Kennisbank M en M

Kennisbank M en M

Kennisbank M en M

Introductie

Welkom bij de Kennisbank Mens en Maatschappij.
In dit arrangement vind je de theorie bij de Stercollectie M en M voor klas 1 en 2 vmbo.
Kies hiernaast één van de vier domeinen en kies vervolgens een onderdeel uit de Kennisbank. Het item opent zich in een popup.

Veel succes!

Geloven

Kerk en staat

Meer macht voor de vorst

De periode 1000-1500 is een belangrijke periode voor het ontstaan van landen onder leiding van één vorst. Het lukte vorsten in die periode om een centraal bestuur in te stellen. Vorsten namen ambtenaren in dienst die zorgden dat de wetten die werden bedacht ook werden nageleefd. Die ambtenaren zorgden ook voor de belastinginning. Heel belangrijk, want met de deze inkomsten kon de vorst zijn eigen leger betalen. 

Voorbeelden van landen met veel macht voor de koning of keizer waren het koninkrijk Engeland, het Duitse Keizerrijk en het koningrijk Frankrijk.

Paus en bisschop

In de periode 1000-1500 behoorde heel Europa tot de christelijke wereld. De paus stond aan het hoofd van de christelijke kerk en was dus een belangrijke man. 

De christelijke wereld was opgedeeld in bisdommen. Aan de hoofd van een bisdom stond een bisschop. De bisschoppenwerden benoemd door de paus. Door steeds bisschoppen te benoemen die de paus goed gezind waren had de paus een grote macht in de bisdommen.

Investituursstrijd

De investituurstrijd is een moeilijk woord voor een strijd om de macht tussen de Duitse keizer en de paus. De strijd ging er om wie de bisschoppen mocht benoemen. 
De Duitse keizer Hendrik IV wilde de Duitse bisschoppen benoemen. Paus Gregorius VII was het hier natuurlijk niet mee eens. In 1075 kwam het tot een uitbarsting. De Duitse keizer Hendrik IV erkende Gregorius VII niet langer als paus. Als reactie daarop deed de paus de Duitse keizer in de ban. De Duitse bisschoppen kozen de kant van de paus. En Hendrik IV koos eieren voor zijn geld en onderwiep zich in 1077 aan de paus.

Kerk en staat - vmbo

Meer macht voor de vorst

Centraal bestuur
De periode 1000-1500 is de periode van het ontstaan van landen onder leiding van één vorst
Het lukte een aantal vorsten in die periode om een centraal bestuur in te stellen. Een belangrijke rol daarbij speelden de ambtenaren. De vorsten namen ambtenaren in dienst. ambtenaren zorgden dat de die wetten werden bedacht ook echt werden nageleefd. 
De ambtenaren zorgden ook voor de belastinginning
Heel belangrijk, want met de deze inkomsten kon de vorst zijn eigen leger betalen. 

Voorbeelden van landen met veel macht voor de koning of keizer in die tijd waren:

  • het koninkrijk Engeland
  • het Duitse Keizerrijk
  • het koninkrijk Frankrijk

Paus en bisschop

Veel macht voor de paus
In de periode 1000-1500 behoorde heel Europa tot de christelijke wereld. De paus stond aan het hoofd van de christelijke kerk en was dus een belangrijke man. 

De christelijke wereld was opgedeeld in bisdommen.
Aan de hoofd van een bisdom stond een bisschop.
De bisschoppen waren vaak belangrijker dan de vorst bij het bestuur van het bisdom.

De bisschoppen werden benoemd door de paus.
Door steeds bisschoppen te benoemen die de paus goed gezind waren had de paus een grote macht in de bisdommen.

Ontstaan van het Christendom

Inleiding

In de tijd dat Jezus van Nazareth werd het leven beheerst door godsdienst. De Romeinen hadden voor alles en nog wat een god of geest die ze gunstig stemden door offers, rituelen en gebeden.

Alleen in de Joodse godsdienst hing men één God aan. De leer van Jezus Christus was in feite een vervolg op de Joodse godsdienst. Volgelingen van Jezus geloofden in één god en een eeuwig leven na de dood. In de tijd van de eerste christenen waren er meer religieuze sekten met een heel ander geloof dan de Romeinen. Toch groeide juist de Joodse sekte van de christenen uit tot een van de grootste en invloedrijkste godsdiensten van de wereld.

Jezus van Nazareth

De invloed van Jezus van Nazareth op de geschiedenis is heel groot. Volgens de christelijke leer is Jezus de zoon van God die op aarde kwam om de mensheid te verlossen van hun zonden. Jezus werd geboren in Bethlehem in Palestina ten tijde van keizer Augustus.

Toen hij 30 jaar was begon hij met prediken. Hij predikte het koninkrijk van God dat voor mensen in het verschiet lag als zij een goed leven leidden. Hij noemde zich de zoon van God, door zijn vader gezonden om de mensheid te verlossen. Jezus kreeg veel aanhangers en werd door Joodse religieuze leiders en de Romeinse gouverneur Pontius Pilatus als een gevaar gezien.

Jezus werd beschuldigd van godslastering en ter dood veroordeeld. Volgens de volgelingen van Jezus stond hij na 3 dagen weer op uit de dood en bewees hij daarmee de ware zoon van God te zijn. De directe volgelingen van Jezus, zijn apostelen verspreidden zijn leer.

Christendom

Het christendom sprak vooral de armen en onderdrukten aan. Gelijkheid voor God en een beter leven na de dood was een aantrekkelijk vooruitzicht. Het idee van beloning na onderdrukking, armoede en ongelijkheid maakte het leven wat dragelijker.

Christenen waren zeer overtuigd van hun gelijk en zeer fanatiek. Ze weigerden de Romeinse goden te aanbidden. Er waren Romeinse keizers die gedurende enige jaren van hun regeerperiode om uiteenlopende redenen christenen hebben vervolgd. Ondanks de vervolgingen bleef de aanhang van het christendom groeien.

Bekijk hier een filmfragment over de christenvervolgingen in de Romeinse tijd:

Ontstaan van het Christendom - vmbo

Jezus van Nazareth

Ongeveer 2000 jaar geleden heersten de Romeinen over een groot deel van Europa. In die tijd werd het leven beheerst door godsdienst. De Romeinen hadden voor alles en nog wat een god die ze gunstig stemden door offers, rituelen en gebeden.

In die tijd werd Jezus van Nazareth geboren in Palestina, het huidige Israėl. 
Toen Jezus 30 jaar was begon hij te preken. Hij spak over een koninkrijk van God dat voor mensen in het verschiet lag als zij een goed leven leidden. Hij noemde zich de zoon van God. Hij was door zijn vader gezonden om de mensheid te verlossen. 

Jezus kreeg al tijdens zijn leven veel aanhangers. Hij werd door de Romeinse heersers als een gevaar gezien. Daarom werd hij opgepakt en ter dood gebracht.

Volgens de volgelingen van Jezus stond hij na 3 dagen weer op uit de dood. 
Hij bewees daarmee de ware zoon van God te zijn.

Verspreiding Christendom

De invloed van Jezus van Nazareth op de geschiedenis is heel groot. Na zijn dood wordt zijn leer verder vertelt door zijn directe volgelingen, zijn apostelen

De leer van Jezus Christus was eigenlijk een vervolg op de Joodse godsdienst. Volgelingen van Jezus geloofden net als de Joden in één god en een eeuwig leven na de dood.

In de tijd van de eerste christenen waren er meer groepen met een heel ander geloof dan de Romeinen. Toch groeide juist het christendom uit tot een van de grootste en invloedrijkste godsdiensten van de wereld.

