Klas 2: Thema Weer en Klimaat

Klas 2: Thema Weer en Klimaat

Inleiding

Leerdoelen:

  1. Ik kan de namen van de vier klimaatzones noemen.
  2. Ik kan op een kaart aangeven waar de verschillende klimaatzones ongeveer liggen.
  3. Ik kan bij iedere klimaatzone iets vertellen over de temperatuur.
  4. Ik kan bij iedere klimaatzone twee voorbeelden van klimaten noemen.
  5. Ik kan minimaal twee redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen
  6. Ik kan uitleggen hoe regen, hagel en sneeuw ontstaan.
  7. Ik kan uitleggen hoezo uit de ene wolk wel wat valt en de andere niet.
  8. Ik kan vertellen hoe de waterkringloop gaat.
  9. Ik kan vertellen hoe een regenboog ontstaat.
  10. Ik kan uitleggen hoe het is om in een extreem warm klimaat te leven.
  11. Ik kan uitleggen hoe het is om in een extreem koud klimaat te leven.
  12. Ik kan een cartoon maken over een bepaald onderwerp.
  13. Ik kan uitleggen wat de gevolgen zijn van de opwarming van de aarde.

Paragraaf 1: Klimaatzones

Leerdoel
Ik kan de namen van de vier klimaatzones noemen.
Ik kan op een kaart aangeven waar de verschillende klimaatzones ongeveer liggen.

 

Opdracht 1

Zoek op internet een afbeelding op die jij typerend vindt voor het Nederlandse klimaat.

 

Op de Noordpool is het weer anders dan in de tropen. Dat komt omdat er op de Noordpool een ander klimaat is dan in de tropen.Het weer is niet hetzelfde als het klimaat, maar het weer en het klimaat hebben wel met elkaar te maken.

Als je het over het weer hebt, heb je het bijvoorbeeld over de temperatuur, de neerslag en de wind op een bepaalde plaats.

Het klimaat is niet hetzelfde als het weer.Weer en klimaat hebben wel met elkaar te maken.
Het klimaat is het gemiddelde weer in een gebied over een langere periode van 30 jaar.

Er worden vaak vier grotere klimaatzones onderscheiden:
- Tropische klimaatzone
- Droge klimaatzone
- Gematigde klimaatzone
- Koude klimaatzone

De klimaatzones zijn niet scherp afgebakend, maar lopen in elkaar over.

 

Tropisch klimaat

In het gebied rond de evenaar heerst een tropisch klimaat. De gemiddelde temperatuur bedraagt het hele jaar tussen de 25º en 30ºC.

In de tropische gebieden zijn de levensomstandigheden voor veel dieren en planten ideaal. In de tropische klimaatzone leven 50% van alle planten- en dierensoorten die op de wereld voorkomen.

Tropisch klimaat is eigenlijk een verzamelnaam voor meerdere klimaten. Het regenwoudklimaat en het savanneklimaat zijn voorbeelden van tropische klimaten.

In de tropische regenwouden regent het hele jaar door.
Gebieden met een savanneklimaat kennen een droog seizoen en een nat seizoen.
Een savanne is een graslandschap met verspreid voorkomende bomengroei.

 

Bekijk het eerste deel van de GeoClip over klimaten:

 

Droge klimaatzone

Rond de 30º NB en 30º ZB vind je de droge klimaatzone.
Het droge klimaat veroorzaakt vaak woestijnen. Grote woestijnen komen voor in Afrika, Zuidwest-Azië en Australië. Onder de droge klimaten vallen het steppeklimaat en het woestijnklimaat.

Kenmerkend voor een woestijn zijn:
- Weinig regen (minder dan 250 mm per jaar).
- Grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht.
- Weinig begroeiing, voornamelijk sterke planten die lang zonder
water kunnen.
- Grond is droog, onvruchtbaar en bestaat veelal uit zand en rotsen.
- Een oase, plek in de woestijn met toegang tot water.
- Een wadi, rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding
een gedeelte van het jaar droog valt.

