Leerlijn Woordenschat hv12

Leerlijn Woordenschat hv12

Leerlijn Woordenschat hv12

In de Stercollecties Nederlands hv12 wordt de stof aangeboden in thema's.
Ieder thema bestaat uit vier opdrachten. Dat kunnen bijvoorbeeld grammatica-opdrachten, spellingsopdrachten of schrijfopdrachten zijn.

In de Stercollecties voor leerjaar 1 en 2 zitten ook 10 woordenschat-opdrachten.
In dit arrangement zijn die tien opdrachten bij elkaar gezet en zo is er een leerlijn Woordenschat ontstaan.
De leerling leert strategieën te gebruiken voor het uitbreiden van zijn woordenschat. (Kerndoel 3)

De titels van de opdrachten staan in het menu hiernaast.

 

Synoniemen

Vooraf

In deze woordenschatopdracht staan synoniemen centraal.

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een kruiswoordraadsel.

Beoordeling
Jullie krijgen een goede beoordeling voor de opdracht als:

  • Het kruiswoordraadsel minimaal 20 woorden bevat (50 p).
  • De omschrijvingen (synoniemen) op de juiste manier naast het kruiswoordraadsel staan (20 p).
  • Het kruiswoordraadsel er verzorgd uitziet (20 p).
  • Het kruiswoordraadsel op tijd klaar is (10 p).

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kun je synoniemen vinden van verschillende woorden.
Stap 2 en In een tekst kun je woorden die consequent op dezelfde manier gebruikt worden vervangen door een synoniem.
Stap 3 Je kunt woorden die meerdere synoniemen hebben op de juiste manier gebruiken in de context.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als je kiest voor eindopdracht A maak je een toets.
Eindopdracht B Als je kiest voor eindopdracht B maak je een kruiswoordraadsel met synoniemen.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.

Tijd
Voor deze opdracht heb je één lesuur de tijd.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Taal en woordenschat: Synoniemen

Doe nu de volgende drie oefeningen:

 

Oefening:Synoniemen-4

Oefening:Synoniemen-5

Oefening:Synoniemen-6

Stap 2

Lees het onderstaande tekstje:

Steeds gemakkelijker: een cadeau uitkiezen
Het is heel makkelijk om een cadeau uit te zoeken. Online winkels zijn er in overvloed, een nuttig of geinig cadeau zoek je uit op je pc of tablet en een paar klikken later is het cadeau al onderweg. Je hoeft niet te zitten nagelbijten of je cadeau misschien ergens is blijven steken: even inloggen en je kunt op je scherm zien waar je cadeau op dat moment is. Misschien al bijna bij de voordeur, want een beetje online winkel bezorgt je cadeau al de volgende dag.
Wat overblijft, is het kiezen van je cadeau. Ook daarbij helpen de sites je: geef maar op: is het cadeau bestemd voor een man, een vrouw, een tiener, een babyboomer? Is het een klusser of een boekenwurm die een cadeau verdient?
Klik, klik, klik en de suggesties voor een passend cadeau vliegen je al om de oren. Kortom: online winkelen is snel en eenvoudig.


In het verhaaltje komt elf keer het woord cadeau voor. Zoek op internet geschikte synoniemen voor het woord cadeau en herschrijf het verhaaltje door het woord cadeau steeds te vervangen door één van de gevonden synoniemen.

Wat vind jij? Is de tekst aantrekkelijker geworden door het gebruik van synoniemen?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Stap 3

Als woorden synoniemen zijn van elkaar, betekent dat niet dat je ze altijd kunt verwisselen.

Bijvoorbeeld:
Op www.synoniemen.net zochten we synoniemen voor het woord etentje. We klikten op grafische weergave en kregen de afbeelding hiernaast als resultaat.
Leuk natuurlijk, maar welk synoniem gaan we nu gebruiken?

Onze tekst was:
Mijn oma had 's avonds voor de hele familie een etentje georganiseerd in een goed Italiaans restaurant.

Vraag:
Welk van de volgende 'synoniemen' past het best in deze tekst?
- maaltijd   - ontbijt
- maal        - diner
- lunch


Welk synoniem past het best in deze tekst?
- maaltijd: Mmm, klinkt alsof je zelf aan het koken moet: een maaltijd organiseren
- ontbijt: Nee natuurlijk, ontbijten doe je 's avonds niet
- maal: Een maal, wie zegt dat nog? Te ouderwets.
- diner: Dit lijkt geschikt, past bij de avond en bij een restaurant
- lunch: Dat is iets voor tussen de middag en niet voor 's avonds

Je ziet dat de context ('tekstomgeving') waarin je het woord gebruikt, bepalend is voor je woordkeuze.
Het juiste woord op de juiste plaats, daar gaat het om!

