02-01 - GG - Revoluties NIEUW

Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties

Welkom in Tijdvak 7: Tijd van Pruiken en Revoluties en Tijdvak 8: Burgers en Stoommachines!

 

We zijn in de periode 1700 tot 1900. En er zal heel veel gebeuren in deze periode. Het volgende gaan jullie leren:

- Je kan een beschrijving geven van slavernij en je herkent de politieke invloed van de burgers in Franse en Bataafse revolutie

- Je kan de Industriële Revolutie en opkomst van emancipatiebewegingen beschrijven en je herkent modern imperialisme

Dit zijn woorden die nu nog erg moeilijk voor jullie zijn. Maar op het einde van deze WikiWijs kunnen jullie uitleggen wat hierboven nou precies staat.

 

Veel plezier en veel succes!

1. Slavernij

Slavernij, de laatste jaren horen jullie er vaak over. Vaak wanneer het over Zwarte Piet gaat. Het moet dan ook wel erg serieus zijn dat er nog steeds over gesproken wordt!

Aan het einde van dit gedeelte is het de bedoeling dat je het volgende kan:

  1. Je kan slavenarbeid op plantages beschrijven
  2. Je kan de opkomst van het abolitionisme beschrijven

Dit is natuurlijk nu nog erg lastig. Maar als je dit gedeelte van de WikiWijs hebt doorlopen, dan is het niet moeilijk meer. En als je bovenstaande 3 punten kan beschrijven, dan zijn de vragen op de toets over slavernij een makkie voor je!

1.1 Driehoekshandel

Driehoekshandel

De grootmachten van Europa veroverden overzeese gebieden. Ze beheersten met een lucratieve handel in exotische producten de wereldeconomie. Deze exotische producten uit de koloniën waren populair. De handel in de 17e eeuw nam verder toe. Om aan de stijgende vraag te kunnen voldoen werden plantages aangelegd. Uit Afrika werden slaven aangevoerd. Producten van de plantages werden vervolgens verscheept naar Europa. Zo ontstond een driehoekshandel waarmee veel winst werd gemaakt.

Uit Europa vertrokken schepen om handel te drijven in Amerika en het Caribisch gebied.  Eerst zetten zij koers met een lading goederen naar West-Afrika. Daar werden producten geruild tegen slaven. Op de slavenmarkt aan de West-Afrikaanse kust werden de slaven gekeurd en ingescheept. Na een lange reis werden de slaven verkocht aan plantagehouders in de koloniën van Zuid- en Noord-Amerika. Vervolgens werden er producten van de plantages op de schepen ingeladen en naar Europa vervoerd. De Nederlandse West Indische Compagnie (WIC) speelde een belangrijke rol in dit systeem.

 

Ook Nederlandse handelaren speelden een rol in de slavenhandel. De West Indische Compagnie (WIC) had zelfs korte tijd een monopolie op de handel in slaven. In totaal verscheepten Nederlandse schepen ongeveer een half miljoen slaven vanuit Afrika naar Brazilië, Suriname en de Antillen. Slavenschepen vertrokken vanuit Afrika met ongeveer 400 à 500 slaven aan boord. De reis van Afrika naar Amerika duurde 2 à 3 maanden. Onderweg stierven veel slaven door ziekte en als gevolg van de ellendige omstandigheden.

Een groot deel van de slaven werd verkocht op Curaçao. Naast Nederlanders waren er in Suriname ook veel Engelse, Spaanse, Portugese, Franse en Duitse plantagehouders die slaven kochten. In totaal werden er door de Europese slavenhandelaren ongeveer 10 tot 11 miljoen slaven van Afrika naar de Nieuwe Wereld overgebracht.

 

Bekijk onderstaande filmpjes en ga daarna door naar 1.2 Plantages

1.2 Plantages

Plantages

De plantages hadden veel arbeidskrachten nodig, want de vraag naar producten in Europa nam toe. De producten waren populair en de bevolking in Europa groeide. Er was dus veel geld te verdienen met de teelt van producten als koffie, katoen, cacao en suikerriet.

