Water kan, net als veel andere stoffen, voorkomen in drie fasen: als vaste stof, als vloeistof en als gas.
In welke fase water voorkomt, hangt af van de temperatuur van het water.
Bij temperatuurveranderingen zijn er verschillende faseovergangen mogelijk:
smelten: van vast naar vloeistof.
Water heeft een smeltpunt van 0 °C.
stollen: van vloeistof naar vast.
Het stollen van water heet ook wel bevriezen.
verdampen: van vloeistof naar gas.
Het kookpunt van water ligt bij 100 °C.
condenseren: van gas naar vloeistof.
vervluchten: van vast naar gas.
rijpen: van gas naar vast.
IJsbloemen ontstaan als waterdamp tegen een koude ruit aankomt.
Waterkringloop
Water is voortdurend 'op reis'. Die reis wordt wel de waterkringloop genoemd.
Water, bijvoorbeeld zeewater, verdampt. Hoe warmer de lucht boven zee, hoe meer water er verdampt.
De waterdamp stijgt op en terwijl die stijgt, koelt hij weer af.
Door die afkoeling vindt er condensatie plaats: waterdamp verandert in waterdruppels.
En die druppels vormen samen een wolk.
De wind blaast de wolken het land in.
De wolken gaan langs de helling omhoog en koelen af totdat er zóveel druppels in de wolk zitten dat ze er als neerslag uit vallen.
Het grootste deel van de neerslag verzamelt zich uiteindelijk in de rivieren.
En die rivieren brengen het water weer naar zee.
Waterkringloop - video
Waterkringloop op SchoolTV
Oppervlaktewater en grondwater
Al het water dat zich in vloeibare vorm aan de oppervlakte van de aarde bevindt, noem je oppervlaktewater. Water dat zich niet aan de oppervlakte bevindt, maar ondergronds in de bodem en gesteenten, noem je grondwater. Een watervoerende laag wordt ook wel een aquifer genoemd.
Naast oppervlaktewater en grondwater is er water in de vorm van ijs, bijvoorbeeld op de polen of in gletsjers. En er bevindt zich waterdamp in de dampkring.
Oppervlaktewater bevindt zich deels in natuurlijke wateren, zoals oceanen, zeeën, fjorden, meren, plassen, vennen, poelen en rivieren.
Maar oppervlaktewater bevindt zich ook in kunstmatige wateren, zoals stuwmeren, kanalen, vijvers, grachten en sloten.
Rivier - 1
Overtollig water in een gebied wordt vaak zichtbaar weggevoerd uit het gebied door een rivier. Het gebied waaruit een rivier (plus zijrivieren) het overtollige water afvoert, noem je het stroomgebied van de rivier. De grens tussen twee stroomgebieden noem je de waterscheiding.
Er wordt vaak onderscheid gemaakt tussen oceanische rivieren die uitmonden in een zee of oceaan en continentale rivieren die bijvoorbeeld in een meer of een moeras eindigen.
Het rivierverloop beschrijft het verval van een rivier van de bron tot de monding.
Het rivierverloop wordt vaak onderverdeeld in een bovenloop, een middenloop en benedenloop.
Om te kunnen bepalen door wat voor een soort landschap een rivier stroomt zul je het verhang moeten berekenen.
Het verhang is het verval per kilometer. Het verhang geeft aan hoeveel een rivier richting zeeniveau zakt per kilometer lengte.
Je kunt deze berekening gebruiken (let op de eenheden): verval [m] / lengte [km] = verhang [m/km]
Rivier - 2
De bovenloop van een rivier is het deel bij de bron. Dit deel ligt meestal het verst van de kust af. Doordat veel rivieren hun bron in een hooggelegen gebied hebben, is het verval in de bovenloop het grootst en stroomt het water in de bovenloop het snelst. Door de harde wind en de grote stroomsnelheid worden in de bovenloop grind en soms grote keien meegevoerd (erosie).
Als de stroomsnelheid van het water afneemt, spreek je van de middenloop van de rivier. Het grind dat in de bovenloop is meegevoerd, blijft hier achter (sedimentatie). In de stroom bevindt zich alleen nog grind met een kleine korrelgrootte, of zand.
Als de rivier bij de monding komt, spreek je van de benedenloop. De benedenloop voert meestal door het laagland. Voordat een rivier in een zee of in een groot meer uitmondt, zie je vaak een stelsel van aftakkingen van de rivier. Je noemt dat de rivierdelta
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.