Een kleine oefening
In de volgende tekst is telkens net het verkeerde woord gekozen (vet gedrukt). Vervang deze vet gedrukte woorden steeds door een passend synoniem. Je kunt daarbij natuurlijk gebruik maken van www.synoniemen.net


  • Toen de docent te laat binnenkwam, zaten de meeste leerlingen gezellig te converseren.
  • De burgemeester liet het deftige gezelschap even in de steek met de woorden: "Excuseert u mij, ik heb last van zweet, ik ga me even opknappen op de plee."
  • De misdadiger hoorde de uitslag van de rechter uiterlijk onbewogen aan.
  • "Dag mijn beste Victor," zei Sinterklaas tegen het zesjarige ventje. "Ik hoor dat je je dit jaar niet onberispelijk hebt gedragen!"
  • De wethouder begroette koningin Maxima met de woorden: "Dag dame! Welkom op dit geinige feest."
  • De arts zei: "Met de juiste medicijnen kan ik uw arm waarschijnlijk weer helemaal repareren."
  • De verkoopster pakte een andere jurk en zei tegen mijn moeder: "Voor die jurk heeft u niet de juiste vorm."
  • De docent zei: "Je moet je beter aan onze overeenkomst houden."
  • De leerling antwoordde: "Meneer, kunnen we daar misschien na de les even over babbelen?"
  • De tekenleraar kon aan haar schilderijen zien dat Lena veel verbeelding had.
  • Hij vond wel dat ze wat dunnere kwasten had moeten gebruiken.

Vergelijk de woorden die jij hebt gekozen met de woorden die een klasgenoot heeft gekozen. Hebben jullie dezelfde woorden gekozen? Bespreek verschillen.

Stap 4

Je gaat nu samen met een klasgenoot aan de slag met het maken van het eindproduct: een kruiswoordraadsel.

Aanpak:

  • Zoek eerst een kruiswoordpuzzel op in een krant of op internet. Zorg dat jullie begrijpen hoe het invullen van een kruiswoordraadsel werkt.
  • Maak nu samen een lijstje met minimaal 20 woorden met van ieder woord een synoniem.
  • Maak met de 20 woorden een ingevuld kruiswoordraadsel op ruitjespapier. Zorg dat ieder woord minimaal met één ander woord verbonden is.
  • Maak nu het echte kruiswoordraadsel. Schrijf de omschrijvingen (de synoniemen) naast de puzzel.
  • Maak een kopie van jullie kruiswoordraadsel en vraag een andere klasgenoot om de puzzel op te lossen.
Tip

Op internet zijn er verschillende websites te vinden die jullie kunnen helpen bij het maken van een kruiswoordraadsel.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Synoniemen zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

Woordenschat - Vergelijkingen

Vooraf

In deze opdracht staan vergelijkingen centraal.

Ter introductie maak bespreek je twee vergelijkingen.

Eindproduct
Het eindproduct van deze opdracht is een rebus van een vergelijking.
Een rebus is woordpuzzel waarin figuren gebruikt worden om woorden of woorddelen voor te stellen. Naast de figuren bestaat de rebus meestal uit letters die toegevoegd, verwijderd of vervangen moeten worden door andere letters.

Beoordeling
Je rebus laat je beoordelen door je docent.
Je docent kijkt bij de beoordeling naar:

  • oplosbaarheid: is de rebus oplosbaar?
  • creativiteit: is de rebus origineel?
  • netheid: is er aandacht besteed aan de netheid?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de kennisbank kun je verschillende vergelijkingen maken en herkennen.
Satp 2 Je kunt vergelijkingen met  dieren afmaken.
Stap 3 Je kunt verschillende rebussen ontcijferen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht A Als je kiest voor eindopdracht A maak je een toets.
Eindopdracht B Als je kiest voor eindopdracht B ga je een rebus van een vergelijking maken.
Extra opdracht Speel met de klas een dierenestafette.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Je hebt 2 lesuren nodig.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands de volgende onderwerpen:

Dieren spelen ook een rol in veel gezegden.
Lukt het je om de volgende gezegden compleet te maken?

Oefening:Welk dier?-2

Stap 3: Rebus van vergelijking

Je gaat straks als eindproduct een rebus van een vergelijking maken.
Een rebus is een woordpuzzel waarin figuren gebruikt worden om woorden of woorddelen voor te stellen. Door een of meerdere letters toe te voegen of weg te laten kun je er allerlei woorden van maken.

Misschien leuk om eerst een paar rebussen op te lossen.
Ben benieuwd of je er goed in bent.














Allemaal gelukt?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden hieronder.


  1. Een beer van een vent.
  2. Daar kraait geen haan naar.
  3. De hond in de pot vinden.
  4. De kat uit de boom kijken.
  5. De kat op het spek binden
  6. Een zwaluw maakt nog geen zomer.

Eindopdracht B: Rebus maken

Rebus maken
Je gaat nu zelf een rebus van een vergelijking maken.

  • Begin met het bedenken van de vergelijking waarvan je de rebus wilt maken.
    Zorg dat de zin niet te kort, maar ook niet te lang is.
  • Bedenk welke figuren je zou kunnen gebruiken om de rebus te maken.
  • Bedenk bij elk figuur welke letters je toe moet voegen of weg moet laten.
  • Teken zelf de figuren of ga op zoek naar passende afbeeldingen.
  • Zorg dat de figuren in de goede volgorde op een stuk papier komen te staan.
  • Geef onder ieder figuur, door hokjes te tekenen, aan uit hoeveel letters het woord bestaat.

Afronding
Vraag een klasgenoot of hij de rebus kan oplossen.
Vraag hem om commentaar op je rebus. Verwerk het commentaar.

Natuurlijk los jij ook de rebus van je klasgenoot op.
Geef je klasgenoot op een goede manier feedback op zijn/haar rebus.

Klaar?
Laat je rebus beoordelen door je docent.

 

Extra - oefen

Dierenestafette
Elke leerling van de klas neemt een leeg blaadje voor zich en zet zijn/haar naam erboven.

  • Schrijf op de eerste regel: Zo
  • Schrijf op de tweede regel: als een
  • Vul nu zelf één van de twee regels aan.

