We gebruiken onze ruimte voor allerlei doeleinden: verkeer, landbouw, industrie, recreatie en ook om woningen neer te zetten.
Er moet natuurlijk wel ruimte overblijven voor natuurgebieden.
Deze opdracht gaat over de verdeling van de beschikbare ruimte in stedelijke gebieden en op het platteland in Nederland en Duitsland vanaf 1950. Je zult merken dat Nederlanders en Duitsers dat op verschillende manieren aangepakt hebben.
Bekijk de sfeerimpressie van het Groene Hart, het natuurgebied te midden van dichtbevolkte stedelijke gebieden. Waar ligt Het Groene Hart?
Wat kan ik straks?
Aan het eind van deze opdracht kun je:
de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding omschrijven;
twee natuurlijke en twee sociaaleconomische factoren noemen die invloed hebben op de bevolkingsspreiding;
de begrippen urbanisatie, suburbanisatie, re-urbanisatie, groeikern, slaapstad, forens en agglomeratie omschrijven;
omschrijven hoe de inrichting van de ruimte voor landbouw, recreatie, verkeer en natuur tussen 1950 en nu in Nederland en Duitsland is veranderd.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Je leert wat de bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding inhoudt en hoe je dit kunt berekenen. Je maakt twee oefeningen over Nederland en Duitsland.
Stap 2
Je bestudeert de informatie over verstedelijking in Nederland, het ontstaan van groeikernen, slaapsteden en agglomeraties. Je zoekt vijf grote steden in Nederland en Duitsland op en zoekt het inwonersaantal erbij.
Stap 3
Je leest over het gebruik van ruimte voor landbouw, recreatie, verkeer en natuur sinds de jaren 50. Je beantwoordt de stellingen daarover met waar of niet waar.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Begrippen
Je maakt zelf een omschrijving bij een aantal begrippen over inrichting van de ruimte.
Eindopdracht
Maak samen een presentatie over de ruimte voor de verschillende doeleinden.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 à 3 lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Dichtheid en spreiding
Bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding
Om aan te geven of het aantal mensen dat in een gebied woont hoog of juist laag is, kun je de term bevolkingsdichtheid gebruiken. De bevolkingsdichtheid is het aantal mensen per km².
Nederland telde in 2017 ruim 17 miljoen mensen. Die mensen wonen op een oppervlakte van ruim 41.500 km². Dat betekent een bevolkingsdichtheid van ongeveer 410 mensen per km².
Duitsland telde in 2017 ruim 81 miljoen mensen. Die mensen wonen op een oppervlakte van ruim 357.300 km². Dat betekent een bevolkingsdichtheid van ongeveer 215 mensen per km².
Als je kijkt naar de bevolkingsdichtheid per gebied, dan zijn er grote verschillen. Je noemt dit bevolkingsspreiding. Op de kaart spreiding van de bevolking over Nederland zie je in welke gebieden veel en in welke gebieden weinig mensen wonen. Nederland en Duitsland behoren tot de dichtstbevolkte landen van Europa. Op de kaart spreiding bevolking Europa zie je de spreiding van de bevolking over Europa.
De bevolkingsspreiding kan vaak worden verklaard met behulp van natuurlijke en sociaaleconomische factoren.
Voorbeelden van natuurlijke factoren zijn: het klimaat, het landschap, de bodemvruchtbaarheid, aanwezigheid van grondstoffen en de ligging ten opzichte van de zee.
Voorbeelden van sociaaleconomische factoren zijn: aanwezigheid van werk, van winkels, van scholen en universiteiten en van culturele voorzieningen.
Vaak zijn gunstige sociaaleconomische factoren het resultaat van gunstige natuurlijke factoren.
Maak de oefeningen.
Stap 2: Verstedelijking
De Industriële Revolutie (vanaf 1750) is de periode dat in Nederland en Duitsland de eerste grotere fabrieken werden gebouwd. Het zwaartepunt van het werk verschoof hierdoor van het platteland naar de stad. Steeds meer mensen die eerst in de landbouw werkten, werken nu in de fabrieken in de steden. De trek van het platteland naar de stad wordt aangeduid met de term urbanisatie of verstedelijking.
Na de eerste groei van de steden als gevolg van de industrialisatie volgde de suburbanisatie (suburb = buitenwijk). De mensenstroom gaat in de andere richting: mensen willen vertrekken uit de stad om gebrek aan ruimte, lawaai, luchtvervuiling en dergelijke te ontvluchten. Deze 'vlucht' is ook een onderdeel van de verstedelijking, want deze mensen zijn niet de plattelandsmensen van vroeger. Ze doen niet aan landbouw en zijn nog steeds afhankelijk van de stad voor werk, onderwijs en cultuur.
