Biologie vmbo-kgt34
Deze informatie hoort bij de stercollecties biologie die in opdracht van VO-content door StudioVO zijn ontwikkeld.
Een Stercollectie is leermateriaal dat voldoet aan de volgende kenmerken:
- kerndoelen of eindtermen dekkend.
- gebaseerd op de door de SLO ontwikkelde leerdoelspecificaties voor het vak biologie.
- onderdeel van een leerlijn.
- voor een vak, een afdeling, een leerjaar.
- leerboek en werkboekvervangend.
- digitaal met onderdelen op papier.
- beschikbaar via VO-cotent.nl en Wikiwijs.
- wordt onderhouden en geactualiseerd op basis van gebruikerservaringen.
Voor biologie zijn de volgende Stercollecties ontwikkeld:
- Biologie vmbo-b leerjaar 1 t/m 4
- Biologie vmbo-kgt leerjaar 1 t/m 4
- Biologie hv leerjaar 1 t/m 3
- Biologie h leerjaar 4 en 5
- Biologie v leerjaar 4, 5 en 6
De Stercollecties draaien in een browser (IE8, Chrome, FireFox, Safari).
Docentenmateriaal
Exclusief voor leden van VO-content is er bij de Stercolelcties docentenmateriaal ontwikkeld.
Dat materiaal bestaat onder andere uit:
- een docentenhandleiding
- antwoordmodellen
- toetsen
Is uw school lid van VO-content, maar kunt u het docentenmateriaal niet vinden,
neem dan contact op met de helpdesk: http://www.vo-content.nl/contact/helpdesk/
Ontwikkelproces en kwaliteitszorgsysteem
Voor de ontwikkeling van de Stercollecties maakt StudioVO gebruik van ervaren docenten en redacteurs. Samen met de SLO is er voor de Stercollecties een kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld. Dit systeem bestaat uit drie onderdelen: de oorsprong van het leermateriaal, het gebruik van het leermateriaal en de correctheid van het materiaal.
Feedback, vragen of opmerkingen:
We willen u graag nadrukkelijk wijzen op de mogelijkheid om uw bevindingen, wensen of verbetersuggesties aan ons door te geven. Wij zullen waar mogelijk gebruik maken van deze reacties om het materiaal verder te verbeteren en waar nodig te corrigeren.
Ga naar http://www.vo-content.nl/contact/helpdesk/ met opmerkingen, feedback en/of vragen over de Stercollecties.
Thema's Leerjaar 3
Thema 1: Jacobskruiskruid
Jakobskruiskruid is een zaadplant met gele bloemen. De plant komt op veel plekken voor in Nederland. Het een zeer giftige plant voor paarden en andere dieren. Bij het eten van veel planten kan het dier zelfs sterven. Paarden zullen de plant in de wei niet snel eten. Maar wanneer het gedroogd in het hooi voorkomt, herkennen ze de plant niet meer. Alle delen van de plant bevatten gifstoffen. Wanneer een paard van de plant eet wordt het gif opgenomen in de darmen. Het gif komt vervolgens in de lever terecht. Daar kan een leverontsteking ontstaan.
Zebrarupsen eten veel Jakobskruiskruid en worden daar niet ziek van. De rupsen van de Sint Jakobs-vlinder zijn aangepast aan het eten van Jakobskruiskruid.
In dit thema kijk je naar de bouw en voortplanting van planten. Ook bestudeer je de bouw en werking van het spijsverteringskanaal en de relaties tussen planten en dieren. Je sluit het thema af met het maken van de examenopgave Jakobskruiskruid.
Thema: Jacobskruiskruid
In het C-deel van het thema vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Levenskenmerken
2 Bouw van een cel
3 Verschillende eters
4 Bouw van zaadplanten
5 Relaties tussen organismen
6 Spijsverteringsstelsel
7 Geslachtelijke voortplanting
Thema 2: Schapen
Schapen zijn zoogdieren die vrijwel in alle landen ter wereld voorkomen. Een mannelijk schaap noem je een ram. Een vrouwelijk schaap noem je een ooi en het jong een lam. Er zijn verschillende soorten schapen en allemaal hebben ze hun eigen gunstige eigenschappen. Ze worden onder andere gefokt voor vlees, wol en melk.
Schapen eten gras en hebben daarom een erg lang verteringsstelsel. De lengte van het verteringskanaal kan wel 26 maal zijn lichaamslengte zijn. Ook heeft een schaap, net als een koe, meerdere magen en wordt het voedsel opgebraakt en herkauwd.
Niet alleen mensen kunnen ziek worden, maar ook schapen. Zo kan de uier van het schaap ontsteken als er bacteriën bijvoorbeeld via wondjes de tepel binnendringen.
Schapen en andere organismen zijn opgebouwd uit cellen, weefsels en organen.
In dit thema leer je meer over deze organisatieniveaus. Ook leer je hoe fotosynthese werkt. Je gaat bekijken hoe de vertering werkt en het hart en de huid. Je sluit het thema af met het maken van de examenvraag Schapen.
