3.1 De Stoommachine

De agrarische revolutie

Aan de industriële revolutie ging de agrarische revolutie vooraf. Door technische verbeteringen steeg de arbeidsproductiviteit in de landbouw. Er werd meer en betere kwaliteit voedsel geproduceerd. Omdat er meer voedsel was, was er sprake van bevolkingsgroei.

De stijgende arbeidsproductiviteit maakte veel arbeiders overbodig. Er ontstond werkloosheid en de armoede nam toe. Het overschot aan arbeidskrachten op het platteland maakte de industriële revolutie mede mogelijk. Er waren immers arbeiders genoeg die de fabrieken in de steden konden bemannen.

Thuisarbeid
In de wintermaanden leefden veel gezinnen op het platteland van de thuisweverij. Op een met de hand aangedreven weefgetouw werden katoenen stoffen geproduceerd. Het was zwaar en eentonig werk maar het leverde wel inkomsten op.

Toen de stoommachine werd ingezet om weefmachines aan te drijven kregen de gezinnen van plattelandsarbeiders het zwaar. Hun producten konden niet concurreren met de snelle machines en de goede kwaliteit katoen die in de fabrieken werd geproduceerd.

Op de afbeelding zie je een thuiswever in Brabant, een schilderij van Vincent van Gogh.
Tot het begin van de 20e eeuw trof je ook op het Nederlandse platteland deze vorm van thuisarbeid aan.

Stoommachine

Na de uitvinding van de stoommachine werd het apparaat in verschillende stappen verbeterd. De industriële revolutie begon met het toepassen van de stoommachine als aandrijver van machines waar voorheen het werk werd gedaan met handkracht, waterkracht of windkracht.

Er werden tal van toepassingen bedacht voor de stoommachine. De stoommachine ging een belangrijke rol vervullen in de mijnbouw, de textielindustrie en bij het produceren van gebruiksgoederen.
De machine zorgde voor een revolutionaire verandering in het vervoer. Er kwamen stoomtreinen en stoomschepen. De toepassing van de stoommachine legde zo de basis voor een nieuwe maatschappij: de industriële samenleving. Het produceren voor de wereldmarkt werd mede mogelijk dankzij de stoommachine. Er konden immers grote hoeveelheden goederen worden geproduceerd en deze konden over lange afstanden worden vervoerd.

Fabrieken

De eerste fabrieken werden gebouwd op plekken die op dat moment handig waren. Vaak werden ze gebouwd in de buurt van steenkoolmijnen. Voor de stoommachines in de fabrieken was immers steenkool (en ijzererts) nodig. De steenkoolwinning was zwaar en vies werk en niet alleen de mensen die in de mijnen werkten hadden daar last van. Ook de inwoners van de steden en dorpen waar de fabrieken stonden hadden last van de milieuvervuiling die het gevolg was van het gebruik van de steenkool.

Grootgrondbezitters op het platteland die winst maakten met de stijgende voedselproductie, investeerden hun winst vaak in fabrieken. Dit waren meestal textielfabrieken waar met nieuwe machines zoals de Spinning Jenny werd geproduceerd.

Ga op zoek naar plaatjes van fabrieken uit de 19e eeuw op internet en sla deze op in een Word document.

Werken in de fabrieken

In vrijwel elk land waar fabrieken werden gebouwd, trokken mensen van het platteland naar de stad (verstedelijking). De fabrieken hadden immers veel mensen nodig dus de werkgelegenheid in de steden was groot.
Het leven in de stad was erg moeilijk. De werkomstandigheden waren slecht en een goede betaalbare woning vinden was praktisch onmogelijk. Arbeidersgezinnen leefden in zeer armoedige omstandigheden.

De fabrieken waren nog niet veel meer dan gebouwen met machines die bediend werden door arbeiders. Aandacht voor het welzijn en de veiligheid van de arbeiders was er niet of nauwelijks. De machines waren gevaarlijk en er gebeurden dan ook veel ongelukken. Een invalide of zieke arbeider werd afhankelijk van zijn familie. De werkdagen waren erg lang en het loon was bijzonder laag. Ook als alle gezinsleden in de fabriek werkten, was er niet genoeg geld voor eten, drinken en het betalen van de huur.

Kinderarbeid

Omdat de lonen laag waren, telde elke cent die verdiend kon worden, mee. Het gevolg was dat ook veel kinderen in de fabrieken werkten (kinderarbeid). In de textielindustrie waren kinderen zelfs heel gewild, omdat hun kleine handjes geschikt waren om de draden op de spoelen te geleiden.

Kinderen gingen niet naar school en hadden dus ook weinig van de toekomst te verwachten.

Ga op internet op zoek naar plaatjes van kinderarbeid uit de 19e eeuw en sla deze op in hetzelfde Word document als van fabrieken.

Arbeiderswoningen

De steden waar de fabrieken werden gebouwd waren niet berekend op de vele nieuwe bewoners.

Er waren te weinig woningen en door de schaarste moesten gezinnen veel geld betalen voor een schamel onderdak.
Veel arbeidersgezinnen leefden in vochtige kelderwoningen of kleine kamers. Zelfs een slechte woning was voor hen nauwelijks betaalbaar.

Ga op internet op zoek naar plaatjes van arbeiderswoningen in de 19e eeuw en sla deze op in hetzelfde Word document als eerder.

Nu je dit alles hebt gelezen ben je al expert. Vond je het erg moeilijk? Bekijk onderstaand filmpje. Het maakt het wat makkelijker.

 

De industriële revolutie http://schooltv.nl/video/histoclips-afl-8-de-industriele-revolutie/#q=industriele%20revolutie