Thema: Zwangerschap vmbo-kgt34

Thema: Zwangerschap vmbo-kgt34

Thema: Zwangerschap

Intro

Je kent vast al wel het begrip bloedgroep. Er zijn honderden verschillende bloedgroepen, maar er zijn er acht die het belangrijkste zijn bij bijvoorbeeld bloedtransfusies. Je bloedgroep erf je van de ouders. Weet jij welke bloedgroep je hebt?

Behalve je bloedgroep is de resusfactor van belang. De resusfactor is een aanduiding bij de bloedgroep, en kan positief of negatief zijn. Het woord resus is afkomstig van het resusaapje. Het is een apensoort waarbij de resusfactor voor het eerst ontdekt werd.

Resusaap

 

Zwangerschap - bloedgroep - resusfactor
In de derde maand van de zwangerschap wordt bij elke aanstaande moeder een bloedonderzoek gedaan. Het bloedonderzoek wordt gedaan om te weten te komen welk bloed toegediend moet worden als er bij de bevalling veel bloedverlies is en een bloedtransfusie nodig is.
Tijdens dat onderzoek wordt ook gekeken naar de resusfactor. Het kan zijn dat moeder en kind een andere resusfactor hebben. Dat kan levensgevaarlijk zijn. Zo’n kind wordt een resusbaby genoemd. Door toediening van de resusprik wordt voorkomen dat de resusziekte zal optreden.

Hoe dat werkt zie je in de volgende video.


Dit thema gaat over zwangerschap en bloedgroepen. Maar ook over seksualiteit, bescherming tegen geslachtsziekten en gebruik van genotmiddelen tijdens de zwangerschap.
 

Als afsluiting van dit thema maak je eindexamenvragen die passen bij de leerdoelen. 

 

 

Wat kan ik straks?

Kennis
Aan het eind van dit thema kan ik:

K12 Levensfasen

  • De verschillende levensfasen van mensen benoemen.
  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen lichamelijke ontwikkeling en geestelijke ontwikkeling.

K12 Seksualiteit

  • Omschrijven wat het verschil is tussen verliefdheid en liefde en het verschil tussen knuffelen en vrijen (seks).
  • De begrippen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel omschrijven zodat duidelijk is wat het verschil tussen de begrippen is.
  • Verschillende meningen over seksuele geaardheid naast elkaar zetten en ik mijn eigen mening geven over seksuele geaardheid.

K10 Geslachtsziekten

  • De afkorting SOA voluit schrijven.
  • Drie geslachtsziekten noemen en van die geslachtsziekten de symptomen omschrijven en van die geslachtsziekten aangeven hoe ik ze kan voorkomen.

K12 Voorbehoedsmiddelen

  • De werking van de volgende voorbehoedsmiddelen beschrijven: het condoom, de pil, het spiraaltje en het vrouwencondoom.
  • De betrouwbaarheid als het gaat om het voorkomen van zwangerschap van de genoemde voorbehoedsmiddelen vergelijken.
  • De betrouwbaarheid als het gaat om het voorkomen van een SOA van de genoemde voorbehoedsmiddelen vergelijken.
  • De invloed van de pil als ovulatieremmer omschrijven.
  • Omschrijven wat er gebeurt bij een sterilisatie van een man of een vrouw.

V1 Bloedgroepen

  • de begrippen antistof, antigen, resusfactor omschrijven.
  • omschrijven wat wordt onderzocht bij een bloedgroepbepaling.
  • met behulp van een schema van bloedgroepen beredeneren welk donorbloed een ontvanger wel of niet mag krijgen toegediend.

K9 Genotmiddelen en drugs

  • Met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat de gevolgen kunnen zijn van overmatig gebruik van medicijnen, alcohol en drugs.

K13 Erfelijkheidsadvies

  • Het begrip prenataal onderzoek omschrijven en voorbeelden noemen van prenataal onderzoek: echoscopie, vruchtwaterpunctie en vlokkentest.

Wat kan ik al?

Weet je het nog?
Het thema zwangerschap is het twaalfde thema in leerjaar 4.
De theorie uit enkele modules die je in de eerste thema's bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema. Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Klik op de links om de modules te openen.

Van cel tot orgaanstelsel

Uitscheiding

Bloed en lymfe

Hart en bloedsomloop

Hormonen

Man en vrouw

Menstruatiecyclus

Bevruchting bij mensen

Zwangerschap

Erfelijke eigenschappen

Evolutie

Monohybride en dihybride kruisingen

Mitose en meiose

Antigenen en antistoffen

Wat ga ik doen?

Het thema Zwangerschap bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

3

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Levensfasen

2

Module: Seksualiteit

2

Module: Geslachtsziekten

2

Module: Voorbehoedsmiddelen

2

Module: Bloedgroepen

2

Module: Genotmiddelen

2

Module: Erfelijkheidsadvies

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Examenvragen

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

19 à 20

 

 

 

Modules

Levensfasen

Levensfasen

Intro

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de verschillende levensfasen van mensen benoemen.
  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen lichamelijke ontwikkeling en geestelijke ontwikkeling.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Vat de informatie uit de Kennisbank en de video samen in een tabel.

Stap 3

Bekijk de video en noteer alle verandering die een jongen/meisje meemaakt in de puberteit.

Stap 4

Verplaats je in de rol van een activiteitenbegeleider.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Van baby tot puber tot ..

Tabel maken

Een tabel of schema is een manier om gegevens in beeld te brengen, op zo’n manier dat het er overzichtelijk uit ziet.

 

Stap 3: Puberteit

Stap 4: Activiteitenbegeleider

Als activiteitenbegeleider help je mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking.
Je ondersteunt ze bij hun dagbesteding of werk.
Je wilt dat op een zinvolle en plezierige manier invullen.

Je begeleidt bijvoorbeeld een verstandelijk gehandicapte bij het verzorgen van de dieren in de kinderboerderij of gaat schilderen met een groepje dementerende ouderen.
Je stemt je activiteiten steeds af op de leeftijd.
Bij iemand met een verstandelijke beperking kan de echte leeftijd verschillen met de ontwikkelingsleeftijd. Dan pas je je activiteit daar op aan.

