02-04 - GG - De Nederlandse Democratie NIEUW

De Nederlandse Democratie

De Nederlandse democratie: hoe is dat eigenlijk ontstaan? En wat betekent dat eigenlijk voor mij? Dat is wat we de komende weken gaan leren.

Aan het einde van dit hoofdstuk kun je:

  • Op hoofdlijnen uitleggen hoe het Nederlandse politieke bestel als democratie functioneert en je kunt beschrijven hoe mensen op verschillende manieren bij politieke processen betrokken zijn.
  • Beschrijven hoe het parlementair stelsel is ontstaan en hoe de volksinvloed is toegenomen

 

 

13. De grondwet

13.1. Wat je vooraf moet weten

De informatie van dit hoofdstuk kan erg lastig zijn. Het is heel belangrijk dat je eerst de begrippen van dit hoofdstuk leert! Zonder deze kennis kom je namelijk niet erg ver.

Je gaat de uitleg van de begrippen zelf opzoeken. Je vult het Word document aan en deelt het met je docent zodra je klaar bent.

13.2. De grondwet van 1848

In 1848 is het erg onrustig in Europa. De mensen zijn de macht van de koningen beu en willen meer inspraak hebben in het bestuur. Overal breken rellen uit. In grote Europese steden komen de mensen in opstand en vechten met het leger. In Frankrijk wordt de koning zelfs afgezet.

De Nederlandse koning Willem II wordt nu wel heel erg nerveus en hij geeft Johan Rudolf Thorbecke de opdracht om de grondwet te wijzigen.

Er staan belangrijke veranderingen in zoals:

  • De Tweede Kamer en de Provinciale Staten worden door de burgers gekozen. De Provinciale Staten kiest dan weer de Eerste Kamer
  • De ministers worden verantwoordelijk voor wat de koning doet of zegt en moeten verantwoording afleggen aan het Parlement (Eerste- en Tweede Kamer)
  • Er komen grondrechten zoals vrijheid van godsdienst, drukpers en mening

Nederland wordt een Parlementaire Democratie.

Bekijk onderstaand filmpje en beantwoord daarna de vragen

13.3. Grondrechten

Nederland heeft een Grondwet. In de Grondwet staat hoe Nederland bestuurd wordt. Maar er staan ook grondrechten in: rechten voor iedere Nederlandse burger. Bijvoorbeeld vrijheid van meningsuiting, of vrijheid van godsdienst. In deze  les ontdek je aan de hand van een zoekplaat een aantal van deze grondrechten.

De Grondwet is de belangrijkste wet van Nederland. Eigenlijk is de Grondwet een verzameling van veel verschillende wetten. Er staat bijvoorbeeld in wat de koning allemaal wel en niet mag doen. Ook de rol van de minister-president en de ministers staat er in beschreven. Maar in de Grondwet staan ook rechten die burgers in Nederland hebben. Dat zijn
grondrechten. Er staat in de Grondwet dat burgers het recht hebben hun eigen leven te leiden, zonder dat de overheid zich met hun mening, geloof en keuzes bemoeit.

Hieronder staat een lijst van artikelen uit de grondwet. Jouw taak is om de grondrechten te herkennen in de zoekplaat. Download de zoekplaat en zet er op de juiste plek in waar je welk artikel ziet. Artikel 4 is al voor gedaan.

  1. Artikel 1: GelijkheidsbeginselJe mag niet discrimineren. (Dit artikel is vrij moeilijk te herkennen in de zoekplaat.)
  2. Artikel 4: KiesrechtIedere Nederlander vanaf 18 jaar mag stemmen.
  3. Artikel 5: Petitierecht: Recht om handtekeningen te verzamelen en een protest in te dienen.
  4. Artikel 6: Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging: Je mag zelf weten waarin je gelooft.
  5. Artikel 7: Vrijheid van meningsuiting, waaronder vrijheid van drukpers: Je mag je eigen mening hebben en de overheid controleert niet wat er in de krant geschreven wordt.
  6. Artikel 8: Vrijheid van vereniging: Iedereen mag een vereniging oprichten, bijvoorbeeld een voetbalclub of een zwemvereniging. Hiervoor hoef je geen toestemming te vragen aan de overheid.
  7. Artikel 9: Vrijheid van vergadering en betogingJe mag in Nederland demonstreren. Je moet dit wel van tevoren even melden.
  8. Artikel 17: Vrije toegang tot de rechter: Iedereen kan naar de rechter stappen.
  9. Artikel 23: Onderwijs, waaronder vrijheid van onderwijs: In Nederland heeft iedereen recht op onderwijs, er is zelfs leerplicht. Er mogen verschillende scholen opgericht worden. Zoals katholieke, protestantse of islamitische scholen.
     