Politiek

1848 - Grondwet

In de 19e eeuw is het politieke systeem ontstaan dat we nu nog kennen. Een belangrijke stap was de grondwet van 1848 die door Thorbecke is ontworpen. 
De belangrijkste kenmerken van de grondwet zijn:

  • Grondrechten voor de burgers
    De grondrechten van burgers werden in 1848 nauwkeurig omschreven. Er kwam vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en de vrijheid van onderwijs.
    Door deze grondrechten werd het leven van veel mensen wat makkelijker. Het werd bijvoorbeeld voor katholieken mogelijk om hun godsdienst openlijk te belijden.

  • Gescheiden machten
    De staatsmacht bestond uit drie gescheiden machten:
    - Wetgevende macht: Staten Generaal (Eerste en Tweede kamer)
    - Uitvoerende macht: regering, provincies en gemeenten
    - Rechterlijke macht: rechters

  • Ministeriële verantwoordelijkheid
    Voor 1848 waren ministers de hulpjes van de koning en niet aanspreekbaar op het beleid. Vanaf 1848 werden ministers zelf verantwoordelijk en was de macht van de koning symbolisch.

  • Rechtstreekse verkiezingen
    De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de burgers.
    ‘Het volk’ bestond uit mannen die genoeg verdienden en genoeg belasting betaalden. In 1850 had nog slechts 10% van de volwassen mannen kiesrecht!

  • Recht van enquete en recht op amendement
    De Tweede Kamer kan zelf onderzoek laten doen en kijken of de regering wel juist heeft gehandeld. 
    Het recht van amendement houdt in dat de kamer het recht heeft om wetsvoorstellen in te dienen.

  • Tweede kamer controleert regering
    De Tweede Kamer controleert het beleid van de regering. De Tweede Kamer controleert of de regering zijn werk goed doet. De regering is daarom verplicht om de Kamer goed te informeren.

Liberalisme

Het liberalisme was een politieke stroming die de vrijheid van het individu voorop stelde. Volgens de liberalen zijn mensen voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk voor hun eigen geluk.
Door de toename van het aantal fabrieken in de 19e eeuw was er een groep rijke burgers ontstaan. Deze rijke burgers voelden zich sterk aangetrokken tot het liberalisme. Zij wilden volledige economische vrijheid en zo weinig mogelijk bemoeienis van de staat en de kerk. De rol van de staat en de rechten van de burgers wilden de liberalen vastleggen in een grondwet. Die grondwet kwam er in 1848. De liberaal Thorbecke wordt wel gezien als de man achter de grondwet. De eerste politieke partij die de liberalen hebben opgericht heet de Liberale Staatspartij of 'De Vrijheidsbond'.

Socialisme

Het socialisme was een politieke stroming die zich inzette voor betere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders. In de 19de eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om te werken in de fabrieken. In die fabrieken waren de werkomstandigheden slecht: arbeiders maakten lange werkdagen, deden vies en gevaarlijk werk en kregen weinig betaald.
Om betere werkomstandigheden te bereiken organiseerden de socialisten zich in een politieke partij, de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Maar omdat arbeiders geen kiesrecht hadden, had de partij slechts enkele zetels in de Tweede Kamer. Ferdinand Domela Nieuwenhuis wordt wel gezien als de grondlegger van het socialisme. Hij vond het belangrijk om de arbeiders een stem te geven.

Confessionelen - Katholieken en protestanten

De katholieken en protestanten worden samen wel de confessionelen genoemd. Anders dan de liberalen en de socialisten zagen zij wel een rol voor het geloof in de politiek. 

In de nieuwe grondwet van 1848 was de vrijheid van godsdienst opgenomen. Goed nieuws voor de confessionelen. Maar de liberalen hadden ook geregeld dat alleen openbare scholen geld van de overheid kregen. Dat vonden de katholieken en protestanten niet eerlijk. Zij wilden dat ook confessionele scholen overheidsgeld krijgen. De strijd van de katholieken en protestanten om geld voor hun scholen te krijgen, is bekend geworden als de schoolstrijd. In 1917 kwam er een einde aan de schoolstrijd. Vanaf dat moment krijgen alle scholen overheidsgeld.

Confessionele politieke partijen

De politieke partij die de katholieken oprichtten heette de RKSP, de Rooms Katholieke StaatsPartij. De belangrijkste katholieke politieke leider was Herman Schaepman. Hij was een van de eerste katholieken in de tweede kamer. 

Abraham Kuyper was de oprichter van de politieke partij voor de protestanten: de ARP (de AntiRevolutionaire Partij). De ARP was vanaf het begin een belangrijke partij die zich richtte tegen de liberalen en tegen de socialisten.

Politiek - vmbo

1848 - Grondwet

In de 19e eeuw is het politieke systeem ontstaan dat we nu nog kennen. Een belangrijke stap was de grondwet van 1848 die door Thorbecke is ontworpen. 
De belangrijkste kenmerken van de grondwet zijn:

  • Grondrechten voor de burgers
    De grondrechten van burgers werden in 1848 nauwkeurig omschreven. Er kwam vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en de vrijheid van onderwijs.
    Door deze grondrechten werd het leven van veel mensen wat makkelijker. Het werd bijvoorbeeld voor katholieken mogelijk om hun godsdienst openlijk te belijden.

  • Gescheiden machten
    De staatsmacht bestond uit drie gescheiden machten:
    - Wetgevende macht: Staten Generaal (Eerste en Tweede kamer)
    - Uitvoerende macht: regering, provincies en gemeenten
    - Rechterlijke macht: rechters

  • Ministeriële verantwoordelijkheid
    Voor 1848 waren ministers de hulpjes van de koning en niet aanspreekbaar op het beleid. Vanaf 1848 werden ministers zelf verantwoordelijk en was de macht van de koning symbolisch.

  • Rechtstreekse verkiezingen
    De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de burgers.
    ‘Het volk’ bestond uit mannen die genoeg verdienden en genoeg belasting betaalden. In 1850 had nog slechts 10% van de volwassen mannen kiesrecht!

  • Recht van enquete en recht op amendement
    De Tweede Kamer kan zelf onderzoek laten doen en kijken of de regering wel juist heeft gehandeld. 
    Het recht van amendement houdt in dat de kamer het recht heeft om wetsvoorstellen in te dienen.

  • Tweede kamer controleert regering
    De Tweede Kamer controleert het beleid van de regering. De Tweede Kamer controleert of de regering zijn werk goed doet. De regering is daarom verplicht om de Kamer goed te informeren.

Liberalisme

Het liberalisme was een politieke stroming die de vrijheid van het individu voorop stelde. Volgens de liberalen zijn mensen voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk voor hun eigen geluk.

Door de toename van het aantal fabrieken in de 19e eeuw was er een groep rijke burgers ontstaan. Deze rijke burgers voelden zich sterk aangetrokken tot het liberalisme. Zij wilden volledige economische vrijheid en zo weinig mogelijk bemoeienis van de staat en de kerk. 

De rol van de staat en de rechten van de burgers wilden de liberalen vastleggen in een grondwet. Die grondwet kwam er in 1848. 

Vrijheidsbond - Thorbecke
De liberaal Thorbecke wordt wel gezien als de man achter de grondwet. De eerste politieke partij die de liberalen hebben opgericht heet de Liberale Staatspartij of 'De Vrijheidsbond'.

Socialisme

Het socialisme was een politieke stroming die zich inzette voor betere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders.

In de 19de eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om te werken in de fabrieken. In die fabrieken waren de werkomstandigheden slecht: arbeiders maakten lange werkdagen, deden vies en gevaarlijk werk en kregen weinig betaald.

SDAP - Nieuwenhuis
Om betere werkomstandigheden te bereiken organiseerden de socialisten zich in een politieke partij, de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). 
Maar omdat arbeiders geen kiesrecht hadden, had de partij slechts enkele zetels in de Tweede Kamer. 
Ferdinand Domela Nieuwenhuis wordt wel gezien als de grondlegger van het socialisme. Hij vond het belangrijk om de arbeiders een stem te geven.

