsluiting tijdvak

Tijdvak 3

Je hebt alle opdrachten van Tijdvak 3 gemaakt, tijd voor de afsluiting.
Je sluit het thema af door samen met een klasgenoot een kwartetspel
over de vroege Middeleeuwen te maken.
Het kwartetspel bestaat uit minimaal 24 kaarten:

  • 4 over de verspreiding van het christendom,
  • 4 over het ontstaan van de islam,
  • 4 over de kenmerken van de islam,
  • 4 over het hofstelsel,
  • 4 over het feodalisme en
  • 4 over Karel de Grote.
Beoordeling
Bij de beoordeling van het kwartetspel kijkt je docent naar:
  • de inhoud: komen de belangrijkste temen in het kwartetspel terug.
  • de speelbaarheid: zijn de spelregels duidelijk?
  • de verzorging: is het spel met zorg gemaakt.

Verderkijker

Tijdvak 3

Verderkijker

Aan het eind van dit thema vind je de 'verderkijker'. De verderkijker biedt een selectie bij het thema passende digitale fragmenten uit het archief van Beeld en Geluid. Voor tijdvak 3 zijn tien fragmenten geselecteerd. Om de Teleblik fragmenten te kunnen bekijken moet je ingelogd zijn op teleblik. Voor meer informatie over het inloggen ga naar: teleblik.nl/faq/hoe-krijg-ik-toegang-tot-teleblik

1 Hofstelsel/feodalisme

Floris V, graaf van Holland in de 13e eeuw, probeert de macht van de edelen in te dammen. Feodalisme

Let op:
Om een video af te sluiten, moet je eerst op stop drukken en dan pas de popup wegklikken. 2 Verspreiding christendom

Het christendom krijgt mede door toedoen van het Frankische Rijk van de diepgelovige keizer Karel de Grote vaste voet aan de grond. Verspreiding christendom - 1

Vredelievende bedevaarten.
Verspreiding christendom - 2

In het begin van de twaalfde eeuw is het christendom de enige godsdienst van de lage landen.
Verspreiding christendom - 3

Hoe zag de dag van een monnik er uit?
Verspreiding christendom - 4

3 Kenmerken Islam

Aflevering met interviews met vakantiegangers in dorpjes rond de stad Karaman. Islam

Quizzvraag: wat is de grootste zonde voor de islam?
Islam

Esmaa en Jihad Alariachi over de betekenis van de islamitische term jihad ('strijd') en de prediking van vreedzaamheid door de islam.
Islam


4 Karel en de Elegast

De stamboom van activiteitenbegeleidster Karola Koetze wordt uitgezocht en gaat 41 generaties terug tot 742 met als voorvader Karel de Grote. Karel en de Elegast

  • Het arrangement Tijdvak 3 Monniken en ridders is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Simon Commandeur Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2017-01-18 09:33:19
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 1; VWO 1; HAVO 3; VWO 3; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    De tijd van monniken en ridders (500 - 1000); Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    15 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Geschiedenis. (2019).

    Tijdvak 3 - hv123

    https://maken.wikiwijs.nl/62223/Tijdvak_3___hv123