Thema: Schapen
In het C-deel van het thema vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Cellen en weefsels
2 Fotosynthese
3 Van cel tot orgaanstelsel
4 Plantenweefsels
5 Voedingsstoffen en voedingsmiddelen
6 Verteren
7 Hart en bloedvaten
8 Dissimilatie
Thema 3: Vleermuizen
Thema 4: Huid en haar
In dit thema houd je je bezig met schimmels, bacteriën, virussen, hygiëne en het voorkomen van infecties. Daarnaast komen de nieren en de lever aan bod en de werking van hormonen. Je rondt het thema af met twee examenopdrachten: Huid en haar en Jeugdpuistjes.
Thema: Huid en haar
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Schimmels
2 Bacteriën
3 Hygiëne en conserveren
4 Infecties
5 Uitscheiding
6 Hormonen
Thema 5: Lepelaar
Lepelaars zijn vogels met een bijzondere snavel. In Nederland zie je ze alleen in de zomer. Lepelaars overwinteren langs de West-Afrikaanse kust. In Nederland broeden ze in Zeeland, langs het IJsselmeer en in het Waddengebied. Ze zoeken moerassige gebieden met ondiep water en rietkragen. Hier zijn ze veilig voor vossen, die de eieren kunnen roven. Hun voedsel bestaat uit kleine waterdieren, vooral stekelbaarsjes. Lopend door het ondiepe water zeven ze met hun lepelvormige zeefsnavel deze diertjes uit het water.
In dit thema leer je hoe verschillende dieren afhankelijk van elkaar zijn in een voedselweb. Je doet onderzoek naar de afbraak van stoffen. Je leert enkele dingen over het gedrag van dieren.
Ook leer je over overerving van eigenschappen en evolutie.
Thema: Lepelaar
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Voedselweb en -keten
2 Biotisch en abiotisch
3 DNA
4 Evolutie
5 Wat is gedrag?
Thema 6: De Waddenzee
Aan de noordgrens van Nederland ligt de Waddenzee. Met het wad of de wadden worden modder- of zandplaten bedoeld die in de ondiepe zee liggen. Het waddengebied loopt langs de kust vanaf Den Helder in Nederland, langs de Duitse kust, tot Denemarken.
Het is een bijzonder natuurgebied omdat de wadden tweemaal per dag droog komen te liggen bij eb. Met de vloed komt voedselrijk water uit de Noordzee met daarin veel organismen zoals plankton (kleine planten en diertjes) en vissen.
In de bodem van de Waddenzee leven veel bodemdiertjes die zich voeden met het plankton uit de zee. De scholekster gaat tijdens de eb op zoek naar de bodemdiertjes op de droge stukken wad.
In de Waddenzee komen ook twee soorten zeehonden voor: de gewone zeehond (Phoca vitulinaen) en de grijze zeehond (Halichoerus grypus).
In 2002 zijn veel zeehonden gestorven aan een virus. Door hulp van zeehondencentra aan jonge en zieke zeehonden en een betere waterkwaliteit in de Waddenzee zijn er tegenwoordig weer meer zeehonden.
Het virus waar de zeehonden aan stierven is niet gevaarlijk voor mensen,
maar wel voor honden. Door een inenting kun je ervoor zorgen dat honden en zeehonden niet ziek worden. In dit thema leer je daarom ook meer over afweer en vaccineren.
Zeehonden zijn net als mensen zoogdieren. Zij zijn levendbarend en zogen hun jongen. In dit thema leer je meer over de voortplanting van zoogdieren.
Ook leer je meer over de menstruatiecyclus, bevruchting, zwangerschap en geboorte bij een mens.
Thema: Waddenzee
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Man en vrouw
2 Menstruatiecyclus
3 Bevruchting bij mensen
4 Zwangerschap
5 Afweersysteem: Antigenen en antistoffen
6 Vaccineren
7 Determineren
Thema 7: Paarden
Paarden zijn net als mensen zoogdieren. Dat betekent dat het veulen levend ter wereld komt. Bij de geboorte komen eerst de voorbenen en het hoofd naar buiten, dan de rest van zijn lichaam. Als het veulen omgekeerd in de baarmoeder ligt, zodat bij de geboorte eerst de achterbenen naar buiten komen, spreek je van een stuitligging.
Een vrouwelijk paard, een merrie, kan alleen bevrucht worden nadat ze haar ovulatie (eisprong) heeft gehad. De menstruatiecyclus van een paard is korter dan die bij mensen. Ovulaties treden bij een merrie gemiddeld om de 21 dagen op, bij mensen is dat 28 dagen. In de winter heeft een merrie vaak geen ovulaties. Dit komt doordat het in Nederland in de winter langer donker dan licht is.
Een paard heeft meer chromosomen (64 stuks, dus 32 paren) dan een mens
(46 stuks, 23 paren). Wat overeenkomt tussen paarden en mensen is dat tijdens de bevruchting van een eicel, het geslacht van het veulen op dezelfde manier wordt bepaald.