Bijvoorbeeld:
Zo ... vet...
als een .......

Of:
Zo ........
als een ...varken...

Geef nu het blaadje door aan je buur. Die vult de open plaats in, en schrijft er zelf een nieuwe opgave onder. Geef weer door!

Het is de bedoeling dat je zoveel mogelijk vergelijkingen met dieren krijgt: bestaande vergelijkingen als het kan,
of... nieuwe vergelijkingen die nog niet bestaan.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Vergelijkingen zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

 

 

Woordenschat - Verwijswoorden

Vooraf

In deze opdracht staan verwijswoorden centraal.

Bekijk eerst onderstaand filmpje. Weet jij wanneer je dat of wat moet gebruiken?

 

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Verwijswoorden'.
De toets bestaat uit tien meerkeuzevragen.

Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als je 80% van de vragen goed hebt beantwoord.

Activiteiten

Aan de slag
Onderdeel Activiteit
Stap 1 Na het bestuderen van de Kennisbank kun je in oefeningen het juiste verwijswoord en antecedent aangeven.
Stap 2 en Je kunt in een tekst aangeven welke woorden de verwijswoorden zijn.
Stap 3 en Je kunt een tekst die geschreven is zonder verwijswoorden veranderen in een tekst met verwijswoorden.
Stap 4 Je kunt zinnen, dankzij verwijswoorden, in de juiste volgorde plaatsen.
Stap 5 en Je leert het verschil tussen wat en dat. Je kunt zinnen maken en aangeven waarnaar wat en dat verwijzen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de toets 'Verwijswoorden'.
Extra opdracht Maak eventueel de extra opdracht.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

Antecedenten

Verwijswoorden zijn woorden die verwijzen naar eerder of soms later genoemde woorden. De woorden waarnaar verwezen wordt noem je antecedenten. In onderstaande opdracht ga je op zoek naar het antecedent.

Stap 2

Eddy de Clown
Onderstaand verhaal gaat over Eddy de Clown. Lees het verhaal en zoek uit hoeveel woorden er verwijzen naar Eddy de Clown.
Klaar? Vergelijk je antwoord met dat van een aantal klasgenoten. Bespreek eventuele verschillen.

Eddy de Clown is back in Walibi World
Tijdens de Halloween Fright Nights speelt Eddy de Clown de hoofdrol. Hij is onder andere bekend van de film ‘Eddy the Movie’. De griezel zorgt met zijn humor, intimidatie en pesterijen voor grensverleggend spektakel. Hij is echt eng. Gasten worden uitgedaagd de ultieme grens op te zoeken door levende kakkerlakken en meelwormen te eten en bedolven te worden onder vogelspinnen en slangen. Je kunt hem bewonderen in zijn nieuwe "Try or Die-show". Zijn show is te eng voor woorden.

 

Stap 3: Eddy de Clown - 2

Ook onderstaand verhaal gaat over Eddy De Clown.
Het verhaal is geschreven zonder gebruik te maken van verwijswoorden.
Vind jij dat de tekst lekker leest?
Vervang in de tekst de naam Eddy De Clown steeds door een verwijswoord.

Klaar?
Vergelijk het resultaat met een klasgenoot.

De tijdmachine
Eddy De Clown is terug in Walibi World. In Walibi World kijken veel mensen naar de show van Eddy De Clown. Eddy De Clown is een clown, een entertainer en een massamoordenaar. Als je naar Eddy De Clown kijkt, word je gelijk bang.
Het feest gaat beginnen. Het feest wil je niet missen. Eddy De Clown speelt in de show een griezeldokter. De assistente roept griezeldokter Eddy. Maar Eddy glipt weg. De assistente gaat nu op zoek naar Eddy. Hoe zal het griezelverhaal aflopen?

Stap 4

De juiste volgorde

Lees de onderstaande vijf zinnen goed door.
Gebruik de verwijswoorden in de zinnen om te bepalen in welke volgorde de zinnen een logisch verhaaltje vormen.

  1. Dus wie weet rijdt jouw auto later op deze biobrandstof.
  2. De meeste mensen kennen kroos als een groene laag op vijvers.
  3. Het bevat enorm veel zetmeel, dat omgezet kan worden in ethanol.
  4. Amerikaanse wetenschappers zien het echter als een heus alternatief voor biobrandstoffen als maïs en tarwe.
  5. En dat is een prima brandstof.
Heb je de volgorde gevonden?
Vergelijk de volgorde die jij hebt gevonden met de volgorde die een klasgenoot heeft gevonden. Bespreek eventuele verschillen.

Stap 5

Wat of dat?

Lees de volgende twee zinnen:

  • We hebben een broertje gekregen, wat we allemaal heel leuk vinden.
  • We hebben een broertje gekregen, dat we allemaal heel leuk vinden.
Het woord wat in de eerste zin verwijst naar We hebben een broertje gekregen; we vinden het leuk dat we een broertje hebben gekregen.
Het woord dat in de tweede zin verwijst naar een broertje; we vinden het broertje leuk.

Lees nu ook de volgende twee zinnen:
  • Dit schrift is het enige wat ik uit mijn schooltijd heb bewaard.
  • Dit schrift is het enige dat ik uit mijn schooltijd heb bewaard.
Waarnaar verwijst wat in de eerste zin?
En waarnaar verwijst dat in de tweede zin?
Wat is het verschil in betekenis tussen beide zinnen?
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Stap 6

Eindtoets

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit tien vragen.
Je moet acht vragen goed beantwoorden om een voldoende te halen.