Je houdt bij de activiteit rekening met iemands wensen en mogelijkheden.
Je kunt als activiteitenbegeleider zowel met individuen werken als met groepen.

In groepjes.

  1. Maak een plan voor een activiteit als activiteitenbegeleider.
    Bedenk eerst goed:
    • voor wie je wat wil doen (doelgroep);
    • wat je wilt gaan doen;
    • waarom die activiteit bij de doelgroep past;
    • waar je het wilt doen;
    • wat je ervoor nodig hebt;
    • wie je ervoor nodig hebt
    • hoe je het gaat uitvoeren.
    • Overleg met je docent wat je budget is voor eventuele aankopen.
  2. Bespreek het plan met je docent. Vul zo nodig je plan verder aan.
  3. Maak een tijdsplanning voor de voorbereiding en de uitvoering van de activiteit.
  4. Voer je plan uit en bereid de activiteit zorgvuldig voor.
  5. Voer je activiteit uit. Veel plezier!

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Levenscyclus
Zaadcel/Eicel - Bevruchting - Embryo/Foetus - Jong zelfstandig organismen - Volwassen individu

Levensfasen
Baby - Peuter - Kleuter - Schoolkind - Puber - Adolescent - Volwassene - Bejaarde

Primaire geslachtskenmerken
Kenmerken, die vanaf de geboorte aanwezig zijn en waaraan je het geslacht (jongen of meisje) kunt bepalen. Bijvoorbeeld: penis, prostaat, vagina, baarmoeder.

Geslachtshormonen
Hormonen die worden aangemaakt in de geslachtsorganen (teelballen en eierstokken). Bijvoorbeeld: testosteron, oestrogeen en progesteron.

Oestrogeen
Vrouwelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Het zorgt o.a. voor bredere heupen en borstgroei in de puberteit en speelt een rol bij de menstruatiecyclus. Ook mannen hebben wat oestrogeen.

Progesteron
Hormoon dat wordt aangemaakt in de eierstokken. Onder invloed van progesteron wordt o.a. het baarmoederslijmvlies voorbereid op de innesteling van een bevruchte eicel. Als er geen zwangerschap optreedt, daalt de productie van progesteron en treedt menstruatie op.

Secundaire geslachtskenmerken vrouw
Geslachtskenmerken van meisjes die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: borsten en bredere heupen.

Testosteron
Mannelijk geslachtshormoon dat wordt aangemaakt in de teelballen; zorgt voor o.a. mannelijke beharing, ontwikkeling spieren, speelt een rol bij geslachtsdrift (libido). Ook vrouwen hebben testosteron (aangemaakt in de eierstokken en de bijnieren).

Secundaire geslachtskenmerken man
Geslachtskenmerken van jongens die zich in de puberteit ontwikkelen, onder invloed van geslachtshormonen. Bijvoorbeeld: extra spieren en baardgroei.

Zuigeling
Ook wel baby genoemd; eerste levensfase van een mens, van 0 tot circa 1 jaar. Letterlijke betekenis: kind dat nog gezoogd wordt.

Puber(teit)
Levensfase waarin jongens en meisjes onder invloed van geslachtshormonen secundaire geslachtskenmerken ontwikkelen en geslachtsrijp worden. Leeftijdsperiode van circa 12 tot 18 jaar.

Adolescent
Levensfase tussen puberteit en volwassenheid. Leeftijdsperiode van circa 18 tot 24 jaar.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende levensfasen benoemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
    Heb je binnen die tijd ook stap 4 kunnen doen?
  • Inhoud
    Had je alle veranderingen van een jongen/meisje als eens eerder op een rijtje gezet?
    Heb je iets nieuws geleerd of wist je alles al?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Seksualiteit

Seksualiteit en voortplanting

Intro

In hoeverre kun je je thuis, op school of op straat veilig voelen als je homoseksueel of transgender bent? Wordt deze groep mensen eigenlijk wel sociaal geaccepteerd? Kun je echt overal jezelf zijn? Ongeacht van wie je houdt en hoe je je voelt?
Kijk naar de volgende video. Praat daarna met twee of drie klasgenoten over de volgende stelling:

' Op onze school ben je veilig, ongeacht je seksuele voorkeur'.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • omschrijven wat het verschil is tussen verliefdheid en liefde en wat het verschil is tussen knuffelen en vrijen (seks).
  • de begrippen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel omschrijven, zodat duidelijk is wat het verschil tussen de begrippen is.
  • verschillende meningen over seksuele geaardheid naast elkaar zetten en ik mijn eigen mening geven over seksuele geaardheid.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de twee video en vul een vragenlijst over seksuele geaardheid in.

Stap 3

Doe de quiz 'Spreek je uit' en bespreek de resultaten.

Stap 4

Surf een tijdje rond op de website sense.info/nl/ontdek-je-lichaam/ en ontdek meer over je eigen lichaam en over het lichaam van anderen.

Stap 5

Bekijk de video over de paring van twee panda's en beantwoord de vragen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Er zijn bij deze module geen eindexamenopdrachten.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Seksualiteit en voortplanting'.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Hetero, homo of bi?

Bekijk de volgende video tot 2:36 minuten.

De ontdekking van je seksuele geaardheid komt vaak tijdens de puberteit.
Ervoor uitkomen dat je op iemand van hetzelfde geslacht valt, is niet altijd even gemakkelijk.
Hoe denk jij over homoseksualiteit? 
Vul de vragenlijst in. Dat mag anoniem. Kijk voor het invullen eerst nog even onderstaande video. 
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).

Wil je meer informatie of hulp? Ga naar www.iedereenisanders.nl

Stap 3: Spreek je uit!

Hoeveel homo’s en lesbiennes zijn er in Nederland?
Hoeveel mensen In Nederland hebben gevoelens voor iemand van hetzelfde geslacht?
Wat denk je?
Doe de quiz ' Spreek je uit ' en ontdek het!
Print de quiz uit en maak de quiz individueel.