Klik nu op onderstaande link voor de zoekplaat.

Zoekplaat grondrechten

14. Het bestuur van Nederland

14.1 Regels en Wetten

Overheid en Bestuur

Een samenleving kan niet zonder regels en niet zonder controle op de naleving van die regels.
In Nederland stelt de overheid de regels op waar de inwoners van Nederland zich aan moeten houden.
Er zijn in Nederland drie overheden:

  • het Rijk
  • de provincies
  • de gemeenten

Daarnaast worden er regels gemaakt door de Europese Unie.

De overheid is verreweg de grootste werkgever van Nederland. Er werken bijna 1 miljoen mensen in overheidsdienst. Een werknemer in dienst van de overheid noem je een ambtenaar.

Het Rijk

De rijksoverheid is de landelijke overheid in Den Haag.
De rijksoverheid is verantwoordelijk voor wetgeving en zaken die voor het hele land belangrijk zijn, denk aan:

  • ons onderwijssysteem
  • de inzet van Nederlandse militairen
  • de hoogte van de belastingen.

De wetgeving moet worden uitgevoerd door de regering. De Nederlandse regering bestaat uit de koning(in) plus de ministers. De minister-president is de voorzitter van de ministerraad.
Het beleid van de ministers wordt gecontroleerd door de Eerste en de Tweede Kamer. Wie er in de Tweede Kamer zit, wordt bepaald door verkiezingen. Iedere vier jaar mogen inwoners van 18 jaar en ouder hun stem uitbrengen op de politieke partij van hun voorkeur.

Provincies

Nederland is opgedeeld in 12 provincies.
De provincies worden bestuurd door de Provinciale Staten.
De commissaris van de koning is de voorzitter van de Provinciale Staten.
Wie er in de Provinciale Staten zitten, wordt bepaald door verkiezingen.
De Provinciale Staten beslissen over zaken waarvoor de provincie verantwoordelijk is, denk aan:

  • provinciale wegen
  • meren, vaarwegen en recreatiegebieden
  • ligging en inrichting industrieterreinen in de provincie.

 

Gemeenten

Per 1 januari 2013 zijn er 408 gemeenten in Nederland. Een gemeente kan een stad zijn of kan bestaan uit meerdere steden/dorpen.
Een gemeente wordt bestuurd door de burgemeester en wethouders.
Het beleid wordt gecontroleerd door de gemeenteraad, die is gekozen door de bevolking van de gemeente.

Eén van de belangrijkste taken van de gemeente is het zorgen voor voldoende woonruimte in de gemeente. Daarnaast bemoeit de gemeente zich met zaken als gezondheidszorg, cultuur, sport en recreatie in de gemeente.

14.2. Van voorstel tot wet

Lees de onderstaande tekst zorgvuldig door. Daarna maak je de opdracht.


Van wetsvoorstel tot wet:Hoe wordt een wet een wet?

Welke stappen worden ondernomen?

Een wet komt tot stand door de samenwerking van regering (koning en ministers) en Staten-Generaal (1e en 2e kamer).

Meestal neemt de regering het initiatief tot  een wetsvoorstel, zelfs enkele honderden keren per jaar.

Ministers

Het invoeren van een nieuwe wet begint dus meestal bij een minister. Op zijn ministerie wordt dan een ontwerp gemaakt. Dit noemen we een wetsvoorstel. De ministerraad praat hierover. Zo zijn alle ministers op de hoogte van elkaars plannen.

