Inleiding
Misschien weet je het nog wel van de basisschool, maar de geschiedenis is opgedeeld in tien tijdvakken. Bij elk tijdvak horen jaartallen en kenmerkende aspecten. Kenmerkende aspecten zijn omschrijvingen van het tijdvak. Deze geven aan wat en waar het tijdvak over gaat.
In de eerste en tweede klas krijg je met geschiedenis te maken tijdens het vak M&M. Alleen wij gaan niet alle tijdvakken los doornemen. Je zult de tijdvakken wel tegen komen, maar dan in thema’s. Het is voor jou van belang dat wanneer het over iets uit de geschiedenis gaat in een thema, jij het in het juiste tijdvak kunt plaatsen. Dit ga je ook echt terug zien in de opdrachten die je de aankomende twee jaren bij M&M moet gaan maken. Daarom beginnen wij met de tien tijdvakken, dan ken je deze alvast, maar dan kan je straks ook wanneer je het niet meer zo goed weet terug kijken naar de opdrachten van dit hoofdstuk.
Let op: Je gaat bij dit hoofdstuk dus opdrachten maken, één van die opdrachten is dat je bij elk tijdvak een tijdbalk gaat beginnen. Een tijdbalk is een lijn met daarop een overzicht van gebeurtenissen op de juiste volgorde van tijd, dit noemen wij: op chronologische volgorde. Aan het einde van dit hoofdstuk heb je dus tien tijdbalken (van elk tijdvak één), deze moet je goed bewaren want die gaan we de komende twee jaar vullen met alles wat je tijdens M&M tegen komt over geschiedenis. Over twee jaar heb jij dan een overzicht met alles!
Aan het einde van dit hoofdstuk krijg je ook nog een SO (een schriftelijke overhoring). Voor dit SO krijg je een cijfer. Als je gaat leren is het belangrijk dat je kijkt of je alle leerdoelen kunt beantwoorden. Want wat er in de leerdoelen staat, dat moet je kunnen doen op het SO.
De leerdoelen van dit hoofdstuk:
- Je kunt de tien tijdvakken opnoemen.
- Je kunt van elk tijdvak het tijdvak symbool herkennen.
- Je kunt de tien tijdvakken in de juiste volgorde zetten.
- Je kunt de jaartallen bij de tien tijdvakken opnoemen.
- Je kunt bij elk tijdvak één persoon opnoemen.
- Je weet van alle kenmerkende aspecten bij welk tijdvak zij horen.
Tijdvak 1: tijd van de Jagers en Boeren
Jaartallen: ....tot 3000 V.Chr.
Kenmerkende aspecten:
- De levenswijze van jager-verzamelaars
- Het ontstaan van landbouw en dorpen
- Het ontstaan van de eerste steden
Het eerste tijdvak gaat ook wel over de prehistorie. De prehistorie is ook wel de tijd voordat de mens dingen begon op te schrijven. De prehistorie eindigt met de komst van het schrift. Wel grappig om te weten is dat niet overal op de wereld dat op hetzelfde moment is. Men heeft ontdekt dat het schrift ongeveer 6000 jaar oud is. Wij in Nederland beginnen pas met schrijven op het moment dat de Romeinen ons land veroveren, zij leren ons hoe je moet schrijven. Dit was pas in het jaar 50 V.Chr. dit is dus nog maar 2070 jaar terug.
De mensheid is wel ouder dan 6000 jaar, alles wat wij daarvoor weten van de mens zijn wij te weten gekomen door bronnen. Bronnen zijn bijvoorbeeld skeletten zoals die van Otzi uit die tijd, wapens of manden die zij van riet maakten. Dit zijn allemaal voorbeelden van wat wij noemen ongeschreven bronnen. Als je iets vindt uit de geschiedenis dat opgeschreven is noemen wij dit een geschreven bron. Veel wat wij over dit tijdvak weten komt dus uit ongeschreven bronnen.
De levenswijze van jager-verzamelaars
De eerste menssoort die wij op deze aarde hadden waren jager-verzamelaars. Zij jaagden op dieren en verzamelden vruchten en noten. Bij de jager-verzamelaars was er een rol verdeling: de mannen jaagden en de vrouwen verzamelden en zorgden voor de kinderen. Als je een tijdje in hetzelfde gebied jaagt en verzamelt dan raakt dat gebied op. De jager-verzamelaar leefden daarom niet op een vaste woonplek. Zij waren nomade en trokken van plek naar plek. Deze mensen hadden daarom ook niet zoveel spullen, want als je elke keer moet rond trekken is het niet handig om al die spullen mee te nemen.
Het ontstaan van landbouw en dorpen
Men weet niet precies hoe het komt, maar na verloop van tijd kwamen de mensen er achter dat als je de zaadjes van vruchten en noten in de grond stopt er van zelf weer nieuwe komen. Zo kon je dus je eigen eten kweken. Landbouw noem je dit. Ook kwamen de mensen er achter dat je dieren kon gebruiken voor bijvoorbeeld melk of het trekken van een kar. Veeteelt noem je dit. Deze ontdekkingen veranderde het leven van de mensen enorm. Zij kregen controle op hun eigen eten en hoefden daarom niet meer rond te trekken. Als je niet meer hoeft rond te trekken dan kun je meer spullen bewaren, maar ook een huis bouwen. Vaak deden mensen dit vlak bij elkaar, zodat zij elkaar konden helpen en beschermen. Er ontstonden dorpjes: samenlevingen.
Het ontstaan van de eerste steden
Sommige dorpen werden enorm groot en veranderde in steden. Het voordeel van met ze alle bij elkaar wonen is dat niet iedereen aan landbouw hoeft te doen. Er was namelijk genoeg voedsel. Sommige mensen gingen daarom iets anders doen zoals pottenbakken of timmeren. Zo ontstonden er verschillende beroepen. Diegene met een belangrijk beroep of diegene die het meeste verdiende werden belangrijk in een stad, zij waren de baas. In een stad zijn er daarom ook altijd verschillende tussen de mensen. Om in een grote stad goed te kunnen samenleven waren er regels en wetten nodig, zodat iedereen eerlijk en gelijk behandelt wordt. Deze regels en wetten werden opgeschreven, zodat iedereen dit kon lezen. Daarmee eindigt dus ook de prehistorie, het schrift is gekomen.