Wanneer de periodes van droogte toenemen kan het voorkomen dat een woestijn zich uitbreidt, dit wordt verwoestijning genoemd.


Bekijk het volgende filmpje


 

 

Gematigde klimaatzone

Gebieden met een gematigd klimaat kennen vier duidelijke seizoenen:
lente, zomer, herfst en winter.



In de gematigde klimaatzone komen weinig extreme temperatuur- of weersomstandigheden voor. Wel is er een duidelijke invloed van de zee merkbaar. Gebieden die dicht bij de zee liggen hebben vaak minder strenge winters en minder hete zomers (zeeklimaat).
In gebieden die meer landinwaarts liggen, zijn er koudere winters en zijn de temperaturen zomers gemiddeld hoger (landklimaat).

 


.

Koude klimaatzone

De koude klimaatzones bevinden zich in de buurt van de polen. Je spreekt dan ook wel van een poolklimaat.
Op het noordelijk halfrond bevindt het land om de Noordelijke IJszee zich in deze zone. Op het zuidelijk halfrond bevindt Antarctica zich in de koude klimaatzone.

Het koude klimaat wordt gekenmerkt door extreme kou en wind en heel weinig neerslag. Het is zo koud in de poolstreken omdat de zon nooit hoog aan de hemel staat, ook niet in de zomer.

Op de Zuidpool is de gemiddelde temperatuur in januari, de warmste maand, -29ºC. In juli, de koudste maand, is dat -60ºC. Door de ijzige wind voelt de temperatuur nog lager aan.
Op de Noordpool is het minder koud, de gemiddelde temperatuur is 's winters -30ºC. In de zomer bevindt de temperatuur zich net onder het vriespunt en smelt het ijs langzaam.

Het hooggebergteklimaat en het toendraklimaat
zijn voorbeelden van poolklimaten.

Opdracht 2

Begrip

Omschrijving

Klimaat

 

Klimaatzones

 

Tropisch klimaat

 

Regenwoudklimaat

 

Savanneklimaat

 

Savanne

 

Droge klimaatzone

 

Steppeklimaat

 

Woestijnklimaat

 

Woestijn

 

Oase

 

Wadi

 

Verwoestijning

 

Zeeklimaat

 

Landklimaat

 

Koud klimaatzones

 

Poolklimaat

 

Hooggebergteklimaat

 

 

Opdracht 3

Beantwoord de volgende vragen, één van de filmpjes hierboven kan jullie helpen.

  1. Waar liggen de droge klimaatzones?
  2. Wat kun je zeggen over de temperatuur in de droge klimaatzone?
    En wat kun je zeggen over de hoeveelheid regen die valt in deze zone?
  3. Omschrijf het landschap in deze zone.
  4. Wat voor soort begroeiing kom je tegen in de droge klimaatzone?
    Hoe kan die begroeiing ‘leven’ in de droge klimaatzone?

Opdracht 4

Maak een collage waar een foto van elk klimaat in zit, van poolklimaat tot woestijnklimaat.

Opdracht 5

Bekijk het volgende filmpje en beantwoord de vragen in jouw word document.



Beantwoord tijdens het kijken de volgende vragen.

  1. Waar liggen de koude klimaatzones?
  2. Omschrijf het landschap in deze zone.
  3. Wat voor soort begroeiing kom je tegen in de koude klimaatzone?
    En wat begroeiing kom je niet tegen in deze zone?
  4. Welke dieren leven er in deze zone?

Opdracht 6

Maak de volgende toetsen. Maak van elke toets een screenshot van het resultaat en plak die in jouw word document.

 

 

Toets:Tropisch klimaat

Toets:Gematigde klimaatzone

Toets:Klimaatzones

Opdracht 8

Vraag aan je docent een wereldkaart op A3 formaat.

  • Geef op de wereldkaart de verschillende klimaatzones aan, geef elke klimaatzone een andere kleur.
  • Schrijf bij de klimaatzones de drie belangrijkste kenmerken per klimaatzone.
  • Plak bij iedere klimaatzone minimaal twee foto’s.
    Eén foto waarop te zien welke flora er te vinden is in de klimaatzone en
    één foto waarop te zien is welke fauna er in de klimaatzone woont.
    Gebruik hiervoor de foto's uit je collage.
  • Schrijf erbij ook een kort verhaal, waarin je vertelt in welke klimaatzone jij het liefst zou wonen.

