Dominant en recessief
Een stuk DNA dat de informatie bevat voor een bepaalde erfelijke eigenschap noem je een gen. Voor elke eigenschap heb je minstens twee genen: één gen van de moeder en één gen van de vader.
Het kan zijn dat je genen met verschillende informatie voor een eigenschap erft, bijvoorbeeld van je moeder bruine ogen en van je vader blauwe ogen. Het gen dat het sterkst is, bepaalt welke eigenschap jij krijgt. Dat gen noem je dominant.
De eigenschap die niet zichtbaar wordt, noem je recessief.
Homozygoot en heterozygoot
Welke eigenschappen je hebt, is vastgelegd in je genen.
Voor iedere eigenschap heb je minimaal twee genen.
Voorbeeld
Stel: voor een gen voor haarkleur zijn er twee varianten.
Variant B zorgt voor bruin haar, variant b zorgt blond haar.
De gen voor bruin haar overheerst de gen voor blond haar;
de gen voor bruin haar is dominant.
Er zijn nu drie mogelijkheden:
- Je erft twee genen voor blond haar bb: je hebt blond haar
- Je erft twee genen voor bruin haar BB: je hebt bruin haar.
- Je erft één gen voor bruin haar en één gen voor blond haar Bb: je hebt bruin haar.
Als je bruin haar heb, kan dat dus betekenen dat:
- je twee dezelfde genen BB hebt; je bent dan homozygoot voor deze eigenschap.
- je twee verschillende genen Bb hebt; je bent dan heterozygoot voor deze eigenschap.
Kruisingsschema
Je vader en moeder hebben allebei bruin haar en jij hebt blond haar.
Kan dat? Ja, dat kan!
Voorbeeld
Stel: voor een gen voor haarkleur zijn er twee varianten.
Variant B zorgt voor bruin haar, variant b zorgt blond haar.
Het gen voor bruin haar overheerst de gen voor blond haar; het gen voor bruin haar is dominant.
Als je vader en moeder beide heterozygoot zijn voor de eigenschap haarkleur: hebben ze beide twee verschillende genen: B en b.
In het kruisingsschema zie je dat de kans dat jij dan blond haar hebt, 25% is.
Ga na of dat klopt.
In kruisingsschema's geldt de volgende afspraak: het dominante gen geven we weer met een hoofdletter. Een recessief gen met een kleine letter. Meestal kies je de eerste letter van de dominante eigenschap en gebruik je voor de recessieve eigenschap de kleine letter.
Monohybride en dihybride kruisingen
Een kruising tussen twee organismen waarbij gelet wordt op één gen is een monohybride kruising.
Je hebt ook kruisingen waarbij gelet wordt op twee of meer genen. Een kruising met twee genen noem je een dihybride kruising.
In de afbeelding zie je een dihybride kruising waarbij gelet wordt op de genen voor twee eigenschappen:
vachtkleur (A = zwart, a = bruin) en effen vacht (B) of gevlekte vacht (b).
In het kruisingsschema zet je de genen met dezelfde eigenschap bij elkaar en de hoofdletter zet je voor de kleine letter.
Jongen of meisje?
Welk geslacht je hebt wordt bepaald door de genen op de geslachtschromosomen.
Een man heeft zaadcellen met of een Y-chromosoom of een X-chromosoom.
De vrouwelijke eicellen hebben een X-chromosoom.
In een kruisingsschema kun je laten zien wat er gebeurt als de geslachtschromosomen bij elkaar komen.