Aanvankelijk werkten krijgsgevangen Indianen op de plantages. Zij konden slecht tegen de slechte behandeling en het loodzware werk. Ook Europeanen zelf waren niet geschikt om op de plantages te werken omdat ze slecht tegen de hitte konden. Er werd besloten om slaven in te voeren uit Afrika. Afrikanen waren fysiek sterk en goed bestand tegen de hitte.
Slaven hadden geen rechten en waren voor hun welzijn volledig afhankelijk van hun eigenaar. Veel slaven werden slecht behandeld en hadden te maken met slechte huisvesting, slecht voedsel, geweld en verkrachting.

Suriname

Suriname was een populair handelsgebied voor de Europeanen. Het gebied wisselde nogal eens van eigenaar. In de 17e eeuw bouwden de Engelsen er nederzettingen. Ze werden er verdreven door de Fransen maar konden het gebied in 1650 terugveroveren. De Engelsen legden meer dan 60 suiker- en cacaoplantages aan en bleven 17 jaar lang aan de macht. Een Zeeuwse vloot zag wel brood in de winstgevende kolonie en nam met een klein leger het gebied in. In een verdrag met de Engelsen werd afgesproken dat de Nederlanders hun bezit in Suriname behielden.
In ruil stond Nederland de kolonie Nieuw Nederland (later New York) af aan Engeland.
In 1775 waren er 600 plantages in Suriname die voornamelijk suiker verbouwden. Net als in de andere plantagegebieden werden slaven geïmporteerd.

Curaçao

In 1634 veroverden Nederlanders Curaçao ten koste van Spanje. Het eiland was niet vruchtbaar maar groeide uit tot een belangrijke handelspost waar slaven werden verkocht aan plantagehouders van de omringende landen. In totaal werden op Curaçao ongeveer 112.000 slaven verhandeld. In 1713 kwam er na de Spaanse Successieoorlog een einde aan de centrale positie van de slavenmarkt op Curaçao.

Toets:Toets Slaven

1.3 Opdracht

Opdracht

Je brengt op een deel van een wereldkaart in beeld wat een plantage is. Ook laat je de driehoekshandel van de 17e en 18e eeuw zien.

Doel van de opdracht

Je weet wat wordt bedoeld met een plantage

Je kunt de driehoekshandel tussen Europa, Afrika en Amerika omschrijven

Hoe?

Je maakt de opdracht samen met een klasgenoot.

Je hebt een kaart nodig met daarop Europa, Afrika en Amerika.

Wat ga je doen?

Je laat de driehoekshandel zien op de kaart met woorden en plaatjes. Welke producten worden van waar naar waar vervoerd. Waarom heet dit een driehoekshandel?

Geef aan waar de Europeanen veel plantages aanlegden.

Maak met woorden en/of plaatjes duidelijk wat een plantage is.

Hoeveel slaven werden er vanuit Afrika naar Amerika verscheept. Hoe ging die overtocht?

Voldoende wanneer:

  • Je laat zien wat een plantage is
  • Je laat zien welke producten er werden verscheept in de driehoekshandel
  • Plaatjes en woorden zijn goed gecombineerd
  • Het ziet er mooi uit
  • Je levert het op tijd in

 

 

 

 

 

 

2. De Franse Revolutie

De Franse Revolutie zorgde voor een grote verandering in de wereld! Deze verandering merken wij vandaag nog steeds.

Aan het einde van dit hoofdstuk kun je het volgende:

  1. Je herkent het streven naar grondrechten en kan politieke invloed van de burgers in de Franse en Bataafse Revolutie beschrijven.
  2. Je weet wanneer er een toename van volksinvloed was en kan dit vertellen

2.1 De Franse Revolutie in vogelvlucht

Bekijk de PowerPoint over de Franse Revolutie.