Confessionelen

Katholieken en protestanten
De katholieken en protestanten worden samen wel de confessionelen genoemd. Anders dan de liberalen en de socialisten zagen zij wel een rol voor het geloof in de politiek. 

In de nieuwe grondwet van 1848 was de vrijheid van godsdienst opgenomen. Goed nieuws voor de confessionelen. Maar de liberalen hadden ook geregeld dat alleen openbare scholen geld van de overheid kregen. 
Dat vonden de katholieken en protestanten niet eerlijk. Zij wilden dat ook confessionele scholen overheidsgeld krijgen. 

De strijd van de katholieken en protestanten om geld voor hun scholen te krijgen, is bekend geworden als de schoolstrijd
In 1917 kwam er een einde aan de schoolstrijd. 
Vanaf dat moment krijgen alle scholen overheidsgeld.

Confessionele politieke partijen

RKSP - Schaepman
De politieke partij die de katholieken oprichtten heette de RKSP, de Rooms Katholieke StaatsPartij. De belangrijkste katholieke politieke leider was Herman Schaepman. Hij was een van de eerste katholieken in de tweede kamer. 

ARP - Kuyper
Abraham Kuyper was de oprichter van de politieke partij voor de protestanten: de ARP (de AntiRevolutionaire Partij). De ARP was vanaf het begin een belangrijke partij die zich richtte tegen de liberalen en tegen de socialisten.

Splitsing kerk

Kritiek op de rijkdom van de katholieke kerk

De katholieke geloof had rond 1500 een grote invloed op het alledaagse leven. Mensen gingen veel naar de kerk. Natuurlijk om te bidden tot God en alle andere heiligen, maar ook om vergeving van hun zonden te vragen. En tijdens de mis droegen de gelovigen, als goede christenen, een deel van hun inkomen af aan de kerk. Dat geld werd gebruikt om de kerkgebouwen steeds mooier te maken. De kerken werden versierd met prachtige beeldhouwwerken en schilderijen. Ook gebruikten bisschoppen het vele geld om er goed van te leven. Veel gelovigen hadden een grote afkeer van de rijkdom binnen de kerk, maar kritiek geven was niet makkelijk. De kerk maakten gelovigen die kritiek hadden op de kerk uit voor ketters en strafden de ketters streng.

Aflaten

Een bijzondere manier voor de kerk om aan geld te komen was het verkopen van aflaten. Een aflaat is een bewijs van de kerk waarop staat dat je zonden die hebt begaan zijn vergeven. Aflaten kon je kopen bij de kerk. Hoe groter je zonden, hoe duurder de aflaat. 
De kerk ging erg ver met de aflaten. Er werden zelfs van te voren aflaten verkocht. Iemand die een aflaat had gekocht, kon je bijvoorbeeld vervolgens ongestoord iemand bestelen. Op de verkoop van aflaten was veel kritiek. Het kon toch niet de bedoeling zijn dat je je zonden af kon kopen...

Luther en zijn stellingen

Luther was een fervent gelovige, maar schrok zich een hoedje toen hij zag hoe het er in Rome aan toe ging. De Paus en de andere hoge geestelijken leefden als koningen in hun paleizen. Hij vond dat zo’n luxe levensstijl niet het goede voorbeeld was van een eenvoudig christelijk leven. 

Stelllingen
In 1517 verzamelde Luther zijn kritiek op de kerk en zette deze op papier. In totaal kwam hij tot 95 stellingen. De stellingen timmerde hij op een kerkdeur, zodat iedereen het kon lezen. De stellingen van Luther sloegen in als een bom. Niet alleen de geleerden en professoren spraken er over, maar ook de gewone mensen.

Protestanten

Veel mensen waren het eens met de kritiek van Luther op de Kerk en probeerden de paus te overtuigen dat de kerk moest luisteren naar de protesten. Maar toen de kerk niet veranderde, vormden ze uiteindelijk een nieuwe kerk. Dat werd de hervormde kerk, een kerk van protestanten. In de protestante kerken waren geen overdadige versieringen te vinden en konden gelovigen gewoon hun geloof uitoefenen. 

Deze splitsing van de christelijke kerk staat ook wel bekend onder de naam reformatie.

Kaart van Europa

De splitsing van de christelijke kerk zorgde ook voor een splitsing in de kaart van Europa. Veel vorsten in met name het noorden van Europa schaarden zich achter de ideeën van de protestanten. In het zuiden van Europa bleven de meeste landen katholiek.

Splitsing kerk - vmbo

Kritiek op de rijkdom van de katholieke kerk

Strenge straffen voor ketters
De katholieke geloof had rond 1500 een grote invloed op het alledaagse leven. Mensen gingen veel naar de kerk. 
Natuurlijk om te bidden tot God en alle andere heiligen, maar ook om vergeving van hun zonden te vragen. 

Tijdens de mis droegen de kerkgangers een deel van hun inkomen af aan de kerk. Dat geld werd gebruikt om de kerkgebouwen steeds mooier te maken. 
De kerken werden versierd met prachtige beeldhouwwerken en schilderijen. Ook gebruikten bisschoppen het vele geld om er goed van te leven.

Veel gelovigen hadden een grote afkeer van de rijkdom binnen de kerk. Maar kritiek geven was niet gemakkelijk. 
De kerk maakten gelovigen die kritiek hadden op de kerk uit voor ketters.
En de ketters werden streng gestrafd.

Aflaten

Je zonden afkopen
Een bijzondere manier voor de kerk om aan geld te komen was het verkopen van aflaten.
Een aflaat is een bewijs van de kerk waarop staat dat je zonden die hebt begaan zijn vergeven. 

Aflaten kon je kopen bij de kerk. Hoe groter je zonden waren, hoe duurder de aflaat. 

De kerk ging erg ver met de aflaten. Er werden zelfs van te voren aflaten verkocht. Iemand die een aflaat had gekocht, kon je bijvoorbeeld vervolgens ongestoord iemand bestelen. 

Op de verkoop van aflaten was veel kritiek. 
Het kon toch niet de bedoeling zijn dat je je zonden af kon kopen...

Luther en zijn stellingen

Kritiek op de kerk
Luther was een fervent gelovige, maar schrok zich een hoedje toen hij zag hoe het er in Rome aan toe ging. 
De paus en de andere hoge geestelijken leefden als koningen in hun paleizen. Hij vond dat zo’n luxe levensstijl niet het goede voorbeeld was van een eenvoudig christelijk leven. 

Stelllingen
In 1517 verzamelde Luther zijn kritiek op de kerk en zette deze op papier. In totaal kwam hij tot 95 stellingen. 
De stellingen timmerde hij op een kerkdeur, zodat iedereen het kon lezen. 

De stellingen van Luther sloegen in als een bom. 
Niet alleen bij mensen in dienst van de kerk, maar ook bij de 'gewone' gelovigen.

Protestanten

Een nieuwe kerk
Veel mensen waren het eens met de kritiek van Luther op de Kerk en probeerden de paus te overtuigen dat de kerk moest luisteren naar de protesten. 
Maar toen de kerk niet veranderde, vormden ze uiteindelijk een nieuwe kerk. Dat werd de hervormde kerk, een kerk van protestanten

In de protestante kerken waren geen overdadige versieringen te vinden en konden gelovigen gewoon hun geloof uitoefenen. 

Deze splitsing van de christelijke kerk wordt ook wel de reformatie genoemd.

Kaart van Europa

Verschil tussen Zuid- en Noord-Europa
De splitsing van de christelijke kerk zorgde ook voor een splitsing in de kaart van Europa. 

Veel vorsten in met name het noorden van Europa schaarden zich achter de ideeën van de protestanten. 

