VWO5 H09 Bloedsomloop

VWO5 H09 Bloedsomloop

Intro Hoofdstuk 9

De infrastructuur van je lichaam
Transport van stoffen door ons lichaam is van levensbelang.
Zuurstof gaat vanuit je longen naar je tenen, koolstofdioxide vanuit je vingers naar je longen.
Hormonen gaan vanuit je hypofyse naar je geslachtsorganen.
Voor al dat transport zijn drie dingen belangrijk. Een pomp, een buizenstelsel en een transportmiddel.
Je hart werkt als pomp en laat het bloed stromen door het bloedvatenstelsel.
In dit hoofdstuk staan zij centraal.


Bekijk het filmpje:


Succes!

Ophalen voorkennis

Wat weet je al over bloed en bloedsomloop?
Maak de volgende vragen:
Klik op de knop 'Test je kennis' om de toets te starten

De toets bestaat uit 12 vragen. Je kunt 14 punten behalen.
Je voorkennis is voldoende als je meer dan 10 punten haalt.

Test je kennis:Hart en bloedvaten

Bloedsomloop

Intro

Post wil je graag op tijd ontvangen. Transportfirma's doen alles voor een probleemloze en snelle bezorging. In de file staan hindert dat transport. De aanleg van snelwegen moet het transport zo makkelijk mogelijk maken. In een organisme worden bloedvaten gebruikt om probleemloos stoffen van hoofd naar teen te transporteren. Hoe complexer een organisme in elkaar zit, hoe belangrijker goede transportmogelijkheden. Deze week kijk je naar het bloedvatenstelsel.

De vaatchirurg is bij uitstek de medicus die 'transportproblemen' in je lichaam kan oplossen.
Bekijk de eerste drie minuten van het filmpje:

 

 

Leerdoelen

Leerdoelen

1. Je kunt de bouw, werking en functie van de bloedsomloop met hart en bloedvaten van de mens beschrijven (H9.1)

2. Je weet dat niet alle dieren een zelfde bloedsomloop hebben en kunt een paar voorbeelden geven (H9.1 toepassen).

Deelconcepten
Hart, slagader, ader, haarvat, open en gesloten bloedsomloop, enkele en dubbele bloedsomloop, grote bloedsomloop, kleine bloedsomloop.

Bloedsomloop dieren

Open, gesloten, enkel, dubbel?
In de loop van de evolutie zijn organismen steeds complexer geworden.
Een amoebe kan, net als een witte bloedcel, alle transport binnen zijn cel regelen.
Wij bestaan uit enorm veel cellen die allemaal door een transportstelsel bereikt moeten worden.

Opdracht 1 Transport via de celmembraan

  1. Lees de onderstaande Kennisbanken:
    KB: Celmembraan
    KB: Verschillen tussen plantaardige en dierlijke cellen
    KB: Bouw en functie
  2. Maak een tabel en zet daarin
    • De manieren waarop stoffen via passief en actief transport de cel in en uit kunnen gaan.
    • De bijbehorende stoffen die getransporteerd kunnen worden.
  3. Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot en vul zo nodig de tabel aan.

Opdracht 2 Bloedvatenstelsels bij dieren
In groepen.

  1. Lees in de Kennisbank over het Bloedvatenstelsel de inleiding en de theorie over verschillende vormen bloedsomlopen.
    KB: Bloedvatenstelsel
  2. Verdeel de volgende organismen over de groepen leerlingen:
    regenworm, zeester, slak (met of zonder huisje), inktvis, libel, haring( of andere vis), kikker, krokodil, duif, mens.
    Maak per groepje een overzicht van de bloedsomloop van het organisme.
    Zet daarin per organisme:
    • Kenmerken van de bloedsomloop (open/gesloten/enkel/dubbel).
    • Kenmerken van het hart (aantal boezems/kamers).
    • Ademhalingsorgaan (long/kieuw/trachee/huid).
    • Schematische tekening van het bloedvatstelsel.
    Gebruik in het overzicht zoveel mogelijk de begrippen die je in de kennisbank hebt gelezen.
  3. Leg, samen met klas de overzichten van de gewervelde dieren in een volgorde die de evolutie van de bestudeerde organismen weergeeft in de loop van de geologische tijd.

Bespreek de antwoorden met je docent.

Bloedsomloop mens

Bloed voor de organen
Het is voor een vaatchirurg belangrijk om te weten op welke manier onze organen door bloedvaten met elkaar zijn verbonden. Veel problemen die om een chirurgische oplossing vragen zijn ontstaan door het slecht functioneren van de bloedvaten.


Lees in de kennisbank.
KBDoorbloeding

Opdracht 1 Even puzzelen
Maak deze opdracht individueel en gebruik geen internet, Binas of andere naslagwerken.
Verbind de organen die op het werkblad Even puzzelen staan zo met elkaar dat de bloedsomloop correct is. Vergelijk je antwoord met dat van een medeleerling.
Controleer daarna je antwoord met BINAS 84A.

Opdracht 2 Bloedsomloop
In drie- of viertallen.
Verdeel de vragen en bespreek samen de antwoorden.

  1. Een methaanmolecuul wordt in de het eerste deel van de dikke darm geresorbeerd en gaat via de kortste weg naar de longen.
    Via welke bloedvaten zal dit methaamolecuul van de dikke darm naar de longen gaan?
  2. Een groeihormoonmolecuul verplaatst zich via het bloed van de hypofyse naar de lever. Via welke bloedvaten?
  3. Een insulinemolecuul wordt door de longblaasjes opgenomen en komt zo in het bloed terecht.
    Via welke bloedvaten?
  4. Een rode bloedcel stroomt van de linker- naar de rechter long.
    Via welke vaten gaat dat?
     