In dit thema zie je hoe geslachtscellen worden gevormd en hoe je kunt berekenen hoe groot de kans is dat bepaalde eigenschappen van de vader en moeder terecht komen bij het nageslacht.
Thema: Paarden
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Geraamte
2 Beenverbindingen
3 Mitose en meiose
4 Monohybride en dihybride kruisingen
Thema's Leerjaar 4
Thema 8: De kip en het ei
Thema 9: Duinen
In dit thema bekijk je hoe planten allerlei aanpassingen hebben om goed te kunnen overleven in extreme gebieden, zoals het duinecosysteem waar veel wind is en zout is. Helmgras kan zich ongeslachtelijk voortplanten, in dit thema leer je hoe planten dit doen. Het duingebied is belangrijk voor de mens, niet alleen beschermen de duinen ons tegen de zee, het is ook belangrijk voor ons drinkwater omdat het zand van de duinen water zuivert. Je gaat in dit thema bekijken op welke manieren een natuurgebied belangrijk kan zijn voor een mens.
Je sluit het thema af met het maken van examenvraag over duinen.
Thema: Duinen
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Aanpassing aan de omgeving
2 Afhankelijk van de natuur
3 Ongeslachtelijke voortplanting bij planten
Thema 10: Glastuinbouw
Iemand die in de glastuinbouw werkt moet veel van biologie weten. Zo moet hij weten hoe je planten moet verzorgen en weten wanneer de vruchten rijp zijn.
Ook is het voor een tuinder goed om te weten wat voedingswaarden zijn en hoe bepaalde erfelijke eigenschappen doorgegeven kunnen worden aan nakomelingen. Als je zo veel in een omgeving komt waarin stuifmeelkorrels voorkomen, is de kans groot dat je te maken krijgt met een stuifmeelallergie. Over deze onderwerpen gaan de modules van dit thema.
Je sluit het thema af met een examenvraag over glastuinbouw.
Thema: Glastuinbouw
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Land- en tuinbouw
2 Wat gebruik je van een plant?
3 Duurzaamheid
4 Milieubeleid over de grenzen
Thema 11: Biotechnologie
Dit thema gaat over klassieke en moderne biotechnologie.
Je sluit het thema af met een examenvraag over biotechnologie.
Thema: Biotechnologie
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Biotechnologie
Thema 12: Zwangerschap
In de derde maand van de zwangerschap wordt bij elke aanstaande moeder een bloedonderzoek gedaan. Het hemoglobinegehalte van het bloed wordt gemeten om na te gaan of er sprake is van bloedarmoede. Hemoglobine bevindt zich in rode bloedcellen en speelt een rol bij het vervoeren van zuurstof. De bloedgroep wordt bepaald voor het geval er bij de bevalling veel bloedverlies is en een bloedtransfusie nodig is.
Thema: Zwangerschap
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Levensfasen
2 Seksualiteit
3 Geslachtsziekten
4 Voorbehoedsmiddelen
5 Bloedgroepen
6 Genotmiddelen
7 Erfelijkheidsadvies
Thema 13: Beroepsziekten
Thema 14: Dieren in Australië
In dit thema leer je over de verschillende manieren van ademhalen en voortplanten van gewervelde dieren en insecten. Veel dieren worden door activiteiten van mensen en milieuvervuiling bedreigd. Daarom in dit thema ook aandacht voor milieuvervuiling.
Je sluit het thema af met de examenopdracht Dieren in Australië.
Thema: Dieren in Australië
In het C-onderdeel vinden de leerlingen de volgende modules:
1 Ademhaling bij dieren
2 Voortplanting bij dieren
3 Milieuvervuiling
Examentraining
Het belangrijk is dat je vertrouwd raakt met het maken van examenvragen.
In deze examentraining ga je aan de slag met een hele examens.
Een Biologie-examen bestaat gemiddeld uit zo'n 45 vragen verdeeld over verschillende onderwerpen.
Examentraining
Kennisbank
In de thema´s/opdrachten van de Stercollecties biologie vmbo-kgt wordt regelmatig verwezen naar de Kennisbank biologie. In de Kennisbank vind je de theorie die je nodig hebt voor het beantwoorden van de vragen en het maken van de opdrachten.
De Kennisbank is te vinden via de volgende link:
Kennisbank biologie vmbo
Modules vmbo-kgt34
Biologie vmbo-kgt34 Modules
De examenstof biologie vmbo-kgt34 wordt aangeboden in modules.
De modules zijn geordend per eindterm.
Een module bestaat uit de volgende drie onderdelen:
- Theorie: leerling bestudeert de theorie in de Kennisbank biologie en maakt reproductievragen.
- Toepassingen: leerling gaat de theorie toepassen in verschillende opdrachten.
- Verwerken: leerling maakt examenopgaven die betrekking hebben op de bestudeerde theorie.
Een overzicht van alle modules is te vinden op: Modules biologie vmbo-kgt34