In het zuiden van Europa bleven de meeste landen katholiek.

Verspreiding van het Christendom

Keizer Constantijn

De eerste 300 jaar hadden de christenen het niet gemakkelijk gehad in het Romeinse Rijk. Christenen konden niet in het openbaar hun geloof uitoefenen. Zij die dat toch probeerden werden gevangen gezet of nog erger voor de leeuwen geworpen.

Dat veranderde in 313. De Romeinse keizer Constantijn maakte in dat jaar een einde aan de christenvervolgingen. Constantijn had in diverse oorlogen belangrijke overwinningen geboekt. Hij was er van overtuigd dat dit kwam door de steun van de god van de christenen.

In de stad van waaruit hij het rijk bestuurde, Constantinopel, liet hij vele christelijke kerken bouwen.

Keizer Theodosius

In het jaar 394 riep de Romeinse keizer Theodosius het christendom uit tot staatsgodsdienst. Iedereen die in het Romeinse Rijk woonde was nu verplicht christen. Keizer Theodosius bestreed andere godsdiensten: aanhangers van andere geloven mochten geen godsdienstige rituelen meer uitvoeren en kregen geen baan bij de overheid. Niet christelijke tempels werden vernietigd of omgebouwd tot christelijke kerk. Het christendom was voor Theodosius een belangrijk middel om eenheid te krijgen in het grote Romeinse Rijk. Als iedereen in één god geloofde was het makkelijke om één volk te zijn.

Clovis en het Christendom

Het verhaal wil dat Clovis, de koning van de Franken, in het jaar 496 tegenover een overmacht van vijandige Alamannen stond. Nadat Clovis tot de god van de christenen had gebeden, versloeg hij op eenvoudige wijze zijn vijanden. 

De Franken bekeerden zich na deze overwinning tot het christendom. Het was een belangrijke gebeurtenis: het bondgenootschap tussen Clovis en de Kerk maakte beide partijen sterker. De Kerk kon vertrouwen op de militaire kracht van de Franken en de verdere verspreiding van het christendom. Clovis werd bij zijn veroveringen gesteund door de Kerk.

Karel de Grote en het Christendom

Karel de Grote wordt vaak als de belangrijkste vorst van de vroege Middeleeuwen gezien. Het Frankische rijk was onder zijn leiding het grootst. Heel zijn leven trok Karel ten strijde, onder andere tegen de mohammedaanse legers in Spanje, tegen de Longobarden in Zuid-Europa en tegen de Denen en de Saksen in Noordwest-Europa. 

In het jaar 800 werd Karel door de paus tot keizer van het ‘West-Romeinse Rijk’ gekroond. Het was een wederdienst van de paus die Karel enkele malen hard nodig had gehad toen hij in Rome bedreigd werd door vijandige stammen. De kroning van Karel tot keizer was een manier om te laten zien dat de keizer en de paus een ondeelbaar bondgenootschap vormden.

De rol van kloosters

Nu het Christendom in grote delen van Europa de belangrijkste godsdienst was, werden er overal kloosters gesticht. Een klooster is een plek waar monniken bij elkaar wonen en leven in navolging van Jezus. 
Naast de godsdienstige plichten, zoals bidden, hadden de monniken ook andere plichten. Ze bestudeerden religieuze boeken en schreven die over. En ze zorgden voor het verbouwen van voedsel en lieten wegen aanleggen in de buurt van het klooster. 
Rond de kloosters ontstonden kleine dorpen. Arme boeren leefden graag in de buurt van een klooster. De kloosters zorgden voor werk en beschermden de boeren tegen struikrovers. Natuurlijk moesten de boeren zich wel bekeren tot het Christendom.....

Zendingswerk en kersteningen

Een missionaris is een geestelijke (vaak een monnik) die probeert andere mensen tot zijn godsdienst te bekeren. In het noorden van Europa leefden nog veel volkeren, zoals de Friezen en de Saksen, die niets moesten hebben van het christelijke geloof. Zij werden daarom heidenen genoemd. Paus Gregorius I (590 - 604) wilde deze volkeren graag bekeren. Hij stuurde verschillende missionarissen naar de gebieden waar deze heidenen leefden. In Nederland probeerden de monniken Bonifatius en Willibrord de Friezen te bekeren. Dat bekeren ging lang niet altijd eenvoudig. Bonifatius heeft zijn missiewerk zelfs met de dood moeten bekopen. Maar rond 800 staakten de Friezen hun verzet en waren ook zij bekeerd tot het Christendom.

Het kloosterleven

De heilige Benedictus (480-547) wordt wel de vader van het kloosterleven genoemd. Hij heeft opgeschreven hoe de monniken in de kloosters moesten leven. De monniken moesten drie geloften afleggen

  • armoede (monniken hadden geen persoonlijke bezittingen)

  • kuisheid (monniken mochten niet trouwen)

  • gehoorzaamheid aan de abt.

Het leven van de kloosterlingen bestond voornamelijk uit bidden en werken (ora et labora).

Verspreiding van het Christendom - vmbo

Keizer Constantijn

De eerste 300 jaar hadden de christenen het niet gemakkelijk gehad in het Romeinse Rijk. Christenen konden niet in het openbaar hun geloof uitoefenen. Zij die dat toch probeerden werden gevangen gezet of nog erger voor de leeuwen geworpen.

Dat veranderde in 313. De Romeinse keizer Constantijn maakte in dat jaar een einde aan de christenvervolgingen. Constantijn had in diverse oorlogen belangrijke overwinningen geboekt. Hij was er van overtuigd dat dit kwam door de steun van de god van de christenen.

In de stad van waaruit hij het rijk bestuurde, Constantinopel, liet hij vele christelijke kerken bouwen.

Keizer Theodosius

In het jaar 394 riep de Romeinse keizer Theodosius het christendom uit tot staatsgodsdienst. Iedereen die in het Romeinse Rijk woonde was nu verplicht christen. Keizer Theodosius bestreed andere godsdiensten: aanhangers van andere geloven mochten geen godsdienstige rituelen meer uitvoeren en kregen geen baan bij de overheid. Niet christelijke tempels werden vernietigd of omgebouwd tot christelijke kerk. Het christendom was voor Theodosius een belangrijk middel om eenheid te krijgen in het grote Romeinse Rijk. Als iedereen in één god geloofde was het makkelijke om één volk te zijn.

Clovis en het Christendom

Het verhaal wil dat Clovis, de koning van de Franken, in het jaar 496 tegenover een overmacht van vijandige Alamannen stond. Nadat Clovis tot de god van de christenen had gebeden, versloeg hij op eenvoudige wijze zijn vijanden. 

De Franken bekeerden zich na deze overwinning tot het christendom. Het was een belangrijke gebeurtenis: het bondgenootschap tussen Clovis en de Kerk maakte beide partijen sterker. De Kerk kon vertrouwen op de militaire kracht van de Franken en de verdere verspreiding van het christendom. Clovis werd bij zijn veroveringen gesteund door de Kerk.

Karel de Grote en het Christendom

Karel de Grote wordt vaak als de belangrijkste vorst van de vroege Middeleeuwen gezien. Het Frankische rijk was onder zijn leiding het grootst. Heel zijn leven trok Karel ten strijde, onder andere tegen de mohammedaanse legers in Spanje, tegen de Longobarden in Zuid-Europa en tegen de Denen en de Saksen in Noordwest-Europa. 

In het jaar 800 werd Karel door de paus tot keizer van het ‘West-Romeinse Rijk’ gekroond. Het was een wederdienst van de paus die Karel enkele malen hard nodig had gehad toen hij in Rome bedreigd werd door vijandige stammen. De kroning van Karel tot keizer was een manier om te laten zien dat de keizer en de paus een ondeelbaar bondgenootschap vormden.

