Jaartallen: 1900 tot 1950
Kenmerkende aspecten:
Dit tijdvak duurt maar vijftig jaar, kort in vergelijking tot de andere tijdvakken. Alleen vinden mensen dit tijdvak vaak wel het meest interessantste. Dit tijdvak gaat namelijk over de wereldoorlogen.
Het voeren van twee wereldoorlogen
Tijdens dit tijdvak hebben er twee wereldoorlogen plaats gevonden. De Eerste Wereldoorlog van 1914 tot 1918 en de Tweede Wereldoorlog van 1939 tot 1945. De volgende kenmerkende aspecten gaan vooral over de tweede. Daarom ga je bij dit kenmerkend aspect wat leren over de eerste.
Door de strijd om de kolonie ontstonden er veel spanningen in Europa. Vele Europese landen hadden strijd met elkaar om koloniën. Nu zou je denken dat zij hun gevechten op het gebied van de kolonie zelf zouden hebben. Ze vochten wel, maar niet groots. Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd er groots gevochten tussen de landen. Dit kwam met name door de nieuwe wapens die de industriële revolutie had voortgebracht. Door de machines was men in staat om sterkere en grotere wapens te maken. Duitsland werd als de grote verliezer gezien en kreeg een zware straf voor deze oorlog: zij moesten alle schade terug betalen en mochten geen leger meer hebben.
De economische wereldcrisis
Amerika, die heel goed uit de Eerste Wereldoorlog is gekomen, verdiende veel geld. Europese landen leende geld van Amerika om hun land na de oorlog weer op te bouwen. Zo ook Duitsland. In 1929 ging dit mis. De Amerikaanse beurzen zakte in en er ontstond een crisis in Amerika. Omdat Europese landen economisch gezien verbonden waren werden zij mee gesleept in deze crisis en dan vooral Duitsland. Aan de Europese landen waren de koloniën verbonden, daardoor kregen zij ook last van de crisis. De hele wereld kwam terecht in een economische wereldcrisis.
Het hebben van een gedwongen leven
Democratie vond niet iedereen goed. Sommige mensen vonden dat een land maar volgens één politieke stroming bestuurt moest worden. Hitler is hier een goed voorbeeld van. Hij vond dat Duitsland via zijn politieke stroming bestuurd moest worden. Deze politieke stroming heet het nationaalsocialisme. Toen hij aan de macht kwam deed hij dit. Andere ideeën waren niet meer welkom en werden verboden. Op school, in de krant en via de radio kregen mensen alleen maar zijn ideeën te horen. Iedereen moest gedwongen op zijn manier leven. Dit noem je een totalitaire samenleving.
De rol van de media
Nu denk je misschien dat Hitler zijn ideeën bij iedereen oplegde en dat je niet anders kon. Dat je gedwongen werd, maar zo werd dit niet gedaan. Hitler maakte gebruik van propaganda. In de krant, op de radio en in de straten werd er een soort van reclame gemaakt met zijn ideeën.
Verwoestingen en de betrokkenheid van burgers bij oorlogvoering
Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren er al allerlei sterkere wapens, maar tijdens de Tweede Wereldoorlog waren deze wapens nog groter en beter geworden. Deze wapens zorgde ervoor dat er tijdens deze twee oorlogen enorm veel slachtoffers zijn gevallen, maar ook dat er enorm veel schade werd gemaakt. Steden werden verwoest door bommen en dit moest na beide oorlogen weer opnieuw worden opgebouwd. Ook moest iedereen mee werken aan de oorlog. Doordat er zoveel soldaten dood gingen, waren er altijd wel nieuwe nodig. Mannen werden verplicht om te gaan vechten, terwijl de vrouwen thuis bleven. Zij moesten ervoor zorgen dat er de wapenfabrieken bleven draaien, want er waren natuurlijk ook nog wapens nodig. De oorlogen hadden enorm veel invloed op het dagelijks leven van de mensen.
Racisme en discriminatie die leidden tot massamoord, in het bijzonder op de Joden
Wij weten nu allemaal wat er met de Joden is gebeurd tijdens de Tweede Wereldoorlog. Hitler zag de Joden als slechte mensen en discrimineerde deze mensen. In het begin was dit nog door middel van allerlei regels en wetten waaraan de Joden zich moesten houden. Vanaf 1942 ging dit een stap verder en begonnen de Duitsers de Joden “uit te roeien”. Zij wilde dat alle Joden verdwenen van de wereld. We noemen dit ook wel genocide.
De Duitse bezetting van Nederland
Tijdens de Eerste Wereldoorlog was Nederland neutraal, zij kozen geen partij en vochten niet mee. Tijdens de Tweede Wereldoorlog wilde Nederland dit weer doen, maar dit lukte niet. Duitsland viel Nederland aan en Nederland moest zich overgeven. Nederland werd bezet door de Duitsers. In het begin waren de Duitsers nog aardig voor de Nederlanders. Zij hoopte de Nederlands voor zich te winnen en dat zij zouden gaan mee vechten met de Duitsers. Toen de Duitsers door kregen dat de Nederlanders dit niet wilde werden zij steeds gemener.
Opdracht 1:
Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1
Kenmerkende aspect: | Plaatje: | Uitleg: |
Het voeren van twee wereldoorlogen |
||
De economische wereldcrisis |
||
Het hebben van een gedwongen leven |
||
De rol van de media |
||
Verwoestingen en de betrokkenheid van burgers bij oorlogvoering | ||
Racisme en discriminatie die leidden tot massamoord, in het bijzonder op de Joden | ||
De Duitse bezetting van Nederland |
1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.
2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).
3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.
Opdracht 2:
In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.
Hoe doe je dit?
Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.
Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.
Naam |
|
Geboortedatum |
|
Sterfdatum |
|
Land van herkomst |
|
Beroep |
|
Afbeelding |
|
Opdracht 3:
Maak een tijdlijn!
Hoe doe je dit?
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO.
Vergeet niet je document goed op te slaan, zodat je hem later kunt terug vinden en er verder aan kunt werken.