 

Paragraaf 2: Klimaten

Leerdoelen:
Ik kan bij iedere klimaatzone iets vertellen over de temperatuur.
Ik kan bij iedere klimaatzone twee voorbeelden van klimaten noemen.
Ik kan minimaal twee redenen voor klimaatverschillen tussen gebieden noemen

Opdracht 9:

Van welke factoren denk jij dat ze invloed hebben op het klimaat?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Verschillen in weer
Amsterdam, Davos en Warschau liggen in dezelfde klimaatzone.
Toch zijn er grote verschillen tussen het weer in Amsterdam,
het weer in Davos en het weer in Warschau.

Opdracht 10:

Ga naar www.klimaatinfo.nl en zoek informatie over het weer in deze drie steden.
Vergelijk Amsterdam, Davos en Warschau op de volgende punten:

  • gemiddelde temperatuur in januari
  • gemiddelde temperatuur in juli
  • gemiddeld aantal uren zon per dag in januari
  • gemiddeld aantal uren zon per dag in juli
  • gemiddeld aantal mm neerslag per maand in januari
  • gemiddeld aantal mm neerslag per maand in juli

a. Neem het tabel over en vul het verder in.
b.Schrijf vier redenen op waardoor het weer tussen deze drie steden verschilt volgens jou.

Stad: Amsterdam Davos Warschau
gem. temp. januari      
gem. temp. juni      
gem. uren zon. januari      
gem. uren zon.  juni      
gem. mm. neerslag januari      
gem. mm. neerslag juni      

 

 

Klimaatfactoren

Bekijk vervolgens het filmpje op schooltv.

Er bestaan op aarde meerdere klimaten.
Welk klimaat er in een gebied heerst, hangt af van de volgende zaken:

  • Ligt het gebied dicht bij de evenaar of juist dicht bij de polen?

    Op de polen is het kouder dan bij de evenaar.
    Dat komt door de manier waarop de zon de aarde verwarmt.

    Hoe ver een gebied van de evenaar ligt, geef je aan met de breedteligging. De breedteligging is de afstand van een gebied tot aan de evenaar in graden gemeten.

    Maar niet alleen de afstand tot de evenaar bepaalt het klimaat in een gebied.
    Ook van invloed zijn:
    - De ligging in de buurt van een zee/oceaan.
    - Oceaanstromingen.
    - De hoogte boven het zeeniveau.
    - De aanwezigheid van bergen.

  • Ligt het gebied dicht bij de zee of juist niet?

    De ligging in de buurt van een oceaan of zee heeft invloed op het klimaat in het gebied.
    Oceanen zorgen voor mildere temperaturen en voor minder grote veranderingen in temperaturen.
    Het verschil in wintertemperatuur en zomertemperatuur van het water in de oceaan is veel kleiner dan het temperatuurverschil op land. Dit kleinere temperatuurverschil zorgt ervoor dat in de gebieden die dicht bij zee liggen de temperatuurverschillen minder groot zijn dan in gebieden die verder landinwaarts liggen.

    Een aflandige wind is een wind die vanaf het land komt en naar de zee toewaait. Een aanlandige wind waait vanaf de zee naar de kust.

    Oceaanstromingen
    Oceaanstromingen of zeestromingen kunnen warm en koud water verplaatsen over grote afstanden. Deze stromingen hebben invloed op het klimaat. De Noord-Atlantische Golfstroom die van de evenaar langs Noord-Amerika en Engeland warm water aanvoert, verzacht de winters in Noord Europa.
     
  • Ligt het gebied in een dal of in de bergen?


    In hoger gelegen gebieden is het kouder dan in lager gelegen gebieden. Dat komt doordat lucht afkoelt als ze opstijgt.
    De sneeuwgrens is de hoogte boven zeeniveau waarboven gedurende het gehele jaar sneeuw blijft liggen.
    De boomgrens is de hoogte boven zeeniveau waarboven geen bomen meer voorkomen.