Bespreek jouw antwoorden met een klasgenoot.
De docent geeft je de juiste getallen!

Vergelijk de getallen met jullie antwoorden.
Zat je goed?

Stap 4: Gevoelige plekjes

Je hebt vast zo je gevoelige plekjes. Het ene plekje op je lichaam is gevoeliger dan het andere.
Dit komt doordat de hoeveelheid zenuwen verschilt. Denk maar eens aan je navel of rug.
Ontdek de gevoelige plekjes bij vrouwen en mannen: www.sense.info
Zet eventueel het filmpje met geluid erbij aan.

Stap 5: Seksuele opwinding dieren

Natuurlijke dekking is, zoals het woord al zegt, een dekking zoals die in de natuur plaatsvindt.
Het mannetje en het vrouwtje worden bij elkaar gebracht en ze paren.

Bekijk de video. Beantwoord na het kijken de vragen onder de video.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Heteroseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van het andere geslacht.

Homoseksueel
Als je verliefd wordt op iemand van hetzelfde geslacht.

Biseksueel
Als je verliefd kan worden op iemand van hetzelfde én andere geslacht.

Transgender
Als je je niet thuisvoelt in het geslacht waarin je geboren bent. Een meisje voelt zich een jongen of een jongen voelt zich een meisje. Of iets daartussenin. Je bent ontevreden met je eigen geslacht.

Voorspel
Het vrijen tot aan de geslachtsgemeenschap.

Geslachtsgemeenschap
Bij geslachtsgemeenschap gaat de penis van de man in de vagina van de vrouw.

Orgasme
Een orgasme hebben betekent dat je klaarkomt. Bij zowel de man als de vrouw komt er dan vocht uit het geslachtsdeel.

Naspel
Naspel is het vrijen na de geslachtsgemeenschap.

Discriminatie
Het ongelijk behandelen of achterstellen van een bepaalde groep mensen.

Tolerantie
Acceptatie van mensen die anders denken dan jijzelf.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Vond je het leerzaam om een tijdje op de site van sense.info/nl/ontdek-je-lichaam/ rond te kijken. Schrijf twee dingen op je tijdens het surfen hebt geleerd.
  • Examenopgaven
    Geen examenopgaven bij deze opdracht.

Geslachtsziekten

Geslachtziekten

Intro

De term 'SOA' heb je vast wel eens gehoord. Maar wat is het eigenlijk?
Kijk de volgende Clipphanger van SchoolTV. Ga daarna aan de slag met deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de afkorting SOA voluit schrijven.
  • drie geslachtsziekten noemen en van die geslachtsziekten de symptomen omschrijven en van die geslachtsziekten aangeven hoe ik ze kan voorkomen.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Je speelt met de hele klas het 'Aids'-spel.

Stap 3'

Nog een spel voor met de hele klas: SOA stoelendans

Stap 4

Bekijk de video 'SOA in cijfers' en beantwoord de vragen.

Stap 5

Bekijk de video over Chlamydia en beantwoord de vragen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Geslachtsziekten'.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Aidsspel

Hoe snel verspreidt het Hivvirus zich?
Je gaat het Aids-spel spelen met de klas.

Aantal personen:
10-20 personen

Korte uitleg:

  • iedereen krijgt een bekertje met vloeistof
  • iedereen krijgt een kaartje met een persoonsbeschrijving van het seksleven van de speler
  • in één van de bekertjes zit een zetmeeloplossing en, dit stelt het aidsvirus voor.

In alle andere bekertjes zit water, dit stelt een niet geïnfecteerd persoon voor.
Wanneer twee spelers elkaar tegenkomen lezen ze deze persoonsbeschrijving.
Als er volgens de omschrijving geslachtsgemeenschap plaats vindt, doe je de inhoud van de bekertjes bij elkaar. Daarna verdeel je alles weer over de twee bekertjes.

Daarna kunnen de spelers weer op pad.
Aan het einde van het spel wordt er aan alle bekertjes een druppeltje jodium toegevoegd.
Jodium is de indicator van zetmeel.
Wie is er besmet met het HIV-virus?

Stap 3: SOA stoelendans

De klas wordt verdeeld in twee groepen.
Groep 1 heeft 5 leerlingen. Groep 2 heeft 6 leerlingen.
Beide groepen gaan aan een kant van de ruimte staan met een bord.
Beide groepen kiezen 2 SOA-raders. Zij gaan achter hun bord staan.

Van elke groep gaan 3 leerlingen zitten op de stoelen (in een kring).
Elke van deze leerlingen krijgt een SOA-kaartje .
Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
Dat betekent dat deze leerlingen zijn besmet met een SOA.

Nu staat nog 1 leerling in het midden van de kring.

Wat ga je doen?
Eén leerling begint met het benoemen van één van de kenmerken van zijn SOA, de manier van behandelen, de manier van beschermen.
Je doet dit met een zinnetje, zoals:

  • Ik heb een Soa… en heb enorm veel last van pijn bij het plassen…
  • Ik heb een Soa… en moet hierdoor veel rusten…
  • Ik heb een Soa… en had mij veel beter kunnen beschermen door het gebruiken van een condoom…
  • enzovoort
  • Elke leerling die hetzelfde symptoom heeft, doet nu zijn best om op een andere stoel te zitten. Dit betekent dus een stoelwissel!
  • Als de besmette leerling iets noemt in het zinnetje dat niemand met hem deelt, dan moet hij de plaats in het midden innemen. Als iemand zijn stoel verliest, komt die ook in het midden terecht.
  • De persoon die in het midden staat moet zo vlug mogelijk een lege stoel zien te bemachtigen.
  • De SOA-raders raden ondertussen zo vlug mogelijk wie met welke SOA is besmet.
    Dus goed opletten!
  • Op het moment dat de eerste SOA-raders alles denken geraden te hebben stopt de stoelendans.
    Je krijgt 2 punten per goed antwoord en 3 extra punten voor de groep die het eerste is.

Wissel daarna de rollen om binnen de groepen. De winnaar is de groep met de meeste punten.