Opdracht 3 Bloed voor de organen
In de tabel staan gegevens over de stroomsnelheid van het bloed naar de organen toe bij een man van 70 kg in rust.

  1. Neem de tabel over of download hier de tabel. Vul de vierde lege kolom in.
  2. Welke vier organen krijgen per minuut de grootste hoeveelheid bloed?
  3. Hoeveel procent van het lichaamsgewicht vormen die organen?
  4. Voorspel wat er gaat gebeuren als deze man in beweging gaat komen.
  5. De man gaat eten en staat snel op.
    Hij heeft namelijk afgesproken op de sportschool en maakt haast.
    Tijdens het opstaan wordt hij duizelig in zijn hoofd. Hoe komt dit?
  6. Op de sportschool gaat hij flink aan de slag.
    Al snel krijgt hij last van spierkramp. Leg uit hoe dit komt.
  7. Verklaar de verkleuring van zijn huid tijdens het sporten.
    Welke functie of functies van het bloed kun je hieraan verbinden?
     

Opdracht 4 Doorbloeding
Wanneer een orgaan of een groep spieren extra arbeid moeten verrichten wordt de doorbloeding vergroot.

  1. Leg uit waarom eten vlak voor een sportwedstrijd niet verstandig is.
  2. Op welke manier wordt de doorbloeding van de hartspier verzorgd?
  3. Welke rol speelt het zenuwstelsel bij de regeling van de doorbloeding?

 

Kijk nog eens in de kennisbank.
KBInleiding van het zenuwstelsel

Bloedvaten

Bouw van slagaders, aders en haarvaten
Lees in de Kennisbank.

KB: Slagaders
KB: Aders
KB: Haarvaten

Bekijk hierna het filmpje:


Het bloed moet je leven lang rond gepompt worden, om alle delen van je lichaam van allerlei stoffen te voorzien.
Het bloed stroomt altijd één kant uit.

Opdracht 1: Proefje Bloedsomloop zichtbaar

Voer deze testen uit bij iemand waarbij de aderen goed aan de oppervlakte van de bovenzijde van de hand of aan de onderzijde van de arm te zien zijn.

  1. Druk bij de proefpersoon aan de onderzijde van de arm een goed zichtbaar bloedvat dicht.
  2. Welke bijzonderheden zie je aan het bloedvat?
  3. Wat zijn de 'verdikkingen' in het bloedvat?
  4. Welk type bloedvat is door het dichtdrukken goed zichtbaar geworden?

Zoek een goed zichtbaar bloedvat aan de bovenkant van de hand. Strijk het bloed weg in de richting van de vingertoppen. Doe hetzelfde in de richting van de pols.

  1. Hoe kun je je waarneming verklaren?
  2. Welk type bloedvat heb je bekeken?

Opdracht 2 Angiografie
Artsen maken (delen van) het bloedvatenstelsel op een andere manier zichtbaar, bijvoorbeeld met digitale subtractie angiografie.
Een angiografie heet ook wel een bloedvatkatheterisatie.
Bestudeer het artikel en maak hiervan een korte samenvatting (enkele zinnen zijn voldoende).
Zorg ervoor dat je daarna aan een brugklasser kunt uitleggen wat een angiografie inhoudt.
Welke andere manieren zijn beschikbaar om bloedvaten te onderzoeken?

Opdracht 3: Practicum Aders en slagaders van dichtbij
Bekijk het filmpje:


Bloed stroomt van het hart af door slagaders.
In de haarvaten vindt de uitwisseling van stoffen plaats.
In de aders stroomt het bloed terug naar het hart.

Materiaal:

  • Preparaten doorsnede ader en slagader.
  • Microscoop

Werkwijze:

  • Bekijk de preparaten met verschillende vergrotingen.
  • Kies een vergroting waarmee je de verschillen in bouw tussen een ader en een slagader duidelijk kunt maken.

Opdracht

  • Maak tekeningen van een ader en een slagader om de verschillen zichtbaar te maken.
  • Benoem de onderdelen. Gebruik hierbij de Kennisbank en Binas.
  • Maak nu een tekening hoe een doorsnede van een haarvat eruit zou zien.
  • Welke verschillen heb je gezien? Welke verschillen heb je niet in het practicum gezien, maar wel gezien in het filmpje of Binas of gelezen in de Kennisbank?

 

Opdracht 4: Uitzonderingen
Onderstaande zinnen lijken wel vaststaande regels, maar zijn het niet.
Welke uitzonderingen kun je erbij bedenken?
Gebruik bij het beantwoorden Binas:

  1. Slagaders vervoeren zuurstofrijk bloed, aders zuurstofarm bloed.
  2. Aders vervoeren bloed dat van organen naar het hart stroomt.
  3. Alleen in grote organen vind je een haarvatennet dat voor uitwisseling zorgt.

Weet je nog meer uitzonderingen op de regels?

Het hart

Intro

Het is gelukt, de eerste date is afgesproken!
Met kloppend hart sta je te wachten.
Want je hart klopt ook voor hem of haar!

Maar wat zorgt ervoor dat je hart klopt?
Regelt je hart, die uitzonderlijk gebouwde spier, dat ritme zelf?
Wanneer is het begonnen met kloppen?
Je hart, motor voor alle levensverschijnselen en onderwerp van deze module.
Bekijk de website en het filmpje om een beeld te krijgen van het werk van de cardioloog.