Opdracht 0:
Bij deze paragraaf zit een opdracht 0. Je moet namelijk voordat je aan de opdrachten kunt werken een Word-document aanmaken.
Hoe doe je dit?
- Open Word en klik op leeg document. (Hierin ga je van elke paragraaf opdracht 1 en 2 maken. Opdracht 3 gaat namelijk anders.)
- Klik vervolgens op bestand.
- Klik daarna op Opslaan als.
- Klik dan onderin op bladeren, je moet nu een goede plek in je computer vinden waar je dit document gaat opslaan. Zorg ervoor dat je het document kunt terug vinden, kun je dit niet dan moet je namelijk opnieuw beginnen. Je docent verwacht dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle opdrachten in één document hebt staan en dat je dit aan je docent kunt laten zien.
- Als je een goede plek hebt gevonden dan mag je je document een naam geven, dit doe je bij bestandsnaam. Noem je document: Tien tijdvakken.
- Als laatste hoef je alleen nog op opslaan te klikken.
Elke keer als je een opdracht maakt hoef je nu alleen nog op het symbooltje links bovenin te klikken dat er zo uit ziet:
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
- Op je muis zit een linker en rechter muisknop, met je linker muisknop klik je dingen aan, met je linker muisknop kan je ook dingen selecteren. Houdt je linker muisknop maar eens in en beweeg over een tekst.
- Selecteer nu het schema.
- Als je dit hebt gedaan dan klik je op je rechter muisknop, vervolgens komt er iets in beeld en daar staat het woordje kopiëren, klik hierop.
- Ga nu naar je Word-document en klik daarin nogmaals op je rechter muisknop.
- Klik dan op plakken. (als het goed is verschijnt nu het schema in je Word-document).
- Je schema staat nu in je Word-document en je kunt erin typen.
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De levenswijze van jager-verzamelaars |
|
|
Het ontstaan van landbouw en dorpen |
|
|
Het ontstaan van de eerste steden |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
Hoe doe je dit?
- Ga naar google.nl.
- Klik bovenin op "afbeeldingen".
- Typ in de zoekbalk bovenin waarvan je een plaatje wilt.
- Kopieer en plak het plaatje bij het juiste kenmerkende aspect in het bijbehorende vakje.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
- Op je muis zit een linker en rechter muisknop, met je linker muisknop klik je dingen aan, met je linker muisknop kan je ook dingen selecteren. Houdt je linker muisknop maar eens in en beweeg over een tekst.
- Selecteer nu het schema.
- Als je dit hebt gedaan dan klik je op je rechter muisknop, vervolgens komt er iets in beeld en daar staat het woordje kopiëren, klik hierop.
- Ga nu naar je Word-document en klik daarin nogmaals op je rechter muisknop.
- Klik dan op plakken. (als het goed is verschijnt nu het schema in je Word-document).
- Je schema staat nu in je Word-document en je kunt erin typen.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 1, Jagers en Boeren
c. Pas ook de jaartallen aan, bij dit tijdvak kan je alleen het laatste jaartal aan het einde invullen: 3000 V.Chr.. De rest kan je weg halen.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO. (je docent zal uitleggen hoe dit moet)
Tijdvak 2: tijd van Grieken en Romeinen
Jaartallen: 3000 V.Chr. tot 500 N.Chr.
Kenmerkende aspecten:
- De ontwikkeling van wetenschap en het denken over het bestuur van de Griekse stadstaat
- De klassieke kunst van de Grieks-Romeinse cultuur
- De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
- De strijd tussen de Romeinen en de Germanen
De ontwikkeling van wetenschap en het denken over het bestuur van de Griekse stadstaat
In Griekenland ontstonden er ook allerlei stedelijke gemeenschappen. Een stedelijke gemeenschap werd een stadstaat genoemd. De stadstaten hadden overeenkomsten: de mensen spraken dezelfde taal en geloofde in dezelfde goden. Er waren ook grote verschillen, zoals in het bestuur. Elke stadstaat werd op een andere manier geregeerd. De drie bekendste zijn:
- Monarchie: daar is een koning de baas
- Aristocratie: daar zijn de rijkste mensen de baas (geld = macht)
- Democratie: daar is het hele volk de baas
De Grieken staan ook bekend om hun slimme mensen. Deze mensen waren altijd bezig op zoek naar de reden waarom sommige dingen gebeurde. Wetenschappers noemen we deze mensen. Zij gingen op onderzoek uit en hadden vele gesprekken met elkaar in de hoop dat zij de reden zouden vinden van het probleem waar zij zich mee bezig hielden: hun wetenschap. Bekende wetenschappers zijn Plato, Socrates, Aristoteles en Pythagoras.
De klassieke kunst van de Grieks-Romeinse cultuur
Als laatste staan de Grieken ook bekend om hun kunst. Wij noemen dit de klassieke kunst. Nu moet je niet denken aan klassieke muziek, maar met het woord klassiek bedoelen we als een perfect voorbeeld van blijvende waarde wat daarna nog steeds door andere ook gebruikt werd. Deze klassieke kunst zie je voor in het beeldhouwwerk. Dit was driedimensionaal (je kunt er omheen lopen) anatomisch correct (het zag er echt als zoals mensen eruit konden zien), de personen waren naakt en geperfectioneerd. De personen waarvan beeldhouwwerken gemaakt waren vaak de goden, die waren erg belangrijk voor de Grieken. Zij zagen er vaak uit als superhelden. De andere kunst waar de Grieken zich mee bezig hielden was architectuur. Dit kan je herkennen aan een driehoekig dak en zuilen.
Rond 750 v.Chr. ontstond er in Italië ook een stedelijke gemeenschap, die later over bijna heel Europa de baas zouden worden: de Romeinen. De Romeinen namen Griekse stijl over en gingen er dingen aan toevoegen. De Romeinen kleden de beelden wel aan en zijn niet perfect (zoals ze zijn). Aan de architectuur voegden zij beton, bogen en koepels toe.