Stap 4: SOA's in cijfers

Wat zijn die Soa’s nu eigenlijk?
Zijn alle seksueel overdraagbare aandoeningen hetzelfde?
En als je besmet bent, kun je dan weer genezen?

Bekijk de video en ga daarna aan de slag met de opdracht. Lees de opdracht eventueel voor het kijken eerst door. Werk bij deze opdracht in tweetallen.

Gereedschapskist

Welkom bij de gereedschapskist. Hier vind je uitleg over alle werkvormen waarmee je je eindproducten maakt. Bij iedere werkvorm staat beschreven hoe je deze uitvoert, kun je inspiratiefilmpjes bekijken en vind je de beoordelingscriteria waaraan jouw product moet voldoen. Ook zie je welke digitale middelen je kunt gebruiken en aan welke vaardigheden je werkt tijdens het maken van je eindproduct. Veel succes!

 

Stap 5: Chlamydia

Chlamydia is de snelst groeiende seksueel overdraagbare aandoening in Nederland.
Je merkt er niets van als je de bacterie bij je draagt en daarom gaan ook weinig jongeren naar de huisarts.
De gemeenten in Nederland hebben als taak taak om de gezondheid van burgers te bevorderen en te beschermen tegen ziekten.
Deze taak is neergelegd bij de GGD. De “GGD” staat voor Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst. Hoe dat gaat zie je in de volgende video. 

De kans is groot dat je zelf ook contact hebt gehad met de GGD. Misschien zelfs zonder dat je dit wist.
De GGD doet namelijk meer dan je denkt. Bekend zijn de ambulancedienst of de jeugdarts op de basisschool.
Of heb je weleens voor een verre reis of tijdens de Mexicaanse griep, een vaccinatie bij de GGD gehaald?
Die diensten verleent de GGD, maar ze doen nog veel meer!

Je kunt er dus ook terecht bij vragen en problemen over SOA's (Seksueel overdraagbare aandoeningen) en seksualiteit.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Soa
Seksueel overdraagbare aandoening.

Geslachtsziekte
Seksueel overdraagbare aandoening.

Antibioticum
Medicijn dat stoffen bevat die bacteriën remmen of doden.

Symptomen
Ziekteverschijnselen

Chlamydia
Seksueel overdraagbare aandoening, die wordt veroorzaakt door een bacterie. De ziekte kan leiden tot onvruchtbaarheid als het niet op tijd wordt bestreden met antibiotica.

Onvruchtbaarheid
Als je onvruchtbaar bent kun je je niet voortplanten door een niet goed werkend voortplantingssysteem.

Vaccin
Een verzwakte ziekteverwekker of deel van een ziekteverwekker wordt gebruikt bij inenting (vaccinatie), zodat het lichaam zelf antistoffen kan gaan maken tegen deze ziekte.

Candida
Seksueel overdraagbare aandoening. Het is een schimmelinfectie die tot chronische klachten kan leiden. Veel mensen dragen de schimmel bij zich maar alleen bij ene zwak afweersysteem komt de schimmel tot uiting.

Syfilis
Seksueel overdraagbare aandoening. Syfilis komt nauwelijks nog voor. Symptomen zijn bruine plekken op het lichaam. De ziekte wordt bestreden met antibioticum.

Gonorroe
Seksueel overdraagbare aandoening. De aandoening wordt veroorzaakt door een bacterie en levert ontstekingsklachten aan het geslachtsdeel op. Met antibiotica wordt de ziekte bestreden.

Koorts
Verhoging van de lichaamstemperatuur die vaak ontstaat door een ontsteking.

Geneesmiddel
Middel dat is bedoeld om je beter te maken, zoals pijnstillers, antibiotica en koortswerende middelen.

Bijwerking
Ongewenste of onbedoelde effecten van geneesmiddelen.

Ontsteking
Plaatselijke reactie van het lichaam op een beschadiging, bijvoorbeeld door een ziekteverwekker, een giftige stof of warmte.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 à 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Hebben jullie in die tijd ook het Aids-spel gespeeld? En de SOA-stoelendans?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Veel examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?

Voorbehoedsmiddelen

Voorbehoedsmiddelen

Intro

Het voorbehoedsmiddel dat het meest wordt gebruikt onder jongeren is het condoom. Maar hoe gebruik je eigenlijk een condoom?

Kijk naar de volgende video van SchoolTV en ga daarna verder met deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de werking van de volgende voorbehoedsmiddelen beschrijven: het condoom, de pil, het spiraaltje en het vrouwencondoom.
  • de betrouwbaarheid als het gaat om het voorkomen van zwangerschap van de genoemde voorbehoedsmiddelen vergelijken.
  • de betrouwbaarheid als het gaat om het voorkomen van een SOA van de genoemde voorbehoedsmiddelen vergelijken.
  • de invloed van de pil als ovulatieremmer omschrijven.
  • omschrijven wat er gebeurt bij een sterilisatie van een man of een vrouw.

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's, bezoek de site van Sense en maak een overzicht van voorbehoedsmiddelen.

Stap 3

Bekijk de video over Internetseks en speel een game.

Stap 4

Beantwoord de vragen over Anticonceptie.

Stap 5

Bekijk de video's en maak een clip om seks beter bespreekbaar te maken.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Voorbehoedsmiddelen'.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Hoe bescherm je jezelf?

Bekijk de video's. Lees voor het kijken de vragen door. De antwoorden op de vragen kun je deels in de video's vinden, deels op de website van Sense. 

 

Stap 3: Internetseks

'Nee, je krijgt erg geen soa van, maar het kan wel gevaarlijk of bedreigend zijn.'
Bekijk de video. Wat bedoelden we met de zin hierboven? Bespreek het met een klasgenoot.

Chat of cam jij wel eens? En doe je je dan weleens stoerder of meer ervaren voor dan je bent? Speel dan de aflevering No big deal in de game Can you fix it?
Kun jij op het juiste moment ingrijpen?
Hoe ver ga jij eigenlijk als jij chat of camt?
Speel de aflevering Ik haat je of Coming out in de game Can you fix it?

En hoe hoog is jouw score?

