In de Middeleeuwen was sprake van een standenmaatschappij.
Welke stand bemoeide zich met het bestuur?
Geestelijken (eerste stand).
Adel (tweede stand).
Boeren en burgers (derde stand).
Waar had de koning de adel (krijgsmannen) nog meer voor nodig?
Voor het bouwen van kastelen en het houden van riddertournooien.
Voor de verdediging van het koninkrijk en het veroveren van nieuw gebied.
Hoe betaalde de koning de krijgsmannen die voor hem vochten?
Met een leen: een stuk grond waarvan zij de opbrengst mochten hebben.
Met een opleiding tot ridder en een wapenuitrusting.
Hoe wordt het systeem genoemd waarbij een leenheer grond in leen geeft aan zijn leenmannen?
Feodale stelsel
Hofstelsel
Wat is een kenmerk van het feodale systeem?
Een edelman krijgt om te kunnen vechten in het leger van de koning, een wapenuitrusting van een leenheer.
Een edelman krijgt om in zijn levensonderhoud te voorzien, een stuk land in leen van een leenheer.
Wat was het voordeel voor een leenheer om zijn krijgsheren een stuk land in leen te geven?
Door een stuk land in leen te geven, kon hij rekenen op steun van zijn leenmannen.
Door een stuk land in leen te geven, nam de opbrengst van de grond toe.
De leenheer maakte zijn leenmannen ook belangrijke bestuurders.
De leenmannen zorgden in hun gebied voor ...
wegen en woningen
rechtspraak en belastinginning
Waar of niet waar?
Een leenman was een leenheer voor de achterleenmannen.
Waar.
Niet waar.
Waar of niet waar?
Een achterleenman was een leenheer voor de achter-achterleenmannen.
Waar.
Niet waar.
Waar of niet waar?
De ridders die vochten in dienst van de koning waren altijd van adel.
Waar.
Niet waar.
Wat kun je zeggen over de positie van de boeren en de horigen in de Middeleeuwen?
Boeren en horigen waren arm en sterk afhankelijk van hun heer.
Boeren en horigen werkten vaak voor verschillende heren of kloosters.
Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.