Jaartallen: 500 tot 1000
Kenmerkende aspecten:
Met het einde van het Romeinse Rijk begint een nieuw tijdperk in Europa. Dit tijdperk noemen wij de Middeleeuwen. De Middeleeuwen duren 1000 jaar: van 500 tot 1500. Tijdvak 3 en 4 gaan over de Middeleeuwen.
De verspreiding van het christendom in Europa
Na het verdwijnen van het Romeinse Rijk werd het erg onrustig in Europa. Allerlei stammen probeerde een stukje land te veroveren. Een van die stammen zijn de Franken. Zij wisten zich in Frankrijk te vestigen. De Franken maakten een afspraak met de paus, dit is de leider van de christenen. Ze spraken af dat alle bewoners in het Frankische Rijk christen zouden worden, in ruil daarvoor steunde de paus de Franken.
De Franken waren net als de Romeinen de hele tijd bezig om hun rijk te vergroten. In gebieden wat zij net verovert hadden stuurden zij missionarissen. Dit waren mannen die de mensen in het pas veroverde gebied ervan gingen overtuigen dat zij christen moesten worden. Bekende missionarissen zijn Willibrord en Bonifatius. Dankzij de Franken en de missionarissen werd heel Europa christen.
Het ontstaan en de verspreiding van de islam
Naast het jodendom en het christendom ontstond er tijdens de Middeleeuwen nog een derde grote godsdienst in Europa: de islam. De islam bestaat rond 610 op het Arabische Schiereiland. Mensen die in de islam geloven noemen we moslims. Het geloof begint met het verhaal van Mohammed. Hij zou een boodschap hebben ontvangen. Die boodschap was dat mensen, net als Jezus zei, maar in één god moesten geloven in plaats van heel veel goden. Deze god heet Allah. Mohammed begon dit verhaal te verspreiden en vele mensen geloofden hem. In een korte tijd waren er veel mensen moslim geworden. Rond het jaar 700 komt de islam zelfs in Europa.
Het ontstaan van het feodale stelsel
Het Frankische Rijk wordt binnen een korte tijd heel erg groot. Zo groot dat de koning van de Franken zijn rijk niet meer alleen kan besturen. Daarom vraagt hij zijn vrienden om hulp. Zijn vrienden mogen in naam van de koning een stukje land besturen en onderhouden. Belangrijk hierbij is dat deze vriend dan wel trouw is aan zijn koning en het stukje land op een eerlijke manier moest besturen. Daarnaast had hij ook de plicht om zijn koning bij te staat met raad en daad. Hiermee wordt bedoelt dat hij de koning advies moest geven en bijstaan in tijden van oorlog. Karel de Grote was een van de eerste Frankische koningen die dit feodale stelsel in het Frankische Rijk doorvoerde.
De vervanging van de steden in Europa voor alleen maar landbouw georganiseerd via het hofstelsel en horigheid
Voordat het Romeinse Rijk verdween waren er in Europa steden en boerderijen. De producten die op de boerderijen werden gemaakt werden gekocht en verkocht in de steden. Er was veel handel in producten. Toen het Romeinse Rijk verdween, verdween er ook veiligheid in Europa. Er was vaak oorlog tussen verschillende stammen en handelaren werden niet meer beschermd door de Romeinse soldaten. Om te overleven ging iedereen zijn eigen eten verbouwen. Iedereen in Europa had dus een huis met daarbij een stukje land. Helaas was je in je eigen huis niet altijd beschermt tegen oorlog en rovers. Dit kwam omdat niet iedereen wapens kon kopen. Deze arme mensen gingen daarom bescherming vragen bij de rijkere mensen. Deze rijke mensen hadden wel genoeg geld om wapens te kopen. De rijke mensen wilde wel wat terug voor deze bescherming: zij wilde een deel van de opbrengst en dat de mensen bij hun op het land kwamen werken. Hierdoor konden de rijke mensen alle tijd gebruiken om de arme mensen te beschermen. Dit systeem noem je het hofstelsel, een rijk persoon hierin heet een Heer en een arm persoon een horige.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: | Plaatje: | Uitleg: |
De verspreiding van het christendom in Europa |
||
Het ontstaan en de verspreiding van de islam | ||
Het ontstaan van het feodale stelsel | ||
De vervanging van de steden in Europa voor alleen maar landbouw georganiseerd via het hofstelsel en horigheid |
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam |
|
Geboortedatum |
|
Sterfdatum |
|
Land van herkomst |
|
Beroep |
|
Afbeelding |
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.