Prikkels en impulsen
Je neemt prikkels uit de omgeving waar door middel van je zintuigen.
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen.
Die zintuigcellen geven de prikkels uit je omgeving door aan je hersenen.
Hierdoor kun je reageren op de prikkels.
De zintuigen liggen in je ogen, oren, tong, neus en huid.
Met deze zintuigen kun je zien, horen, ruiken, proeven en voelen.
Video: Zintuigen
Zintuigen: Hoe ervaar je de wereld om je heen?
Adequate prikkel
Een prikkel waar het zintuig gevoelig voor is, heet een adequate prikkel voor dat zintuig.
Voor de gezichtszintuigen is licht de adequate prikkel.
Voor de gehoorzintuigen is geluid de adequate prikkel.
Voor de reukzintuigen is geur de adequate prikkel.
Voor de smaakzintuigen zijn zoet, zout, zuur, bitter en umami adequate prikkels.
Voor de gevoelszintuigen zijn druk, warmte en kou adequate prikkels.
Zintuigcellen
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen. Zintuigcellen nemen prikkels uit de omgeving waar. Als dat gebeurt, onstaan er in de zintuigcellen impulsen. Dat zijn elektrische stroompjes die door de zintuigcellen aan zenuwcellen worden doorgegeven.
De zenuwcellen vormen samen zenuwen. De zenuwen zijn lange dunne draden, die door het hele lichaam lopen. Ze verbinden de zintuigcellen met de hersenen.
Als de impuls in de hersenen terechtkomt, reageer je op de prikkel.
De hersenen sturen een impuls naar de spieren. Komt de impuls bij de spier aan, dan komen de spiercellen in actie. Is de reactie bedacht, dan noem je de reactie bewust.
Soms gebeuren er dingen buiten je wil om; je spreekt dan van een onbewuste reactie. Een snelle onbewuste reactie noem je een reflex.
Prikkeldrempel en gewenning
De prikkeldrempel is de waarde van een prikkel die je nog net waar kunt nemen.
Gefluister op een afstand van 100 meter hoor je niet. Het geluid is zachter dan de prikkeldrempel.
Er ontstaan alleen impulsen in zintuigcellen als een prikkel sterker is dan de prikkeldrempel.
Als er voortdurend prikkels worden afgegeven, merk je dat na een poosje niet meer. Je prikkeldrempel wordt dan hoger. Dit heet gewenning. De zintuigcellen sturen dan geen impulsen meer naar je centraal zenuwstelsel en dus word je je er niet meer van bewust.
Voorbeelden van gewenning:
- een ring voel je niet meer als je hem altijd draagt.
- iemand die langs een drukke weg woont, hoort het verkeerslawaai niet meer.