Nij Smellinghe Ziekenhuis Drachten - Cardiologie (polikliniek)
 

Leerdoelen

Leerdoelen

3. Je kunt het ontstaan en de functie van bloeddruk uitleggen (H9.2)

4. Je kunt de regeling van de hartslagfrequentie uitleggen. (H9.3)

5. Je kunt de relatie tussen bouw van hart en bloedvaten en hun functie beschrijven en de relatie tussen de bouw en werking uitleggen. (H9.3 en H9.5)

 

Deelconcepten
Hart, hartkleppen, hartslagfrequentie, slagvolume, sinusknoop, AV-knoop, bundel van His, bloeddruk, diastole, systole.

Bouw van het hart

Het hart van dichtbij
Cardiologie is het medisch specialisme dat zich bezighoudt met het opsporen, diagnosticeren en behandelen van ziekten van het hart.
De cardioloog maakt hiervoor gebruik van een aantal onderzoeken, zoals de polsslag, de bloeddruk, het ECG of 'hartfilmpje', de echografie van het hart en de hartkatheterisatie. Bij veel van deze onderzoeken speelt de hartfunctielaborant een belangrijke rol.

Opdracht 1 Bouw van het hart
Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel over de bouw van het hart.

KBBouw en werking van het hart

Maak een schematisch tekening van het hart en zet de begrippen uit de kennisbank daarin.
Controleer je antwoord met dat van een medeleerling.

Practicum Bouw van het hart
Je gaat in twee- of drietallen het hart van een varken of een schaap ontleden.
Volg de aanwijzingen op het werkblad.
Maak tekeningen van de bouw en benoem de onderdelen.
Bekijk eventueel het filmpje:

Opdracht 2 Grootte van het hart

  1. Omschrijf het verband dat bestaat tussen lichaamsgrootte en hartgrootte?
  2. Bestudeer de grafiek.
    Op welke manier is de grootte van de eenheden opbeide assen weergegeven?
  3. Omschrijf de relatie tussen lichaamsgewicht en hartgrootte zo correct mogelijk.

In een wiskundige vergelijking opgeschreven ziet de relatie er als volgt uit.
Hartmassa= 0.0059 massa lichaam 0.98.
Dat komt erop neer dat de massa van het hart 0.6% van het lichaamsgewicht is.

  1. Bereken het gewicht van je eigen hart.
    • Zoek het lichaamsgewicht (gebruik de bronnen).
  2. Bereken het gewicht van het hart van een dwergspitsmuis en een blauwe vinvis.
  3. Bereken hoeveel keer jouw lichaamsgewicht en het gewicht van je hart passen in het gewicht van een hart van de blauwe vinvis.

Bronnen:
Dwergspitsmuis - www.zoogdiervereniging.nl
Blauwe vinvis - www.natuurinformatie.nl

Hartslag en hartslagfrequentie

Werking van het hart
Het hart is een sterke spier die je onbewust samentrekt en ontspant.
Hoe werkt het hart?

Opdracht 1 Hoe werkt het hart
Lees in de kennisbank Bouw en werking van het hart (behalve Wiggersdiagram) en herhaal of lees de kennisbank over het bloedvatenstelsel.

KBBouw en werking van het hart
KBBloedvatenstelsel

  1. Maak een schema waarin je de waarin je de werking van het hart uitlegt.
    Geef daarin aan: grote bloedsomloop, kleine bloedsomloop, linker- en rechterboezem, linker- en rechterkamer, longader, longslagader, aorta, holle aders, sinusknoop, vlezige hartkleppen (twee- en drieslippige kleppen), halvemaanvormige kleppen (aortakleppen).

Bekijk het filmpje:


Het hart is verdeeld in een linker- en een rechterkant.
Het bestaat uit kamers, boezems en kleppen.
Het bloed wordt door het hart door je hele lichaam gepompt.

 

Opdracht 2 Harttonen
In tweetallen.
Met behulp van een stethoscoop kun je twee harttonen horen.

  1. Een doffe, vrij lage toon, die ontstaat bij het begin van de samentrekking van de kamers.
    De toon ontstaat door trillingen van het sluiten van de kleppen tussen boezems en kamers.
  2. Een korte, hogere toon bij het begin van het ontspannen van de kamers.
    Deze toon wordt vooral veroorzaakt door het sluiten van de kleppen tussen de kamers en de slagaders.

Luister naar de harttonen van een medeleerling met behulp van de stethoscoop.



Opdracht 3 Practicum Polsslag meten
In tweetallen.
De hartslag is goed te meten door het tellen van de polsslag.

  • Open je linkerhand met je handpalm naar je toe.
  • Voel met je vingertoppen op de plaats die is aangegeven in de tekening.
  • Schuif een beetje heen en weer met je vingertoppen totdat je de hartslag voelt.
  • Tel gedurende een minuut het aantal hartslagen.
  • Wacht een minuut en tel nog een keer.
  • Berken het gemiddelde aantal hartslagen per minuut.

Let op: deze meting is niet geheel betrouwbaar!
Maak je dus niet direct zorgen als jouw polsslag niet overeenkomt met die van klasgenoten.

Extra: Onderzoek
Je kunt de hartslag ook meten aan de halsslagader.
Maak een onderzoeksopzet om antwoord te geven op de volgende vragen:

  • Hoe reageert de hartslagfrequentie op inspanning?
  • Is er een maximum aan deze reactie?
  • Hoe snel na inspanning heeft de hartslagfrequentie weer de rustwaarde?
  • Heeft training invloed op deze reacties?