Stap 4: Anticonceptie

Beantwoord de onderstaande vragen.
Voor de laatste vraag heb je de volgende website nodig:
www.thuisarts.nl

Stap 5: Maak seks bespreekbaar!

Het belangrijkste orgaan tijdens de seks bevindt zich niet tussen je benen, maar tussen je oren.
En wat je doet met je heupen is minder belangrijk dan wat je zou moeten doen met je mond.
Iemand die goed is in bed, bespreekt namelijk ook met zijn/haar partner wat die ander wil.

Bekijk de video. Hoe geef je het beste je grenzen aan? Bespreek het met een klasgenoot.


Herken jij de ja en nee signalen? Bekijk de volgende twee websites. Bespreek weer met een klasgenoot welke signalen je kunt geven.

Voor de Vrij Veilig campagnes worden al jaren commercials gemaakt.
Zoals:


Maak een (voorstel voor) een clip/filmpje voor de campagne. ‘Maak seks lekker duidelijk’ of ‘Vrij Veilig’ campagne.

Video maken

Video kan voor veel dingen gebruikt worden bijvoorbeeld om iets uit te leggen, een project te evalueren of mensen te interviewen.        

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Anticonceptie
Ook wel voorbehoedsmiddel genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen.

Voorbehoedsmiddelen
Ook wel anticonceptie genoemd; methode om een zwangerschap en/of een seksueel overdraagbare aandoening (soa) te voorkomen.

Periodieke onthouding
Bij periodieke onthouding hebben man en vrouw in de vruchtbare periode van de vrouw geen geslachtsgemeenschap.

Coïtus interruptus
Oftewel; onderbroken geslachtsgemeenschap. De man trekt zijn penis terug uit de vagina net voor de zaadlozing.

Voorvocht
Kleine hoeveelheid vocht die zaadcellen kan bevatten en al voor de zaadlozing de penis verlaat.

Condoom
Anticonceptiemiddel. Het condoom vangt de zaadcellen van de man op.

Pil
Anticonceptiemiddel. De pil zorgt ervoor dat er geen eicel vrijkomt en moet dagelijks ingenomen worden.

Spiraaltje
Anticonceptiemiddel. Een spiraaltje zorgt ervoor dat een embryo zich niet kan innestelen in de baarmoeder.

Vrouwencondoom
Een vrouwencondoom wordt in de baarmoeder geplaatst en houdt de zaadcellen tegen.

Morning-afterpil
Anticonceptiemiddel. De morning-afterpil is een noodmiddel en wordt alleen gebruikt als een ander anticonceptiemiddelen vergeten is of heeft gefaald.

Zwangerschapstest
Met een zwangerschapstest kan het hormoon hCG worden aangetoond.

Overtijdbehandeling
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor het nemen van de morning-afterpil, waarbij je baarmoederslijmvlies wordt weggezogen bij een ongewenste zwangerschap.

Abortus
Behandeling die je ondergaat als het te laat is voor een overtijdbehandeling en de vrouw nog niet langer dan dertien weken zwanger is. Hierbij wordt de baarmoeder leeggezogen.

Steriliseren
Vrouw: De eileider wordt afgesloten met een ringetje of klemmetje. Man: De zaadleider wordt doorgesneden, ingekort of afgebonden.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag ook kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Heb je de game 'Can you fix it?' gespeeld?
    Schrijf op wat je goed en minder goed vond aan de game.
  • Examenopgaven
    Vier examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je ze alle vier gemaakt? Ging het goed?

Bloedgroepen

Bloedgroepen

Intro

Dat er bloed door je lijf stroomt, hoeven we je natuurlijk niet meer te vertellen. Maar wist je ook dat iedereen een bloedgroep heeft? En dat jij niet zomaar bloed van iemand anders kunt ontvangen als je veel bloed verloren hebt?

In de volgende Clipphanger wordt alvast uitgelegd waarom. Kijk de video en ga daarna aan de slag met deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • de begrippen antistof, antigen, rhesusfactor omschrijven.
  • omschrijven wat wordt onderzocht bij een bloedgroepbepaling.
  • met behulp van een schema van bloedgroepen beredeneren welk donorbloed een ontvanger wel of niet mag krijgen toegediend.

 

Wat ga je doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's over bloedtransfusies bij dieren en doe de oefening.

Stap 3

Doe het practicum 'Bloed in actie'.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt enkele examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Bloedtransfusies bij dieren

Bekijk de video over bloedgroepen. Daarin wordt uitgelegd hoe bloedgroepen werken.

Bekijk nu de video over de dierenambulance.

De dierenambulance brengt een gewonde kat bij de dierenarts.
De poes heeft veel bloed verloren en heeft een bloedtransfusie nodig.
Katten hebben, net als mensen, bloedgroep A, B en AB.
Bloedgroep O komt niet voor.

Om te bepalen welke bloedgroep de kat heeft, kan de dierenarts een test afnemen.
De dierenarts mengt het bloed van de kat met reagens om de bloedgroep te bepalen.
Hieronder zie je de uitslag van de test.
Welke bloedgroep heeft de kat?

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Stap 3: Bloedtransfusie

Ieder jaar ontvangen zo’n 250.000 Nederlanders een bloedtransfusie. Dat betekent dat zij bloed krijgen van een bloeddonor. Bij een bloedtransfusie is het belangrijk dat het bloed bij de ontvanger ‘past’. Daarom wordt van te voren de bloedgroep van de donor en van de ontvanger getest.

Dit wordt door een analist gedaan, dat is iemand die in een laboratorium werkt. Jij gaat, net als een analist in het ziekenhuis, de bloedgroep van donor Tim en een anonieme donor bepalen. Er zijn in het ziekenhuis drie patiënten binnengebracht die bloed nodig hebben. Ook van de drie patiënten bepaal je de bloedgroep. Vervolgens beslis je welke patiënt of patiënten bloed mogen ontvangen dat Tim en de anonieme donor hebben gegeven.

Het practicum Bloed in actie is ontwikkeld door De Praktijk in samenwerking met Sanquin.
Meer informatie vind je hier www.sanquin.nl.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Bloedcellen
Bloedcellen vorm samen met het bloedplasma het bloed. Er zijn drie typen bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.

