Tijdvak 1: tijd van de Jagers en Boeren

Jaartallen: ....tot 3000 V.Chr.

Kenmerkende aspecten:

 

Het eerste tijdvak gaat ook wel over de prehistorie. De prehistorie is ook wel de tijd voordat de mens dingen begon op te schrijven. De prehistorie eindigt met de komst van het schrift. Wel grappig om te weten is dat niet overal op de wereld dat op hetzelfde moment is. Men heeft ontdekt dat het schrift ongeveer 6000 jaar oud is. Wij in Nederland beginnen pas met schrijven op het moment dat de Romeinen ons land veroveren, zij leren ons hoe je moet schrijven. Dit was pas in het jaar 50 V.Chr. dit is dus nog maar 2070 jaar terug.

De mensheid is wel ouder dan 6000 jaar, alles wat wij daarvoor weten van de mens zijn wij te weten gekomen door bronnen. Bronnen zijn bijvoorbeeld skeletten zoals die van Otzi uit die tijd, wapens of manden die zij van riet maakten. Dit zijn allemaal voorbeelden van wat wij noemen ongeschreven bronnen. Als je iets vindt uit de geschiedenis dat opgeschreven is noemen wij dit een geschreven bron. Veel wat wij over dit tijdvak weten komt dus uit ongeschreven bronnen.

 

De levenswijze van jager-verzamelaars

De eerste menssoort die wij op deze aarde hadden waren jager-verzamelaars. Zij jaagden op dieren en verzamelden vruchten en noten. Bij de jager-verzamelaars was er een rol verdeling: de mannen jaagden en de vrouwen verzamelden en zorgden voor de kinderen. Als je een tijdje in hetzelfde gebied jaagt en verzamelt dan raakt dat gebied op. De jager-verzamelaar leefden daarom niet op een vaste woonplek. Zij waren nomade en trokken van plek naar plek. Deze mensen hadden daarom ook niet zoveel spullen, want als je elke keer moet rond trekken is het niet handig om al die spullen mee te nemen.

 

Het ontstaan van landbouw en dorpen
Men weet niet precies hoe het komt, maar na verloop van tijd kwamen de mensen er achter dat als je de zaadjes van vruchten en noten in de grond stopt er van zelf weer nieuwe komen. Zo kon je dus je eigen eten kweken. Landbouw noem je dit. Ook kwamen de mensen er achter dat je dieren kon gebruiken voor bijvoorbeeld melk of het trekken van een kar. Veeteelt noem je dit. Deze ontdekkingen veranderde het leven van de mensen enorm. Zij kregen controle op hun eigen eten en hoefden daarom niet meer rond te trekken. Als je niet meer hoeft rond te trekken dan kun je meer spullen bewaren, maar ook een huis bouwen. Vaak deden mensen dit vlak bij elkaar, zodat zij elkaar konden helpen en beschermen. Er ontstonden dorpjes: samenlevingen.

 

Het ontstaan van de eerste steden

Sommige dorpen werden enorm groot en veranderde in steden. Het voordeel van met ze alle bij elkaar wonen is dat niet iedereen aan landbouw hoeft te doen. Er was namelijk genoeg voedsel. Sommige mensen gingen daarom iets anders doen zoals pottenbakken of timmeren. Zo ontstonden er verschillende beroepen. Diegene met een belangrijk beroep of diegene die het meeste verdiende werden belangrijk in een stad, zij waren de baas. In een stad zijn er daarom ook altijd verschillende tussen de mensen. Om in een grote stad goed te kunnen samenleven waren er regels en wetten nodig, zodat iedereen eerlijk en gelijk behandelt wordt. Deze regels en wetten werden opgeschreven, zodat iedereen dit kon lezen. Daarmee eindigt dus ook de prehistorie, het schrift is gekomen.

 

Opdracht 0:

Bij deze paragraaf zit een opdracht 0. Je moet namelijk voordat je aan de opdrachten kunt werken een Word-document aanmaken.

Hoe doe je dit?

  1. Open Word en klik op leeg document. (Hierin ga je van elke paragraaf opdracht 1 en 2 maken. Opdracht 3 gaat namelijk anders.)
  2. Klik vervolgens op bestand.
  3. Klik daarna op Opslaan als.
  4. Klik dan onderin op bladeren, je moet nu een goede plek in je computer vinden waar je dit document gaat opslaan. Zorg ervoor dat je het document kunt terug vinden, kun je dit niet dan moet je namelijk opnieuw beginnen. Je docent verwacht dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle opdrachten in één document hebt staan en dat je dit aan je docent kunt laten zien.
  5. Als je een goede plek hebt gevonden dan mag je je document een naam geven, dit doe je bij bestandsnaam. Noem je document: Tien tijdvakken.
  6. Als laatste hoef je alleen nog op opslaan te klikken.

