Tijd
Als eenheid van tijd gebruik je seconde (s), minuut (min) of uur.
Er geldt:
- \(\small1\) uur \(\small{= 60}\) min
- \(\small1\) min \(\small{= 60}\) sec
- \(\small{1}\) uur \(\small{= 3600}\) sec
Hoeveel tijd verstreken is kun je bijvoorbeeld bijhouden op een klok.
Voorbeeld
Op de school van Anke begint het derde lesuur om \(\small{10\text{:}25}\) uur.
Het lesuur is afgelopen om \(\small{11\text{:}10}\).
Hoelang duurt het lesuur?
- Van \(\small{10\text{:}25}\) tot \(\small{11\text{:}00}\) uur is \(\small35\) minuten
- Van \(\small{11\text{:}00}\) tot \(\small{11\text{:}10}\) uur is \(\small{10}\) minuten
- Het lesuur duurt in totaal dus \(\small{45}\) minuten.
Snelheid
Voor de snelheid gebruik je als eenheid meestal meter per seconde (m/s) of kilometer per uur (km/u).
Voor het omrekenen van de snelheid van km/u naar m/s of omgekeerd kun je het volgende rekenschema en terugrekenschema gebruiken:
\(\small{\text{snelheid}}\) in m/s |
|
\(\small{\times 3\text{,}6}\) |
|
\(\small{\text{snelheid}}\) in km/u |
\(\small{\text{snelheid}}\) in m/s |
|
\(\small{\div 3\text{,}6}\) |
|
\(\small{\text{snelheid}}\) in km/u |
Voorbeeld
Een in een winkelcentrum geldt een maximumsnelheid van \(\small30\) km/uur.
\(\small30\) km/uur is ongeveer \(\small{8\text{,}3}\) m/s. Ga na of dat klopt!
Massa
De massa van een voorwerp meet je met een weegschaal.
De massa druk je meestal uit in milligram (mg), gram (g) of kilogram (kg)
Er geldt:
- \(\small1\) kg \(\small{= 1000}\) g
- \(\small1\) g \(\small{= 1000}\) mg
Let op
In de dagelijkse praktijk wordt ook het gewicht van een voorwerp vaak uitgedrukt in gram of kilogram.
Maar dat is natuurkundig gezien niet juist.
Het gewicht druk je uit in Newton.
Er geldt:
- \(\small1\) kg \(\small{\approx 9\text{,8}}\) N
Dichtheid
De dichtheid of soortelijke massa van een stof is massa van een bepaalde stof per volume eenheid.
De dichtheid wordt bijvoorbeeld uitgedrukt in kg/m³ of g/L.
Voorbeeld 1
Een blokje goud heeft een massa van \(\small{96\text{,}5}\) gram.
Het volume van het blokje is \(\small5\) cm³.
De dichtheid van goud is \(\small{96\text{,}5:5=19\text{,}3}\) g/cm³.
Voorbeeld 2
In de laadruimte van een vrachtboot is \(\small25\) m³ \(\small{= 25000}\) dm³.
Zand heeft een dichtheid van \(\small{1\text{,}6}\) kg/dm³.
De vrachtboot dan dus \(\small{25000 \times 1\text{,}6 = 40.000}\) kg zand vervoeren.