De rol van kloosters

Nu het Christendom in grote delen van Europa de belangrijkste godsdienst was, werden er overal kloosters gesticht. Een klooster is een plek waar monniken bij elkaar wonen en leven in navolging van Jezus. 
Naast de godsdienstige plichten, zoals bidden, hadden de monniken ook andere plichten. Ze bestudeerden religieuze boeken en schreven die over. En ze zorgden voor het verbouwen van voedsel en lieten wegen aanleggen in de buurt van het klooster. 
Rond de kloosters ontstonden kleine dorpen. Arme boeren leefden graag in de buurt van een klooster. De kloosters zorgden voor werk en beschermden de boeren tegen struikrovers. Natuurlijk moesten de boeren zich wel bekeren tot het Christendom.....

Zendingswerk en kersteningen

Een missionaris is een geestelijke (vaak een monnik) die probeert andere mensen tot zijn godsdienst te bekeren. In het noorden van Europa leefden nog veel volkeren, zoals de Friezen en de Saksen, die niets moesten hebben van het christelijke geloof. Zij werden daarom heidenen genoemd. Paus Gregorius I (590 - 604) wilde deze volkeren graag bekeren. Hij stuurde verschillende missionarissen naar de gebieden waar deze heidenen leefden. In Nederland probeerden de monniken Bonifatius en Willibrord de Friezen te bekeren. Dat bekeren ging lang niet altijd eenvoudig. Bonifatius heeft zijn missiewerk zelfs met de dood moeten bekopen. Maar rond 800 staakten de Friezen hun verzet en waren ook zij bekeerd tot het Christendom.

Het kloosterleven

De heilige Benedictus (480-547) wordt wel de vader van het kloosterleven genoemd. Hij heeft opgeschreven hoe de monniken in de kloosters moesten leven. De monniken moesten drie geloften afleggen

  • armoede (monniken hadden geen persoonlijke bezittingen)

  • kuisheid (monniken mochten niet trouwen)

  • gehoorzaamheid aan de abt.

Het leven van de kloosterlingen bestond voornamelijk uit bidden en werken (ora et labora).

Verzuiling

Verzuiling

Je wordt geboren in een katholiek gezin. Gaat naar een katholieke school. Je bent lid van een katholieke voetbalvereniging of toneelclub. De bakker waar je het brood koopt is katholiek. De werkgever die je een baan geeft is katholiek. Je trouwt een katholiek meisje of katholieke jongen. Je stemt op een katholieke politieke partij. Je luistert naar de katholieke zenders op de radio. En als je dood gaat krijg je een katholieke begrafenis. Zo zag de verzuilde samenleving er rond 1950 uit als je geboren was in een katholiek gezin.

Was je geboren in een protestants-christelijk gezin dan gebeurt hetzelfde allleen vervang je katholiek door protestant. Je behoorde dan tot de protestante zuil.

Naast een katholieke en een protestante zuil had je ook een socialistische zuil. En soms wordt er ook gesproken van een liberale zuil.

Ontzuiling

Als mensen in de jaren 70 minder naar de kerk gaan wordt de binding aan de zuil minder. Dan kijken ze wat vaker over de schutting en dan blijken mensen uit de andere zuilen niet eens zo heel vreemd. 

Nu wordt er steeds minder gevraagd naar je geloofsovertuiging als je je ergens bij wilt aansluiten. Het geloven of niet-geloven heeft minder betekenis gekregen. Allerlei maatschappelijke organisaties laten het geloof voor wat het is en richten zich op hun eigen activiteiten: de RK Sportvereniging Longa '30 verandert zijn naam in SV Longa '30 en houdt zich alleen nog maar met sport bezig. 

Het afnemen van de rol van de zuil wordt wel de ontzuiling genoemd.

Reizen

Toerisme

Vormen van toerisme

Toerisme is het reizen in een andere omgeving dan de omgeving waarin je woont.

Vaak reis je voor je plezier. Je noemt dat vakantie.
Gewoon een dagje van huis, noem je dagrecreatie.

Maar je kunt ook reizen voor je werkgever of voor je studie.
In dat geval spreek je van zakelijk toerisme.

Vakantie

Je kunt vakanties indelen in:

  • Actieve of passieve vakantie
    Bij een actieve vakantie ben je veel op pad om dingen te zien of ergens aan mee te doen. Dit kan op sportief of cultureel gebied zijn: fietsen, wandelen, surfen, zeilen of een museum of ander interessant gebouw bezoeken.
    Bij een passieve vakantie doe je het juist rustig aan en geniet je van je directe omgeving. Je onderneemt niet veel en bent lui. Een zon- of strandvakantie is daarvan een goed voorbeeld.
  • Korte of lange vakantie
    Een korte vakantie duurt minimaal één nacht en maximaal een midweek.
    Een voorbeeld van een korte vakantie is een stedentrip van een weekend.
    Bij een lange vakantie ben je minstens vier nachten achter elkaar van huis.
    Voorbeelden van lange vakanties zijn de strand- of kampeervakanties in de zomer of skiën in de winterperiode.
  • Zomer- of wintervakantie
    Het overgrote deel van de Nederlanders gaat in de zomer op vakantie. Meestal voor wat langere tijd en naar een warm land.
    Zomertoerisme is in Nederland de massaalste vorm van toerisme.
    Steeds meer mensen gaan in de winter een aantal dagen skiën. Een skivakantie is een goed voorbeeld van een wintervakantie.
  • Vakantie in hoog- of laagseizoen
    Er zijn periodes waarin er heel veel mensen tegelijk als toerist op dezelfde plek zijn.
    Dat gebeurt vaak in het hoogseizoen en noem je massatoerisme of grootschalig toerisme.
    De rustige periodes eromheen noem je het laagseizoen. Er is dan sprake van kleinschalig toerisme.
    Voordeel van vakantiehouden in het laagseizoen is dat de prijzen van vakantiehuisjes vaak lager zijn.

De laatste jaren is er ook sprake van dubbelseizoen: twee drukke perioden voor het toerisme: in de zomer en in de winter.

Recreatie - dagrecreatie - zakelijk toerisme

Recreatie
Je hebt vrije tijd als je geen verplichtingen hebt naar werk, huishouden of school. Je kunt helemaal zelf weten wat je in die tijd doet.
Recreatie is alles wat je in je vrije tijd doet buiten je eigen huis.

Dagrecreatie
Dit is een dagje uit, bijvoorbeeld naar een pretpark.
Of een dagje lekker naar het strand. Of je maakt een boswandeling en gaat uit eten.

Zakelijk toerisme
Veel mensen moeten voor hun werk veel reizen en overnachten dan bijvoorbeeld in een hotel.

Ook het reizen voor een studie behoort tot het zakelijke toerisme.

Vakantie door de jaren heen

Vakantie vroeger en nu

Er is de afgelopen vijftig jaar veel veranderd als je kijkt naar het vakantiegedrag van Nederlanders.

Twee belangrijke veranderingen zijn:

  • De vakantieparticipatie is toegenomen.
    Mensen gaan steeds vaker en langer op vakantie.
    Vroeger was vakantie een luxe product dat maar voor weinig mensen was weggelegd.
    Tegenwoordig is op vakantie gaan niet meer alleen voor rijke mensen.

  • Van vakantie in het binnenland naar vakantie in het buitenland.
    Was er vroeger vooral binnenlands toerisme, nu gaan veel Nederlanders naar het buitenland.
    Verre bestemmingen buiten Europa zijn steeds populairder.
    Bekijk de video 'Vakantie 1947' over hoe mensen vroeger vakantie vierden.

 

 

Verandering in vakantiegedrag

Er zijn verschillende redenen waardoor het vakantiegedrag van Nederlanders de afgelopen vijftig jaar is veranderd.

