Stap1

Val Romeinse Rijk en begin Middeleeuwen
Bestudeer uit de Kennisbank geschiedenis het onderdeel over het hofstelsel.

KB: Hofstelsel

Beantwoord daarna de volgende 14 vragen.

  1. In welk jaar kwam er een einde aan het West-Romeinse Rijk en begonnen de Middeleeuwen?
    1. 476 na Chr.
    2. 1464 na Chr.
  2. Waar of niet waar?
    In het Romeinse Rijk was sprake van internationale handel (handel over lange afstanden).
    1. Waar
    2. Niet waar
  3. Waar of niet waar?
    Na de val van het Romeinse Rijk trokken veel mensen van het platteland naar de steden.
    1. Waar
    2. Niet waar
  4. Waar of niet waar?
    Na de val van het Romeinse Rijk werden er door de Germaanse en Keltische stammen veel nieuwe wegen aangelegd.
    1. Waar
    2. Niet waar
  5. Waar of niet waar?
    Na het wegvallen van het Romeinse bestuur zetten de Kelten het bestuur op dezelfde manier door.
    1. Waar
    2. Niet waar
  6. Na de val van het Romeinse rijk namen de Germanen de landbouwproductie over. Er veranderde wel wat. Wat was het verschil?
    1. De Romeinen produceerden voor de internationale markt, de Germanen voor de eigen gemeenschap.
    2. De Romeinen produceerden eigenlijk alleen graan, de Germanen gingen naast graan ook groenten produceren.
  7. Maak de zin op de juiste manier af.
    Door de afname van de (internationale) handel, ...
    1. werd er minder oorlog gevoerd.
    2. nam de betekenis van het geld af.
  8. Het begin van de Middeleeuwen kenmerkt zich door het stilvallen van de handel, de ontvolking van de steden en veranderingen in de landbouw. Hoe worden de eerste eeuwen van deze periode daarom ook wel genoemd?
    1. donkere eeuwen
    2. moeilijke eeuwen
  9. Hoe noem je de manier waarop een landgoed in de vroege Middeleeuwen beheerd werd?
    1. feodaal stelsel
    2. hofstelsel
  10. In het hofstelsel bestond het land van een leenheer uit twee delen.
    Op welk deel stond het kasteel of landhuis van de leenman?
    1. hoeveland
    2. vroonland
  11. In het hofstelsel bestond het land van een leenheer uit twee delen.
    Op welk deel woonden en werkten de horige boeren?
    1. hoeveland
    2. vroonland
  12. Wat wordt bedoeld met "de productie in een boerengemeenschap was zelfvoorzienend"?
    1. Iedere boer pachtte een klein stukje grond van zijn heer.
    2. Bijna alles wat nodig was werd binnen de boerengemeenschap gemaakt.
  13. Waar of niet waar?
    Het verschil tussen een boer en een horige is dat een boer een vrij man is en een horige niet.
    1. Waar
    2. Niet waar
  14. Waar of niet waar?
    De overeenkomst tussen een boer en een horige is dat ze allebei hard moeten werken om zichzelf en hun gezin te onderhouden.
    1. Waar
    2. Niet waar


Alle vragen beantwoord?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie verschillende antwoorden, vraag dan hulp aan de docent.