Raad van State

Bij elk wetsvoorstel is de regering verplicht advies te vragen aan de Raad van State. Er moet namelijk bekeken worden of het wetsvoorstel wel gewenst en uitvoerbaar is. Deze raad bekijkt of het wetsvoorstel niet strijdig is met andere wetten, met name de grondwet.

Ministerraad

De ministerraad bespreekt vervolgens het advies dat de Raad van State heeft gegeven. Het wetsvoorstel moet met het advies van de Raad van State en ondertekend door de Koningin vervolgens door de regering worden ingediend bij de voorzitter van de Tweede Kamer.

Kamercommissie

Het heeft voor de Tweede Kamer weinig zin om zonder voorbereiding aan de 'openbare behandeling' van het wetsvoorstel te beginnen. Deze voorbereiding wordt uitgevoerd door een kamercommissie. Een commissie van Tweede Kamerleden, die gespecialiseerd zijn op een bepaald gebied. Zo’n kamercommissie bespreekt het wetsvoorstel en maakt een verslag. De betrokken minister reageert hierop en vervolgens wordt een eindverslag gemaakt.

Stemming Tweede Kamer

De voorbereiding is nu voltooid. Het wetsvoorstel gaat van de kamercommissie naar de Tweede Kamer. Daar wordt het besproken en er wordt over gestemd. Deze vergadering is toegankelijk voor publiek, daarom heet dit openbare behandeling. Je kunt er dus rustig gaan kijken.

Stemming Eerste Kamer

Mocht het wetsvoorstel aangenomen worden, dan moet het door de Eerste Kamer besproken worden. Ook zij stemmen. Pas als zij voor de wet stemmen, wordt het aangenomen. Gebeurt dit niet, dan moet het wetsvoorstel in gewijzigde vorm opnieuw de hele weg afleggen.

Handtekeningen

Wetsvoorstellen die worden aangenomen hebben nog één stap nodig om rechtsgeldig te worden. Er zijn 3 handtekeningen nodig. Een handtekening van:

1) De koning: zo wordt het voorstel een wet.
2) De betrokken minister, die verantwoordelijk is.
3) De minister van Justitie, voor plaatsing in het Staatsblad.

Toets: Van wetsvoorstel tot wet

Start

14.3. De verdeling van de macht

Trias politica 

Heel lang werd er nooit echt nagedacht over de manier waarop macht werd uitgeoefend. Ene Charles Montesquieu heeft hier wel over nagedacht en vond dat de macht verdeeld moest worden, zodat er geen misbruik van gemaakt zou kunnen worden. Dit werd de scheiding der machten, ook wel driedeling der machten of Trias Politica.

De politieke leer van de trias politica gaat uit van een scheiding van wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht. De machten hebben ieder hun eigen bevoegdheden en hun eigen zelfstandigheid. Er is geen macht die boven de andere machten staat. De machten moeten zich verantwoorden ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de burgers. 


Bekijk het volgende filmpje over de scheiding der machten in Nederland en beantwoord dan de vragen

15. Recht voor jou

15.1. De rechtspraak

In deze lessen ga je meer leren over de rechtspraak in Nederland. Download het onderstaande bestand, print deze en maak de opdrachten. 

16. Politieke stromingen

16.1. (Niet) Christelijke politiek

1848 Grondwet

In de 19e eeuw is het politieke systeem ontstaan dat we nu nog kennen. Een belangrijke stap was de grondwet van 1848 die door Thorbecke is ontworpen.
De belangrijkste kenmerken van de grondwet zijn:

  • Grondrechten voor de burgers
    De grondrechten van burgers werden in 1848 nauwkeurig omschreven. Er kwam vrijheid van godsdienst, persvrijheid, vrijheid van meningsuiting, vrijheid van vergadering en de vrijheid van onderwijs.
    Door deze grondrechten werd het leven van veel mensen wat makkelijker. Het werd bijvoorbeeld voor katholieken mogelijk om hun godsdienst openlijk te belijden.