Maak nu de vragen over de Franse Revolutie. Je mag de antwoorden ook op internet opzoeken. Als je de vragen hebt beantwoord, laat je het resultaat zien aan je docent.

Toets: Vragen over de Franse Revolutie

Start

2.2 De Franse Revolutie

Frankrijk vóór de revolutie

In 1774 was Lodewijk XVI koning van Frankrijk geworden. Frankrijk was in die tijd een standenmaatschappij. Er waren drie standen de eerste stand was de geestelijkheid, de tweede stand was de adel en de derde stand waren de boeren, ambachtslui en burgers.

De meeste mensen behoorden tot de derde stand. Dat waren vooral arme boeren en ambachtslui, maar ook de rijkere burgers in de steden. De derde stand moest de belasting betalen waarmee de koning het leger en het dure leven in de paleizen betaalde Maar de derde stand had geen stem in het bestuur van het land.

De adel of edelen vormden de tweede stand. Zij werkten vaak voor de koning en hadden de hoge banen in het bestuur van het land. De edelen hoefden geen belasting te betalen.

Tot de eerste stand behoorden mensen van de kerk: bisschoppen, priesters, monniken. Ook de geestelijken betaalden geen belasting.

De schatkist van Frankrijk werd dus gevuld met het belastinggeld van de derde stand: de boeren en burgers.
Die gingen hierover steeds meer klagen.
Ze wilden veranderingen! Ze kwamen in opstand.

De Franse Revolutie

De derde stand was erg ontevreden over hun eigen situatie: zij betaalden wel alle belasting, maar hadden geen invloed op het bestuur van het land.

De Franse koning Lodewijk XVI had veel geld nodig om de enorme uitgaven voor het leger en de dure paleizen te betalen. Om het probleem van de lege schatkist het hoofd te bieden, besloot de Franse koning in 1789 om de Staten-Generaal bij elkaar te roepen. De Staten-Generaal was een vergadering waarin alle drie de standen vertegenwoordigd waren. Het was sinds 1614 niet meer voorgekomen dat de Staten-Generaal bij elkaar was geweest.

De derde stand gebruikte de bijeenkomst vooral om haar onvrede te uiten.
De derde stand kreeg al snel ruzie met de andere twee standen:
de adel en de geestelijkheid.

De eerste bijeenkomst van Staten-Generaal sinds lange tijd eindigde in een ruzie tussen de derde stand en de andere twee standen.

De derde stand riep daarop een eigen vergadering uit: de Nationale Vergadering. Pogingen van de koning om met het leger de rust te herstellen mislukten. Het optreden van het leger maakten de boeren, ambachtslieden en burgers alleen nog maar bozer.

Op 14 juli 1789 bestromden de revolutionairen in Parijs de gevangenis (de Bastille) en begon het geweldadige deel van de Franse Revolutie. De macht van de eerste en tweede stand werd gebroken en de koning Lodewijk XVI werd zelfs ter dood gebracht.

 

Frankrijk na de revolutie

Met de Franse Revolutie kwam er een einde aan de monarchie:
het koninkrijk Frankrijk werd een republiek met een grondwet.
De koning stond niet langer aan het hoofd van het land en ook de edelen (en de Kerk) verloren veel van hun macht. In de grondwet staat dat iedere Fransman recht heeft op vrijheid en op gelijkheid. De standen werden afgeschaft. Later kregen ook veel andere landen een grondwet.

De Eerste Franse Republiek zou trouwens niet lang bestaan.
In 1804 werd Frankrijk een keizerrijk onder Napoleon Bonaparte. Deze opper-bevelhebber van het leger was het gelukt de macht te grijpen in de rumoerige periode na de Franse Revolutie.
Napoleon voerde een groot aantal oorlogen waarmee hij bijna heel Europa veroverde.
In 1815 werd Napoleon definitief verslagen. Het huidige Frankrijk is wel weer een republiek
(De Vijfde Franse Republiek). De Franse Revolutie is nu al meer dan 200 jaar geleden, maar
14 juli is nog steeds een nationale Franse feestdag.