Bloedplasma
Bloedplasma vormt samen met bloedcellen het bloed en bestaat uit water met plasma-eiwitten en een aantal opgeloste stoffen.

Rode bloedcellen
Rode bloedlichaampjes, die hemoglobine bevatten en een functie hebben bij het vervoeren van zuurstof in het bloed.

Witte bloedcellen
Kleurloze bloedcellen met kern. Ze spelen een belangrijke rol in het afweersysteem.

Bloedplaatjes
Bloedplaatjes zijn stukjes van cellen. Ze zorgen voor het ontstaan van stolsel als ze beschadigd worden. Zo kan er uiteindelijk een korst worden gevormd.

Bloedsomloop
Het stromen van bloed door aders, slagaders en haarvaten door het lichaam heen.

Bloedtransfusie
Bloed van een donor dat wordt gegeven aan iemand die bloedarmoede heeft of een probleem heeft met de aanmaak van bloed.

Bloedgroep
Het onderverdelen van bloed in verschillende groepen. Dit is afhankelijk van de antigenen die op de rode bloedcellen zitten. Bloedgroepen zijn erfelijk. Er zijn vier soorten bloedgroepen: A, B, O en AB.

Antistoffen
De afweerstoffen die je lichaam aanmaakt als het in contact komt met lichaamsvreemde stoffen.

Resusfactor
Een antigen op een bloedgroep. Is dit antigen aanwezig, dan krijgt de bloedgroep een + . Ontbreekt dit antigen dan krijgt de bloedgroep een -.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Klopt dat?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Genotmiddelen

Genotmiddelen

Intro

Genotmiddelen geven je een prettig gevoel. Dit is vaak maar van korte tijd waardoor je lichaam en geest, steeds meer gaan vragen om deze middelen. Toch is de één gevoeliger om verslaafd te raken aan genotmiddelen dan de ander.
Hoe dat zit zie je in de volgende Clipphanger.

Ga na het kijken verder met de rest van deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • (met behulp van een voorbeeld) duidelijk maken wat de gevolgen kunnen zijn van overmatig gebruik van medicijnen, alcohol en drugs.

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video over de werking van drugs op het brein.

Stap 3A

Keuzestap. Kies uit 3A of 3B.
Bespreek stellingen over blowen.

Stap 3B

Keuzestap. Kies uit 3A of 3B.
Wat vind jij van het gebruik van alcohol?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Zoveel drugs

Wanneer kun je spreken van een verslaving?
Leg dit uit in je eigen woorden na het kijken van de volgende video:

Je gaat nu een spel spelen in groepjes.
Je ontvangt van de docent een stapeltje met kaartjes .
Op het kaartjes staat een meningsvraag, een kennisvraag of een opdracht.
Geef antwoord of voer de opdracht uit en voer vervolgens de actie uit die op het kaartje staat.
Een voorbeeld van zo’n actie is: Geef je kaartje door.

 

Stap 3A: Blowen?

Kies uit toepassing Blowen? (Stap 3A) of Alcohol? (Stap 3B).

Bekijk de video. Vorm een mening over blowen tijdens het kijken.

Maak groepjes.
Kies drie stellingen die je met elkaar gaat bespreken:

  1. Ik vind dat ik best met blowers om kan gaan zonder zelf te gaan blowen.
  2. Een blowtje is minder schadelijk dan alcohol.
  3. Ik vind dat je nooit moet beginnen met welke drugs dan ook.
  4. Als mijn ouders merken dat ik drugs gebruik, zetten ze me het huis uit.
  5. Ik vind in het weekend blowen oké.
  6. Blowen maakt dom, blijkt uit onderzoek.

Per stelling:

  • Zijn jullie het met de stelling eens of oneens?
  • Leg uit waarom jullie het eens zijn of oneens.

Bespreek de opdracht na in de klas.

Stap 3B: Alcohol?

Kies uit toepassing Blowen? (Stap 3A) of Alcohol? (Stap 3B).

Bekijk de video. Vorm een mening over alcohol tijdens het kijken.

Vorm groepjes.
Kies drie stellingen die je met elkaar gaat bespreken:

  1. Ik vind dat ik best 3 biertjes op een avond kan drinken.
  2. Op mijn 18de ga ik gelijk een keer flink zuipen.
  3. Drinken maakt je minder slim, omdat het hersenschade veroorzaakt.
  4. Ik sta echt voor gek als mijn vrienden geen pilsje krijgen op mijn verjaardag.
  5. Vrienden bij wie je er alleen bij hoort als je meedrinkt, zijn geen goede vrienden.
  6. Als je tot je 18de niet drinkt, ben verstandig bezig.

Per stelling:

  • Zijn jullie het met de stelling eens of oneens?
  • Leg uit waarom jullie het eens zijn of oneens.

Bespreek de opdracht na in de klas.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Genotmiddel
Middelen die je een prettig gevoel geven als je ze gebruikt.

Alcohol
Bekendste legale genotmiddel. Alcohol wordt snel opgenomen in je bloed en geeft je een roes gevoel.

Drugs
Middelen die je hersenen een bepaalde prikkel geven waardoor een bepaald gevoel ontstaat. Mensen gebruiken drugs als genotmiddel.

Legale middelen
Genotmiddelen die in de winkel te koop zijn en goedgekeurd zijn door de wet. Bijvoorbeeld sigaretten of alcohol.

Illegale middelen
Genotmiddelen die niet in een winkel te koop zijn en zijn verboden door de wet. Je kunt ze krijgen via het criminele circuit. Bijvoorbeeld cocaïne.

Opwekkende middelen
Genotmiddelen die ervoor zorgen dat je alerter wordt. Zoals bijvoorbeeld cafeïne in koffie. Deze middelen verhogen je hartslag en je lichaamstemperatuur.

Pepmiddelen
Illegale opwekkende middelen zoals bijvoorbeeld speed. Ze maken je alerter.

Geestverruimend middel
Illegaal middel dat zorgt voor hallucinaties (dingen zien die er niet zijn).