Nederland hield met dit fenomeen rekening door groeikernen aan te wijzen: kleinere gemeenten die de suburbanisatie van een of meerdere nabijgelegen steden moesten opvangen door te groeien en aldus huisvesting te bieden.
Suburbanisatie werd gestimuleerd door de groeiende mobiliteit. Hierdoor konden mensen in de stad werken en buiten de stad wonen.
Het begrip forens is dus sterk gekoppeld aan suburbanisatie. Het resultaat was het ontstaan van slaapsteden: (voor)steden die overdag bijna uitgestorven zijn, omdat iedereen in de nabij gelegen grotere stad werkt.
Tegenwoordig willen veel mensen juist (weer) in de stad wonen. De (slaap)steden die zijn ontstaan door de suburbanisatie worden niet altijd als gezellig ervaren en wonen in een slaapstad betekent voor veel inwoners iedere dag in de file staan.
Er treedt zogenaamde re-urbanisatie op. Mensen willen gebruikmaken van de voorzieningen (theater, winkelcentrum) in het stadscentrum.
Door de urbanisatie, suburbanisatie en re-urbanisatie zie je nu vaak een centrale stad met eraan vastgegroeide randgemeenten of voorsteden. Dit groot stedelijk gebied wordt ook wel een agglomeratie genoemd. Ruimtelijk gezien vormt de agglomeratie een geheel en de bewoners van de agglomeratie wonen, werken, winkelen en recreëren in verschillende delen van de agglomeratie en verplaatsen zich regelmatig binnen de agglomeratie.
Agglomeraties hebben een grote aantrekkingskracht, vooral op jongeren die er gaan studeren en werken.
In veel dorpen neemt de vergrijzing toe. De verwachting is dat de leegloop in de dorpen aanhoudt.
Met name in de provincies Groningen, Limburg en in Zeeland zijn zogenaamde krimpregio's.
Bekijk de video. Waarom mag in het Groene Hart van Nederland niets gebouwd worden?
Maak de oefeningen.
Stap 3: Ruimte voor...
Landbouw
Voor de Tweede Wereldoorlog waren de landbouwbedrijven in Nederland niet groot en de meeste bedrijven waren familiebedrijven. Er was sprake van een beperkte bereikbaarheid van het achterland, slechte waterhuishouding en grote armoede. Om de situatie te verbeteren, werd het platteland opnieuw ontworpen: planmatig en productiegericht. Landbouwpercelen werden opnieuw ingedeeld om zo per eigenaar zoveel mogelijk aaneengesloten land te krijgen; door deze ruilverkaveling ontstonden grotere bedrijven. En door de inpoldering van delen van het IJsselmeer ontstonden er nieuwe landbouwgebieden.
Ook in de periode 1980-2018 trad er nog een flinke schaalvergroting op. Terwijl het aantal bedrijven in die periode met meer dan 60% afnam, nam de oppervlakte landbouwgrond maar met 12% af. En de landbouw is tegenwoordig zo goed georganiseerd dat voor miljarden euro's aan landbouwgoederen wordt geëxporteerd (vooral naar Duitsland).
In Oost-Duitsland (DDR) ging de landbouw na de Tweede Wereldoorlog ook flink op de schop. Daar werden bijna alle landbouwbedrijven samengevoegd tot grote landbouwbedrijven in handen van de staat. Deze landbouwbedrijven werden ‘Landwirtschaftliche Produktionsgenossenschaften’ genoemd, wat zoveel betekent als collectieve of coöperatieve boerderijen. Na de hereniging van de BRD en DDR in 1990 werden veel van deze grotere bedrijven weer gesplitst in kleinere bedrijven.
Recreatie
Sinds de Tweede Wereldoorlog hebben mensen zowel in Nederland als in Duitsland veel meer vrije tijd gekregen. De werkdagen werden korter, het aantal vakantiedagen nam toe en het aantal jaren dat iemand van zijn pensioen kan genieten, is ook toegenomen. De stijgende welvaart maakte bovendien dat er meer geld te besteden was.
Kortom, er viel geld te verdienen aan vrije tijd en recreatie. Naast de bekende en populaire vrijetijdsbestedingen als ‘een dagje naar het strand’ of ‘de natuur in’ kwamen er allerlei attracties en pretparken, zoals Madurodam of de Efteling. Ook campings en vakantieparken werden steeds populairder als vakantiebestemming.