Klik op de volgende link om te beginnen:
Succes!

Oefening:Verwijswoorden-2

Extra opdracht

Bestudeer de uitleg over verwijswoorden nog een keer:

KB: Taal en woordenschat: Verwijswoorden

 

Bedenk bij de uitleg zelf vijf nieuwe voorbeeldzinnen.

Wissel je voorbeeldzinnen met een klasgenoot.
Onderstreep in elkaars voorbeeldzinnen de verwijswoorden en kijk elkaars werk na.

Lever het resultaat in bij je docent.

Extra - VWO

Verdieping vwo

In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?
Doe de oefening hieronder:

Oefening:In welke zin is het juiste verwijswoord gebruikt?

Extra: lvoorl

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.


 



 

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Verwijswoorden zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

Woordenschat - Tegenstellingen

Vooraf

Als peuter leer je al voor het eerst kennis maken met tegenstellingen. Groot en klein, lekker en vies, mooi en lelijk. Zelfs als klein kind weet je al snel wat het verschil is.

Maar deze tegenstellingen zijn nog vrij eenvoudig, want sociaal en asociaal, perfect en imperfect worden al een stuk ingewikkelder. Daarover ga je meer leren in deze opdracht.

In deze opdracht staan tegenstellingen centraal.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot het tegenstellingen-domino.

Beoordeling
Jullie krijgen een goede beoordeling voor de opdracht als:

  • Het dominospel goed is uitgewerkt (50 p).
  • De spelregels van het spel duidelijk zijn (20 p).
  • Het spel er verzorgd uitziet (20 p).
  • Het spel op tijd klaar is (10 p).

Activiteiten

Stap                 Groepsgrootte         Activiteit
Stap 1 Alleen Bestudeer de Kennisbank over Tegenstellingen en maak de oefeningen.
Stap 2 Alleen + samen Lees de tekst en verander het verhaal.
Stap 3 Alleen Zoek de tegenstellingen op.
Stap 4 Alleen + samen Maak een tegenstellingen-domino.
Stap 5 Alleen + samen Kunnen jullie antwoord geven op de hoofdvraag?


Benodigdheden

Tijd
Voor deze opdracht heb je één lesuur de tijd.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp:

KB: Taal en woordenschat: Tegenstellingen

Doe nu de volgende oefeningen.

 

Oefening:Tegenstellingen-1

Stap 2

Lees het onderstaande tekstje:

Nooit meer een hoed?
Een aardige man liep op straat. Hij had een mooie hoed op. Helaas waaide het erg hard. Het duurde dan ook niet lang of de hoed waaide van zijn hoofd af. Natuurlijk probeerde de man de hoed nog te pakken, maar hij viel en brak zijn neus. Daarna heeft de man nooit meer hoeden gedragen.

Verander het verhaaltje door voor zoveel mogelijk woorden een tegengestelde te gebruiken.
Ben je klaar? Wissel met een klasgenoot van verhaal. Hebben jullie het verhaal op dezelfde manier veranderd? Bespreek eventuele verschillen.

Stap 3

Als je een tegenstelling niet weet, kun je het opzoeken.
Puzzelaars zijn vaak op zoek naar woorden. Een puzzelwoordenboek kan je daarbij helpen. Bij de volgende opdracht mag je gebruik maken van een puzzelwoordenboek op internet. Bedenk wel dat op sommige sites het woord antoniem gebruikt wordt in plaats van "tegenstellingen"; die twee woorden betekenen hetzelfde.

Zoek op internet het antoniem op van de volgende woorden:

  • Afmattend
  • Recalcitrant
  • Verachting
  • Vergeten
  • Zelden

Stap 4

Je gaat nu samen met een klasgenoot aan de slag met het maken van het eindproduct: het tegenstellingen-domino.

  • Download eerst het format dominospel .
  • Maak samen een lijstje van zes tegenstellingen.
  • Vul de tegenstellingen op de juiste manier in op de verschillende kaartjes.
  • Print het spel uit, knip de kaartjes uit en plak ze op stevig karton.
  • Download nu de spelregels van het echte spel.
  • Pas de spelregels aan op de punten waar dat nodig is.
  • Speel het spel een aantal keer.

Stap 5

Afronding
Onder de knop 'Vooraf' vinden jullie de hoofdvraag en leerdoelen van deze opdracht. Kunnen jullie antwoord geven op de hoofdvraag? Bespreek samen of jullie de drie leerdoelen hebben behaald. Onder de knop 'Vooraf' vinden jullie ook de beoordelingscriteria voor het dominospel. Voldoet jullie spel aan deze criteria?

 

  • Ja? Laat het spel beoordelen door jullie docent.
  • Nee? Pas het spel dan aan zodat het wel aan de criteria voldoet en laat het dan beoordelen.

Extra

Woordenschat - tegenstellingen extra oefening

Maak de volgende oefeningen. Sleep de vakjes rechts bij de juiste tegenstelling in de eerste kolom.

Oefening:Woordenschat - tegenstellingen extra oefening

Klaar?
Bedenk zelf tien andere tegenstellingen en wissel die uit met je klasgenoot.
Maak het niet te gemakkelijk!