Doping
Pepmiddelen die in de sport worden gebruikt om een sporter beter te laten presteren.

Nicotine
Nicotine is een voorbeeld van een opwekkend middel. Het zit in tabaksrook. Nicotine beschadigd de wanden van je bloedvaten.

Cocaïne
Ook wel bekend onder de naam Coke. Chemische bewerking van de cocaplant. Een gevaarlijke en illegale drug die ervoor zorgt dat je lichaam zijn eigen grenzen overschrijdt. Je kunt bijvoorbeeld veel langer feesten onder invloed van cocaïne zonder moe te raken. Hierdoor kan je hart ermee stoppen.

XTC
Pepmiddel in tabletvorm dat je remmingen wegneemt. XTC geeft een groot risico op leververgiftiging.

Opium
Drugs van de papaverplant. Zeer verslavend. Het geeft je een gevoel van dromenland.

Morfine
Medicijn dat ook afkomstig is van de papaverplant. Zeer sterk verdovend en pijnbestrijdend middel. Morfine is heel verslavend voor patiënten.

Heroïne
Zeer sterke drugs die van de papaverplant komt. Veroorzaakt een zeer sterke roes. Heroïne wordt meestal in de aderen gespoten.

LSD
Geestverruimend middel. Geeft je het gevoel dat je dingen ziet die niet bestaan.

Marihuana
Wordt gemaakt van de hennepplant. Geestverruimend middel. Een andere naam voor marihuana is wiet. Marihuana gebruik je door het te roken (blowen). Marihuana wordt door de overheid gedoogd. Het is illegaal, maar toch toegestaan. Het wordt verkocht in coffeeshops.

Hasj
Wordt gemaakt van de hennepplant, maar is sterker dan Marihuana. Illegaal geestverruimend middel.

Trippen
Een reis die je met je hoofd maakt na het gebruik van geestverruimende middelen. Anders gezegd: een droom die levensecht voelt.

Badtrip
Angstaanjagende dromen die iemand krijgt door het gebruik van geestverruimende middelen. Zo levensecht dat mensen erdoor in gevaar kunnen komen.

Verslaving
Gewenning van je lichaam waardoor je steeds meer van een bepaalde stof wilt hebben.

Ontwenningsverschijnselen
Reactie van het lichaam als je een bepaald middel niet neemt terwijl je er wel verslaafd aan bent. Je kunt bijvoorbeeld heftig gaan trillen, zweten of braken.

 

 

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Hadden jullie genoeg tijd om met elkaar te discussiëren over drugs en alcohol?
  • Inhoud
    Wat vond je van de discussies in de klas over drugs en alcohol?
    Is je mening over het gebruik van drugs en/of alcohol veranderd?
  • Examenopgaven
    Veel examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?

Erfelijkheidsadvies

Erfelijkheidsadvies

Intro

Lijkt jouw uiterlijk veel op dat van je biologische ouders? Of lijk je wat betreft gedrag juist of je (niet-biologische) ouders?
Wat is hierin erfelijk en wat niet? Kijk naar de volgende video en ga daarna aan de slag met deze module.

Wat ga ik leren?

Na deze module kan ik:

  • het begrip prenataal onderzoek omschrijven en voorbeelden noemen van prenataal onderzoek: echoscopie, vruchtwaterpunctie en vlokkentest .

 

Wat ga ik doen?

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert de Kennisbankitems die passen bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's over de hielprik en PKU en beantwoord de vragen.

Stap 3

Beantwoord vragen over het ABO-bloedgroepensysteem.

Stap 4

Onderzoek waarom hemofilie veel vaker bij jongens voorkomt dan bij meisjes.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst bij deze module.

Examenopgaven

Je maakt een aantal examenopgaven die passen bij dit onderwerp.

Terugkijken

Terugkijken op de module.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel ‘Erfelijkheidsadvies' en het onderdeel ‘Stamboom’.

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: De hielprik

In de eerste week na je geboorte, komt de wijkverpleegkundige op bezoek.
Ze neemt dan bij de pasgeboren baby de hielprik af. Wat dat precies is, zie je in de volgende video:

Een prikje in de onderkant van de voet (hiel), levert een beetje bloed.
In het laboratorium wordt het bloed onderzocht op een aantal zeldzame erfelijke ziektes.
Wil je weten welke?
Kijk op www.rivm.nl .

PKU (phenylketonurie) was de eerste ziekte die met het bloed uit de hiel kon worden aangetoond.
De hielprik bij pasgeboren baby’s kan veel leed voorkomen.
Hoe eerder de aandoening PKU is opgespoord hoe beter.

PKU is de afkorting van PhenylKetonUrie, ook wel fenylketonurie.
Het ontbreken van een enzym (fenylalanine-hydrolase) zorgt voor de ziekteverschijnselen.

In tweetallen.
Beantwoord de volgende vragen.
Je kunt gebruik maken van verschillende bronnen op internet en video's.

Links
www.schoolplanet.wordpress.com
www.erfelijkheid.nl
www.voedingscentrum.nl

Video's

Stap 3: Bloedgroepen

Stap 4: Hemofilie

Bloederziekte (hemofilie) komt nauwelijks bij meisjes voor, maar wel bij jongens.
Hoe kan dat?

Maak deze opdracht in tweetallen.
Beantwoord de volgende vragen.
Je kunt gebruik maken van verschillende bronnen op internet en filmpjes.

Links


Video:

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Erfelijke eigenschappen
Kenmerken/eigenschappen die een organisme aan zijn nakomelingen kan doorgeven.

Chromosomen
Het deel van een celkern dat genen bevat. Chromosomen bestaan uit DNA en eiwitten.

Gen
Deel van een chromosoom, dus een stukje van het DNA met een code: informatie over één erfelijke eigenschap.

DNA
Moleculen die de bouwstenen zijn van chromosomen. In het DNA zijn de erfelijke eigenschappen van een organisme vastgelegd.

Genotype
De verzameling genen; de genetische of erfelijke informatie van een individu.

