Vruchten en zaden
Zaden
Een zaad ontstaat uit een zaadbeginsel.
Bij bedektzadige planten zit er rond het zaad een omhulling. Bij naaktzadigen zoals naaldbomen is er geen omhulling. Elke bloemsoort maakt zijn eigen typen zaden. Soms zijn het er veel, soms is het er maar één. Voor elk zaad is een stuifmeelkorrel en een eicel nodig.
Bij een klaproos ontstaan honderden kleine zaadjes (maanzaad). Daarvoor zijn ook honderden stuifmeelkorrels nodig. Een klaproos heeft dus veel meeldraden.
Een avocado heeft maar één zaad. Daarvoor is maar één eicel en één stuifmeelkorrel nodig. Een avocadobloem heeft dus weinig meeldraden.
Vruchten
Net als bij zaden maakt elke bloemsoort ook zijn eigen typen vruchten.
Sommige vruchten zijn vrij groot, zoals de avocado of meloen.
Andere zijn heel klein, zoals de vrucht van de paardenbloem.
Hieronder de vruchten van de tomaat, de aardbei en de appel.
Op de volgende pagina's meer informatie over deze vruchten.
Vruchten - tomaat
Veel vruchten ontstaan uit vruchtbeginsels.
Bij de tomatenplant zie je een groei van vruchtbeginsel tot vrucht, de tomaat.
Vruchten - aardbei
Bij enkele bekende vruchten eten we niet het vruchtbeginsel, maar de bloembodem.
Een aardbei bestaat uit een rode bloembodem met daarop hele kleine vruchtjes. Een vruchtje bestaat uit een zaad met een heel dun vruchtvliesje.
Vruchten - appel
Een appel bestaat ook uit een bloembodem.
Het klokhuis is de uitgegroeide stamper.
Het nut van vruchten
Het kost een plant veel energie om vruchten te maken. Waarom gebeurt dat dan eigenlijk? Vruchten bevorderen de voortplanting van de plant doordat ze de zaden verspreiden of ervoor zorgen dat de zaden verspreid worden.
In de afbeelding zie je verschillende vormen van vruchtverspreiding.
Het nut van zaadverspreiding
Een kiemplantje kan alleen uitgroeien tot een volwassen plant als het genoeg licht, water en voedingsstoffen krijgt.
Vogels en andere dieren eten vruchten zoals eikels en beukennootjes. De vogels verteren de vruchten en poepen de zaden uit. Op deze manier vindt er verspreiding plaats van zaden. Als alle zaden vlakbij elkaar en vlakbij de ouderplant terecht zouden komen, zou de concurrentie te groot zijn!
De zaden kunnen dan ver weg van de moederplant kiemen en groeien.
Een volwassen plant maakt weer nieuwe vruchten en zaden. Zo blijft de soort in stand.