Twee belangrijke redenen zijn:

Toename van welvaart en vrije tijd
Mensen verdienen meer en kunnen daardoor makkelijker een vakantie betalen.
Daarnaast hebben Nederlanders meer vrije tijd. Het aantal uren dat Nederlanders per dag werken is afgenomen. Het aantal vakantiedagen is toegenomen.

Ontwikkeling op het gebied van vervoer en verkeer
Het reizen met de auto, trein en vliegtuig is veel makkelijker en goedkoper geworden.
Door de toename van mobiliteit kunnen we makkelijker en sneller naar het buitenland reizen.
Je zou kunnen zeggen: 'De wereld is veel 'kleiner' geworden'.

Verzet

De opstand - 1

Vóór de opstand

In de 16e eeuw bestond Nederland nog niet. Wel waren er een aantal provincies in het tegenwoordige Nederland, Belgiė, Luxemburg en Noord-Frankrijk die samen de Nederlandenwerden genoemd. De overeenkomst tussen deze provincies was Karel V die landheer van al deze provincies was.

Karel V wilde de Nederlanden centraal besturen vanuit Brussel. Niet iedereen verwelkomde deze centralisatiepolitiek
De belangrijkste steden werden bestuurd door rijke burgers. 
Die rijke burgers wilden hun macht niet zomaar afstaan aan de ambtenaren in Brussel. 

Tel daarbij op dat Karel V en later zijn opvolger Filips II vasthield aan het katholieke geloof terwijl veel inwoners in de Nederlanden zich juist aangetrokken voelden tot de het protestantse geloof. Al met al genoeg ingrediėnten voor een opstand.

Belangrijke steden

De Nederlanden waren rond 1500 grotendeels een agrarische samenleving.
Maar, net als in de rest van Europa, waren er wel steeds meer steden ontstaan.
Brugge en Gent waren wel de belangrijkste steden. 

Vanuit deze Vlaamse steden werd handel gedreven met Engelse, Franse, Duitse en Italiaanse steden. Maar ook de Hanzesteden aan de IJssel waren door de handel welvarend geworden. 

Het bestuur van deze steden was in handen van de adel en welgestelde burgers.
De welgestelde burgers betaalden belasting aan hun landheer en kregen als tegenprestatie allerlei privileges. Privileges zijn voorrechten. Een voorbeeld van zo'n privilege is het recht van een stad om een markt te houden.

Reformatie

De investituurstrijd is een moeilijk woord voor een strijd om de macht tussen de Duitse keizer en de paus.

Rond 1500 was het katholieke geloof het belangrijkste geloof in Europa. Er was wel veel kritiek op de kerk. Bijvoorbeeld op de prachtige versierde kergebouwen of op de luxe levensstijl van de bisschoppen. Toen de kerk weigerde naar de kritiek te luisteren, leidde dat tot een splitsing van de Kerk: een splitsing in een katholieke kerk en een protestantse kerk.

Deze splitsing is bekend onder de naam Reformatie
In de noordelijke provincies van de Nederlanden voelden veel inwoners zich aangetrokken tot de protestantse kerk.

De opstand - 2

De opstand

Onvrede met de centralisatiepolitiek van de Filips II en het vasthouden aan het katholieke geloof leidde tot verzet tegen de Spaanse koning. Dit groeide uit tot de Opstand. 

Een aantal belangrijke gebeurtenissen uit de opstand zijn:

  • Hagenpreken en Beeldenstorm
  • Unie van Utrecht
  • Moord op Willem van Oranje
  • Republiek der Nederlanden
  • Twaalfjarig bestand
  • Einde opstand

Kijk op pagina twee voor een tijdbalk en een verdere toelichting bij deze gebeurtenissen.

De opstand - tijdbalk

1566: Hagenpreken en Beeldenstorm
Bijeenkomsten van protestanten werden ook wel hagenpreken genoemd.
Tijdens deze hagenpreken werden protestanten aangemoedigd om de heiligenbeelden uit de katholieke kerken te halen.
Vanaf 1566 worden op grote schaal katholieke kerkinterieurs verwoest. 
Deze verwoestinig is bekend geworden onder de naam Beeldenstorm.
De Spaanse koning Filips II stuurde de hertog Alva met een groot leger naar de Nederlanden. 
De Opstand was begonnen.

 1579: Unie van Utrecht
In 1579 kozen de zuidelijke provincies de kant van Filips II.
De noordelijke provincies en de Vlaamse steden Antwerpen en Gent vormden samen de Unie van Utrecht. De noordelijke provincies besloten samen tegen Filips II op te trekken.

1584: Moord Willem van Oranje
Willem van Oranje was de leider van de Opstand tegen Filips II en wordt daarom wel de Vader des Vaderland genoemd. In 1584 wordt hij vermoord door de Fransman Balthasar Gerards.
Zijn zoon Maurits van Nassau zette de strijd tegen de Spanjaarden voort.

  1588-1598: Republiek der Nederlanden
In de periode 1588 – 1598 wist prins Maurits, de zoon van Willem van Oranje, vele militaire successen te behalen op de Spanjaarden. Het grondgebied van de opstandelingen werd zo flink uitgebreid. Koning Filips II werd definitief afgezworen en de Nederlanden gingen voortaan verder als een Republiek.

 1609-1621: Twaalfjarig bestand
In 1609 werd er een wapenstilstand tussen de opstandelingen en de Spanjaarden afgesproken.
De wapenstilstand duurde tot 1621 en is bekend geworden onder de Twaalfjarig Bestand.

1648: Einde opstand
In 1648 kwam er een einde aan de Opstand en werd er een definitief vrede gesloten tussen de Spanjaarden en de Republiek der Nederlanden.

 

De Franse Revolutie - 1

Frankrijk voor de revolutie

In 1774 was Lodewijk XVI koning van Frankrijk geworden. Frankrijk was in die tijd een standenmaatschappij. Er waren drie standen de eerste stand was de geestelijkheid, de tweede stand was de adel en de derde stand waren de boeren, ambachtslui en burgers. 

De meeste mensen behoorden tot de derde stand. Dat waren vooral arme boeren en ambachtslui, maar ook de rijkere burgers in de steden. De derde stand moest de belasting betalen waarmee de koning het leger en het dure leven in de paleizen betaalde Maar de derde stand had geen stem in het bestuur van het land.

De adel of edelen vormden de tweede stand. Zij werkten vaak voor de koning en hadden de hoge banen in het bestuur van het land. De edelen hoefden geen belasting te betalen.

Tot de eerste stand behoorden mensen van de kerk: bisschoppen, priesters, monniken. Ook de geestelijken betaalden geen belasting.

De Franse Revolutie - 2

De Franse Revolutie

De derde stand was erg ontevreden over hun eigen situatie: zij betaalden wel alle belasting, maar hadden geen invloed op het bestuur van het land. 

De Franse koning Lodewijk XVI had veel geld nodig om de enorme uitgaven voor het leger en de dure paleizen te betalen. Om het probleem van de lege schatkist het hoofd te bieden, besloot de Franse koning in 1789 om de Staten-Generaal bij elkaar te roepen. De Staten-Generaal was een vergadering waarin alle drie de standen vertegenwoordigd waren. Het was sinds 1614 niet meer voorgekomen dat de Staten-Generaal bij elkaar was geweest.

De derde stand gebruikte de bijeenkomst vooral om haar onvrede te uiten.
De derde stand kreeg al snel ruzie met de andere twee standen:
de adel en de geestelijkheid.

De eerste bijeenkomst van Staten-Generaal sinds lange tijd eindigde in een ruzie tussen de derde stand en de andere twee standen.

De derde stand riep daarop een eigen vergadering uit: de Nationale Vergadering. Pogingen van de koning om met het leger de rust te herstellen mislukten. Het optreden van het leger maakten de boeren, ambachtslieden en burgers alleen nog maar bozer. 

