Tijdvak 8: tijd van Burgers en Stoommachines

Jaartallen: 1800 tot 1900

Kenmerkende aspecten:

 

De opkomst van politieke stromingen

Tijdens de verlichting is het idee van democratie weer terug gekomen. Het volk moet het voor het zeggen hebben, tijdens de revoluties gingen mensen hiervoor strijden en lukte het hen om de absolute macht te verslaan. Maar een bevolking met ze alle hebben meer meningen dan een koning in zijn eentje. Iedereen had wel een andere mening over hoe een land bestuurd moest worden. Zo vinden de rijke mensen dat zij het slimste zijn, zij hebben veel geld verdient en om veel geld te kunnen verdienen moet je wel slim zijn. De rijkste mensen zijn dan ook de mensen die het moeten bepalen. Arme mensen willen dat er iets gedaan moet worden aan de armoede. Gelovige mensen willen dat God een rol speelt in de samenleving. Zoals je leest vele mensen, vele meningen. Meningen werden vertegenwoordigd in politieke stromingen.

 

De industriële revolutie 

Vanaf de wetenschappelijke revolutie zijn er enorm veel uitvindingen gedaan. De reden om dingen uit te vinden is vaak omdat je je leven makkelijker of leuker wilt maken. Rond het jaar 1750 was de Europese bevolking enorm gegroeid en al deze mensen hadden kleding nodig. Dit werd gemaakt door vrouwen met de hand, maar helaas ging dit niet snel genoeg om voor iedereen genoeg kleding te maken. Er was dus iets nodig om kleding sneller en makkelijker te maken. Hiervoor werden machines uitgevonden. In het begin werden deze machines nog met de hand bedient, maar toen James Watt de stoommachine in 1784 zo maakte dat je deze op machines aan kon sluiten hoefde dit niet meer. De industriële revolutie was hiermee begonnen, de hele Europese samenleving zou hierdoor veranderen.

 

Het blijven bestaan van de democratie

Rond 1800 kwam Napoleon aan de macht, hij veroverde in een korte tijd vele Europese landen. Hierbij werden de revoluties uit het vorige tijdvak vergeten en had weer iemand de absolute macht. Helaas voor Napoleon werd hij in 1815 alweer verslagen en kwam Europa ongeveer weer terug in de oude situatie. Verschillende Europese landen kregen wel weer een koning, die eerst dacht dat hij ook de absolute macht had. Maar dit accepteerde de bevolking niet. Er kwamen weer revoluties, zo ook in Nederland in 1848. De koning was bang om afgezet te worden besloot mee te werken. Hij liet Thorbecke een nieuwe grondwet schrijven. Hierin stond regels en wetten waarbij het volk het voor het zeggen kreeg, maar waarbij ook de koning mocht blijven.

 

De opkomst van emancipatiebewegingen

Landen werden na de revoluties bestuurd door een parlement. Dit betekend dat het volk mocht stemmen op mensen die namens hun het land besturen. In het begin mochten alleen de rijke mannen stemmen. Hier was niet iedereen het mee eens, de arme mensen konden zo nooit hun stem laten horen. Zij kwamen op voor zichzelf en eiste gelijkheid: emancipatie. Vanaf 1917 mochten alle mannen stemmen. Ook vrouwen  wilde stemmen en kwamen op voor zichzelf, dit zorgde ervoor dat ook vrouwen vanaf 1919 mochten stemmen.

 

De discussies over de ‘sociale kwestie’

In veel Europese landen was er veel armoede en hier werd heel weinig aangedaan. Als arm persoon kreeg je soms liefdadigheid en daar bleef het bij. Door de industriële revolutie werd die armoede alleen nog maar erger. Mensen die geen werk hadden gingen werken in fabrieken. Deze arbeiders werden slecht behandelt en moest werken onder zware omstandigheden. Klagen dat deed je niet want je werd zo ontslagen en dan had je helemaal geen geld. De vraag wie hier verantwoordelijk voor was en wie hier iets aan moet doen noemen we de sociale kwestie.

 

De moderne vorm van imperialisme

Met de komst van de industriële revolutie waren er ook nieuwe grondstoffen nodig. Deze grondstoffen waren niet overal in Europa te verkrijgen en daarom werd het hebben van een kolonie heel erg belangrijk. Die hadden vaak wel de grondstoffen die je nodig had. De strijd om een kolonie werd daarom steeds groter.

 

Opdracht 1:

Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.

Hoe doe je dit?

Bekijk opdracht 1 van tijdvak 1

Kenmerkende aspect: Plaatje: Uitleg:

De opkomst van politieke stromingen

                                                                             

De industriële revolutie

   

Het blijven bestaan van de democratie

   

De opkomst van emancipatiebewegingen

   
De discussies over de ‘sociale kwestie’    
De moderne vorm van imperialisme    

 

1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.

2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).

3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.

 

Opdracht 2:

In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.

Hoe doe je dit?

Bekijk opdracht 2 van tijdvak 1.

Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.

Naam

 

Geboortedatum

 

Sterfdatum

 

Land van herkomst

 

Beroep

 

Afbeelding

 

 

Opdracht 3:

Maak een tijdlijn!

Hoe doe je dit?

  1. Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
  2. Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.  
b. Pas de titel aan: Tijdvak 8, Burgers en Stoommachines
c. Pas ook de jaartallen aan, aan het begin 1800 en het einde 1900.

d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.

e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.

f. Lever je tijdlijn in via de ELO.