Om metingen te kunnen vergelijken is het zaak de proeven te standaardiseren.
Dus bijvoorbeeld 500 meter hardlopen of 2 minuten touwtje.
springen, steeds 5 seconden na afloop beginne met tellen, enzovoort.
Voer het onderzoek uit en verwerkt de resultaten in een verslag.

Opdracht 5 Hartslagfrequentie
Je krijgt een man van 30 jaar op het spreekuur. Zijn gewicht is 72 kg.
Je onderzoekt de invloed van inspanning op zijn hartminuutvolume.
De massa van zijn bloed is die van een gemiddelde man van zijn leeftijd: ongeveer zeven procent van het lichaamsgewicht. Het onderzoek begint met metingen in rust. Zijn hartslagfrequentie is 70 per minuut en het slagvolume van zijn linker hartkamer is in rust 70 mL. Na de rustperiode fietst hij met volle kracht vijf minuten op de hometrainer. Zijn hartslagfrequentie neemt toe tot 200. Uit metingen blijkt dat zijn hartminuutvolume bij die hartslagfrequentie vijfmaal zo hoog is.


Beantwoord de volgende vier vragen:

  1. Ook het slagvolume is tijdens het fietsen op de hometrainer veranderd.
    Met welk percentage is het slagvolume van de linkerkamer toegenomen?
  2. De omlooptijd van een rode bloedcel is de tijd die verstrijkt tussen vertrek uit de linkerkamer en terugkomst in die kamer. Met de gegevens van de man en de meetresultaten in rust en bij inspanning is het mogelijk een inschatting te maken van de gemiddelde omlooptijd van het bloed door zijn lichaam in rust.
    Je mag aannemen dat de snelheid van de rode bloedcellen hetzelfde is als die van het bloedplasma.
    Hoe lang duurt het bij deze proefpersoon in rust gemiddeld voordat de rode bloedcel terug is in de linkerkamer?
  3. De omlooptijd van het bloed is afhankelijk van de route. Alle routes beginnen in de aorta. Het toeval bepaalt of een rode bloedcel een lange of een korte route aflegt voordat hij vanuit de aorta in de rechter hartkamer arriveert. Welke slagader hoort bij de kortste route vanuit de aorta naar de rechter hartkamer?

    Extra vraag:
  4. Twee routes van het bloed, vanuit de aorta naar de rechterkamer, worden vergeleken. De ene route blijkt driemaal langer te zijn (qua lengte) dan de andere. Het is niet zo dat de omlooptijd via die ene route ook driemaal langer (qua tijd) is. Leg dit uit.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Opdracht 6 Hartruis
Soms hoor je met de stethoscoop bij iemand een hartruis.
Dit ontstaat als een klep niet goed sluit.
Het hart gaat harder werken ter compensatie van de niet goed sluitende hartklep.
Op welke wijze compenseert het hart dit?

Hartwerking

Het hart in beeld
In de vorige stap heb je de harttonen beluisterd en de polsslag gemeten. Wanneer een cardioloog of ambulancepersoneel snel iets over je hart willen weten dan is een cardiogram (ECG) een goede informatiebron.

 

Opdracht 1 Het hart in beeld
Lees in de kennisbank de werking van boezems en kamers, Hartslagfrequentie en slagvolume.

KBBouw en werking van het hart

Download de grafiek van een ECG en bekijk deze.
Vul in wat op de tijdstippen 1, 2, 3 en 4 met de verschillende delen van het hart gebeurt. Gebruik BINAS om het verloop van de prikkelgeleiding van het hart ook onder de ECG-grafiek te zetten. Controleer je antwoord met de docent.

Opdracht 2 De hartwerking
Tijdens de samentrekkingen van de boezems en kamers van het hart gebeuren er veel dingen tegelijkertijd.
Bestudeer de animatie op bioplek .
In tweetallen.
Bij de zesde muisklik start een animatie over de hartwerking.
Je kunt die animatie op elk gewenst moment stoppen.

  1. Teken in de afbeelding de verschillende fasen van de hartcyclus.
  2. Maak de oefening "De hartwerking" onderaan deze pagina.

Bespreek de antwoorden met je docent.

Opdracht 3 Wiggersdiagram
In tweetallen.

  1. Lees de kennisbank over de Wiggersdiagram. Bestudeer de figuur van het Wiggersdiagram in Binas 84D.
  2. Ga na in welke eenheden de tijd, bloeddruk, stroomsterkte en ECG-spanning opgegeven worden.
  3. Noteer de veranderingen in de bloeddruk in de linkerharthelft bij diastole en systole van boezem en kamer.
  4. Doe hetzelfde voor de rechter harthelft.
  5. Is te zien wanneer de boezems samentrekken?
  6. Is te zien wanneer de kleppen in het hart en de slagaders dichtgaan?
  7. Kun je uit de grafiek het verband tussen verloop van de bloeddruk in de aorta en het stromen van bloed in de aorta zien?
  8. Is het oorzakelijk verband tussen het QRS-complex en de eerste harttoon uit de grafiek op te maken?

Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot en bespreek ze daarna met je docent.