Op 14 juli 1789 bestromden de revolutionairen in Parijs de gevangenis (de Bastille) en begon het geweldadige deel van de Franse Revolutie. De macht van de eerste en tweede stand werd gebroken en de koning Lodewijk XVI werd zelfs ter dood gebracht.

De Franse Revolutie - 3

Frankrijk na de revolutie

Met de Franse Revolutie kwam er een einde aan de monarchie:
het koninkrijk Frankrijk werd een republiek met een grondwet.
De koning stond niet langer aan het hoofd van het land en ook de edelen (en de Kerk) verloren veel van hun macht. In de grondwet staat dat iedere Fransman recht heeft op vrijheid en op gelijkheid. De standen werden afgeschaft. Later kregen ook veel andere landen een grondwet.

De Eerste Franse Republiek zou trouwens niet lang bestaan. 
In 1804 werd Frankrijk een keizerrijk onder Napoleon Bonaparte. Deze opper-bevelhebber van het leger was het gelukt de macht te grijpen in de rumoerige periode na de Franse Revolutie. 
Napoleon voerde een groot aantal oorlogen waarmee hij bijna heel Europa veroverde. 
In 1815 werd Napoleon definitief verslagen. Het huidige Frankrijk is wel weer een republiek 
(De Vijfde Franse Republiek). De Franse Revolutie is nu al meer dan 200 jaar geleden, maar
14 juli is nog steeds een nationale Franse feestdag.

Noord-Amerika - 1

Voorgeschiedenis

In de 17e en 18e eeuw waren er veel mensen vanuit Europa naar Amerika getrokken om zich daar te vestigen. Aan de oostkust werden een aantal Engelse koloniën gesticht. 

In de tweede helft van de 18e eeuw vocht Engeland in Europa verschillende oorlogen uit.
Voor deze oorlogen was veel geld nodig; geldt dat de Engelse koning niet had. 
Om de oorlogen te bekostigen verhoogde de koning daarom de belastingen. Ook de inwoners van de Engelse koloniën kregen te maken met extra belastingen. Natuurlijk waren zij niet blij met deze belastingverhoging. Vooral ook niet omdat zij geen enkele politieke invloed hadden in Engeland. Deze belastingverhoging was de reden voor de kolonisten om in opstand te komen tegen het moederland.

Noord-Amerika - 2

4 juli 1776: Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring

De Engelse koloniën aan de oostkust van Amerika waren boos op Engeland omdat ze extra belasting moesten betalen zonder dat ze meer politieke invloed kregen.

De koloniën trokken gemeenschappelijk op tegen hun moederland. Het werd hun gezamenlijk doel om zelfstandig verder te gaan. Engeland probeerde de opstandige koloniën nog wel tot de orde te roepen, maar zonder succes. In 1776 schreven de koloniën de Onafhankelijkheidsverklaring en enkele jaren later was de afscheiding van Engeland definitief.

Er werd ook gewerkt aan een Amerikaanse grondwet. In deze grondwet werd vastgelegd dat Amerika een federatie van Staten werd. Iedere staat had een eigen bestuur, maar er was ook een centraal bestuur dat zaken moest regelen die het landsbelang aangingen.

Noord-Amerika - 3

De Amerikaanse grondwet van 1787

In de grondwet kwam vast te staan dat de Verenigde Staten van Amerika een federatie van staten was waarbij elke staat een eigen bestuur had. 
Er was echter een centraal bestuur dat zaken moest regelen die het landsbelang aangingen zoals de oorlog en vrede. De trias politicas van Verlichtingsdenker Montesquieu werd in praktijk gebracht. 
De Amerikaanse grondwet werd een voorbeeld voor democraten in Europa.

De Russische Revolutie - 1

Socialisme

Het socialisme was een politieke stroming die zich inzette voor beterere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders.
In de 19e eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om te werken in de fabrieken. In die fabrieken waren de werkomstandigheden slecht: arbeiders maakten lange werkdagen, deden vies en gevaarlijk werk en kregen weinig betaald. 

Eén van de grondleggers van het socialisme was de Karl Marx. Zijn grote ideaal was een klassenloze maatschappij
gelijkheid tussen mensen. In een maatschappij waarin de fabrieken in handen zijn van een kleine groep mensen was gelijkheid onmogelijk, volgens Marx. Hij wilde daarom dat de arbeiders mede-eigenaren van de fabrieken zouden worden. 
De werkomstandigheden voor de arbeiders zouden dan verbeteren en de opbrengst zou eerlijk verdeeld worden.

Sociaal-democraten en communisten

Binnen het socialisme heb je verschillende stromingen. De gematigde socialisten, ook wel sociaal-democraten genoemd, wilden hun ideaal via de politiek bereiken. Zij richtten politieke partijen op en probeerde de maatschappij 'van binnenuit' te veranderen. De sociaal-democraten zijn voor een verzorgingsstaat: de overheid maakt wetten die zorgt voor betere omstandigheden voor de arbeiders. 

Naast de gematigden zijn er de radicale socialisten, ook wel communisten genoemd. Zij dachten dat zij hun ideaal alleen via een revolutie konden bereiken. De arbeiders moesten in opstand komen tegen de fabriekseigenaren en er voor vechten dat de eigendommen eerlijk verdeeld zouden worden. Karl Marx meende dat de arbeiders vanzelf in opstand zouden komen. De arbeiders zouden het zo slecht krijgen dat ze niet anders meer konden dan in opstand te komen. Ze zouden de fabrieken overnemen en er zou een samenleving onstaan waarin geen ongelijkheid meer was.

De Russische Revolutie - 2

Rusland rond 1900

Het enorme grote Rusland was rond 1900 een agrarische samenleving: het overgrote deel van de bevolking werkte in de landbouw. Het land kende nog weinig industrie. Veel Russen leefden in bittere armoede. Rusland stond in die tijd onder het bewind van de tsarenfamilie. Deze tsaren stonden al eeuwen lang aan het hoofd van de regering. Zij voerden een conservatief beleid, dat wil zeggen dat zij op politiek gebied zo min mogelijk wilden veranderen. 

In 1914 was de Eerste Wereldoorlog uitgebroken. Aan het Oostfront vochten de Russen tegen de Duitsers. 
De strijd verliep dramatisch voor de Russen; het leger was te slecht bewapend. De oorlog leidde tot grote onvrede onder de bevolking. De tsaar kreeg de schuld van de ellende ook omdat hij niets deed tegen de armoede en hongersnood. Zo was er een situatie ontstaan dat veel mensen bereid waren om in verzet te komen. 
En dat gebeurde in 1917.

De Russische Revolutie

In februari 1917 braken er in Rusland opstanden en stakingen uit. De grote armoede, het dramatische verloop van de oorlog en een tsaar die niets wilde veranderen maakten dat mensen in verzet kwamen. Het leger gebruikte geen geweld tegen de opstandelingen. Veel soldaten sloten zich zelfs aan bij het verzet tegen de tsaar.
De opstand brak de macht van de tsaar en er werd een voorlopige regering van liberalen en sociaal-democraten gevormd. 

De communisten onder leiding van Vladimir Lenin waren niet tevreden met deze nieuwe regering. Zij wilden een stap verder gaan: zij wilden een arbeidersrevolutie. In het najaar van 1917 maakten de communisten met een staatsgreep een einde aan de regering van liberalen en sociaal-democraten en vestigden in Rusland een communistisch bewind.

Rusland onder Lenin en Stalin

Toen de communisten na de Russische revolutie in 1917 aan de macht waren, werden tegenstanders van het regime hard aangepakt en vaak zelfs naar strafkampen gestuurd. 