De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde
Vanuit de stedelijke gemeenschap Rome ontstond een heel groot rijk, het Romeinse Rijk. Eerst veroverden de Romeinen heel Italië. Dit kwam omdat zij een goed bestuur hadden en het leger was goed georganiseerd. De Romeinse samenleving was opgedeeld in standen. Dit zijn groepen met bepaalde rechten en plichten. Bovenaan stond de koning, hij was het belangrijkste en had heel veel rechten, en onderaan de slaven, zij waren niet belangrijk en hadden geen rechten. Na verloop van tijd veranderde het bestuur van het Romeinse Rijk van een koning naar een keizerrijk. Vele mensen denken dat Julius Caesar de eerste keizer was. Hij had dit ook graag gewild, maar het is hem niet gelukt. Hij werd vermoord en toen is Augustus als eerste tot keizer gekroond.
Nadat Augustus keizer werd is het Romeinse Rijk nog meer uitgebreid tot bijna geheel Europa. Overal waar de Romeinen kwamen namen zij hun cultuur mee. Hierdoor is de Grieks-Romeinse cultuur in bijna heel Europa gekomen.
De strijd tussen de Romeinen en de Germanen
De Romeinen bleven hun rijk maar uitbreiden, hierdoor werden andere volkeren weggejaagd of gevangen genomen. In het noordwesten van Europa woonden de Germanen. Ook zij kregen oorlog met de Romeinen. Stukken land die de Romeinen in bezit namen wilden de Germanen terug veroveren. Vanaf het jaar 200 n.Chr. begon deze strijd. Een aantal keer lukt het de Germanen om de Romeinen terug te dringen, maar elke keer net niet genoeg. Pas in het jaar 476 n.Chr. lukt het de Germanen om de Romeinen te verslaan. Vanaf dat moment houdt het Romeinse Rijk op te bestaan.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De ontwikkeling van wetenschap en het denken over het bestuur van de Griekse stadstaat
|
|
|
De klassieke kunst van de Grieks-Romeinse cultuur |
|
|
De groei van het Romeinse Rijk waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde |
|
|
De strijd tussen de Romeinen en de Germanen |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 2, Grieken en Romeinen
c. Pas ook de jaartallen aan, 3000 V.Chr. in het begin en 500 N.Chr. aan het einde.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 3: tijd van Monniken en Ridders
Jaartallen: 500 tot 1000
Kenmerkende aspecten:
- De verspreiding van het christendom in Europa
- Het ontstaan en de verspreiding van de islam
- Het ontstaan van het feodale stelsel
- De vervanging van de steden in Europa voor alleen maar landbouw georganiseerd via het hofstelsel en horigheid
Met het einde van het Romeinse Rijk begint een nieuw tijdperk in Europa. Dit tijdperk noemen wij de Middeleeuwen. De Middeleeuwen duren 1000 jaar: van 500 tot 1500. Tijdvak 3 en 4 gaan over de Middeleeuwen.
De verspreiding van het christendom in Europa
Na het verdwijnen van het Romeinse Rijk werd het erg onrustig in Europa. Allerlei stammen probeerde een stukje land te veroveren. Een van die stammen zijn de Franken. Zij wisten zich in Frankrijk te vestigen. De Franken maakten een afspraak met de paus, dit is de leider van de christenen. Ze spraken af dat alle bewoners in het Frankische Rijk christen zouden worden, in ruil daarvoor steunde de paus de Franken.
De Franken waren net als de Romeinen de hele tijd bezig om hun rijk te vergroten. In gebieden wat zij net verovert hadden stuurden zij missionarissen. Dit waren mannen die de mensen in het pas veroverde gebied ervan gingen overtuigen dat zij christen moesten worden. Bekende missionarissen zijn Willibrord en Bonifatius. Dankzij de Franken en de missionarissen werd heel Europa christen.
Het ontstaan en de verspreiding van de islam
Naast het jodendom en het christendom ontstond er tijdens de Middeleeuwen nog een derde grote godsdienst in Europa: de islam. De islam bestaat rond 610 op het Arabische Schiereiland. Mensen die in de islam geloven noemen we moslims. Het geloof begint met het verhaal van Mohammed. Hij zou een boodschap hebben ontvangen. Die boodschap was dat mensen, net als Jezus zei, maar in één god moesten geloven in plaats van heel veel goden. Deze god heet Allah. Mohammed begon dit verhaal te verspreiden en vele mensen geloofden hem. In een korte tijd waren er veel mensen moslim geworden. Rond het jaar 700 komt de islam zelfs in Europa.
Het ontstaan van het feodale stelsel
Het Frankische Rijk wordt binnen een korte tijd heel erg groot. Zo groot dat de koning van de Franken zijn rijk niet meer alleen kan besturen. Daarom vraagt hij zijn vrienden om hulp. Zijn vrienden mogen in naam van de koning een stukje land besturen en onderhouden. Belangrijk hierbij is dat deze vriend dan wel trouw is aan zijn koning en het stukje land op een eerlijke manier moest besturen. Daarnaast had hij ook de plicht om zijn koning bij te staat met raad en daad. Hiermee wordt bedoelt dat hij de koning advies moest geven en bijstaan in tijden van oorlog. Karel de Grote was een van de eerste Frankische koningen die dit feodale stelsel in het Frankische Rijk doorvoerde.