Extra - vwo

Gebruik het juiste voorvoegsel voor de tegenstelling. Voorbeeld: sociaal - asociaal

 

Het popfestival bereikte om 3 uur een climax. Door onweer eindigde het in een ........
Veel mensen zijn altijd druk met materiële zaken. Idealisten zijn vaak bezig met ........ zaken, zoals welzijn.
Mijn opa was tot op hoge leeftijd actief. Die man is na een conflict op ........ gesteld.
Zij heeft me geregeld gebeld. Hij doet zijn werk op ........ tijden.
Door technische vernieuwingen werd de landbouw zeer productief. Door een defect in de machine is deze afdeling ........
Ze is sociaal erg sterk en daardoor populair op school. Hij is ........ omdat hij zich vaak ........ gedraagt.
D'66 is het beste voorbeeld van een pro-Europese partij. Al klinkt het gek, ook in het Europarlement zitten ........ politici.

 

 

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Tegenstellingen zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

 

 

Woordenschat - Samenstellingen

Vooraf

In deze woordenschatopdracht staan samenstellingen centraal.

Leerdoelen
Na deze opdracht kun je:

  • uitleggen wanneer een woord een samenstelling wordt genoemd.
  • zelf bepalen wanneer je wel en wanneer je niet het koppelteken bij samenstellingen moet gebruiken.

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het maken van de opdracht Samenstellingen. De opdracht vind je op het werkblad samenstellingen.

Beoordeling
Je hoort van je docent hoe het werkblad wordt beoordeeld.

Activiteiten

Stap                       Groepsgrootte           Activiteit
Stap 1 Alleen Bestudeer het Kennisbankitem 'Voor- en achtervoegsel'.
Stap 2 Alleen + samen Ga opzoek naar samenstellingen.
Stap 3 Alleen + samen Zoek verder naar meer samenstellingen.
Stap 4 Alleen + samen Aan elkaar vast of een spatie?
Stap 5 Alleen + samen Met een koppelteken?
Stap 6 Alleen Je sluit de opdracht af met het maken van een aantal samenstellingen.


Benodigdheden
Het werkblad Samenstellingen

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgend onderwerp:

KB: Woordenschat: Voor- en achtervoegsel

 

Maak vervolgens de volgende oefening.
Probeer een zo hoog mogelijke score te halen.

 

Oefening:Voor- en achtervoegsel

Stap 2

Samenstellingen - twee zelfstandig naamwoorden

Fietssleutel, huiskamer, deurbel, tafelpoot, bureaulamp, allemaal voorbeelden van samenstellingen die bestaan uit twee zelfstandig naamwoorden.

Ga op zoek naar nog minimaal tien samenstellingen die bestaan uit twee zelfstandig naamwoorden.

Laat de samenstellingen die jij gevonden hebt, zien aan een klasgenoot. Heeft hij/zij een aantal dezelfde samenstellingen gevonden of allemaal andere?
Vertel elkaar ook waar jullie de samenstellingen gevonden hebben.

Stap 3

Nog meer samenstellingen

Broodmager, ijzersterk, hoogzwanger, lichtblauw, kotsmisselijk, welbekend, allemaal voorbeelden van samenstellingen waarvan minstens één van de delen een bijvoeglijk naamwoord is.

Ga op zoek naar nog minimaal tien samenstellingen waarvan minstens één van de delen een bijvoeglijk naamwoord is.

Laat de samenstellingen die jij gevonden hebt, zien aan een klasgenoot. Heeft hij/zij een aantal dezelfde samenstellingen gevonden of allemaal andere?
Vertel elkaar ook waar jullie de samenstellingen gevonden hebben.

Stap 4

Aan elkaar vast of een spatie?

Samengestelde woorden zijn woorden die uit twee of drie woorden bestaan. Deze woorden moet je in het Nederlands gewoon aan elkaar vast schrijven. Als je toch een spatie invoegt, krijgt het woord soms zelfs een andere betekenis.

Een paar voorbeelden:

  • rode wijn + glazen = rodewijnglazen (niet: rode wijnglazen)
    Rode wijnglazen (met spatie) zijn rood van kleur.
  • lange afstand + loper = langeafstandloper (niet: lange afstandloper)
    Een lange afstandloper (met spatie) is een hardloper die heel lang is.
Ga zelf op zoek naar nog een of twee voorbeelden van samengestelde woorden die uit drie woorden bestaan waarvan de betekenis verandert als je een spatie toevoegt.
Laat je voorbeelden zien aan een klasgenoot. Bekijk ook de voorbeelden van je klasgenoot.

Stap 5

Met een koppelteken

Soms gebruik je in samenstellingen een koppelteken: niet-officieel, minister-president, diploma-uitreiking.

Je snapt het al: ga op zoek naar nog minimaal tien samenstellingen met een koppelteken.

Laat de samenstellingen die jij gevonden hebt, zien aan een klasgenoot. Heeft hij/zij een aantal dezelfde samenstellingen gevonden of allemaal andere?
Vertel elkaar ook waar jullie de samenstellingen gevonden hebben.

Stap 6

Eindopdracht
Je sluit de opdracht af met het maken van een aantal samenstellingen.

Download het werkblad

 

  • Het werkblad Samenstellingen
    Op het werkblad staan twee rijen woorden. Maak samenstellingen door een woord uit de eerste rij te combineren met een woord uit de tweede rij. Bedenk bij iedere samenstelling ook een korte zin of uitdrukking waarin de samenstelling gebruikt kan worden.


Je hoort van je docent hoe het werkblad beoordeeld wordt.

Succes!

Extra opdracht

Extra opdracht

Het gaat tegenwoordig nogal eens mis met het gebruiken van samenstellingen. Steeds vaker worden woorden NIET aan elkaar geschreven, waar dat eigenlijk wel zou moeten.
Kortom: er worden onnodig spaties gebruikt.