  • Gescheiden machten
    De staatsmacht bestond uit drie gescheiden machten:
    - Wetgevende macht: Staten Generaal (Eerste en Tweede kamer)
    - Uitvoerende macht: regering, provincies en gemeenten
    - Rechterlijke macht: rechters

  • Ministeriële verantwoordelijkheid
    Voor 1848 waren ministers de hulpjes van de koning en niet aanspreekbaar op het beleid. Vanaf 1848 werden ministers zelf verantwoordelijk en was de macht van de koning symbolisch.

  • Rechtstreekse verkiezingen
    De leden van de Tweede Kamer worden rechtstreeks gekozen door de burgers.
    ‘Het volk’ bestond uit mannen die genoeg verdienden en genoeg belasting betaalden. In 1850 had nog slechts 10% van de volwassen mannen kiesrecht!

  • Recht van enquete en recht op amendement
    De Tweede Kamer kan zelf onderzoek laten doen en kijken of de regering wel juist heeft gehandeld.
    Het recht van amendement houdt in dat de kamer het recht heeft om wetsvoorstellen in te dienen.

  • Tweede kamer controleert regering
    De Tweede Kamer controleert het beleid van de regering. De Tweede Kamer controleert of de regering zijn werk goed doet. De regering is daarom verplicht om de Kamer goed te informeren.

Liberalisme

Het liberalisme was een politieke stroming die de vrijheid van het individu voorop stelde. Volgens de liberalen zijn mensen voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk voor hun eigen geluk.
Door de toename van het aantal fabrieken in de 19e eeuw was er een groep rijke burgers ontstaan. Deze rijke burgers voelden zich sterk aangetrokken tot het liberalisme. Zij wilden volledige economische vrijheid en zo weinig mogelijk bemoeienis van de staat en de kerk. De rol van de staat en de rechten van de burgers wilden de liberalen vastleggen in een grondwet. Die grondwet kwam er in 1848. De liberaal Thorbecke wordt wel gezien als de man achter de grondwet. De eerste politieke partij die de liberalen hebben opgericht heet de Liberale Staatspartij of 'De Vrijheidsbond'.

Socialisme

Het socialisme was een politieke stroming die zich inzette voor betere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders. In de 19de eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om te werken in de fabrieken. In die fabrieken waren de werkomstandigheden slecht: arbeiders maakten lange werkdagen, deden vies en gevaarlijk werk en kregen weinig betaald.
Om betere werkomstandigheden te bereiken organiseerden de socialisten zich in een politieke partij, de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Maar omdat arbeiders geen kiesrecht hadden, had de partij slechts enkele zetels in de Tweede Kamer. Ferdinand Domela Nieuwenhuis wordt wel gezien als de grondlegger van het socialisme. Hij vond het belangrijk om de arbeiders een stem te geven.

Confessionelen - Katholieken en Protestanten

De katholieken en protestanten worden samen wel de confessionelen genoemd. Anders dan de liberalen en de socialisten zagen zij wel een rol voor het geloof in de politiek.
In de nieuwe grondwet van 1848 was de vrijheid van godsdienst opgenomen. Goed nieuws voor de confessionelen. Maar de liberalen hadden ook geregeld dat alleen openbare scholen geld van de overheid kregen. Dat vonden de katholieken en protestanten niet eerlijk. Zij wilden dat ook confessionele scholen overheidsgeld krijgen. De strijd van de katholieken en protestanten om geld voor hun scholen te krijgen, is bekend geworden als de schoolstrijd. In 1917 kwam er een einde aan de schoolstrijd. Vanaf dat moment krijgen alle scholen overheidsgeld.

De politieke partij die de katholieken oprichtten heette de RKSP, de Rooms Katholieke StaatsPartij. De belangrijkste katholieke politieke leider was Herman Schaepman. Hij was een van de eerste katholieken in de tweede kamer.

Abraham Kuyper was de oprichter van de politieke partij voor de protestanten: de ARP (de AntiRevolutionaire Partij). De ARP was vanaf het begin een belangrijke partij die zich richtte tegen de liberalen en tegen de socialisten.

16.2 Opdracht

Als eindproduct maak je een schema met daarin de vier politieke groeperingen.
Achter iedere groepering zet je een korte omschrijving, een belangrijke leider en een politieke partij. Je mag deze opzoeken op internet.
 

17. Begrippen