Verkeer
Het verkeer heeft vanaf 1950 steeds meer beslag gelegd op de ruimte in Nederland: nieuwe snelwegen, nieuwe bruggen en uitbreiding van het aantal spoorlijnen. Schiphol breidde uit en ook de haven van Rotterdam werd steeds groter. Op verschillende plaatsen in het land zijn kleinere vliegvelden aangelegd.
De toename van het verkeer wordt grotendeels veroorzaakt door de economische groei. Het zakelijk verkeer en het goederentransport over de weg neemt sterk toe.
Nederland is een distributieland geworden: import, export, doorvoer. De belangrijkste knooppunten zijn Schiphol en de Rotterdamse haven. Naast het zakelijke verkeer is ook het recreatieve verkeer sterk toegenomen. Tenslotte maakt het woon-werkverkeer een groot deel uit van de dagelijkse files. Steeds meer mensen wonen verder van hun werk af en moeten daarom reizen.
De verkeersdrukte is om dezelfde redenen ook in Duitsland sterk toegenomen. Aanvankelijk was er wel onderscheid in verkeersdrukte tussen West-Duitsland en Oost-Duitsland. De welvaart in Oost-Duitsland was lager en veel minder mensen konden zich een auto veroorloven.
Een groot verschil tussen Nederland en Duitsland is de beschikbare ruimte. De aanleg van een extra snelweg of de verbreding van een bestaande, levert in Nederland al snel heel wat meer discussie op dan in Duitsland.
Natuur
Nederland is in het verleden vrij slordig omgegaan met de beschikbare natuur. Er was veel ruimte nodig voor woningen, bedrijfsterreinen, wegen, spoorlijnen, enzovoort. Nederland had twee nationale parken, in de jaren 30 door particulieren opgezet, het Nationaal Park De Hoge Veluwe en het Nationaal Park Veluwezoom. Er zijn al heel lang verenigingen actief om landschappen te beschermen. Een voorbeeld daarvan is de Vereniging Natuurmonumenten, die sinds 1906 bestaat en natuurgebieden in Nederland opkoopt of in beheer neemt.
Tegenwoordig wordt er meer gedaan om het Nederlandse groen te behouden. Het gebied tussen de grote steden in de Randstad, het Groene Hart genaamd, is een gebied met plassen, weilanden, natuurgebieden en dorpen. In het Groene Hart mag alleen onder voorwaarden worden gebouwd.
Ook in Duitsland had vroeger de bescherming van de natuur geen prioriteit, zeker niet in Oost-Duitsland. Net als in Nederland werd het belang van natuurbescherming vanaf de jaren 60 en 70 belangrijker. In 1970 werd het Beierse Woud aangewezen als nationaal park en daarna volgden nog veertien gebieden.
Maak de oefening.
Afronding
Begrippenlijst
In deze opdracht ben je veel begrippen tegengekomen.
Maak zelf een begrippenlijst.
bevolkingsdichtheid
....
bevolkingsspreiding
....
urbanisatie
....
suburbanisatie
....
re-urbanisatie
....
groeikern
....
slaapstad
....
forens
....
agglomeratie
....
krimpregio
....
Eindopdracht: Presentatie geven
We gebruiken de beschikbare ruimte voor allerlei doeleinden, in Nederland zowel als in Duitsland. Op allerlei manieren wordt in de behoeften van mensen voorzien. Ruimte wordt onder meer gebruikt voor landbouw, huisvesting, recreatie, verkeer en natuur.
Je hebt bij al deze zaken gezien dat Nederland en Duitsland soms dezelfde aanpak volgden om ruimte te gebruiken en soms een verschillende aanpak. Ruimtegebruik is altijd een onderwerp van discussie; je kunt ruimte namelijk maar één keer benutten.
Jullie verwerken de opgedane kennis in een presentatie. Afhankelijk van de beschikbare tijd kies je een presentatievorm. Het mag met pen, papier en printer (voor afbeeldingen), maar je kunt ook een PowerPointpresentatie maken, of een Prezi. Dan kun je ook videofragmenten verwerken.
Hoe gaan jullie te werk?
Jullie werken in groepjes. Per groepje zoek je informatie over ruimte voor: natuur, landbouw, huisvesting, verkeer of recreatie. Zoek er afbeeldingen bij om jullie betoog te ondersteunen en levendig te maken. Gebruik begrippen en namen die bij het onderwerp horen als zoekterm. Als je het mondeling doet, spreek dan onderling af wie de tekst voorleest en wie de afbeeldingen laat zien.