Toets:De hartwerking

Een verstoord hartritme
Bestudeer de onderstaande informatie op de website,
in de kennisbank en in de videofragmenten:
Hartritme - www.hartstichting.nl

 

KBProblemen met het hart

Opdracht 4 Pacemakers
Lees de tekst en beantwoord vervolgens de vier vragen:

Bij sommige mensen werkt het opwekken van de prikkel die ervoor zorgt dat de hartspier zich gaat samentrekken niet optimaal.
Bij anderen is de voort geleiding van de impuls (die het gevolg is van de prikkel) niet goed.
Artsen spreken in beide gevallen van een hartritmestoornis.
De laatste jaren krijgen meer patiënten met een hartritmestoornis een apparaat ter grootte van een luciferdoosje ingebouwd dan vroeger. Het onderzoek naar het gebruik van deze pacemaker staat niet stil.
De oude pacemakers hadden één draadje, de nieuwe hebben er drie.
Cardioloog dr. R. Tukkie heeft meegewerkt aan een langdurig, internationaal onderzoek naar de driedraads pacemaker.
Oude pacemakers gaven regelmatig een stroomstootje zodat het hart keurig bleef kloppen.
De nieuwere types geven alleen een stroomstootje als het hart het laat afweten.
In afbeelding 1 en 2 is schematisch weergegeven hoe de driedraads pacemaker op twee momenten zijn signalen afgeeft aan het hart.

  1. Oude pacemakers bevatten maar één draad die regelmatig een stroomstootje afgeeft, waardoor de hartspier na de rustfase zich gaat samentrekken.
    Met welk draadje van de driedraads pacemaker (zie afbeelding 1 en 2) komt die ene draad uit de oude pacemakers overeen?
  2. Artsen spreken niet meer van hartritmestoornissen maar van hartfalen als ook de samentrekking van de hartspiercellen niet meer synchroon verloopt.
    Het hart pompt dan niet efficiënt. Kleppen staan open als ze dicht moeten zijn.
  3. Leg in twee stappen uit waardoor het hart inefficiënt werkt als de hartkleppen openstaan terwijl ze dicht moeten zijn.
  4. De hartslag begint met het samentrekken van de boezems.
    Bij mensen met hartfalen reageren de boezems te traag of juist te vroeg.
    Wat is het directe gevolg van het te vroeg samentrekken van de spieren van de rechterboezem?
  5. Meestal wordt de pacemaker onder het sleutelbeen aangebracht.
    De draden worden via bloedvaten naar het hart geleid en met kleine haakjes op drie plaatsen in of aan het hart vastgemaakt.
    Welk bloedvat is het meest geschikt om de draden het hart binnen te laten komen?

Bloeddruk

Hoge of lage bloeddruk?
Bestudeer in de kennisbank het onderdeel over Bloeddruk en bekijk de filmpjes:

KBBouw en werking van het hart
 

 

Opdracht 1 Practicum bloeddruk meten
In tweetallen bepaal je de bloeddruk bij elkaar. Noteer de bovendruk en onderdruk.
Tussen welke waarden zou de bloeddruk moeten liggen?
Van welke factoren is de bloeddruk afhankelijk?

Opdracht 2 Druk in de bloedvaten
Het meten van je bloeddruk zegt iets over de kracht die je hart als pomp gebruikt om het bloed door je lichaam te pompen. Gaandeweg vanaf de aorta neemt die druk af. Waardoor zal de weerstand die het bloed in de vaten moet overwinnen steeds groter worden?

Practicum Wet van Poiseulle - 1
De weerstand die het bloed in de bloedvaten moet overwinnen kun je uitdrukken in een formule (wet van Poiseuille). Werkblad Wet van Poiseulle .
De grootheden uit de formule kun je zelf kwalitatief bepalen.

Benodigdheden:

  • Bekerglas (50 ml) water
  • Bekerglas idem met honing
  • Rietje van 25 cm
  • Rietje die (veel) langer is
  • Stukje tuinslang (of elektriciteitsbuis) van dezelfde lengte als de rietjes


Onderzoek de invloed van:

  • lengte (van je rietje)
  • diameter (rietje-buis) en
  • stroperigheid(viscositeit)

op de kracht die je nodig hebt om te zuigen.

 

Opdracht 3 Wet van Poiseulle - 2

  1. Gebruik Wikipedia om een formule voor de wet van Poiseuille op te zoeken.
    Welke grootheden uit die wet heb je bij vraag twee opgespoord?
  2. Welke factor zal in ons lichaam de weerstand van het bloed door de vaten vooral beïnvloeden?
  3. Leg uit welk effect vaatvernauwing en vaatverwijding op de weerstand en dus op de benodigde bloeddruk (om die te overwinnen) zullen hebben?
  4. De stroomsnelheid van het bloed wordt bepaald door de diameter van de vaten waar het door heen stroomt.
    Bestudeer de figuur.


Opdracht 4 In het kort
Vul de juiste antwoorden in.

  1. De snelheid van het bloed meet je in ...
  2. Het volume bloed dat per tijdseenheid door een bloedvat wordt getransporteerd meet je in ...
  3. Dat getransporteerde volume is ... van de doorsnede van het bloedvat.
  4. Hoe wijder een bloedvat hoe ... het bloed kan stromen.
  5. De ... snelheid van het bloed in de haarvaten is nodig om tot een optimale uitwisseling van stoffen tussen ... te komen.

Opdracht 5 Slagaderverkalking
Bij hoge bloeddruk kan de binnenbekleding van de wand van bloedvaten beschadigd raken.
Deze binnenbekleding bestaat uit een dunne laag cellen.
Na beschadiging kan kalk en vet afgezet worden.
Bestudeer in de Kennisbank:

KBSlagaderverkalking

  1. Noem een eigenschap van slagaders die door verkalking en vetafzetting verandert.
  2. Eén van de effecten van cacao is het voorkómen van atherosclerose.
    Leg uit dat atherosclerose leidt tot een hoge bloeddruk.

