Evolutie

Evolutie

Intro

Evolutie

Bekijk het filmpje en lees dan onderstaande tekst.

Evolutie

Evolutie wil zeggen dat er uit eenvoudig gebouwde organismen steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan.

De evolutietheorie geeft een uitleg over het ontstaan en ontwikkelen van de organismen op aarde.
Veel mensen vinden deze theorie het meest aannemelijk.

Er zijn ook veel mensen die de evolutietheorie niet accepteren.
Zij geven een andere uitleg over het ontstaan van het leven op aarde.
Een voorbeeld hiervan is het letterlijk nemen van het scheppingsverhaal in de Bijbel.
Dit is een theorie waarbij het ontstaan van de aarde wordt verklaard met behulp van de bijbel.

Vooraf

Eindproduct-Beoordeling

Eindproduct
Als afronding van deze opdracht maak je een model van een dier die in een bepaalde periode op aarde heeft geleefd en aan het eind ervan is uitgestorven. Je geeft het dier een plek in de tijdslijn van het leven op aarde en zoekt er een afbeelding bij van hoe het er op aarde uitzag gedurende de betreffende periode.

Beoordeling
Je hebt de opdracht goed uitgevoerd als:

  • De bouwplaat correct en netjes in elkaar is gezet.
  • Er een juiste tijdslijn is gemaakt en het dier in de juiste periode is geplaatst.
  • Er een juiste afbeelding van de leefomgeving van het dier is opgezocht en geprint.

Leerdoelen

Na deze opdracht:

  • ken je de stappen van de evolutietheorie van Darwin.
  • begrijp je hoe in grote lijnen het leven op aarde ontstaan is en zich ontwikkeld heeft.
  • kun je een model maken van een fossiel dier en deze op een tijdslijn van het leven op aarde plaatsen.

Werkwijze

Groepsgrootte
Stap 1 doen jullie met de hele klas.
Stap 2 t/m 6 doe je alleen of in tweetallen.
De eindopdracht (stap 7) maak je in tweetallen.

Benodigdheden

  • Een aantal fossielen.
  • Schaar en lijm.
  • Dun karton en kleurenprinter.
  • Viltstiften en stevig papier om informatiekaart te maken.

Tijd
3 lesuren.

Aan de slag

Opdracht 1

Evolutie van de mens
Bekijk het onderstaande filmpje:

Is in jouw ogen de mens ook op deze manier ontstaan of heb je daar andere ideeën over?
Welke argumenten gebruik je hiervoor?

Vul op het formulier je mening in: formulier
Van jullie docent krijgen jullie een overzicht van de meningen en argumenten (anoniem).
Bepreek met de klas welke argumenten goed en niet zo goed zijn en waarom.

Opdracht 2

Oerknal
Bij de theorie over het ontstaan van het leven op aarde hoort ook de theorie over het ontstaan van het heelal.
Deskundigen op dit gebied zeggen:
Ongeveer 15 miljard jaar geleden is een klein bolletje, dat een enorme hoeveelheid energie bevatte uit elkaar gespat tot het heelal.
Dit gebeuren noemt men de oerknal.

Sinds die tijd zijn uit die energie in dit heelal sterren en planeten ontstaan, die steeds verder uit elkaar dreven. Het aantal sterren dat er nu is, wordt geschat op zeventig triljard.
Dat is een zeven gevolgd door 22 nullen! Heel erg veel dus.
Na de oerknal duurde het nog heel lang voordat de aarde ontstond.
Je kunt op de tijdlijn hieronder zien wanneer dat en de andere gebeurtenissen plaatsvonden.
 


Oersoep
Toen de aarde eenmaal gevormd was is ongeveer 3,5 tot 3,8 miljard jaar geleden het eerste leven ontstaan. De meest gangbare theorie over de eerste stap van het leven was, dat er rond de aarde een vloeibare massa ronddreef: de oersoep en dat zich van daaruit de eerste levende wezens hebben ontwikkeld.

Er zijn ook andere theorieën over het ontstaan van dit eerste leven op aarde, zoals:

  • De eerste kenmerken van leven ontwikkelden zich in ijsmassa’s om aarde.
  • De eerste eencelligen of de scheikundige bouwstenen ervan bereikten met meteorieten de aarde.