Bekijk nu onderstaand filmpje over de Franse Revolutie

2.3 Opdracht

Opdracht

Je gaat een toets maken over de Franse Revolutie

Doel

Hoe?

Je maakt een toets op je laptop met minimaal 10 vragen. Hiervan zijn er minimaal 4 open vragen en 6 meerkeuze vragen. Ook maak je een nakijkmodel.

Voldoende wanneer:

  • Je minimaal 4 open vragen hebt
  • Je minimaal 6 meerkeuze vragen hebt
  • Je de goede antwoorden geeft op het nakijkmodel
  • Als je vragen stelt over Frankrijk vóór, tijdens en na de revolutie

Wil je extra punten halen?

Maak een toets met alleen maar, dus 10, open vragen. Je antwoorden moeten wel goed zijn.

3. De Industriële Revolutie

Een industriële revolutie... je kan het je nu niet voorstellen, maar er was een tijd zonder tv, telefoon, en zelfs zonder treinen en auto's! Alles veranderde in deze periode. En ook dit merken we nu nog steeds. Na dit hoofdstuk kun jij het volgende:

  • Je kan de industriële revolutie beschrijven en de opkomst van emancipatiebewegingen beschrijven.
  • Je herkent het modern imperialisme.

Stap voor stap... laten we bij het begin beginnen.

3.1 De Stoommachine

De agrarische revolutie

Aan de industriële revolutie ging de agrarische revolutie vooraf. Door technische verbeteringen steeg de arbeidsproductiviteit in de landbouw. Er werd meer en betere kwaliteit voedsel geproduceerd. Omdat er meer voedsel was, was er sprake van bevolkingsgroei.

De stijgende arbeidsproductiviteit maakte veel arbeiders overbodig. Er ontstond werkloosheid en de armoede nam toe. Het overschot aan arbeidskrachten op het platteland maakte de industriële revolutie mede mogelijk. Er waren immers arbeiders genoeg die de fabrieken in de steden konden bemannen.

Thuisarbeid
In de wintermaanden leefden veel gezinnen op het platteland van de thuisweverij. Op een met de hand aangedreven weefgetouw werden katoenen stoffen geproduceerd. Het was zwaar en eentonig werk maar het leverde wel inkomsten op.

Toen de stoommachine werd ingezet om weefmachines aan te drijven kregen de gezinnen van plattelandsarbeiders het zwaar. Hun producten konden niet concurreren met de snelle machines en de goede kwaliteit katoen die in de fabrieken werd geproduceerd.

Op de afbeelding zie je een thuiswever in Brabant, een schilderij van Vincent van Gogh.
Tot het begin van de 20e eeuw trof je ook op het Nederlandse platteland deze vorm van thuisarbeid aan.

Stoommachine

Na de uitvinding van de stoommachine werd het apparaat in verschillende stappen verbeterd. De industriële revolutie begon met het toepassen van de stoommachine als aandrijver van machines waar voorheen het werk werd gedaan met handkracht, waterkracht of windkracht.

Er werden tal van toepassingen bedacht voor de stoommachine. De stoommachine ging een belangrijke rol vervullen in de mijnbouw, de textielindustrie en bij het produceren van gebruiksgoederen.
De machine zorgde voor een revolutionaire verandering in het vervoer. Er kwamen stoomtreinen en stoomschepen. De toepassing van de stoommachine legde zo de basis voor een nieuwe maatschappij: de industriële samenleving. Het produceren voor de wereldmarkt werd mede mogelijk dankzij de stoommachine. Er konden immers grote hoeveelheden goederen worden geproduceerd en deze konden over lange afstanden worden vervoerd.