 

Bloed en lymfe

Intro

Rood is de kleur van gevaar. Misschien wel omdat het de kleur van bloed is.
Als er ergens bloed ligt, is dat vaak een teken dat er iets mis is.
Maar ook, lijkbleek zijn of bloedarmoede hebben is geen teken van gezondheid.
Ambulance personeel prikt vaak meteen een ader aan zodat de bloedbaan voor aan of afvoer gebruikt kan worden.
De samenstelling van ons bloed gebruikt de hematoloog als een indicator voor onze gezondheid.
Lees de informatie op de site van het Rode Kruis Ziekenhuis.

Leerdoelen

Leerdoelen
6. Je kunt uitleggen hoe opname, transport en afgifte van CO2 en O2 plaatsvindt en wat de rol van hemoglobine en myoglobine daarbij is.

7. Je kunt de functie van bestanddelen van bloed, bloedplasma, weefselvloeistof en lymfe beschrijven en de vorming van weefselvloeistof en lymfe toelichten.

8. Je kunt het proces van bloedstolling beschrijven.

9. Je kunt het verband beschrijven tussen bloedvatenstelsel en lymfevatenstelsel.


  •  

Deelconcepten
Bloedplasma, weefselvloeistof, lymfe, beenmerg, bloedsamenstelling, rode bloedcellen, hemoglobine, witte bloedcellen, bloedplaatjes, bloedstolling, bloed, lymfe, lymfeknopen.

Bloedsamenstelling

Functies van bloed
Transport, de aan- en afvoer van stoffen naar cellen, is één van de functies van bloed.

Opdracht 1 Transportfunctie
Welke stoffen transporteert bloed? Noteer in 1 minuut zoveel mogelijk stoffen.
Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Zijn de gegeven antwoorden juist? Check dit. Vul je antwoorden zo nodig aan.

Opdracht 2 Andere functies
Bestudeer de Kennisbank:

KBBloed...?

Bloed heeft echter veel meer functies dan het transport van stoffen.
Welke functies heeft bloed nog meer?
Geef van elke functie een passend voorbeeld.

Bloedsamenstelling
Het bloed heeft zoveel verschillende functies dankzij de samenstelling.
Bestudeer in de Kennisbank 'Bloedsamenstelling'.

KBBloedsamenstelling

Opdracht 3 Samenstelling

  1. Een laborant neemt bloed af en zet het buisje bloed in een centrifuge.
    Welke bestanddelen zijn na centrifuge direct (zonder microscoop) te onderscheiden?
  2. Wanneer ze het bloed verder onderzoekt zal ze meerdere bestanddelen vinden.
    Uit welke bestanddelen staat bloed?
    En welke eigenschappen en functies hebben die onderdelen?

Download hier het schema en vul dit verder in.

Bronnen:

KB
: Bloed...?
KB: Bloedsamenstelling
KB: De cellen van het afweersysteem

• Binas.

Wil je het allemaal nog eens horen en bekijken?

Bloedcellen

Practicum Bloedcellen
Onderzoek met een microscoop de verschillende bloedcellen in een kant-en-klaar preparaat met bloed.
De preparaten zijn veelal gekleurd met Giemsa kleuring. Maak tekeningen van in ieder geval één rode en twee verschillende witte bloedcellen.

Extra info:
Giemsa kleuring, vernoemd naar Gustav Giemsa, is een mengsel van methyleenblauw en eosine.

Opdracht 1 Bloedplasma
Bloed bestaat voor een groot deel uit bloedplasma.
Een belangrijke functie van het water in bloedplasma is warmtebuffering
(het kan makkelijk warmte opnemen en elders weer afgeven).
Een andere belangrijke functie van het water is die van oplosmiddel,
zodat veel stoffen kunnen worden getransporteerd.
In het water van het bloedplasma zijn allerlei zouten opgelost.

Bekijk de twee filmpjes en beantwoord de volgende vragen:

  1. Welke plasmaproducten kunnen worden gebruikt?
  2. En bij welke aandoeningen kunnen deze producten bij de behandeling worden voorgeschreven?
 

www.sanquin.nl

Opdracht 2 Hemoglobine
Rode bloedcellen bevatten hemoglobine.
Onderzoek met behulp van Binas de bouw van hemoglobine.

  1. Waaruit bestaat een hemoglobine molecuul?
  2. Welke functie heeft hemoglobine bij de ademhaling?
  3. Waardoor kunnen rode bloedcellen zich niet vermenigvuldigen?
  4. Hoe vult het lichaam een tekort dan wel aan?

 

Opdracht 3 Bloedstolling

  1. Bekijk de animatie over bloedstolling of bestudeer de figuren in Binas.
  2. Het ontstaan van een bloedstolsel is het gevolg van een aantal opeenvolgende chemische reacties, waarbij uiteindelijk fibrinogeen omgezet wordt in fibrine.
    Waar bevinden zich stoffen die noodzakelijk zijn om fibrine te laten ontstaan?

Bestudeer de theorie in kennisbank.

KBDe cellen van het afweersysteem
KBWitte bloedcellen

Verzamel informatie uit Binas. Welke verschillende witte bloedcellen kun je onderscheiden?
Maak een overzicht van de verschillende witte bloedcellen. Noteer hun vorm en functie.