    Bergen
    Als lucht langs een berg opstijgt daalt de temperatuur van de lucht en worden er wolken gevormd. Het gevolg is vaak dat het gaat regenen.
    Het klimaat aan de kant van de berg waar de wind vandaan komt, de loefzijde, is vaak natter en kouder dan het klimaat aan de andere kant (de regenschaduwkant, de lijzijde)


Opdracht 11:

Amsterdam en Warschau liggen beide in de gematigde klimaatzone.
Toch is er een verschil in klimaat tussen Amsterdam en Warschau.
In Amsterdam is sprake van een zeeklimaat.
In Warschau spreek je van een landklimaat.
a Welke van de volgende kenmerken horen bij een zeeklimaat?
b En welke bij een landklimaat?
c In tekst hierboven worden verschillende factoren genoemd waardoor een klimaat kan ontstaan. Welke factoren zijn van toepassing op een landklimaat en welke op een zeeklimaat? LEG UIT!

• milde zomers • koude winters • hele jaar door regen
• warme zomers • milde winters

• veel sneeuw in de winter

Opdracht 12:

Maak onderstaande toets en plaats een print screen in je word-bestand.

Toets:Klimaten

Paragraaf 3: Neerslag

Leerdoelen:

  • Kun je uitleggen hoe regen, hagel en sneeuw ontstaan.
  • Kun je uitleggen hoezo uit de ene wolk wel wat valt en de andere niet.
  • Kun je vertellen hoe de waterkringloop gaat.
  • Kun je vertellen hoe een regenboog ontstaat.


 

Neerslag

Bij neerslag gaat het om het vallen van water. De meeste neerslag valt in de vorm van regen of sneeuw. Andere vormen van neerslag zijn ijzel, hagel, mist en dauw. In welke vorm de neerslag valt, hangt af van de temperatuur tijdens het vallen van de neerslag en de temperatuur van de grond:

  • Als de temperatuur tijdens het vallen van de neerslag steeds onder de 0°C is, krijg je sneeuw.
  • Is de temperatuur het laatste stuk boven de 0°C dan krijg je regen.
  • Als de neerslag eerst smelt en daarna weer bevriest, krijg je hagel.
  • IJzel krijg je als er regendruppels op bevroren grond vallen.
  • Dauwdruppels krijg je als het na een mooie dag 's nachts flink afkoelt.
    Waterdamp condenseert dan vlak boven de grond.
  • Mist is eigenlijk niets anders dan een laag hangende wolk.
    De waterdruppeltjes zijn zo klein dat ze in de lucht blijven zweven.

Er worden drie soorten regen onderscheiden: stijgingsregen, stuwingsregen en frontale regens.
Stijgingsregen
Door opwarming van het aardoppervlak door de zon zal ook de lucht erboven opwarmen. Warme lucht wil opstijgen. Tijdens het opstijgen koelt de lucht weer af. Door de afkoeling condenseert de waterdamp in de lucht en als de druppels groot genoeg zijn, gaat het regenen. Stijgingsregen komt vooral voor in warme gebieden, bijvoorbeeld bij de evenaar. Vandaar dat je daar tropische regenwouden aantreft.

Stuwingsregen
Als lucht door de wind tegen een berg aanbotst, wordt de lucht omhoog gestuwd. De lucht koelt dan af, waardoor er regen kan ontstaan. Stuwingsregen komt voor in de bergen.

Frontale regens
Op plekken waar warme en koude lucht elkaar tegenkomen kunnen frontale regens ontstaan. Deze regens komen veel voor in West-Europa: warme lucht uit het zuiden trekt naar het noorden en botst tegen de koude lucht. Het front ligt op het punt waar de warme en koude lucht elkaar raken. De koude lucht is zwaar en dwingt de warme lucht om op te stijgen en er zal regen ontstaan.

Opdracht 14

Beantwoord de volgende vragen, hieronder staan filmpjes die je kunnen helpen.

