Grammatica

1. Introductie

Vandaag ga je aan de slag met grammatica. In deze les herhaal je de belangrijke begrippen die dit jaar aan bod zijn gekomen én leer je een paar nieuwe begrippen.

Aan het einde van de les weet je precies hoe goed je bent in deze vaardigheid en waar je nog kunt oefenen.

Je maakt alle oefeningen in de volgorde waarin ze worden aangeboden, totdat je bij de eindtoets bent.

 

Succes!

2. Grammatica - herhaling zinsdelen

We starten met de zinsdelen die je al kent:

  1. Persoonsvorm
  2. Zinsdelen
  3. Gezegde
  4. Onderwerp
  5. Lijdend voorwerp
  6. Meewerkend voorwerp
  7. Bijwoordelijke bepaling

Voor elk zinsdeel staat er bij BRONNEN een filmpje waarin het zinsdeel wordt uitgelegd. Het is niet verplicht om alle filmpjes te bekijken: je kiest alleen de filmpjes over de zinsdelen waar je moeite mee hebt. Het is ook toegestaan om maar een gedeelte van de filmpjes te bekijken.

2.1: oefening 1

Oefening:Oefening 1: persoonsvorm, zinsdelen, werkwoordelijk gezegde

2.2: oefening 2

Oefening:Oefening 2: onderwerp, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp

2.3: oefening 3

Oefening:Oefening 3: naamwoordelijk gezegde en bijwoordelijke bepaling

2.4: tussentijdse evaluatie

3. Grammatica - tussentoets

Als je alle stof hebt begrepen, mag je de tussentoets gaan maken. Deze tussentoets laat je zien of je de stof voldoende beheerst om door te gaan met de nieuwe stof. Je krijgt na het afronden van de tussentoets meteen de uitslag: onvoldoende of voldoende.

 

Als het onvoldoende is, ga je eerst naar de extra oefeningen voordat je verder gaat naar de nieuwe stof.

 

Waarom is dit belangrijk?

Alle theorie sluit op elkaar aan, dus je moet eerst het één begrijpen voordat je aan het ander kan beginnen. Vooral het goed kunnen herkennen van de persoonsvorm en het onderwerp is van belang voor de volgende opdrachten.

Toets: Tussentoets

Start

3.1 Meer oefeningen

Je hebt nu de tussentoets gemaakt. Als je minder dan 65% van de vragen goed hebt gemaakt (je hebt een onvoldoende), ga je nu verder met de extra oefeningen. Als je deze oefeningen hebt afgerond, mag je verder met het volgende hoofdstuk.

  • Ga naar It's Learning - DTDL Leermiddelen - link Talent. Kies voor differentiatieboek - herhaling hoofdstuk 1, 2 of 3.

 

Heb je de tussentoets voldoende gemaakt? Dan mag je kiezen:

  1. Ga naar It's Learning - DTDL Leermiddelen - link Talent. Kies voor differentiatieboek - verdieping hoofdstuk 1, 2 of 3.
  2. Je werkt meteen verder aan het volgende hoofdstuk

 

 

4. Grammatica - nieuwe stof

4.1 Samengesteld of enkelvoudig?

Samengestelde en enkelvoudige zinnen

  • Enkelvoudige zin

Een enkelvoudige zin is een zin met 1 persoonsvorm. Weet je nog hoe je de persoonsvorm van een zin kunt herkennen? Precies: door de tijd waarin de zin staat te veranderen. Het woord dat dan verandert, is de persoonsvorm.

Alle zinnen die je tot nu toe hebt ontleed, waren enkelvoudige zinnen.

Bv.: De opdracht heb ik gisteren gemaakt.

  • Samengestelde zin

Een samengestelde zin is een zin met 2 persoonsvormen. Ook hier kun je voorgaande truc gebruiken om de persoonsvormen te vinden. Samengestelde zinnen zijn langer en herken je vaak aan een komma in het midden van de zin. Voegwoorden worden ook gebruikt om samengestelde zinnen te maken.

Bv.: Ik heb de opdracht gisteren gemaakt, omdat ik vandaag een belangrijke wedstrijd heb.

In een samengestelde zin is er sprake van:

  1. HZ+HZ: een hoofdzin en een hoofdzin
  2. HZ+BZ: Een hoofdzin en een bijzin (of andersom)

Hoe herken je deze hoofdzinnen en bijzinnen? Is het je trouwens opgevallen dat het niet mogelijk is om 2 bijzinnen in een zin te hebben? Heel belangrijk!