Een feit is, dat de oudst aangetroffen fossielen op aarde 3,4 miljard jaar oud zijn.
Het gaat om een bepaald soort eencelligen: microben, die zonder zuurstof konden leven.
Ze leefden dankzij zwavel.

Beantwoord de volgende vragen:

  1. Hoe lang geleden is naar schatting het heelal ontstaan?
    1. 15 miljoen jaar geleden.
    2. 150 miljoen jaar geleden.
    3. 1,5 miljard jaar geleden.
    4. 15 miljard jaar geleden.
  2. Het heelal ontstond als gevolg van ...
    1. de oerknal.
    2. de oersoep.
    3. de evolutie.
  3. De juiste volgorde van ontstaan is:
    1. de aarde – de zon – sterrenstelsels.
    2. de zon – de aarde – sterrenstelsels.
    3. sterrenstelsels – de zon – de aarde.
    4. sterrenstelsels – de aarde – de zon.
  4. Welk van onderstaande uitspraken is een feit:
    1. Het leven op aarde is ontstaan uit een oersoep.
    2. De oudst aangetroffen fossielen op aarde zijn 3,4 miljoen jaar oud.
    3. Doordat meteorieten bouwstenen van het leven zoals eiwitten meebrachten toen ze op aarde neerstorten, hebben zij voor het ontstaan van het leven op aarde gezorgd.

Opdracht 3

Darwin
Bekijk de onderstaande video:

Darwin heeft dus de evolutietheorie bedacht en deze ruim 150 jaar geleden gepubliceerd door er een boek over te schrijven.

Inmiddels weet men nog veel meer over hoe het leven in elkaar zit, dan in de tijd van Darwin. Nog steeds blijkt dat zijn theorie klopt.
Voor de verschillende stappen in zijn theorie zijn bewijzen: ook nu veranderen bepaalde soorten op aarde op die manier.
Over het ontstaan van het leven op aarde zijn miljoenen feiten bekend.
De hoofdlijnen kloppen.

De drie belangrijkste stappen uit de evolutietheorie, zoals Darwin hem formuleerde en die nog altijd gelden zijn de volgende:

  • Van elke soort zijn er meer nakomelingen dan de generatie ervoor.
    Die nakomelingen hebben allemaal de beperkte bronnen om te kunnen overleven nodig en moeten daarom ‘strijden’. (Struggle for life = strijd om het bestaan).
  • De nakomelingen zijn allemaal een beetje anders (er is variatie).
    De natuurlijke omgeving maakt het voor sommige organismen van een soort gemakkelijker om te overleven dan voor andere en kiest. (Natural selection = natuurlijke selectie).
  • Degene met de best aangepaste eigenschappen heeft de grootste kans om te overleven en zich voort te planten. (Survival of the fittest = overleving van de best aangepaste).

In het filmpje op de vorige pagina zag je hoe de ijsbeer is ontstaan uit de bruine beer.
Dit is ongeveer 120.000 jaar geleden in ongeveer 10.000 jaar tijd gebeurd.

De soort heeft zich aangepast aan de zeer moeilijke leefomgeving van de Noordpool.
Hij heeft een andere jachttechniek, dieet, vertering en uiterlijk dan de bruine beer.
Veel andere verschillen zijn er niet.

Dit toont aan, dat evolutie door natuurlijke selectie zeer snel (in 10.0000 jaar!) kan gaan wanneer omgevingsfactoren hoge selectieve druk uitoefenen.

Beantwoord de vragen over de ijsbeer.

  1. Onder de jongen van beren die in het poolgebied kwamen wonen waren beren met donkerbruine en lichtbruine vachten. Dit is een voorbeeld van:
    1. natuurlijke selectie
    2. variatie
    3. overleven van de best aangepast
    4. strijd om het bestaan
  2. Voor alle beren waren de leefomstandigheden in het poolgebied moeilijk: weinig voedsel, waarop ze ook nog nooit hadden gejaagd, bijna geen planten en zeer koude strenge winters. Dit is een voorbeeld van:
    1. natuurlijke selectie
    2. variatie
    3. overleven van de best aangepast
    4. strijd om het bestaan
  3. Voor de beren met een donkerbruine vacht renden de zeehonden, die bijna hun enige voedsel vormden, eerder weg dan voor de beren met een lichtbruine vacht. Dit is een voorbeeld van:
    1. natuurlijke selectie
    2. variatie
    3. overleven van de best aangepast
    4. strijd om het bestaan
  4. De lichtbruine beren kregen dus meer te eten en hadden een vetlaag die dik genoeg was om de winter door te komen, terwijl de donkerbruine beren tijdens de strenge winters stierven. Dit is een voorbeeld van:
    1. natuurlijke selectie
    2. variatie
    3. overleven van de best aangepast
    4. strijd om het bestaan
  5. In het geval van de ijsbeer kwam de vachtverandering tot stand doordat:
    1. Telkens jonge ijsbeertjes zich aanpasten: hun vachten veranderden een beetje.
    2. De soort ijsbeer zich aanpaste: de genen die voor de donkerbruine kleur zorgden werden weg geselecteerd en alleen de genen die voor een lichte kleur zorgden bleven over binnen de soort.
    3. Het milieu de ijsberen veranderde. Het zorgde ervoor dat ze langzamerhand wit werden.