  1. Hoe ontstaat regen?
  2. Wat is de waterkringloop?
  3. Wanneer zie je een regenboog?
  4. Wat is het verschil tussen een bui in de buurt van de evenaar en een bui in de bergen?

 



 

Neerslaghoeveelheid
Sommige mensen denken dat het in Nederland altijd regent.
Dat valt gelukkig best mee.
Lees de onderstaande bron maar eens.


Nederland wordt wel eens een regenland genoemd.
Toch gaan er in een normaal jaar altijd nog 131 dagen voorbij zonder ook maar één spatje regen.
Op de overige dagen valt er in ons land gemiddeld over het land ongeveer 800 millimeter neerslag gedurende 580 uur.

De meeste regen valt gewoonlijk in de zomermaanden,
maar dat betekent niet dat het dan ook vaker regent.
De regen valt dan met grotere hoeveelheden ineens en
is dan in het algemeen van kortere duur dan in de winter.
De meeste neerslag valt in juni.
In deze maand valt er in totaal vaak iets meer dan 80 mm neerslag.

De droogste plek van Nederland vinden we in het midden van Limburg.
Daar valt de minste neerslag, gemiddeld minder dan 700 mm per jaar.
De meeste kans op een droge dag heb je in april,
dan valt er in Nederland namelijk gemiddeld de minste neerslag.
In april valt gemiddeld maar net iets meer dan 40 mm neerslag.

In ons grillige klimaat kunnen de cijfers echter van jaar tot jaar en van dag tot dag behoorlijk verschillen.
Tijdens zware buien kan er 's zomers plaatselijk wel meer dan 100 millimeter op een dag vallen.
De grootste neerslaghoeveelheid ooit in één etmaal op een weerstation van het KNMI (Voorthuizen, augustus 1948) gemeten,
bedraagt ruim 200 millimeter.

Van: www.knmi.nl

Opdracht 15:

Zijn de volgende stellingen waar of niet waar?

  1. In Nederland regent het meer dagen wel dan niet.
  2. Gemiddeld over het land valt er per dag iets meer dan 2 mm regen.
  3. In de zomermaanden regent het vaker dan in de andere maanden.
  4. Als het in de zomermaanden regent, regent het vaak harder dan in de andere maanden.
  5. In april valt gemiddeld minder dan 1 mm regen per dag.

Opdracht 16:

Begrippen

Omschrijving

Neerslag

 

Stijgingsregen

 

Stuwingsregen

 

Front

 

Wolk

 

Hagel

 

Sneeuw

 

IJzel

 

Mist

 

Dauw

 

Opdracht  17:

Maak de toets en plaats een print screen van je resultaat in het word-document

 

Toets:Neerslag

Paragraaf 4: Extreme klimaten

Lijkt het je fijner om in een woestijn of op de noordpool te wonen?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Leerdoel
Ik kan uitleggen hoe het is om in een extreem warm klimaat te leven.

Ik kan uitleggen hoe het is om in een extreem koud klimaat te leven.

 

Poolgebied en woestijn
Jullie weten dat er op aarde verschillende klimaten zijn.
Jullie weten ook al dat er verschillen zijn in de flora en fauna in de verschillende klimaatzones.

Bestudeer de tekst:

De koude klimaatzones bevinden zich in de buurt van de polen. Je spreekt dan ook wel van een poolklimaat.
Op het noordelijk halfrond bevindt het land om de Noordelijke IJszee zich in deze zone. Op het zuidelijk halfrond bevindt Antarctica zich in de koude klimaatzone.

Het koude klimaat wordt gekenmerkt door extreme kou en wind en heel weinig neerslag. Het is zo koud in de poolstreken omdat de zon nooit hoog aan de hemel staat, ook niet in de zomer.

Op de Zuidpool is de gemiddelde temperatuur in januari, de warmste maand, -29ºC. In juli, de koudste maand, is dat -60ºC. Door de ijzige wind voelt de temperatuur nog lager aan.
Op de Noordpool is het minder koud, de gemiddelde temperatuur is 's winters -30ºC. In de zomer bevindt de temperatuur zich net onder het vriespunt en smelt het ijs langzaam.