Fenotype
Ook wel uiterlijke eigenschappen; alle waarneembare kenmerken van een individu. Het fenotype van een organisme komt tot stand door het genotype en milieufactoren (omgeving).

Dominant
Een dominante eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) volledig tot uiting. Het allel is dominant over een recessief allel.

Recessief
Een recessieve eigenschap komt in de waarneembare kenmerken van een organisme (= fenotype) alleen tot uiting als beide allelen op het chromosomenpaar recessief zijn. Wanneer een dominant allel aanwezig is, overheerst de dominante eigenschap en zal de recessieve eigenschap niet tot uiting komen.

Karyogram
Een chromosomenportret; overzicht van een verzameling chromosomenparen van een individu.

Prenataal onderzoek
Het opsporen van aangeboren of erfelijke afwijkingen bij het ongeboren kind.

Echoscopie
Bij echoscopie wordt gebruik gemaakt van geluidsgolven die zich door het lichaam verplaatsen en reflecteren. Dit wordt omgezet in beelden.

Vruchtwaterpunctie
Onder plaatselijke verdoving wordt een beetje vruchtwater opgezogen. Dit door vruchtvliezen op de plek gehouden vruchtwater bevat zwevende cellen van de foetus. Aan de hand van celonderzoek kan worden bepaald of het embryo of de foetus een bepaalde erfelijke aandoening heeft.

Vlokkentest
Bij een vlokkentest worden cellen weggehaald uit de groeiende placenta. Aan de hand van celonderzoek kan worden bepaald of het embryo of de foetus een bepaalde erfelijke aandoening heeft.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Binnenkort vind je hier examenvragen van ExamenKracht om mee te oefenen.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je het begrip prenataal onderzoek omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    De opdracht heeft als titel 'Erfelijkheidsadvies'.
    Vind je dat een goede titel voor de opdracht? Waarom wel/neit?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Je hebt in de modules veel theorie bestudeerd en veel vragen beantwoord en opdrachten gemaakt.
Als het goed is, ben je nu klaar voor het beantwoorden van een aantal examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Terugkijken

Intro

  • Lees de intro van dit thema nog eens door.
    Vind je het een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Past de video goed bij het thema? Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je in het totaal 19 à 20 uur met dit thema bezig zou zijn.
    Ben je meer of minder tijd met het thema bezig geweest?
    Met welke module ben je het langst bezig geweest? En met welke het kortst?
  • Herhaling
    Heb je voor je aan de modules begon de herhalingsmodules doorgeklikt?
    Wist je het meeste nog?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit zeven modules. Welke module vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Examenvragen
    Je hebt de examenvragen Zwangerschap gemaakt. Het waren een flink aantal vragen. Hoeveel tijd was je kwijt voor al deze vragen? 
    Ging het goed? Had je de theorie uit de modules nodig om de vragen te kunnen maken?

Wil je meer oefenen? Kijk op Examenkracht.nl

  • Het arrangement Thema: Zwangerschap vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    06-11-2025 21:51:42
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'zwangerschap' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo kgt leerjaar 4. Dit thema heet zwangerschap en behandelt 7 onderwerpen. Het eerste onderwerp is levensfasen. Je leert de verschillende levensfasen van mensen benoemen, met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen lichamelijke ontwikkeling en geestelijke ontwikkeling. Het tweede onderwerp is seksualiteit. Je leert omschrijven wat het verschil is tussen verliefdheid en liefde en het verschil tussen knuffelen en vrijen (seks), de begrippen heteroseksueel, homoseksueel en biseksueel omschrijven zodat duidelijk is wat het verschil tussen de begrippen is, verschillende meningen over seksuele geaardheid naast elkaar zetten en je eigen mening geven over seksuele geaardheid. Het derde onderwerp is geslachtsziekten. Je leert de afkorting SOA voluit schrijven, drie geslachtsziekten noemen en van die geslachtsziekten de symptomen omschrijven en van die geslachtsziekten aangeven hoe je ze kunt voorkomen. Het vierde onderwerp is voorbehoedsmiddelen. Je leert de werking van de volgende voorbehoedsmiddelen beschrijven: het condoom, de pil, het spiraaltje en het vrouwencondoom. Daarnaast leer je over de betrouwbaarheid als het gaat om het voorkomen van zwangerschap van de genoemde voorbehoedsmiddelen te vergelijken, de betrouwbaarheid als het gaat om het voorkomen van een SOA van de genoemde voorbehoedsmiddelen vergelijken, de invloed van de pil als ovulatieremmer omschrijven en omschrijven wat er gebeurt bij een sterilisatie van een man of een vrouw. Het vijfde onderwerp is bloedgroepen. Je leert de begrippen antistof, antigen, resusfactor omschrijven, omschrijven wat wordt onderzocht bij een bloedgroepbepaling, met behulp van een schema van bloedgroepen beredeneren welk donorbloed een ontvanger wel of niet mag krijgen toegediend. Het zesde onderwerp is genotmiddelen en drugs. Je leert met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat de gevolgen kunnen zijn van overmatig gebruik van medicijnen, alcohol en drugs. Het zevende onderwerp is erfelijkheidsadvies. Je leert het begrip prenataal onderzoek omschrijven en voorbeelden noemen van prenataal onderzoek: echoscopie, vruchtwaterpunctie en vlokkentest.
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Reproductie en evolutie; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    17 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, bloedgroep, erfelijkheidsadvies, genotmiddelen, rearrangeerbare, seksualiteit, soa, vmbo kgt 4, voorbehoedsmiddelen

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2015).

    Bloedgroepen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63377/Bloedgroepen__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Erfelijkheidsadvies vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63373/Erfelijkheidsadvies__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Genotmiddelen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63344/Genotmiddelen__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Geslachtsziekten vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63352/Geslachtsziekten__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Levensfasen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63361/Levensfasen__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Seksualiteit en voortplanting vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63363/Seksualiteit_en_voortplanting__vmbo_kgt34

    VO-content Biologie. (2015).

    Voorbehoedsmiddelen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/63367/Voorbehoedsmiddelen__vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Zwangerschap

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.