Het was de bedoeling van de communisten dat de arbeiders zelf de macht in de fabrieken kregen en dat iedereen gelijk was. Van een maatschappij waarin iedereen gelijk was kwam in de praktijk weinig terecht. Leiders als Lenin (1917-1924) en Stalin (1924-1953) keken niet op een leven meer of minder. Iedere persoon kon verdacht worden van staatsgevaarlijke activiteiten en kon eindigen in een strafkamp of heropvoedingskamp.

Verzet in de koloniën - 1

Imperialisme en modern imperialisme

In de 15e en 16e eeuw waren grote delen van de wereld koloniën geworden van Europese landen. Uit de koloniën werden allerlei producten gehaald die in de Europese landen verhandeld werden. De Europese landen hadden veel macht in de koloniën; je noemt dat imperialisme

Vanaf de 19e eeuw veranderde de relatie tussen de Europese landen en de koloniën. De landen waren niet alleen interessant voor hun producten, maar ook als afzetgebied. Door de toename van het aantal fabrieken in Europa was de productie van goederen toegenomen. En deze producten konden ook in de koloniën worden verkocht. Vanaf dat moment wordt gesproken van modern imperialisme. Europese landen gingen zoveel mogelijk landen in Afrika en Europa veroveren.

Wedloop om Afrika

De gevolgen van het moderne imperialsime in Afrika zie je in deze kaart van het werelddeel. 

De grenzen tussen de landen waren het gevolg van de afspraken tussen Europese landen. Ze werden soms als het ware met een liniaal op de kaart getrokken.

Relatie tussen Europese landen en koloniën

De Europese landen bestuurden de koloniën vaak op dezelfde manier als ze hun eigen land bestuurden. De leiding van het bestuur was in handen van de blanken. Voor de lagere bestuurders werden wel de oorspronkelijke bewoners van het land opgeleid. 

De koloniën kregen niet alleen te maken met het bestuur uit het moederland. Ook werden ze meestal verplicht de taal van het moederland over te nemen. Veel Afrikaanse landen zijn daarom nu nog steeds Frans- of Engelstalig. 

En de koloniën maakten kennis met het christelijke geloof
Tal van missionarissen en zendelingen vertokken naar de koloniën om het geloof te prediken.

Verzet in de koloniën - 2

Nationalisten

Na de Tweede Wereldoorlog kregen de Europese landen te maken met onafhankelijkheidsbewegingen in hun koloniën.

De behoefte aan goed bestuur in de koloniën was groot. 
Niet alle bestuurlijke banen konden door blanken worden vervuld. Daardoor was er een plaatselijke elite van bestuurders ontstaan. Deze jonge, goed opgeleide mensen zagen de beste banen steeds naar blanken gingen. 
En zij snapten maar wat goed dat deze ongelijkheid niet vanzelf zou verdwijnen. 

De enige manier om van de blanken verlost te worden, was zich losmaken van het moederland. Ze wilden een eigen land of natie en werden nationalisten genoemd.

Veel nationalisten voelden zich gesteund door de machtige Verenigde Staten. 
Dat land was zelf een kolonie geweest en was een tegenstander van de koloniale politiek van Europa.

Dekolonisatie

De opstand van de koloniėn tegen het moederland wordt ook wel dekolonisatie genoemd. 

De dekolonisatie ging vaak met veel geweld gepaard. Zo besloot Nederland bijvoorbeeld om militaire troepen te sturen naar Indonesiė om de onafhankelijheidsbeweging te onderdrukken. Zonder succes want in 1949 moet Nederland de onafhankelijkheid van Indonesiė erkennen. 

Soms was het verzet tegen het moederland geweldloos. 
De bekendste voorvechter van geweldloos verzet was wel Mahatma Gandhi die de opstand tegen de Engelsen in India leidde. India was in 1947 de eerste van een rij Engelse koloniėn die onafhankelijk werd.

Dekolonisatie Afrika

Op deze kaart zie je van een groot aantal landen in welk jaar die landen onafhankelijk zijn geworden. 

Je ziet er dat er veel dekolonisaties plaatsvonden in 1960. Dat jaar wordt daarom wel 'Het jaar van Afrika' genoemd.

Wonen

Huis te koop

Wonen

Woningen heb je in allerlei soorten en maten.
Je kunt woningen huren of kopen.

Huurwoning

Voordelen:

  • Flexibel, je kunt makkelijker verhuizen.

  • Groot onderhoud is voor rekening van de verhuurder.

Nadelen:

  • Je mag je huis niet verbouwen zonder toestemming van de verhuurder.

  • Je bouwt geen vermogen op.


Opmerking:
In veel gemeenten zorgt de overheid voor woningen met een lage huur.
Deze woningen zijn voor mensen met een laag inkomen.

Koopwoning

Voordelen:

  • Je huis kan meer waard worden.
    Je bouwt dan vermogen op.

  • Je kunt je huis verbouwen zoals jij dat wilt.

  • Je hebt belastingvoordeel door de renteaftrek van je hypotheek.

Nadelen:

  • Je bent zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van je huis.

  • Je bent minder flexibel. 
    Je kunt meestal niet verhuizen zonder eerst je huis te verkopen.

Lenen

Lenen

Lenen is het geld van een ander gebruiken.
Het lenen van geld noem je ook wel krediet krijgen.
Het terugbetalen van een lening noem je aflossen.

Als je leent, kun je nu meer kopen, maar straks minder.
Je verplaatst koopkracht van de toekomst naar nu.

Zekerheid

Als je bij een bank geld wilt lenen, wil de bank weten of je lening terug kunt betalen. 
De bank wil enige zekerheid
De bank zal vragen:

  • naar de hoogte van je inkomen.
    Iemand met een hoog inkomen zal van de bank eerder een lening krijgen dan iemand met een laag inkomen.

  • of je nog andere schulden hebt.
    Iemand die al veel schulden heeft zal van de bank niet zo snel nog een lening krijgen.

Rente

Als je geld leent bij een bank betaal je rente.

Het bedrag dat je aan rente betaalt is meestal een percentage van het bedrag dat je hebt geleend.

Voorbeeld
Jantine heeft € 5000,- bij een bank geleend. 
De bank rekent 8% rente.
Jantine lost aan het eind van ieder jaar € 1000,- af.

Aan het eind van het eerste jaar betaalt Jantine:

  • 8% rente is 0,08 x € 5000,- = € 400,-.

  • Aflossing: € 1000,-.

  • Totaal € 1400,-. Saldo na 1 jaar € 4000,-.

Hypotheek

Een lening om een huis te kopen, noem je een hypotheek.
Het huis dient als onderpand
Het huis geeft de bank zekerheid. 
De bank mag het huis verkopen als de koper niet in staat is de hypotheek af te lossen. 

De hypotheekgever is de koper van het huis: hij geeft het huis als onderpand. 

De hypotheeknemer is de bank die het geld uitleent: de bank neemt het huis als onderpand.

Wonen Romeinen

Romeinse villa

Op de afbeelding zie je hoe een kleine Romeinse villa eruitzag.

De villa was opgebouwd uit een houten raamwerk.
Dat raamwerk was ingesmeerd met een mengsel van modder en stro.
Het dak van de villa was gemaakt van rode dakpannen. De dakpannen waren van klei. Een deel van het dak werd vaak ondersteund door pilaren.

Soms had een Romeinse villa stenen muren.
De stenen werden bij elkaar gehouden door een soort cement.
In de ramen van een villa zat glas. Het glas was meestal groen of blauw.
Het was ongeveer net zo dik als het glas dat wij tegenwoordig gebruiken.

Loden pijpen werden gebruikt als waterleiding.

Sommige delen van de villa bestonden uit een houten raamwerk dat was ingesmeerd met een mengsel van modder en stro.
Dit mengsel kon worden geschilderd in verschillende kleuren.