Het hooggebergteklimaat, het toendraklimaat
en het sneeuwklimaat zijn voorbeelden van poolklimaten.

Rond de 30º NB en 30º ZB vind je de droge klimaatzone.
Het droge klimaat veroorzaakt vaak woestijnen. Grote woestijnen komen voor in Afrika, Zuidwest-Azië en Australië. Onder de droge klimaten vallen het steppeklimaat en het woestijnklimaat.

Kenmerkend voor een woestijn zijn:
- Weinig regen (minder dan 250 mm per jaar).
- Grote temperatuurverschillen tussen dag en nacht.
- Weinig begroeiing, voornamelijk sterke planten die lang zonder
water kunnen.
- Grond is droog, onvruchtbaar en bestaat veelal uit zand en rotsen.
- Een oase, plek in de woestijn met toegang tot water.
- Een wadi, rivier in een woestijn waarvan de rivierbedding
een gedeelte van het jaar droog valt.

Wanneer de periodes van droogte toenemen kan het voorkomen dat een woestijn zich uitbreidt, dit wordt verwoestijning genoemd.

 

 

Er is een groot verschil tussen het leven in de buurt van de Noordpool en het leven in de woestijn.
Bekijk de volgende twee filmpjes van SchoolTV.

Opdracht 18:

Jullie gaan de twee klimaten met elkaar vergelijken. Dat doen jullie op de volgende manier:
Eén van jullie gaat informatie verzamelen over het leven in het Noordpoolgebied.
De ander zoekt informatie over het leven in de woestijn. Jullie zoeken informatie over:

  • kleding
  • voedsel
  • huisvesting
  • vervoersmiddelen
  • middelen van bestaan
  • dagelijks leven
  • ...  verzin er nog 2

Als product maken jullie een brief die jullie aan elkaar schrijven. Jullie schrijven over het leven in het klimaat dat jullie hebben onderzocht. Eén van jullie schrijft een brief over het leven in het Noordpoolgebied. De ander schrijft een brief over het leven in de woestijn.
Jullie gebruiken de onderwerpen die je onderzocht hebt.

De brieven zijn minimaal 200 en maximaal 400 woorden.
De brieven mogen aangekleed worden door er afbeeldingen in te plaatsen.
De brieven mogen niet teveel taalfouten bevatten.

Klaar?
Lever de brieven in via de ELO

Paragraaf 5: Opwarming van de aarde

Leerdoel
Ik kan een cartoon maken over een bepaald onderwerp.
Ik kan uitleggen wat de gevolgen zijn van de opwarming van de aarde.

Opdracht 19:

Wat doe jij om de opwarming van de aarde proberen tegen te gaan?
Overleg je antwoord met een klasgenoot.

Opwarming van de aarde

Je spreekt van een klimaatverandering als het gemiddelde weertype of klimaat over een bepaalde periode verandert. De verandering is het best te zien doordat de gemiddelde temperatuur stijgt of daalt.

Klimaatveranderingen zijn van alle tijden. Er zijn perioden geweest (ijstijden) dat grote delen van de aarde bedekt waren door landijs en er zijn warmere perioden geweest waarbij het klimaat aan de polen gematigd was en het zeeniveau 100 meter hoger lag dan tegenwoordig.

Klimaatveranderingen hangen in de eerste plaats samen met de veranderingen in de afstand van de aarde tot de zon en de zonneactiviteit. Als de aarde zich een periode verder van de zon bevindt of als de zonneactiviteit afneemt, daalt de temperatuur op aarde, en omgekeerd.

De afgelopen 100 jaar is de gemiddelde temperatuur aan het aardoppervlak gestegen. Volgens onderzoekers is de mens verantwoordelijk voor deze temperatuurverandering. Dat de temperatuur stijgt komt namelijk door een toename van de hoeveelheid broeikasgassen (vooral CO2) in de atmosfeer.
Broeikasgassen zijn onmisbaar voor het leven op aarde, maar door een teveel aan broeikasgassen houdt de atmosfeer extra warmte vast waardoor de temperatuur op aarde stijgt.
Dat er veel CO2 in de atmosfeer komt, heeft te maken met het vele gebruik van fossiele brandstoffen, zoals olie, gas en kolen.