Hieronder een voorbeeld. Denk eens even goed na over de volgende krantenkop:
LERAREN TE KORT

  • Bekijk deze video over dit misverstand.(bron: youtu.be)

  • Er is zelfs een speciale website over dit veelvoorkomende probleem: www.spatiegebruik.nl/

  • Ga naar deze website en zoek de tien leukste voorbeelden van onjuist spatiegebruik. Schrijf die op.

TIP: Maak met de klas een TOP 3 van de leukste spatiefouten!

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Samenstelling-Afleiding zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

Woordenschat - Voorzetsels

Vooraf

In deze opdracht staan voorzetsels centraal.

Begin met het kijken naar de video.

Eindproduct
Ter afsluiting van deze opdracht schrijf je tien zinnen in je schrift. In iedere zin moet een combinatie van twee voorzetsels voorkomen. In de tien zinnen moet je in het totaal twintig verschillende voorzetsels gebruiken.

Beoordeling
Als je docent de tien zinnen beoordeelt, let hij op:

  • De inhoud: zijn het tien zinnen met in iedere zin een combinatie van twee voorzetsels?
  • De inhoud: zijn er twintig verschillende voorzetsels gebruikt?
  • Taalfouten: bevatten de zinnen geen taalfouten?

Activiteiten

Stap                 Groepsgrootte         Activiteit
Stap 1 Alleen Bestudeer het Kennisbankitem 'Voorzetsels'.
Stap 2 Alleen + samen Verandert de betekenis van het werkwoord als er een vast voorzetsel bij staat?
Stap 3 Alleen Schrijf tien zinnen met een combinatie van twee voorzetsels.


Benodigdheden
 -

Tijd
Voor deze opdracht heb je één lesuur nodig.

Stap 1


Maak de volgende oefeningen.

Oefening:Zoek het voorzetsel.

Een voorzetsel geeft vaak een plaats, tijd of reden/oorzaak aan.

Voorbeeld:

Hij woont boven de winkel.
Het pakje wordt bezorgd voor vier uur.
Door de hitte is het ijsje snel gesmolten.

 

Maak de volgende oefening.

Stap 3: Werkwoorden met vast voorzetsel

Sommige werkwoorden hebben een vast voorzetsel.

Voorbeeld:

  • Ontkomen aan: 'Er is geen ontkomen aan.'


Soms verandert de betekenis van het werkwoord als er een vast voorzetsel bij staat.

Voorbeeld:

  • Houden van: 'We houden van reizen.'
  • Houden: 'De boer houdt koeien.'

Stap 3

Hieronder zie je een zin met een combinatie van twee voorzetsels:

  • Johan probeerde het achter zijn rug om te regelen.

Veel voorkomende combinaties van twee voorzetsels zijn:

  • Boven .... uit
  • Buiten .... om
  • Door .... heen
  • Naar .... toe
  • Onder .... door
  • Over .... heen
  • Tegen .... aan
  • Tussen .... door
  • Voor .... langs


Ter afsluiting van deze opdracht maak je tien zinnen met een combinatie van twee voorzetsels.
In de tien zinnen moeten twintig verschillende voorzetsels voorkomen.
Noteer de zinnen op papier of maak een digitaal (Google-)document aan.

Klaar?
Lever je document in bij de docent. Hij zal je zinnen beoordelen.

Beoordeling
Als je docent de tien zinnen beoordeelt, let hij op:

  • inhoud: zijn het tien zinnen met in iedere zin een combinatie van twee voorzetsels?
  • inhoud: zijn er twintig verschillende voorzetsels gebruikt?
  • taalfouten: bevatten de zinnen geen taalfouten?

Extra opdracht

Wil je nog meer oefenen met zinnen met voorzetsels?

Hier vind je nog een invuloefening.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de module passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Voorzetsel zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

Woordenschat - Voor- en achtervoegsel

Vooraf

In deze opdracht staan voor- en achtervoegsels centraal.

Begin met het kijken naar deze video. In de video wordt het verschil tussen een samenstelling en een afleiding uitgelegd.

 

Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met het maken van de opdracht Samenstellingen. De opdracht vind je op het werkblad samenstellingen.

Beoordeling
Je hoort van je docent hoe het werkblad wordt beoordeeld.

Activiteiten

Stap               Groepsgrootte         Activiteit
Stap 1 Alleen Bestudeer het Kennisbankitem 'Voor- en achtervoegsel'.
Stap 2 Alleen Je gaat een typwedstrijd spelen.
Stap 3 Alleen Ga aan de slag.


Benodigdheden
Het werkblad Afleidingen .

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Stap 1

Bestudeer vervolgens het volgende onderdeel.

Stap 2

Typwedstrijd
Je gaat een typwedstrijdje spelen.
Je krijgt een aantal afleidingen te zien. Kijk steeds goed naar de spelling van het woord/de woordcombinatie.
Typ het woord of de woordcombinatie daarna zo snel mogelijk na.
Als je in het totaal 100 letters of meer hebt getypt, stopt het spel.
Hoe hoog is je score?

Klik op de link om het spel te starten:
 Typwedstrijd afleidingen

Stap 3

Als eindopdracht ga je aan de slag met opdrachten op een werkblad.
Download het werkblad Voor- en achtervoegsels en Afleidingen. Sla het document op in je eigen omgeving (bestand - opslaan als). Je kunt het dan later of digitaal of uitgeprint inleveren bij je docent.