Elke keer als je een opdracht maakt hoef je nu alleen nog op het symbooltje links bovenin te klikken dat er zo uit ziet:

 

Opdracht 1:

Het is de bedoeling dat je aan het einde van dit hoofdstuk alle kenmerkende aspecten kunt uitleggen. Bij deze opdracht ga jij op een persoonlijke manier oefenen met de kenmerkende aspecten van dit tijdvak. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.

Hoe doe je dit?

  1. Op je muis zit een linker en rechter muisknop, met je linker muisknop klik je dingen aan, met je linker muisknop kan je ook dingen selecteren. Houdt je linker muisknop maar eens in en beweeg over een tekst.
  2. Selecteer nu het schema.
  3. Als je dit hebt gedaan dan klik je op je rechter muisknop, vervolgens komt er iets in beeld en daar staat het woordje kopiëren, klik hierop.
  4. Ga nu naar je Word-document en klik daarin nogmaals op je rechter muisknop.
  5. Klik dan op plakken. (als het goed is verschijnt nu het schema in je Word-document).
  6. Je schema staat nu in je Word-document en je kunt erin typen.
Kenmerkende aspect: Plaatje: Uitleg:
De levenswijze van jager-verzamelaars                                                                              
Het ontstaan van landbouw en dorpen    
Het ontstaan van de eerste steden    

 

1. Zoek bij het kenmerkende aspecten een plaatje via google.

Hoe doe je dit?

  1. Ga naar google.nl.
  2. Klik bovenin op "afbeeldingen".
  3. Typ in de zoekbalk bovenin waarvan je een plaatje wilt.
  4. Kopieer en plak het plaatje bij het juiste kenmerkende aspect in het bijbehorende vakje.

2. In het laatste vakje achter het kenmerkende aspect (het vakje van "uitleg" noteer je maximaal vijf woorden waaraan je het kenmerkende aspect kunt herkennen).

3. Doe dit bij alle kenmerkende aspecten.

 

Opdracht 2:

In dit tijdvak staan één of meer personen. Over een persoon ga je een soort paspoort maken. Dit doe je aan de hand van het schema die bij deze opdracht staat. Kopieer en plak het schema in je Word-document.

Hoe doe je dit?

  1. Op je muis zit een linker en rechter muisknop, met je linker muisknop klik je dingen aan, met je linker muisknop kan je ook dingen selecteren. Houdt je linker muisknop maar eens in en beweeg over een tekst.
  2. Selecteer nu het schema.
  3. Als je dit hebt gedaan dan klik je op je rechter muisknop, vervolgens komt er iets in beeld en daar staat het woordje kopiëren, klik hierop.
  4. Ga nu naar je Word-document en klik daarin nogmaals op je rechter muisknop.
  5. Klik dan op plakken. (als het goed is verschijnt nu het schema in je Word-document).
  6. Je schema staat nu in je Word-document en je kunt erin typen.

Voor het invullen van het schema mag je natuurlijk ook google gebruiken. Vergeet je Word-document niet op te slaan als je klaar bent.

Naam

 

Geboortedatum

 

Sterfdatum

 

Land van herkomst

 

Beroep

 

Afbeelding

 

 

Opdracht 3:

Maak een tijdlijn!

Hoe doe je dit?

  1. Open Word en typ bovenin de zoekbalk Tijdlijn, selecteer deze wanneer je hem gevonden hebt.
  2. Je krijgt een document dat je kunt bewerken:
a. Haal het vakje waarin staat "Instructie voor tijdlijn" helemaal leeg. Kopieer en plak hier de kenmerkende aspecten van dit tijdvak in.
b. Pas de titel aan: Tijdvak 1, Jagers en Boeren
c. Pas ook de jaartallen aan, bij dit tijdvak kan je alleen het laatste jaartal aan het einde invullen: 3000 V.Chr.. De rest kan je weg halen.
d. Voeg een gebeurtenis naar keuze toe in een van de vierkantjes, let wel goed op dat je deze op de juiste plek zet. De vierkantjes kan je verplaatsen.
e. Voeg ook je persoon van opdracht 2 toe, plak er ook een plaatje bij. Zet deze wel op de juiste plek in de tijdlijn.
f. Lever je tijdlijn in via de ELO. (je docent zal uitleggen hoe dit moet)