Verzamelde collectie onderzocht
Weer thuis na zijn reis met de Beagle onderzoekt Darwin vinken, die hij heeft verzameld.
Het zijn  mooi gekleurde vogeltjes. Hij ziet dat hun snavels van elkaar verschillen.

Op het ene eiland hebben de vinken snavels waarmee ze goed zaden kunnen eten. Op een ander eiland zijn hun snavels juist geschikt om vruchten mee te eten. Op weer een ander eiland is de snavel heel handig om wormen mee op te peuzelen. Hij vraagt zich af hoe dat komt en denkt het volgende verhaal over de vinken uit.

Maak de oefening "Vinken" onderaan deze pagina.

Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 4 + 5 van het onderdeel:

KBEvolutie

Oefening:Darwin

Opdracht 4

Ontstaan van variatie
Bij stap 2 heb je gezien, dat organismen van een soort niet precies hetzelfde zijn: er is erfelijke variatie.
Hoe ontstaat die eigenlijk?
Bestudeer uit de kennisbank biologie pagina 1 tot en met 3 van het onderdeel:

KBEvolutie

Door variatie hebben sommige dieren van een soort een grotere overlevingkans dan andere.
Geef bij de volgende afbeeldingen met een woord aan welke door een mutatie ontstane eigenschap alle nu levende dieren van de soort een grotere overlevingskans hebben gegeven dan uitgestorven soortgenoten.

De strepen bieden de zebra’s nog meer voordelen.
Bekijk het filmpje:


De strepen van de zebra zitten daar niet voor niets.
Ze beschermen de zebra tegen zijn natuurlijke vijand en zorgen voor verkoeling.


Bij de meeste diersoorten kun je, net als bij de zebra allerlei eigenschappen vinden, die hen allerlei voordelen bieden, waardoor ze in hun leefomgeving blijven leven.

Oefening:Ontstaan van variatie

Opdracht 5

Uitsterven
Soms zijn veranderingen in het milieu zo plotseling en hevig dat een diersoort het niet kan overleven. Het meest bekend voorbeeld vormen de dinosauriërs.

Bekijk het filmpje:


Miljoenen jaren geleden leefde er dinosaurussen op deze wereld.
Het enige dat van deze dieren nog over is gebleven, zijn botten.


Na de meteorietinslag waren alle dinosaurussoorten in een klap uitgestorven, omdat er geen planten meer groeiden door de enorme stofwolken, die het zonlicht lange tijd tegenhielden.

Er zijn aanwijzingen (fossielen) dat er in die tijd ook al kleine zoogdieren ter grootte van een muis op aarde leefden. Deze dieren zijn niet uitgestorven en kregen mogelijk na de meteorietinslag heel snel de kans om te evolueren tot allerlei andere zoogdiersoorten.

Beantwoord de volgende vraag:

  1. Wat is denk je de meest aannemelijke verklaring dat de dinosauriërs wel maar deze kleine zoogdieren niet uitstierven?
    1. Deze dieren konden veel gemakkelijker voldoende voedsel bemachtigen na de meteorietinslag.
    2. Deze dieren konden beter tegen de kou die door die stofwolk over de aarde kwam, omdat ze een vacht hadden en warmbloedig waren.
    3. Deze dieren konden zich beter verstoppen tegen de impact van de inslag, omdat ze klein waren.

Fossielen
In het filmpje zag men dat men inmiddels veel over de dinosauriërs weet, omdat men versteende botten en voetafdrukken van deze dieren heeft gevonden. Zulke versteende botten of afdrukken noemt men fossielen.