Op het werkblad staan de volgende oefeningen:

  • Opdracht A
    Je ziet een rij voorvoegsels en een rij woorden.
    Combineer de voorvoegsels met de woorden tot afleidingen.
  • Opdracht B
    Je ziet een rij woorden en een rij achtervoegsels.
    Maak weer de afleidingen.
  • Opdracht C
    Je ziet een rij woorden/woordgroepen.
    Zet achter ieder woord/woordgroep de afleiding met dezelfde betekenis.


Klaar?
Controleer nog even of je alle opdrachten hebt ingevuld. Lever het werkblad in bij je docent.

Beoordeling
Je docent zal bij de beoordeling letten op:

  • inhoud: heb je alle opdrachten ingevuld? Heb je de juiste voor- en achtervoegsels en woordgroepen ingevuld?
  • taalfouten: bevatten de woorden en zinnen geen taalfouten?

Stap 2: Voor- en achtervoegsels

Voor- en achtervoegsels geven het kernwoord een andere betekenis.
Ook verandert vaak de woordsoort door het achtervoegsel.

Maak de volgende oefeningen.

Oefening:Voor- en achtervoegsels-1

Verderkijker

Lijdende en bedrijvende vorm - Verderkijker
De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Voor- en achtervoegsel zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

 

Oefening:Voor- en achtervoegsels-2

Woordenschat - Trappen van vergelijking

Vooraf

In deze opdracht staan de trappen van vergelijking centraal.

Begin met het kijken van deze video.

Je krijgt dan vast uitleg en voorbeelden van de trappen van vergelijking.

Eindproduct
Je maakt samen met een klasgenoot een 'drieluik' waar een trap van vergelijking in terugkomt. Jullie maken zelf drie foto's die een trap van vergelijking weergeven!

Beoordeling

Het drieluik wordt beoordeeld door jullie docent.
Jullie docent beoordeelt:
- De inhoud: is het duidelijk welke trap van vergelijking wordt uitgebeeld?
- De vorm: is het eindproduct netjes vormgegeven?

Activiteiten

Stap               Groepsgrootte         Activiteit
Stap 1 Alleen Bestudeer het Kennisbankitem 'Trappen van vergelijking'.
Stap 2 Alleen Lees de tekst.
Stap 3 Alleen + samen Je gaat samen een drieluik maken.


Benodigdheden

  • Een computer met internet verbinding.
  • Een (digitale) fotocamera.
  • Papier en (kleur)potloden.

Tijd
Voor deze opdracht heb je één lesuur de tijd.

Stap 1

Bestudeer uit de Kennisbank Nederlands het volgende onderwerp.

Stap 2

In het volgende artikel staan een aantal trappen van vergelijking. Kun jij ze vinden?

 

Stap 3

Als eindopdracht ga je een 'drieluik' maken. Je doet dit samen met een klasgenoot.

Het drieluik moet bestaan uit drie foto's of afbeeldingen.
Je kunt foto's maken met de camera van je mobiele telefoon.
Maar je kunt ook op Google naar afbeeldingen zoeken.
Of jullie maken drie verschillende tekeningen, als je dat leuker vindt.

Hoe jullie deze afbeeldingen of foto's verwerken, is een vrije keus.
Je kunt een digitaal (Google-)document maken of een papieren versie.
Overleg eventueel met je docent.

Het is wel de bedoeling dat:

  • De eerste foto of afbeelding  de stellende trap laat zien.
  • De tweede foto of afbeelding de vergrotende trap laat zien.
  • De derde foto of afbeelding de overtreffende trap laat zien.


Klaar?
Bekijk of jullie voldaan hebben aan de opdracht, zoals omschreven.
Lever de afbeeldingen in bij jullie docent.

Beoordeling
De docent let bij de beoordeling op:

  • inhoud: is het duidelijk welke trap van vergelijking jullie hebben gefotografeerd?
    Hebben jullie van elke trap een aparte afbeelding?
  • vorm: is jullie drieluik met zorg gemaakt?
  • originaliteit: is jullie drieluik verrassend?

Extra opdracht

Maak deze oefening samen met een klasgenoot.

Zorg voor een uitgeprinte versie van deze opdracht of kopieer de opdracht naar een tekstbestand op je computer.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Trappen van vergelijking zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

Woordenschat - Spreekwoorden

Vooraf

In deze opdracht staan spreekwoorden en gezegdes centraal.

Bekijk de video. Kijk hoe spreekwoorden hier worden uitgebeeld.

 

Eindproduct
Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een tekening of collage met daarin verstopt vier gezegden/spreekwoorden waarin het woord (t)huis voorkomt.

Beoordeling
Jullie tekening/collage laten jullie beoordelen door jullie docent.
Jullie docent kijkt bij de beoordeling naar:

  • Inhoud: zijn er vier gezegden/spreekwoorden in de tekening/collage verwerkt?
  • Creativiteit: is de tekening/collage origineel?
  • Netheid: is er aandacht besteed aan de netheid?
  • Tijd: is de tekening/collage op tijd klaar?

 

Activiteiten

Stap                 Groepsgrootte           Activiteit
Stap 1 Alleen Bestudeer het Kennisbankitem 'Gezegden en spreekwoorden'.
Stap 2 Alleen + samen Bekijk gezegden en spreekwoorden in beeld.
Stap 3 Alleen Weet jij de betekenis van een spreekwoord?
Stap 4 Alleen + samen Wat is een rebus?
Stap 5 Alleen + samen Ga een tekening maken.