Hoofdzinnen: het onderwerp en persoonsvorm staan direct naast elkaar. Er staat geen enkel zinsdeel tussen.

Bijzinnen: het onderwerp en persoonsvorm staan los van elkaar. Er staat een ander zinsdeel tussen, zoals de bijwoordelijke bepaling.

 

 

4.2: oefening 4

Oefening:Oefening 4: samengestelde en enkelvoudige zinnen

4.3: nevenschikkend of onderschikkend?

Nevenschikking en onderschikking

Als een zin 2 hoofdzinnen heeft, noem je dat een nevenschikkende zin.

Bv.: De club is gisteren kampioen geworden, dus ze krijgen de beker mee naar huis.

Tip: de woorden dus, of, en, want, maar zorgen voor nevenschikkende zinnen.
 

Als een zin een hoofdzin en een bijzin heeft, noem je dat een onderschikkende zin.

Bv.: De club is gisteren geen kampioen geworden, omdat de spits een penalty miste.

Tip: alle andere woorden dan dus, of, en, want, maar kunnen voor onderschikkende zinnen zorgen.

4.4: oefening 5

Oefening:Oefening 5: nevenschikking en onderschikking

4.5: tussentijdse evaluatie

5. Grammatica - eindtoets

Als je alle stof hebt begrepen, mag je de eindtoets gaan maken. Deze eindtoets laat je zien of je de stof voldoende beheerst om deze Wikiwijs af te sluiten. Je krijgt na het afronden van de eindtoets meteen de uitslag: onvoldoende of voldoende.

 

Als het onvoldoende is, ga je eerst naar de extra oefeningen voordat je de Wikiwijs afsluit.

 

Waarom is dit belangrijk?

Alle theorie komt dit jaar en volgend jaar terug in so's en tentamens. De tentamens tellen mee voor je eindexamen, dus het is belangrijk dat je de stof beheerst. In het centraal examen heb je deze kennis nodig om in de schrijfopdrachten correcte zinnen te schrijven.

Toets: Eindtoets

Start

5.1 Meer oefeningen

Je hebt nu de eindtoets gemaakt. Als je minder dan 65% van de vragen goed hebt gemaakt (je hebt een onvoldoende), ga je nu verder met de extra oefeningen. Als je deze oefeningen hebt afgerond, heb je de Wikiwijs afgesloten. Als je behoefte hebt aan extra uitleg of opdrachten meld je dit bij je docent.

  • Ga naar It's Learning - DTDL Leermiddelen - link Talent. Kies voor de grammaticatrainer en vink alle onderdelen aan

 

Heb je de eindtoets voldoende gemaakt? Dan mag je aan de slag op de website van Talent. Je kiest zelf een onderdeel van de website dat je nog wil oefenen.

  • Ga naar It's Learning - DTDL Leermiddelen - link Talent. Kies voor het differentiatieboek - verdieping hoofdstuk 4, 5 of 6
  • Ga naar It's Learning - DTDL Leermiddelen - link Talent. Kies voor de grammaticatrainer en vink de onderdelen aan die je wil oefenen

 

5.2: eindevaluatie

6. Bronnen

De bronnen zijn bedoeld om de stof uit deze Wikiwijs beter te begrijpen. Het zijn filmpjes waarin met voorbeelden de theorie wordt uitgelegd. Deze bronnen gebruik je naast het boek en de aantekeningen die je in de lessen Nederlands hebt gehad.

Ook thuis kun je nog eens rustig de filmpjes bekijken van de onderwerpen die je lastig vindt.

Heb je zelf een nuttig filmpje gevonden dat je met de klas wil delen? Mail de link door en hij wordt erbij gezet!

Wat heb je aan grammatica?
In dit filmpje wordt uitgelegd waarom onze taal grammatica nodig heeft.

Waarom grammatica nuttig en belangrijk is!
In dit filmpje wordt uitgelegd waarom onze grammatica nuttig is.

Zinsdelen: onderwerp
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg over het onderwerp.

Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg over het werkwoordelijk gezegde.

Zinsdelen: lijdend voorwerp
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg bij het lijdend voorwerp.

Zinsdelen: meewerkend voorwerp
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg bij het meewerkend voorwerp.

Zinsdelen: bijwoordelijke bepaling
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg bij de bijwoordelijke bepaling.

Zinsdelen: naamwoordelijk gezegde
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg bij het naamwoordelijk gezegde.

Samengestelde en enkelvoudige zinnen
In dit filmpje vind je de mondelinge uitleg bij de samengestelde en enkelvoudige zinnen.