De vervanging van de steden in Europa voor alleen maar landbouw georganiseerd via het hofstelsel en horigheid
Voordat het Romeinse Rijk verdween waren er in Europa steden en boerderijen. De producten die op de boerderijen werden gemaakt werden gekocht en verkocht in de steden. Er was veel handel in producten. Toen het Romeinse Rijk verdween, verdween er ook veiligheid in Europa. Er was vaak oorlog tussen verschillende stammen en handelaren werden niet meer beschermd door de Romeinse soldaten. Om te overleven ging iedereen zijn eigen eten verbouwen. Iedereen in Europa had dus een huis met daarbij een stukje land. Helaas was je in je eigen huis niet altijd beschermt tegen oorlog en rovers. Dit kwam omdat niet iedereen wapens kon kopen. Deze arme mensen gingen daarom bescherming vragen bij de rijkere mensen. Deze rijke mensen hadden wel genoeg geld om wapens te kopen. De rijke mensen wilde wel wat terug voor deze bescherming: zij wilde een deel van de opbrengst en dat de mensen bij hun op het land kwamen werken. Hierdoor konden de rijke mensen alle tijd gebruiken om de arme mensen te beschermen. Dit systeem noem je het hofstelsel, een rijk persoon hierin heet een Heer en een arm persoon een horige.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De verspreiding van het christendom in Europa
|
|
|
Het ontstaan en de verspreiding van de islam |
|
|
Het ontstaan van het feodale stelsel |
|
|
De vervanging van de steden in Europa voor alleen maar landbouw georganiseerd via het hofstelsel en horigheid |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 3, Monniken en Ridders
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 500 en het einde 1000.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 4: tijd van Steden en Staten
Jaartallen: 1000 tot 1500
Kenmerkende aspecten:
- De opkomst van handel en ambacht die er voor zorgde dat steden terug kwamen
- De opkomst van de burgerij en de zelfstandigheid van steden
- Het begin van staatsvorming en centralisatie
- De uitbreiding van de christelijke wereld door de kruistochten
- De strijd van de christenen over wie de baas was in de wereld
De opkomst van handel en ambacht die ervoor zorgde dat steden terug kwamen
Rond het jaar 1000 werd het rustiger in Europa. Er waren niet zoveel oorlogen meer en de Europese bevolking begon te groeien. Om ervoor te zorgen dat iedereen te eten had moest de opbrengst van het land groter worden. Boeren gingen allerlei nieuwe technieken uit proberen:
- Ontginnen: Stukken bos of moeras werden beschikbaar gemaakt voor landbouw. Er was meer land om producten te verbouwen.
- Drieslagstelsel: Het land werd in drie stukken verdeelt. Een deel werd gebruikt voor zomergraan, een deel voor wintergraan en een deel lag braak. Dit betekend dat er niets mee gebeurd zodat het land kan herstellen. Na een jaar werd er gewisseld. Dit zorgde ervoor dat het land meer rust kreeg.
- Er kwamen nieuwe en verbeteringen aan werktuigen zoals de ijzeren ploeg.
Dit alles zorgde ervoor dat er meer opbrengsten kwamen uit de landbouw. Hierdoor hoefde niet iedereen meer boer te zijn. Sommige mensen begonnen aan een ander beroep/ambacht en werden ambachtslieden.
De opkomst van de burgerij en de zelfstandigheid van steden
De producten die de boeren over hadden en de producten van de ambachtslieden werden opgekocht door handelaren. Deze handelaren trokken naar plaatsen waar veel mensen op af kwamen zoals kruispunten van rivieren en wegen, omdat deze goed bereikbaar waren, of bij kastelen en kloosters, omdat deze goed beschermd werden. De handel leverde veel geld op en daarom wilde veel landheren dat er veel handelaren in hun gebied kwamen. Zij gaven de handelaren allerlei voordelen. Handelaren gingen in dat gebied wonen, vaak vlakbij elkaar. Zo ontstonden er nieuwe steden. De mensen die in de steden kwamen te wonen maakte afspraken met de landheer, de baas van het gebied. Zo mochten zij zelf de regels van de stad bedenken en misdadigers straffen. In ruil daarvoor wilde de heer geld. Deze afspraken noem je stadsrechten.
Het begin van staatsvorming en centralisatie
Aan het begin van de Middeleeuwen was het leenstelsel een voordeel voor koningen, maar na verloop van tijd werd dit een nadeel. Steeds meer mensen zagen het stukje land dat hun voorvaderen van de koningen hadden gekregen als van hun zelf. De koning accepteerde dit niet en hierdoor ontstonden er oorlogen. Dit moest anders dachten vele koningen, daarom bedachten zij ambtenaren. Een ambtenaar kreeg een contract, daarin stonden zijn taken. Als een ambtenaar zijn taken niet goed uitvoerde dan werd hij ontslagen. Voor het uitvoeren van de taken kreeg de ambtenaar een salaris. Door het invoeren van ambtenaren verdween aan het einde van de Middeleeuwen het leenstelsel. De ambtenaren moesten aan de koning vertellen hoe het in zijn land ging, in het begin reisde de koning daarom het hele land door. Dit kostte veel tijd, geld en energie en hierdoor kon de koning zijn land niet meer goed besturen. Om dit op te lossen besloten koningen op één plaats te blijven, centraal in het land. Eens in de zoveel tijd kwamen alle ambtenaren naar deze plek en werd daar vergadert over hoe het in het land ging.
De uitbreiding van de christelijke wereld door de kruistochten
Het christendom bleef tijdens de gehele Middeleeuwen zich uitbreiden over heel Europa en andere delen van de wereld. De islam kreeg ook steeds meer macht in de wereld, zij begonnen steeds meer plaatsen te veroveren. In 1096 werd Jeruzalem verovert, dit is de meest heilige plek voor de christenen. Vele christenen waren hier boos over. De paus Urbanus II riep alle christenen op om Jeruzalem terug te veroveren. Dit is de eerste kruistocht. Het lukte de christenen om Jeruzalem terug te heroveren, maar niet voor lang. Ruim tweehonderd jaar lang bleef deze strijd bestaan. De ene keer wonnen de christenen en de andere keer de moslims Jeruzalem.