 

Transport O2 en CO2

Adem inhouden
Bekijk het filmpje:


De Amerikaanse magiër David Blaine heeft in de Oprah Winfrey Show het onmogelijke voor elkaar gekregen. Blaine hield gedurende 17 minuten en 4 seconden zijn adem in om daarna weer gewoon verder te ademen. Tijdens ademhaling vindt er een uitwisseling van gassen plaats tussen de atmosfeer en de lucht in de longen. Voorbeelden van gassen zijn zuurstof en koolstofdioxide. Deze stoffen worden ook vervoerd door het bloed. De longen werken dus nauw samen met de bloedsomloop om je lichaam goed te laten functioneren.
.
Opdracht 1 Begrippen oefenen
Lees het onderdeel in de Kennisbank.

KBTransport van gassen

  1. Maak een aantal kleine kaartjes (of post-its) met de volgende begrippen:
    CO2, ademhaling, diffusie, O2, bloedplasma, gaswisseling, rode bloedcellen, weefsel en celmembraan.
  2. Leg de kaartjes in een volgorde die overeenkomt met wat er in je lichaam gebeurt bij ademhaling en gaswisseling.
  3. Gebruik eventueel pijlen om een bepaald transport aan te geven.
  4. Vergelijk je antwoord met dat van een klasgenoot. Pas het zo nodig aan.

 

Opdracht 2 Transport van zuurstof
Bestudeer de Kennisbank tot aan koolzuuranhydrase.

KBTransport van zuurstof en koolstofdioxide

Bekijk de bronnen en beantwoord de volgende vragen:

  1. Hoe groot is de pO2 van bloed dat de longen verlaat?
  2. Hoe groot is dan het verzadigingspercentage met zuurstof van het bloed?
  3. Hoe groot is de pO2 van het bloed dat de weefsels in rust verlaat?
  4. Hoeveel zuurstof heeft het bloed dan per 100ml afgestaan aan de cellen in de weefsels?
  5. Als je zware arbeid verricht dan daalt de pO2 van het bloed dat de weefsels verlaat naar 2.6 kPa.
    Hoeveel zuurstof heeft 100cc bloed dan afgegeven aan de weefsels?
  6. De verzadiging van bloed met zuurstof per volume-eenheid is afhankelijk van meerdere factoren.
    Gebruik tabel 83D in je BINAS.
    Van welke factoren is de verzadiging van bloed met zuurstof afhankelijk?

Overleg met een klasgenoot de antwoorden op de vragen en bespreek de antwoorden met je docent.

  1. Waardoor is de verzadigingscurve van hemoglobine met zuurstof niet lineair?
  2. Welk voordeel heeft dit?
  3. Omdat cellen meer koolstofdioxide produceren naarmate ze meer verbranden (en jij dus meer arbeid verricht) is de invloed van de stijging van de pCO2 op de verzadiging van hemoglobine met zuurstof biologisch interessant.
    Stel dat de pCO2 invloed heeft op de zuurstofverzadiging van bloed. Welk effect zou dan biologisch nuttig kunnen zijn?
  4. De chemicus Niels Bohr heeft het effect van de hoeveelheid koolstofdioxide in het bloedplasma op de verzadiging met zuurstof onderzocht.
    Kijk nogmaals naar de afbeeldingen of kijk in Binas. Leg met eigen woorden uit wat het Bohr-effect inhoudt.

Opdracht 3 Transport van zuurstof
Hemoglobine is niet het enige eiwit dat in een lichaam zuurstof kan transporteren.
Wanneer het zuurstof uit het bloed naar de spieren gaat dan wordt het daar gebonden aan myoglobine.
Dat eiwit zorgt ervoor dat de zuurstof uiteindelijk bij de mitochondriën komt.
Hemoglobine in de rode bloedcellen zal ook zuurstof afstaan aan het foetaal hemoglobine in een menselijke foetus.

  • Bekijk de grafiek en leg uit welke van de drie lijnen hoort bij elk van de genoemde zuurstof transporterende eiwitten.
  • Vergelijk je antwoord met dat van een klasgenoot.
  • Hoe wordt de verschillende affiniteit voor zuurstof van het foetaal hemoglobine en het myoglobine verklaart?

Gebruik eventueel wikipedia.

Opdracht 4 Transport van koolstofdioxide
Gebruik bij het beantwoorden van deze vragen Binas 83E CO2 opname uit weefsel.
Bestudeer in de Kennisbank.

KBKoolzuuranhydrase
KB: ​De pH van het bloed

  1. Op welke drie manieren wordt koolstofdioxide door het bloed getransporteerd?
  2. Op welke manier kan de CO2 vanuit de weefsel cellen in het bloedplasma komen?
  3. Omschrijf de reacties met de CO2 die zich in de rode bloedcel afspelen.
  4. Wanneer het bloed in de longen is aangekomen wordt de CO2 afgegeven aan de longblaasjes. Welke invloed heeft de zuurstofopname van het hemoglobine hierop?

Lymfe

Een tweede transportstelsel
In het lichaam van gewervelde dieren kun je een tweede transportstelsel aantreffen; het lymfevatenstelsel. Het bestaat uit vaten en er zijn 'knopen' op de kruispunten. De manier waarop de vloeistof, lymfe, in dat stelsel wordt getransporteerd verschilt van die in het bloedvatenstelsel.

Opdracht 1 Lymfevatenstelsel
Lees de onderstaande kennisbanken.

KBBloed
KBTransport en haarvaten

Bestudeer het lymfevatenstelsel op Bioplek .

Opdracht 2 Vergelijken van transportstelsels
In tweetallen.
Maak een overzicht van de overeenkomsten en verschillen tussen de stelsels van bloedvaten en lymfevaten. Let op de bouw van de vaten, hun ligging en de 'motor' achter hun transport.
Vergelijk jullie antwoorden met die van een ander tweetal.
Kijk ter controle ook op: Wikipedia - Lymfevatenstelsel

Opdracht 3 Lymfeknopen
In tweetalen
In het lymfevatenstelsel komen lymfeknopen voor.
Die knopen zijn niet gelijkmatig verspreid over het lichaam.
Vergelijk de antwoorden met een ander tweetal.
Overleg met je docent als er onduidelijkheden blijven bestaan.