Behalve van dinosauriërs heeft men van nog veel meer diersoorten en ook van planten, schimmels en bacteriën fossielen gevonden.
Bekijk het volgende filmpje maar eens:


Het schip de Stad Amsterdam heeft acht maanden lang een bijzondere reis gemaakt.
Dit was dezelfde reis als Charles Darwin lang geleden ook maakte.
Een van de wetenschappers aan boord vindt een ei van wel 15 miljoen jaar oud!


Door te kijken in welk aardlaag een fossiel zit kan men schatten hoe oud een fossiel is.
Vaak is het: des te dieper de aardlaag, des te ouder, maar door de beweging van de aardkorst klopt dit niet altijd en kunnen oude aardlagen weer naar de oppervlak komen.

Als men van alle gevonden fossielen weet hoe oud ze ongeveer zijn, krijgt men een beeld van welke organisme in welke tijdsperiode leefde.
Zo kan men zich een beeld vormen over hoe het leven op aarde in de loop der tijd is veranderd.

Fossielvorming
Bekijk onderstaande animatie.
Let er op hoe een fossiel die heel oud is, toch aan de oppervlakte van de aarde te vinden is.

Bestudeer een of meer fossielen
Van je docent krijgen jullie een aantal fossielen te zien.
Probeer met behulp van het intypen van het woord fossiel of fossielen in een zoekmachine en vervolgens te zoeken bij afbeeldingen om de namen van de fossielen te achterhalen.

Zoek daarna uit in welke tijdsperiode het oorspronkelijke dier van elk fossiel leefde met behulp van een zoekmachine.

Maak, als je de namen en ouderdom van alle fossielen weet, in classtools een tijdslijn. Zet bij de tijdslijn links hoeveel jaren voor het begin van de jaartelling het oudste fossiel leefde.
Gebruik een – voor het getal; ‘-‘ betekent: ‘aantal jaren voor het begin van de jaartelling’.
Zet rechts het jaar waarin je nu leeft.

Plaats de namen van de andere fossielen in blokjes.

Extra
(van je docent hoor je of dit mag of moet doen).
Eventueel kun je de tijdlijn in een document plakken, door er een schermafbeelding van te maken. Daarna kun je bij elke naam ook nog een afbeelding van het fossiel plakken.

Tip
Zorg dat je de schermafbeelding van de tijdlijn met terugloopstijl achter de tekst hebt geplaatst.
Dan passen andere afbeeldingen er voor: kies bij terugloopstijl: om kader.

Opdracht 6

Geologische tijdperken
Hoe oud is de aarde en wanneer begon het leven?
Hoe snel veranderde dit leven?
In onderstaand filmpje wordt de geschiedenis van de aarde in een jaar gepropt. Je krijgt dan een beetje een idee hoe lang wij leven ten opzichte van het leven op aarde en wanneer welke dieren op aarde leefden.

Bekijk het filmpje:


De aarde bestaat al miljoenen jaren.
Vergelijk je de levensloop van de aarde met een gewoon kalenderjaar, dan is de mens pas verschenen in de laatste 5 minuten van 31 december.


Tijdperken en periodes
De drie tijdperken waarin het leven op aarde zich ontwikkelden heten:

  • Paleozoïcum
  • Mesozoïcum
  • Neozoïcum

De tijdperken verdeelt men weer op in perioden.
In elke periode waren de omstandigheden zoals temperatuur, luchtsamenstelling, vochtigheid enz. anders.
Ook zag het leven er daardoor en door evolutie in elke periode anders uit.

Opdracht 7

Oefening tijdperken en periodes
Hoe de dieren en de plantengroei er precies uitzag ga je opzoeken.

Open het werkblad Tijdperken en periodes

Zoek met een zoekmachine bij elke periode een afbeelding waarop zo goed mogelijk te zien is hoe de vegetatie en een aantal dieren in die periode er hebben uitgezien.
Plak elke afbeelding in het document op de manier zoals daar staat aangegeven.

Print je document voor jullie eindopdracht: de tentoonstelling.