De strijd van de christenen over wie de baas was in de wereld
Naast koningen had ook de paus heel veel macht in Europa. Maar wie had nou eigenlijk de meeste macht? Er was al een tijdje een soort strijd aan de gang over deze vraag. Rond 1100 kwam deze strijd op een hoogte punt. De Duitse keizer benoemde bisschoppen en hier was de paus het niet mee eens. Hij vond dat de taak van de paus. Uiteindelijk kwam er wel een oplossing: Er werd afgesproken dat de paus alleen kerkelijke titels mag geven en koningen en keizer wereldlijke titels zoals het toewijzen van stukken land.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De opkomst van handel en ambacht die er voor zorgde dat steden terug kwamen
|
|
|
De opkomst van de burgerij en de zelfstandigheid van steden |
|
|
Het begin van staatsvorming en centralisatie |
|
|
De uitbreiding van de christelijke wereld door de kruistochten |
|
|
De strijd van de christenen over wie de baas was in de wereld |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 4, Steden en Staten
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1000 en het einde 1500
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 5: tijd van Ontdekkers en Hervormers
Jaartallen: 1500 tot 1600
Kenmerkende aspecten:
- De renaissance
- Het begin van de Europese ontdekkingsreizen overzee
- De splitsing van de christelijke kerk
- De strijd tegen de Spanjaarden in de Nederlanden met als resultaat de Nederlandse staat
De renaissance
Weet je nog de klassieke kunst van de Grieken de Romeinen? Die zijn de mensen tijdens de middeleeuwen helemaal vergeten. Rond 1350 zijn er veel Italiaanse handelaren die de klassieke kunst weer terug brengen. Men spreekt dan van een renaissance (het opnieuw geboren worden) van deze klassieke kunst. Naast die kunst waren de Grieken ook bezig met wetenschap. Dit kwam ook terug. Doordat de kunst en de kennis terug kwamen veranderde het mens- en wereldbeeld van de mensen. Mensen gingen anders kijken naar hun leven.
Het begin van de Europese ontdekkingsreizen overzee
Aan het einde van de middeleeuwen was de handel weer helemaal opgebloeid. Producten uit verre streken kwamen naar Europa. Deze producten kwamen via een lange weg naar Europa, hierdoor waren deze producten vaak erg duur. De Europeanen waren dit zat en gingen zelf op ontdekkingsreis. Al snel ontdekten zij een route naar Azië langs Afrika. Door de renaissance leerde men dat de aarde rond was. Columbus was ervan overtuigd dat hij via het westen ook naar Azië kon komen. Hij kwam daar niet terecht in Azië, maar in een heel nieuw werelddeel: Amerika.
De splitsing van de christelijke kerk
Door de renaissance leerde de mensen dat zij zelf konden denken in plaats van naar kerkelijke leiders te luisteren. Ook zagen zij dat de kerk veel macht had en hier misbruik van maakte. Mensen, zoals Maarten Luther, gingen hier tegen protesteren. Deze mensen noemen we protestanten. Door deze protestanten is de christelijke kerk gesplitst. Eerst in de katholieke en de protestanten, later zijn er nog meer splitsingen gekomen. We noemen dit de reformatie.
De strijd tegen de Spanjaarden in de Nederlanden met als resultaat de Nederlandse staat
In Nederland (in die tijd de Nederlanden) hield men zich ook bezig de reformatie. De Spaanse koning die toen de baas was over Nederland was katholiek en accepteerde protestanten niet. De Nederlanders waren het hier niet mee eens en kwamen in opstand, de Nederlandse opstand. Deze opstand werd geleid door Willem van Oranje en werd een oorlog. Na tachtig jaar is er vrede gesloten en is Nederland een eigen staat geworden.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De renaissance
|
|
|
Het begin van de Europese ontdekkingsreizen overzee
|
|
|
De splitsing van de christelijke kerk
|
|
|
De strijd tegen de Spanjaarden in de Nederlanden met als resultaat de Nederlandse staat
|
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 5, Ontdekkers en Hervormers
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1500 en het einde 1600
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 6: tijd van Regenten en Vorsten
Jaartallen: 1600 tot 1700
Kenmerkende aspecten:
- Wereldwijde handel en de wereldeconomie
- Het bestuur en de culturele ontwikkelingen in Nederland
- Het streven van vorsten naar absolute macht
- De wetenschappelijke revolutie
Wereldwijde handel en de wereldeconomie
Nederland had in deze eeuw heel veel macht in de wereld en noemen deze eeuw ook wel de gouden eeuw. Dit kwam doordat Nederland veel geld verdiende met handel. In vele overzeese gebieden waren de Nederlanders de baas. In 1602 werd de VOC opgericht, deze organisatie zorgde ervoor dat deze handel goed kon verlopen. Michiel de Ruyter was een schipper die voor de VOC voer, hij vocht met de grote concurrent Engeland en won vaak. De handel werd vanuit Amsterdam geregeld. Hier stonden grote pakhuizen voor de opslag van alle producten en de Amsterdamse bank. Omdat Nederland zo’n grote rol had in de wereldhandel, werd deze bank een belangrijke plek voor de wereldeconomie.
Het bestuur en de culturele ontwikkelingen in Nederland
De Nederlanders wilde na de oorlog met Spanje geen koning, zij wilde het land zelf besturen. Nederland werd een republiek. Veel handelaren waren het rijkste in Nederland en hadden daarom ook het meeste te zeggen. Zij kregen daarom vaak een plekje in het bestuur van Nederland. Dit was erg bijzonder in die tijd. Deze rijke handelaren wilde natuurlijk ook een mooi huis in Amsterdam. Langs de grachten verschenen de mooiste huizen. Deze huizen moesten ook mooi ingericht worden, vaak met een portret van de eigenaar. Schilders hadden heel veel werk in deze tijd. Veel van deze schilderijen kennen wij vandaag de dag nog steeds. Denk maar aan de nachtwacht van Rembrandt van Rijn. Schilderen werd hierdoor iets van de Nederlandse cultuur.
Het streven van vorsten naar absolute macht
De Republiek in Nederland was iets unieks. In de andere Europese landen was de koning de baas. De mensen in deze landen hadden niets te zeggen, want de koning had vaak alle macht. Dit noemen wij de absolute macht: één persoon heeft alle macht en niemand anders heeft inspraak.