Fabrieken

De eerste fabrieken werden gebouwd op plekken die op dat moment handig waren. Vaak werden ze gebouwd in de buurt van steenkoolmijnen. Voor de stoommachines in de fabrieken was immers steenkool (en ijzererts) nodig. De steenkoolwinning was zwaar en vies werk en niet alleen de mensen die in de mijnen werkten hadden daar last van. Ook de inwoners van de steden en dorpen waar de fabrieken stonden hadden last van de milieuvervuiling die het gevolg was van het gebruik van de steenkool.

Grootgrondbezitters op het platteland die winst maakten met de stijgende voedselproductie, investeerden hun winst vaak in fabrieken. Dit waren meestal textielfabrieken waar met nieuwe machines zoals de Spinning Jenny werd geproduceerd.

Ga op zoek naar plaatjes van fabrieken uit de 19e eeuw op internet en sla deze op in een Word document.

Werken in de fabrieken

In vrijwel elk land waar fabrieken werden gebouwd, trokken mensen van het platteland naar de stad (verstedelijking). De fabrieken hadden immers veel mensen nodig dus de werkgelegenheid in de steden was groot.
Het leven in de stad was erg moeilijk. De werkomstandigheden waren slecht en een goede betaalbare woning vinden was praktisch onmogelijk. Arbeidersgezinnen leefden in zeer armoedige omstandigheden.

De fabrieken waren nog niet veel meer dan gebouwen met machines die bediend werden door arbeiders. Aandacht voor het welzijn en de veiligheid van de arbeiders was er niet of nauwelijks. De machines waren gevaarlijk en er gebeurden dan ook veel ongelukken. Een invalide of zieke arbeider werd afhankelijk van zijn familie. De werkdagen waren erg lang en het loon was bijzonder laag. Ook als alle gezinsleden in de fabriek werkten, was er niet genoeg geld voor eten, drinken en het betalen van de huur.

Kinderarbeid

Omdat de lonen laag waren, telde elke cent die verdiend kon worden, mee. Het gevolg was dat ook veel kinderen in de fabrieken werkten (kinderarbeid). In de textielindustrie waren kinderen zelfs heel gewild, omdat hun kleine handjes geschikt waren om de draden op de spoelen te geleiden.

Kinderen gingen niet naar school en hadden dus ook weinig van de toekomst te verwachten.

Ga op internet op zoek naar plaatjes van kinderarbeid uit de 19e eeuw en sla deze op in hetzelfde Word document als van fabrieken.

Arbeiderswoningen

De steden waar de fabrieken werden gebouwd waren niet berekend op de vele nieuwe bewoners.

Er waren te weinig woningen en door de schaarste moesten gezinnen veel geld betalen voor een schamel onderdak.
Veel arbeidersgezinnen leefden in vochtige kelderwoningen of kleine kamers. Zelfs een slechte woning was voor hen nauwelijks betaalbaar.

Ga op internet op zoek naar plaatjes van arbeiderswoningen in de 19e eeuw en sla deze op in hetzelfde Word document als eerder.

Nu je dit alles hebt gelezen ben je al expert. Vond je het erg moeilijk? Bekijk onderstaand filmpje. Het maakt het wat makkelijker.

 

3.2 Opdracht

Opdracht

Je hebt bij 3.1 plaatjes opgezocht en opgeslagen over kinderarbeid, arbeiderswoningen en fabrieken. Nu ga je aan de slag met deze plaatjes.

Doel

  • Je kan de woningen van arbeiders in de 19e eeuw beschrijven
  • Je kan de omstandigheden in de fabrieken in de 19e eeuw beschrijven

Hoe?

In tweetallen gaan jullie een collage maken van de plaatjes. De collage moet duidelijk maken dat:

  • het woonomstandigheden in een arbeiderswijk armoedig waren;
  • het werk in een fabriek vaak zwaar en gevaarlijk was;
  • er sprake was van kinderarbeid.

Als je klaar bent, lever je de collage in bij de docent.

Beoordeling

Je krijgt een goede beoordeling voor de opdracht als:

  • je collage een duidelijke titel heeft.
  • je collage een duidelijk beeld geeft van de werk- en leefomstandigheden van een arbeidersgezin in de 19e eeuw.
  • je in je collage beeld en taal goed hebt gecombineerd.
  • je collage verzorgd is vormgegeven.

