16.1. (Niet) Christelijke politiek

1848 Grondwet

In de 19e eeuw is het politieke systeem ontstaan dat we nu nog kennen. Een belangrijke stap was de grondwet van 1848 die door Thorbecke is ontworpen.
De belangrijkste kenmerken van de grondwet zijn:

Liberalisme

Het liberalisme was een politieke stroming die de vrijheid van het individu voorop stelde. Volgens de liberalen zijn mensen voor een belangrijk deel zelf verantwoordelijk voor hun eigen geluk.
Door de toename van het aantal fabrieken in de 19e eeuw was er een groep rijke burgers ontstaan. Deze rijke burgers voelden zich sterk aangetrokken tot het liberalisme. Zij wilden volledige economische vrijheid en zo weinig mogelijk bemoeienis van de staat en de kerk. De rol van de staat en de rechten van de burgers wilden de liberalen vastleggen in een grondwet. Die grondwet kwam er in 1848. De liberaal Thorbecke wordt wel gezien als de man achter de grondwet. De eerste politieke partij die de liberalen hebben opgericht heet de Liberale Staatspartij of 'De Vrijheidsbond'.

Socialisme

Het socialisme was een politieke stroming die zich inzette voor betere arbeidsomstandigheden voor de arbeiders. In de 19de eeuw waren veel mensen van het platteland naar de steden getrokken om te werken in de fabrieken. In die fabrieken waren de werkomstandigheden slecht: arbeiders maakten lange werkdagen, deden vies en gevaarlijk werk en kregen weinig betaald.
Om betere werkomstandigheden te bereiken organiseerden de socialisten zich in een politieke partij, de Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP). Maar omdat arbeiders geen kiesrecht hadden, had de partij slechts enkele zetels in de Tweede Kamer. Ferdinand Domela Nieuwenhuis wordt wel gezien als de grondlegger van het socialisme. Hij vond het belangrijk om de arbeiders een stem te geven.

Confessionelen - Katholieken en Protestanten

De katholieken en protestanten worden samen wel de confessionelen genoemd. Anders dan de liberalen en de socialisten zagen zij wel een rol voor het geloof in de politiek.
In de nieuwe grondwet van 1848 was de vrijheid van godsdienst opgenomen. Goed nieuws voor de confessionelen. Maar de liberalen hadden ook geregeld dat alleen openbare scholen geld van de overheid kregen. Dat vonden de katholieken en protestanten niet eerlijk. Zij wilden dat ook confessionele scholen overheidsgeld krijgen. De strijd van de katholieken en protestanten om geld voor hun scholen te krijgen, is bekend geworden als de schoolstrijd. In 1917 kwam er een einde aan de schoolstrijd. Vanaf dat moment krijgen alle scholen overheidsgeld.

De politieke partij die de katholieken oprichtten heette de RKSP, de Rooms Katholieke StaatsPartij. De belangrijkste katholieke politieke leider was Herman Schaepman. Hij was een van de eerste katholieken in de tweede kamer.

Abraham Kuyper was de oprichter van de politieke partij voor de protestanten: de ARP (de AntiRevolutionaire Partij). De ARP was vanaf het begin een belangrijke partij die zich richtte tegen de liberalen en tegen de socialisten.