De wetenschappelijke revolutie
Doordat er in Nederland zoveel vrijheid was en men gemotiveerd word om zelf na te denken gingen steeds meer kinderen naar school. Men werd steeds slimmer en ging zich bezig houden met allerlei wetenschappen. Hierdoor werden ook allerlei uitvindingen gedaan in Nederland zoals de microscoop door Antonie van Leeuwenhoek en poldermolens door Jan Andriaanszoon Leeghwater. Deze molens zorgen er later voor dat er polders zijn ontstaan.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
Wereldwijde handel en de wereldeconomie
|
|
|
Het bestuur en de culturele ontwikkelingen in Nederland
|
|
|
Het streven van vorsten naar absolute macht
|
|
|
De wetenschappelijke revolutie
|
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 6, Regenten en Vorsten
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1600 en het einde 1700
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 7: tijd van Pruiken en Revoluties
Jaartallen: 1700 tot 1800
Kenmerkende aspecten:
- Het verlicht denken werd toegepast
- Het blijven bestaan van de absolute macht, maar dan op een verlichte wijze: het verlicht absolutisme
- Revoluties met als gevolg de komst van de grondwet
- De Europese overheersing, slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme
Het verlicht denken werd toegepast
Door de wetenschappelijke revolutie ging men steeds meer zelf nadenken. Is de absolute macht nog wel iets dat moet bestaan? Maar ook hoe zit het leven in elkaar? En gaan we wel goed om met ons lichaam? Verschillende filosofen gingen na denken over het leven en hoe dit ingericht moet zijn, of ook hoe het niet moet. Deze filosofen kwamen bij elkaar in koffiehuizen om dit met elkaar te bespreken en zo kregen ook andere mensen over deze ideeën te horen. Zo begonnen de bakker en de slager ook na te denken over hoe de samenleving eruit hoort te zien. Dit noemen we de verlichting.
Het blijven bestaan van de absolute macht, maar dan op een verlichte wijze: het verlicht absolutisme
Naast de mensen kregen ook verschillende koning de ideeën van het verlicht denken te horen. Zij waren hier totaal niet blij mee en probeerde dit in het begin te verbieden, maar al snel kregen zij door dat dit niet ging lukken. Daarom ging zij hun bestuur aanpassen, natuurlijk wel zo dat zij nog alle macht hadden, verschillende ideeën die filosofen werden toegepast in bijvoorbeeld het onderwijs en de gezondheidszorg. Op deze manier probeerde de koning nog wel alle macht te houden, maar ook de mensen tevreden te houden.
Revoluties met als gevolg de komst van de grondwet
Toch zorgde de verlichting er uit eindelijk voor dat de mensen in opstand kwamen tegen de absolute macht. Er vonden verschillende revoluties plaats waarbij koningen vaak op een gewelddadige manieren van de troon werden gestoten en het volk de macht greep. Wat erin Frankrijk met koning Lodewijk XVI en zijn vrouw Marie Antoinette is gebeurt is hier een goed voorbeeld van. Het volk wilde gelijkheid in een land, met regels en wetten waar iedereen zich aan moest houden.
De Europese overheersing, slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme
Al meer dan honderd jaar was Europa de baas over de rest van de wereld. Bijna elk Europees land had wel een overzees gebied in handen: een kolonie. Dit gebruikte zij voor het verbouwen van producten die in Europa niet goed verbouwd konden worden vanwege de weersomstandigheden. Om deze producten te verbouwen werden er slaven gebruikt, deze slaven kwamen vooral uit Afrika. Zij werden vanuit Afrika per boot naar alle uithoeken van de wereld gebracht: slavenhandel. Deze slaven moesten hard werken en kregen hier niets voor terug, zij waren het bezit van diegene die hun gekocht had. Door het verlicht denken was niet iedereen even blij met deze slavernij. Zij gingen hun mening uitten, dit noem je abolitionisme, en dit zorgde er uiteindelijk voor dat slavernij verboden werd.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerken de aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
Het verlicht denken werd toegepast
|
|
|
Het blijven bestaan van de absolute macht, maar dan op een verlichte wijze: het verlicht absolutisme
|
|
|
Revoluties met als gevolg de komst van de grondwet
|
|
|
De Europese overheersing, slavenhandel en de opkomst van het abolitionisme
|
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 7, Pruiken en Revoluties
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1700 en het einde 1800.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 8: tijd van Burgers en Stoommachines
Jaartallen: 1800 tot 1900
Kenmerkende aspecten:
- De opkomst van politieke stromingen
- De industriële revolutie
- Het blijven bestaan van de democratie
- De opkomst van emancipatiebewegingen
- De discussies over de ‘sociale kwestie’
- De moderne vorm van imperialisme
De opkomst van politieke stromingen
Tijdens de verlichting is het idee van democratie weer terug gekomen. Het volk moet het voor het zeggen hebben, tijdens de revoluties gingen mensen hiervoor strijden en lukte het hen om de absolute macht te verslaan. Maar een bevolking met ze alle hebben meer meningen dan een koning in zijn eentje. Iedereen had wel een andere mening over hoe een land bestuurd moest worden. Zo vinden de rijke mensen dat zij het slimste zijn, zij hebben veel geld verdient en om veel geld te kunnen verdienen moet je wel slim zijn. De rijkste mensen zijn dan ook de mensen die het moeten bepalen. Arme mensen willen dat er iets gedaan moet worden aan de armoede. Gelovige mensen willen dat God een rol speelt in de samenleving. Zoals je leest vele mensen, vele meningen. Meningen werden vertegenwoordigd in politieke stromingen.
De industriële revolutie
Vanaf de wetenschappelijke revolutie zijn er enorm veel uitvindingen gedaan. De reden om dingen uit te vinden is vaak omdat je je leven makkelijker of leuker wilt maken. Rond het jaar 1750 was de Europese bevolking enorm gegroeid en al deze mensen hadden kleding nodig. Dit werd gemaakt door vrouwen met de hand, maar helaas ging dit niet snel genoeg om voor iedereen genoeg kleding te maken. Er was dus iets nodig om kleding sneller en makkelijker te maken. Hiervoor werden machines uitgevonden. In het begin werden deze machines nog met de hand bedient, maar toen James Watt de stoommachine in 1784 zo maakte dat je deze op machines aan kon sluiten hoefde dit niet meer. De industriële revolutie was hiermee begonnen, de hele Europese samenleving zou hierdoor veranderen.