Hoe je een presentatie houdt en voorbereidt, kun je ook lezen in de gereedschapskist.
Klaar?
Zorg dat jullie de presentatie over het gekozen onderwerp voldoende hebben voorbereid. Houd in overleg met je docent de presentatie.
Beoordeling
Jullie docent zal de presentatie beoordelen. Bij de beoordeling let de docent op:
inhoud: laat de presentatie zien hoe in Nederland en Duitsland met de beschikbare ruimte is omgegaan over het door jullie gekozen onderwerp? Wordt ook duidelijk uitgelegd welke (verschillende) aanpak daarbij in beide landen is gehanteerd?
vorm: is de presentatie duidelijk en goed te volgen en vormen de afbeeldingen die je gebruikt een goede aanvulling op je verhaal?
Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.
Een Pecha Kucha is een presentatie die bestaat uit 20 slides. Voor iedere slide heb je 20 seconden de tijd om te presenteren, dus je verhaal duurt in totaal 6 minuten en 40 seconden.
Terugkijken
Intro
Begrijp je, na het zien van de sfeerimpressie, waarom er in Het Groene Hart maar beperkt gebouwd mag worden?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Kun je toelichten waarom mensen op een gegeven moment weer uit de stad trekken om zich erbuiten te vestigen?
Hoe ging het?
Inhoud
Waarom is het belangrijk dat er natuurgebieden zijn, zowel in Nederland als in Duitsland naast de dichtbevolkte stedelijke gebieden?
Begrippenlijst
Heb je zelf een begrippenlijst gemaakt? Lukte het zonder de begrippen op te zoeken?
Eindopdracht
Hebben jullie een presentatie gehouden over de ruimte in relatie tot de natuur, recreatie, landbouw of huisvesting? Verliep de samenwerking met klasgenoten goed tijdens de voorbereiding en presentatie?
Het arrangement Opdracht: Nederland: Inrichting ruimte vmbo-kgt34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Bevolking en ruimte: Nederland & Duitsland', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde op het niveau vmbo-kgt34. In deze opdracht ga je aan de slag met de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding, waarbij je leert hoe deze concepten van invloed zijn op de ruimtelijke verdeling van de bevolking. Je leer over twee natuurlijke en twee sociaaleconomische factoren die de bevolkingsspreiding beïnvloeden. Daarnaast leer je over de begrippen: urbanisatie, suburbanisatie, re-urbanisatie, groeikern, slaapstad, forens, en agglomeratie. Tot slot leer je over hoe de ruimte in Nederland en Duitsland tussen 1950 en nu is veranderd wat betreft landbouw, recreatie, verkeer en natuur.
Veel plezier met het maken van de opdracht!
Aardrijkskunde;
Bevolking en ruimte;
Ruimtelijke ontwikkeling;
Eindgebruiker
leerling/student
Moeilijkheidsgraad
gemiddeld
Studiebelasting
3 uur en 0 minuten
Trefwoorden
aardrijkskunde, arrangeerbaar, bevolking en ruimte, bevolkingsdichtheid, bevolkingsspreiding, inrichting ruimte, nederland & duitsland, stercollectie, verstedelijking, vmbo-kgt34
Deze opdracht hoort bij het thema 'Bevolking en ruimte: Nederland & Duitsland', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Aardrijkskunde op het niveau vmbo-kgt34. In deze opdracht ga je aan de slag met de begrippen bevolkingsdichtheid en bevolkingsspreiding, waarbij je leert hoe deze concepten van invloed zijn op de ruimtelijke verdeling van de bevolking. Je leer over twee natuurlijke en twee sociaaleconomische factoren die de bevolkingsspreiding beïnvloeden. Daarnaast leer je over de begrippen: urbanisatie, suburbanisatie, re-urbanisatie, groeikern, slaapstad, forens, en agglomeratie. Tot slot leer je over hoe de ruimte in Nederland en Duitsland tussen 1950 en nu is veranderd wat betreft landbouw, recreatie, verkeer en natuur.
Veel plezier met het maken van de opdracht!
aardrijkskunde, arrangeerbaar, bevolking en ruimte, bevolkingsdichtheid, bevolkingsspreiding, inrichting ruimte, nederland & duitsland, stercollectie, verstedelijking, vmbo-kgt34
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.