 

4. Begrippen

Arbeidsintensief

Er is veel arbeid nodig om een product te maken. Meestal gaat het om werk met de hand

 

Arbeidskosten

 

Geld dat een werkgever kwijt is aan zijn personeel

Arbeidsproductiviteit

 

De productie per arbeider per uur

Abolitionisme

 

Groep mensen die zich in de 18de eeuw inzet voor de afschaffing van de slavernij

Absolutisme

 

Staatsvorm waarbij de koning alle macht in handen heeft

Bataafse Republiek
 

De naam van Nederland van 1795 tot 1801

Democratie

 

Regeringsvorm waarbij burgers de bestuurders van het land kiezen

Dictatuur

 

Regeringsvorm waarbij één persoon, of een kleine groep personen, alle macht heeft en de burgers onderdrukt

Driehoekshandel

 

De handel tussen Europa, Afrika en Amerika.

Franse Revolutie

 

(1789-1795) Een opstand van het Franse volk tegen de Franse koning

Globalisering

 

Culturen en gewoontes gaan over de hele wereld steeds meer op elkaar lijken

Huisnijverheid

 

Werk dat mensen in hun eigen huis doen voor een ander en waarvoor ze betaald krijgen

Industrialisatie

 

De industrie verdringt de landbouw en huisnijverheid als voornaamste middel van bestaan

Industriële Revolutie

 

Snelle en grote verandering van de techniek, de industrie en het verkeer vanaf het haar 1760

Innovatie

 

Het gebruiken van nieuwe vindingen bij het maken van producten

Kapitalisme

 

Een vorm van produceren die is gericht op het behalen van een zo hoog mogelijke winst

Kinderarbeid

 

Werk dat gedaan wordt door kinderen onder de 15 jaar

Kolonie

 

Een overzees gebiedsdeel dat onder het bestuur van een ander land staat

Mechanisatie

 

Vervangen van menselijke of dierlijke arbeidskracht door machines

Mensenrechten

 

Rechten die voor alle mensen op de wereld gelden

Patriotten

 

Iemand die erg van zijn land houdt. Hij is tegen de Prins van Oranje

Plantage

 

Een groot landbouwbedrijf, meestal in de tropen, waarop niet meer dan één product verbouwd wordt. Dat product wordt vaak naar andere landen uitgevoerd.

Stoomkracht

Energie die vrijkomt als water zo wordt verhit dat het wordt omgezet in stoom

Vakbond

 

Een vereniging die opkomt voor de rechten van werknemers

Verlichting

Periode in de 17de en 18de eeuw waarin mensen hun kennis willen vergroten door hun verstand te gebruiken

  • Het arrangement 02-01 - GG - Revoluties NIEUW is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Kristel Brekelmans
    Laatst gewijzigd
    2016-07-03 20:19:27
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 2; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 2; VMBO theoretische leerweg, 2; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Slavenarbeid op plantages en de opkomst van het abolitionisme; Streven naar grondrechten en naar politieke invloed van de burgerij in de Franse en Bataafse revolutie; Mens en maatschappij; De tijd van pruiken en revoluties (1700 - 1800); Geschiedenis;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Bronnen

    Bron Type
    Mensen te koop!
    http://www.schooltv.nl/video/handel-in-slaven-mensen-te-koop/
    Video
    De overtocht
    http://www.schooltv.nl/video/op-het-schip-de-overtocht/
    Video
    De Franse Revolutie
    http://schooltv.nl/video/histoclips-de-franse-revolutie/#q=de%20franse%20revolutie
    Video
    De industriële revolutie
    http://schooltv.nl/video/histoclips-afl-8-de-industriele-revolutie/#q=industriele%20revolutie
    Video
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Toets Slaven

    Vragen over de Franse Revolutie

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.