De stijging van de temperatuur door de toename van broeikasgassen wordt het (versterkt) broeikaseffect genoemd.

In onderstaand filmpje zie je wat de invloed van de opwarming van de aarde voor het leven op de Noordpool kan zijn.

 

Ook in Nederland gaan wij het merken als de aarde opwarmt.
Bekijk ook het volgende filmpje op de website van SchoolTV.

 

 


Opdracht 20:

De inhoud van de filmpjes kun je omschrijven met onderstaande zinnen.
De zinnen staan nog niet in de goede volgorde.

In welke volgorde vertellen de zinnen een logisch verhaal?
De eerste zin staat al goed.

  1. Het broeikaseffect maakt leven op aarde mogelijk.
  2. Eén van die broeikasgassen is CO2.
  3. Door een toename van CO2 in de dampkring blijft er meer warmte hangen in de dampkring.
  4. Het broeikaseffect wordt veroorzaakt door broeikasgassen in de dampkring.
  5. Doordat mensen veel energie opwekken, komt er veel CO2 vrij.
  6. Door een stijging van de zeespiegel kan een deel van Nederland onder water komen te staan.
  7. Hierdoor neemt de temperatuur toe en stijgt de zeespiegel.


De goede volgorde is: 1 - ... - ... - ... - ... - ... - ... - ...

Hoe snel stijgt het water?
Als de temperatuur op aarde stijgt, stijgt de zeespiegel. Dat is zeker.
Hoe snel dat gaan weet niemand precies.
De ene wetenschapper heeft het over millimeters per jaar.
Anderen praten over enkele of zelfs tientallen centimeters. Het is moeilijk te meten,
omdat het zeespiegelniveau sowieso op elk moment anders is.
Het is ook niet helemaal duidelijk hoe snel de opwarming van de aarde gaat.
Als al het ijs op Groenland smelt, zou de zeespiegel met ongeveer 7 meter stijgen,
denkt men.

Op de website van flood.firetree.net kun je zien,
welke delen van de wereld onder water komen te staan bij verschillende stijgingen van de zeespiegel.

  • Ga naar de website flood.firetree.net
  • Zorg dat je Nederland in beeld hebt.
  • Stel links bovenaan de stijging van de zeespiegel in.
    Begin met een stijging van de zeespiegel van 7 m.
  • Bekijk bij verschillende stijgingen van de zeespiegel,,
    welke delen van Nederland onder water komen te staan.

Opdracht 21:

Begrippen

Omschrijving

Broeikaseffect

 

Broeikasgassen

 

Versterkt broeikaseffect

 

IJstijden

 

Landijs

 

Klimaatverandering

 

 

Opdracht 22:

Voor je begint aan de afsluiting maak je de toets 'Opwarming van de aarde'.

 

Toets:Opwarming van de aarde

Opdracht 23:

Een cartoon of een spotprent is een humoristische afbeelding.
In veel cartoons spelen bekende personen een belangrijke rol.
Maar een cartoon kan ook een komische situatie weergeven.

Je gaat een cartoon maken met als titel ‘Deventer aan zee’.
In de cartoon moet duidelijk zijn wat de gevolgen van de stijging van de zeespiegel zijn voor een stad als Deventer.

Let bij het maken op de volgende punten:

  • de inhoud: gaat de cartoon over de stijging van zeespiegel?
  • de inhoud: is de cartoon humoristisch?
  • de originaliteit: is de cartoon verrassend?
  • de vormgeving: is de cartoon netjes vormgegeven?
  • Het arrangement Klas 2: Thema Weer en Klimaat is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteurs
    Joyce Landman Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2018-01-19 10:48:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Mens en maatschappij;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    2 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    rearrangeerbare

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Leermateriaal, StudioVO. (2015).

    Klimaatzones vmbo12

    https://maken.wikiwijs.nl/62195/Klimaatzones__vmbo12