Eindopdracht

  • Maak een voorbeeld van een uitgestorven dier met behulp van een bouwplaat.
  • Maak er een tekstbordje bij met de belangrijkste informatie over het dier.
  • Bepaal welke afbeelding van de afbeeldingen die jullie als groepje hebben verzameld het beste weergeeft hoe de omgeving van het dier er uitzag en print deze afbeelding.
  • Kies van de werkbladen tijdperken en periodes, die jullie gemaakt de beste.
    Geef met rood de periode aan, waarin jullie dier leefde. Print dan deze tijdlijn.

Op deze pagina staan afbeeldingen van 6 uitgestorven dieren, waarover bovenstaande opdrachten worden uitgevoerd.
In overleg met je docent worden deze dieren over de verschillende groepjes van de klas verdeeld.
Bij elk dier is een link naar een zipmap.
Daarin vind je een instructiedocument en de bouwplaat of bouwplaten (voor de meeste dieren zijn het er 2).
Print de bouwplaten op dun wit karton in kleur (of je docent heeft dit al voor jullie gedaan).

Klik op de onderstaande links om je gekozen bouwplaat te downloaden:

 

Begrippenlijst

Evolutie

Mutatie
Willekeurige verandering in erfelijke aanleg in een cel.
Mutagene stoffen
Stoffen die een mutatie veroorzaken.
Natuurlijke selectie
Verschijnsel dat individuen met een beter bij de omgeving passend fenotype een grotere overlevings- en voortplantingskans hebben en daardoor hun genen vaker doorgeven aan hun nakomelingen. Na verloop van tijd zullen de genen die coderen voor voordelige eigenschappen in grotere aantallen in de populatie voorkomen.
Evolutie
Proces van geleidelijke verandering in alle vormen van leven van generatie op generatie, gedreven door natuurlijke selectie. Uit eenvoudig gebouwde soorten zijn steeds ingewikkelder soorten ontstaan. Ook: ontstaan van nieuwe soorten.
 
Rassen
Als een groep mensen, dieren of planten sterker op elkaar lijkt in bepaalde opzichten dan op een andere groep van de zelfde soort, spreek je van een ras.
Soortvorming
Het ontstaan van verschillende soorten door natuurlijke of kunstmatige selectie.
Biodiversiteit
Ook wel verscheidenheid genoemd; soortenrijkdom binnen een ecosysteem.
 
Kunstmatige selectie
Selectie op grond van menselijke voorkeur. Bijvoorbeeld: fokken van dieren en veredelen van planten.
Genetische modificatie
Kunstmatige verandering van het DNA van een bepaald organisme, waarbij genen met positieve eigenschappen van bijvoorbeeld bacteriën of planten worden toegevoegd aan een andere organisme.
Isolatie
Scheiding van soortgenoten, waardoor er langere tijd geen voortplanting plaatsvindt tussen individuen van verschillende populaties en dus geen uitwisseling van genen.
Genetische variatie
Bestaan van verschillen in genetisch materiaal van een populatie of een soort. Deze verschillen ontstaan doordat (1) bij geslachtelijke voortplanting het genetisch materiaal van twee ouders wordt gecombineerd en er bij voldoende verschillende allelen in de populatie een groot aantal combinaties mogelijk is, en (2) door mutaties.
Fossiele restanten
Fossielen zijn versteende (afdrukken van) organismen die lang geleden leefden.


 
Adaptatie
Erfelijke eigenschap van een soort of populatie, waardoor de bouw en/of het gedrag van een individu van die soort is aangepast aan de specifieke omgeving waarin het leeft. Door deze aanpassing heeft een organisme een grotere kans op overleven en nakomelingen. Adaptatie is een belangrijk concept binnen de evolutietheorie: een aaneenschakeling van aanpassingen die worden doorgegeven aan de nakomelingen zorgt ervoor dat een populatie - en uiteindelijk een soort - steeds beter aangepast raakt aan zijn leefomgeving.
Soort
Groep organismen die zich samen geslachtelijk kunnen voortplanten en dan vruchtbare nakomelingen krijgen. Dat betekent dat de nakomelingen ook weer nakomelingen kunnen krijgen.


 
  • Het arrangement Evolutie is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2017-09-27 13:29:58
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 2; HAVO 2;
    Leerinhoud en doelen
    Reproductie en evolutie; Biologie; Evolutie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    rearrangeerbare

    Bronnen

    Bron Type
    Evolutie
    https://www.youtube.com/watch?v=hOfRN0KihOU
    Video

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Biologie. (2019).

    Evolutie hv12

    https://maken.wikiwijs.nl/62537/Evolutie__hv12