Benodigdheden

Tijd
Je hebt twee lesuren nodig.

Stap 1

 

In veel gezegden en spreekwoorden spelen dieren een rol.

Maak de volgende oefeningen.

 

Stap 2

Download het werkblad Gezegden en spreekwoorden.
Sla het op in je eigen omgeving (bestand - opslaan als), zodat je het kunt bewerken.

Zoek samen met een klasgenoot spreekwoorden op de afbeelding.
Kijk of jullie de betekenis van deze spreekwoorden weten.

Bespreek in de klas welke gezegden of spreekwoorden jullie gevonden hebben.

Stap 3

Er zijn honderden gezegden en spreekwoorden.
Natuurlijk kun je niet van al die gezegden en spreekwoorden de betekenis weten, maar dat je de betekenis van een aantal bekende gezegden en spreekwoorden weet, is natuurlijk wel leuk.

Maak de volgende oefeningen.

 

Stap 4

Rebus
Een rebus is een woordpuzzel waarin figuren gebruikt worden om woorden of woorddelen voor te stellen. Door een of meerdere letters toe te voegen of weg te laten kun je er allerlei woorden van maken.

Misschien leuk om eerst een paar rebussen waarvan de oplossing een gezegde is op te lossen.
Ben benieuwd of je er goed in bent.

 














Allemaal gelukt?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden hieronder.


  1. Een beer van een vent.
  2. Daar kraait geen haan naar.
  3. De hond in de pot vinden.
  4. De kat uit de boom kijken.
  5. De kat op het spek binden
  6. Een zwaluw maakt nog geen zomer.

 













 


  1. Door het oog van de naald.
  2. Iets in je schild voeren.
  3. Een kat in de zak kopen.
  4. Als een kip zonder kop.
  5. Iets op je lever hebben.
  6. De spijker op de kop slaan.

 

Eindopdracht: Tekening of collage

Tekening maken

Als eindproduct van deze opdracht maak je samen met een klasgenoot een tekening/collage waarin vier spreekwoorden met daarin het woord (t)huis in voorkomen.Ga eerst op zoek naar een aantal spreekwoorden waarin het woord (t)huis voorkomt.
Kies vier spreekwoorden uit die jullie willen gaan uitbeelden. Maak samen een tekening/collage waarin de vier spreekwoorden voorkomen.

Laat de tekening zien aan een aantal klasgenoten. Kunnen zij de spreekwoorden gemakkelijk vinden?
Natuurlijk bekijken jullie ook hun tekening/collage. Kunnen jullie de gezegden/spreekwoorden gemakkelijk vinden?

Klaar?
Laat jullie tekening/collage beoordelen door jullie docent.

Extra opdracht

Wil je nog extra oefenen met spreekwoorden en gezegdes?


Maak de volgende oefening.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Spreekwoorden zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.

 

 

 

 

 

Woordenschat - Figuurlijk taalgebruik

Vooraf

In deze opdracht staat figuurlijk taalgebruik centraal.

Bekijk eerst de video over letterlijk en figuurlijk taalgebruik.

Na deze opdracht kun je:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met figuurlijk taalgebruik.
  • onderscheid maken tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik.
  • figuurlijk taalgebruik in uitdrukkingen en personificaties benoemen.

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbank en maak oefeningen over figuurlijk taalgebruik en personificaties.
Stap 2   Bestudeer de Kennisbank over vergelijkingen en maak de sleepoefening.
Stap 3 en Lees hoe figuurlijk taalgebruik soms verkeerd begrepen wordt. Bedenk zelf voorbeelden en vergelijk ze met een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de Kennisbanken die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Je schrijft een column waarin je je mening geeft over figuurlijk taalgebruik.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer één lesuur nodig.

Stap 1


Maak de volgende oefening.

Je spreekt van een personificatie als er aan dieren of dingen menselijke eigenschappen toegekend worden.
Personificaties zijn voorbeelden van figuurlijk taalgebruik.

Maak de volgende oefening.

Stap 2

In veel vergelijkingen is sprake van figuurlijk taalgebruik.
Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderwerp.

Stap 3

Figuurlijk taalgebruik kan helemaal verkeerd begrepen worden.
Mensen nemen het figuurlijk taalgebruik soms te letterlijk, waardoor de tekst een heel andere betekenis krijgt.

Voorbeelden:
Met 'aan de bel trekken' wordt bedoeld 'ergens aandacht voor vragen' en niet letterlijk aan een echte bel trekken.

Of met 'de leraar aan zijn jasje trekken' wordt bedoeld 'de leraar iets zeggen of vragen' en niet letterlijk aan zijn jasje trekken.

 

Stap 4

Wat vind jij, moet figuurlijk taalgebruik worden vermeden of juich je het gebruik van figuurlijk taalgebruik juist toe?
Als eindopdracht ga je een column van ongeveer 150 woorden schrijven waarin je je mening geeft over het gebruik van figuurlijk taalgebruik.

Weet je niet wat een column is, lees dan de Kennisbank.

Verderkijker

De Verderkijker biedt bij de opdracht passende externe linkjes naar uitleg, oefenmateriaal of filmpjes.

Voor het onderdeel Figuurlijk taalgebruik zijn de volgende items geselecteerd.

 

 

 

 

 

 

In de Verderkijker wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet.
Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
Mocht u vragen/opmerkingen hebben, of constateert u een niet-werkende link, horen wij dit natuurlijk graag.
Dit kan via onze
helpdesk.