  1. Welke functies hebben lymfeknopen?
  2. Op welke plaatsen in het lichaam liggen veel lymfeknopen bij elkaar?
  3. Soms heb je last van opgezwollen lymfeknopen langs de onderrand van je onderkaak?
    Waar kan dit op wijzen?
  4. Bekijk het filmpje van Angelina Jolie:

Bij een borstamputatie wordt ook onderzoek gedaan aan de poortwachtersklier (schildwachtklier).

  1. Leg uit wat het verband is tussen de poortwachtersklier en
    het lymfevatenstelsel.

Ultrafiltratie

Uitwisseling van stoffen
Bloed is een transportmiddel in ons lichaam. Vanuit het bloed gaan stoffen naar de cellen en vanuit de cellen weer terug naar het bloed. Toch komt het bloed niet of nauwelijks bij de cellen. Er is een intermediair nodig tussen bloed in de haarvaten en de cellen die om de haarvaten heen liggen.

Opdracht 1 Bloed en lymfe
Lees de Kennisbank:

KBTransport en haarvaten

Omschrijf het verschil tussen bloed, weefselvloeistof en lymfe.
Denk daarbij aan samenstelling, organen die bij productie een rol spelen, doel in het lichaam.

Opdracht 2 Ultrafiltratie
Bestudeer bioplek gebruik de informatie bij het beantwoorden van de vragen over de figuur.

 

  1. Wat stelt de bovenste helft van de figuur voor?
  2. Op welke manier kun je in de bovenste tekening zien dat er lymfe ontstaat?
  3. Leg uit welke functie de bloeddruk (Δp) en de osmotische druk (Δπ) hebben bij het ontstaan van weefselvloeistof.

Opdracht 3 Oedeem
In de figuur staan twee manieren waarop oedeem kan ontstaan.
Leg uit waardoor het oedeem in beide figuren ontstaat.
Laat je antwoorden controleren door je docent.

Embryonale bloedsomloop

Soms is alles anders
De eerste lessen gingen over de bloedvaten en het bloedvatstelsel. Het bloedvatenstelsel is nodig om de bloedbestanddelen bij alle celen te brengen. Daarna heb je vooral gekeken naar de bouw en werking van een hart. Voor het gemak zijn we er van uit gegaan dat de bouw van het hart en de functie van de bloedvaten voor en na de geboorte het zelfde zijn. Toch is dat niet zo. Je hebt de kennis uit voorgaande lessen nodig om dat te begrijpen. Maak de volgende opdracht in tweetallen.

Opdracht 1 Embryonale bloedsomloop

  1. Lees de Kennisbank.
    KBBloedvatenstelsel
  2. Bekijk bioplek
  3. Bekijk de afbeelding. ‘Voor de geboorte zijn linker- en rechterharthelft overwegend parallel geschakeld, na de geboorte in serie. Licht deze uitspraak toe met behulp van de afbeelding.
  4. Voor de geboorte zijn de longen nog niet ontplooid. De stromingsweerstand is dus hoog.
    Waar zal het bloed uit de longslagader dus voornamelijk heen stromen?
  5. Via welk bloedvat is dat mogelijk?
  6. Bekijk de positie van de slagaders in de bovenste lichaamshelft ten opzichte van de uitmonding van de ductus.
    Wat zou het gevolg zijn voor het zuurstofgehalte van het bloed dat naar de hersenen stroomt, als deze uitmonding vlak bij het hart zou liggen?
  7. Als de baby wordt geboren ontplooien de longen zich.
    De weerstand van de vaten wordt lager.
    De weerstand van de lichaamsbloedsomloop neemt toe want de navelstreng wordt afgebonden.
    In welke richting zal het bloed in de ductus Botalli nu gaan stromen?
  8. Na de geboorte wordt het ovale venster afgesloten door een plooi in de hartwand, die als een klepje werkt.
    In welke harthelft zal die klep zitten en naar welke kant zal hij open staan?
  9. Leg uit waardoor de klep van het ovale venster zal gaan sluiten.
  10. In sommige gevallen blijft de klep van het ovale venster open staan.
    Men spreekt dan van een ruisend hartje. De klep moet operatief gesloten worden.
    Wat zal het effect zijn van een niet sluitend ovaal venster?
  11. Na de geboorte treedt er ook een verandering op in het foetale hemoglobine.
    Leg uit wat het verschil is in binding van zuurstof bij foetaal en niet foetaal hemoglobine.

Examenopgaves

Bloedsomloop

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

  • Het arrangement VWO5 H09 Bloedsomloop is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Ellen Jobse Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2021-08-10 11:52:07
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Trimester 1
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Bloed kruipt waar het niet gaan kan - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74454/Module__Bloed_kruipt_waar_het_niet_gaan_kan___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: De weg van het bloed - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74452/Module__De_weg_van_het_bloed___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Hartkloppingen - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74453/Module__Hartkloppingen___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Module: Onder gedoken - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74466/Module__Onder_gedoken___v456

    VO-content Biologie. (2021).

    Thema: Bloed en bloedsomloop - v456

    https://maken.wikiwijs.nl/74451/Thema__Bloed_en_bloedsomloop___v456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Hart en bloedvaten

    De hartwerking

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.