Het blijven bestaan van de democratie
Rond 1800 kwam Napoleon aan de macht, hij veroverde in een korte tijd vele Europese landen. Hierbij werden de revoluties uit het vorige tijdvak vergeten en had weer iemand de absolute macht. Helaas voor Napoleon werd hij in 1815 alweer verslagen en kwam Europa ongeveer weer terug in de oude situatie. Verschillende Europese landen kregen wel weer een koning, die eerst dacht dat hij ook de absolute macht had. Maar dit accepteerde de bevolking niet. Er kwamen weer revoluties, zo ook in Nederland in 1848. De koning was bang om afgezet te worden besloot mee te werken. Hij liet Thorbecke een nieuwe grondwet schrijven. Hierin stond regels en wetten waarbij het volk het voor het zeggen kreeg, maar waarbij ook de koning mocht blijven.
De opkomst van emancipatiebewegingen
Landen werden na de revoluties bestuurd door een parlement. Dit betekend dat het volk mocht stemmen op mensen die namens hun het land besturen. In het begin mochten alleen de rijke mannen stemmen. Hier was niet iedereen het mee eens, de arme mensen konden zo nooit hun stem laten horen. Zij kwamen op voor zichzelf en eiste gelijkheid: emancipatie. Vanaf 1917 mochten alle mannen stemmen. Ook vrouwen wilde stemmen en kwamen op voor zichzelf, dit zorgde ervoor dat ook vrouwen vanaf 1919 mochten stemmen.
De discussies over de ‘sociale kwestie’
In veel Europese landen was er veel armoede en hier werd heel weinig aangedaan. Als arm persoon kreeg je soms liefdadigheid en daar bleef het bij. Door de industriële revolutie werd die armoede alleen nog maar erger. Mensen die geen werk hadden gingen werken in fabrieken. Deze arbeiders werden slecht behandelt en moest werken onder zware omstandigheden. Klagen dat deed je niet want je werd zo ontslagen en dan had je helemaal geen geld. De vraag wie hier verantwoordelijk voor was en wie hier iets aan moet doen noemen we de sociale kwestie.
De moderne vorm van imperialisme
Met de komst van de industriële revolutie waren er ook nieuwe grondstoffen nodig. Deze grondstoffen waren niet overal in Europa te verkrijgen en daarom werd het hebben van een kolonie heel erg belangrijk. Die hadden vaak wel de grondstoffen die je nodig had. De strijd om een kolonie werd daarom steeds groter.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De opkomst van politieke stromingen
|
|
|
De industriële revolutie
|
|
|
Het blijven bestaan van de democratie
|
|
|
De opkomst van emancipatiebewegingen
|
|
|
De discussies over de ‘sociale kwestie’ |
|
|
De moderne vorm van imperialisme |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 8, Burgers en Stoommachines
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1800 en het einde 1900.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Tijdvak 9: tijd van de Wereldoorlogen
Jaartallen: 1900 tot 1950
Kenmerkende aspecten:
- Het voeren van twee wereldoorlogen
- De economische wereldcrisis
- Het hebben van een gedwongen leven
- De rol van de media
- Verwoestingen en de betrokkenheid van burgers bij oorlogvoering
- Racisme en discriminatie die leidden tot massamoord, in het bijzonder op de Joden
- De Duitse bezetting van Nederland
Dit tijdvak duurt maar vijftig jaar, kort in vergelijking tot de andere tijdvakken. Alleen vinden mensen dit tijdvak vaak wel het meest interessantste. Dit tijdvak gaat namelijk over de wereldoorlogen.
Het voeren van twee wereldoorlogen
Tijdens dit tijdvak hebben er twee wereldoorlogen plaats gevonden. De Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 en de Tweede Wereldoorlog van 1939 tot 1945. De volgende kenmerkende aspecten gaan vooral over de tweede. Daarom ga je bij dit kenmerkend aspect wat leren over de eerste.
Door de strijd om de kolonie ontstonden er veel spanningen in Europa. Vele Europese landen hadden strijd met elkaar om koloniën. Nu zou je denken dat zij hun gevechten op het gebied van de kolonie zelf zouden hebben. Ze vochten wel, maar niet groots. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd er groots gevochten tussen de landen. Dit kwam met name door de nieuwe wapens die de industriële revolutie had voortgebracht. Door de machines was men in staat om sterkere en grotere wapens te maken. Duitsland werd als de grote verliezer gezien en kreeg een zware straf voor deze oorlog: zij moesten alle schade terug betalen en mochten geen leger meer hebben.
De economische wereldcrisis
Amerika, die heel goed uit de Eerste Wereldoorlog is gekomen, verdiende veel geld. Europese landen leende geld van Amerika om hun land na de oorlog weer op te bouwen. Zo ook Duitsland. In 1929 ging dit mis. De Amerikaanse beurzen zakte in en er ontstond een crisis in Amerika. Omdat Europese landen economisch gezien verbonden waren werden zij mee gesleept in deze crisis en dan vooral Duitsland. Aan de Europese landen waren de koloniën verbonden, daardoor kregen zij ook last van de crisis. De hele wereld kwam terecht in een economische wereldcrisis.
Het hebben van een gedwongen leven
Democratie vond niet iedereen goed. Sommige mensen vonden dat een land maar volgens één politieke stroming bestuurt moest worden. Hitler is hier een goed voorbeeld van. Hij vond dat Duitsland via zijn politieke stroming bestuurd moest worden. Deze politieke stroming heet het nationaalsocialisme. Toen hij aan de macht kwam deed hij dit. Andere ideeën waren niet meer welkom en werden verboden. Op school, in de krant en via de radio kregen mensen alleen maar zijn ideeën te horen. Iedereen moest gedwongen op zijn manier leven. Dit noem je een totalitaire samenleving.
De rol van de media
Nu denk je misschien dat Hitler zijn ideeën bij iedereen oplegde en dat je niet anders kon. Dat je gedwongen werd, maar zo werd dit niet gedaan. Hitler maakte gebruik van propaganda. In de krant, op de radio en in de straten werd er een soort van reclame gemaakt met zijn ideeën.
Verwoestingen en de betrokkenheid van burgers bij oorlogvoering
Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er al allerlei sterkere wapens, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog waren deze wapens nog groter en beter geworden. Deze wapens zorgde ervoor dat er tijdens deze twee oorlogen enorm veel slachtoffers zijn gevallen, maar ook dat er enorm veel schade werd gemaakt. Steden werden verwoest door bommen en dit moest na beide oorlogen weer opnieuw worden opgebouwd. Ook moest iedereen mee werken aan de oorlog. Doordat er zoveel soldaten dood gingen, waren er altijd wel nieuwe nodig. Mannen werden verplicht om te gaan vechten, terwijl de vrouwen thuis bleven. Zij moesten ervoor zorgen dat er de wapenfabrieken bleven draaien, want er waren natuurlijk ook nog wapens nodig. De oorlogen hadden enorm veel invloed op het dagelijks leven van de mensen.
Racisme en discriminatie die leidden tot massamoord, in het bijzonder op de Joden
Wij weten nu allemaal wat er met de Joden is gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hitler zag de Joden als slechte mensen en discrimineerde deze mensen. In het begin was dit nog door middel van allerlei regels en wetten waaraan de Joden zich moesten houden. Vanaf 1942 ging dit een stap verder en begonnen de Duitsers de Joden “uit te roeien”. Zij wilde dat alle Joden verdwenen van de wereld. We noemen dit ook wel genocide.
De Duitse bezetting van Nederland
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal, zij kozen geen partij en vochten niet mee. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wilde Nederland dit weer doen, maar dit lukte niet. Duitsland viel Nederland aan en Nederland moest zich overgeven. Nederland werd bezet door de Duitsers. In het begin waren de Duitsers nog aardig voor de Nederlanders. Zij hoopte de Nederlands voor zich te winnen en dat zij zouden gaan mee vechten met de Duitsers. Toen de Duitsers door kregen dat de Nederlanders dit niet wilde werden zij steeds gemener.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
Het voeren van twee wereldoorlogen
|
|
|
De economische wereldcrisis
|
|
|
Het hebben van een gedwongen leven
|
|
|
De rol van de media
|
|
|
Verwoestingen en de betrokkenheid van burgers bij oorlogvoering |
|
|
Racisme en discriminatie die leidden tot massamoord, in het bijzonder op de Joden |
|
|
De Duitse bezetting van Nederland |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 9, Wereldoorlogen
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1900 en het einde 1950.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.
Tijdvak 10: tijd van de Televisie en Computer
Jaartallen: 1950 tot ...
Kenmerkende aspecten:
- De dekolonisatie maakte een eind aan de Europese macht in de wereld
- De verdeling van de wereld in twee blokken
- De toenemende welvaart die vanaf de jaren zestig
- De eenwording van Europa
- De ontwikkeling van een multiculturele samenlevingen
De dekolonisatie maakte een eind aan de Europese macht in de wereld
Eeuwen lang waren de Europeanen de baas over de rest van de wereld. Na de Tweede Wereldoorlog kwam hier een einde aan. Koloniën kregen hun vrijheid en er kwam dekolonisatie. In India streed Gandhi voor deze vrijheid op een hele bijzondere manier.
De verdeling van de wereld in twee blokken
Na de Tweede Wereldoorlog kwam er een nieuwe strijd. Deze strijd ging tussen twee ideeën van hoe de wereld ingericht moesten worden. Het idee van de Amerikanen met het kapitalisme, of het idee van de Sovjet-Unie met het communisme. Om te laten zien welk van de twee het sterkste was ontstond er een wapenwedloop. Een wedstrijd om wie de grootste en sterkste wapens had. Deze wapens waren atoomwapens en levensgevaarlijk. Gelukkig hebben de twee nooit echt gevochten met elkaar en zijn deze atoomwapens nooit gebruikt. Deze wapens en de hoeveelheid wapens waren namelijk zo sterk dat zij daarmee de aarde en alles wat er op de aarde leeft konden vernietigen.
De toenemende welvaart die vanaf de jaren zestig
Na de Tweede Wereldoorlog moest Europa hersteld worden, dit ging vrij snel. Vanaf de jaren zestig waren de meeste landen hersteld en ging het eigenlijk zo goed dat heel veel land rijk waren. Ook de mensen werden rijk en gingen leuke spullen kopen zoals een auto en een tv. Hierdoor konden zij ook kennis maken met andere ideeën. Men zag en hoorde niet alleen meer wat er in hun dorpje gebeurde maar ook in andere dorpen of in de grote stad of in een ander land. Dit zorgde ervoor dat mensen trends oppikten en makkelijker van gedachten konden veranderen.
De eenwording van Europa
In Europa wilde men na de Tweede Wereldoorlog geen oorlog meer. Om deze vrede te bewaren en om elkaar in de gaten te houden ging zij daarom samenwerken. In het begin werkte zij alleen nog samen op het gebied van handel in producten, maar deze samenwerking werd steeds groter en kennen wij vandaag de dag als de Europese Unie.
De ontwikkeling van een multiculturele samenlevingen
Sommige mensen die in de koloniën leefde wilde helemaal niet vrij worden van hun kolonie en kwamen tijdens de dekolonisatie naar Europa. Zo ook in Nederland. Nederland heeft Indonesië en Suriname als kolonie gehad. Daardoor wonen er nu veel Indonesiërs en Surinamers in Nederland. Ook wonen er veel Turken en Marokkanen in Nederland. Dit komt door een andere reden. In de jaren zestig ging het zo goed in Nederland dat er werk over was. In Turkije en Marokko was er weinig werk. Nederland nodigde daarom deze mensen uit om tijdelijk in Nederland te komen werken. Zij zouden dan na verloop van tijd weer terug gaan, alleen dit is niet gebeurt. Deze Turken en Marokkanen zagen hoe goed het was in Nederland en haalde hun hele gezin naar Nederland.
Deze twee redenen zijn waarom wij Nederland een multiculturele samenleving noemen: een land met daarin meerdere culturen.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: |
Plaatje: |
Uitleg: |
De dekolonisatie maakte een eind aan de Europese macht in de wereld
|
|
|
De verdeling van de wereld in twee blokken
|
|
|
De toenemende welvaart die vanaf de jaren zestig
|
|
|
De eenwording van Europa
|
|
|
De ontwikkeling van een multiculturele samenlevingen |
|
|
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam
|
|
Geboortedatum
|
|
Sterfdatum
|
|
Land van herkomst
|
|
Beroep
|
|
Afbeelding
|
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
- Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
- Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 10, Televisie en Computer
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1950 en aan het einde kan niets.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.