Module Argumenteren - v456

Module Argumenteren - v456

Module Argumenteren

Inleiding

Als je iemand van je standpunt wil overtuigen gebruik je argumenten.
In veel situaties (thuis, op je sportclub, bij je vrienden of op je werk) wordt er van je verwacht dat je kunt vertellen wat en waarom je iets vindt.
Het is dan belangrijk dat je een goed verhaal hebt dat je zowel mondeling als schriftelijk beargumenteert en dat je je mening kan geven.

Voor de examenonderdelen leesvaardigheid, deelname aan een debat of discussie en het schrijven van een betoog is het belangrijk dat je de volgende stof goed beheerst:

  • standpunten en soorten argumenten herkennen en onderscheiden;
  • argumentatieschema’s herkennen;
  • in een tekst drogredenen leren herkennen;
  • het beoordelen van de aanvaardbaarheid van een betogende tekst of een betogend tekstgedeelte.

Wat kan ik straks?

De leerdoelen van de module Argumenteren zijn:

Stelling - standpunt - argument

Ik kan:

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat een stelling, een standpunt en een argument is.
  • het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten herkennen.
  • verschillende soorten argumenten onderscheiden en gebruiken.

Argumentatieschema en - structuur​

Ik kan:

  • omschrijven wat een redenering is.
  • omschrijven wat een argumentatieschema is.
  • vier argumentatieschema's herkennen.
  • vier basisvormen van argumentatie herkennen en gebruiken.

Drogredenen

Ik kan:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met drogredenen.
  • verschillende soorten drogredeneringen herkennen.

Wat ga ik doen?

De module 'Argumenteren' bestaat uit de volgende onderdelen:

Onderdeel Tijd in SLU
Inleiding 0,5
Opdracht: Stelling/standpunt/argumentatie 3,5
Opdracht: Argumentatieschema en - structuren 3
Opdracht: Drogredenen 2
Afsluiting 1
Totaal 10 à 11

 

De tijd is een indicatie en afhankelijk van de duur van de eindopdracht.

Opdrachten

Stelling - standpunt - argument

Stelling - standpunt - argument

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat een stelling, een standpunt en een argument is;
  • het verschil tussen feitelijke en niet-feitelijke argumenten herkennen;
  • verschillende soorten argumenten onderscheiden en gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stelling en standpunt

Bekijk de theorie en voorbeelden over stellingen, standpunten en argumenten. Bekijk ook de video's.

★ Aan de slag 1+2+3

Oefen met het herkennen en bepalen van stellingen en standpunten.

Argumenten

Bestudeer de Kennisbank over soorten argumenten en bekijk de video.

★ Aan de slag 4

Oefen met vijf teksten met het herkennen van meningen en argumenten.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Ik zoek twee teksten op internet en bepaalt mening en argumentatie. Vergelijk mijn resultaten met een klasgenoot.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat ongeveer 3,5 SLU.

Aan de slag

Stelling-standpunt

  • Stelling: In een stelling wordt een uitspraak of bewering over een onderwerp gedaan.
  • Standpunt: Met een standpunt geef je je mening over die stelling.
  • Argumentatie: Om een standpunt hard te maken zal een schrijver komen met een aantal argumenten (= de argumentatie) om je te overtuigen.

Bekijk het volgende voorbeeld.

  • Stelling: De regering heeft een goed milieubeleid.
  • Standpunt: Ik vind dat de regering geen goed milieubeleid voert.
  • Argumenten:
    • Ook afgelopen jaar is er weinig gedaan tegen de opwarming van de aarde.
    • Sommige planten en dieren kunnen zich aan de opwarming niet snel genoeg aanpassen en zullen met uitsterven bedreigd worden.

​Standpunten

Standpunten herken je aan signaalwoorden als: ik vind, volgens mij, kortom, alles bij elkaar genomen denk ik dat, dus.
Standpunt en mening vallen nog al eens samen. De stelling is dan zo geformuleerd dat het standpunt (mening van de schrijver) gelijk duidelijk is.

We onderscheiden drie soorten standpunten: positief, negatief en twijfel.

  • positief: Als Alain Clark Nederland gaat vertegenwoordigen op het Eurovisie Songfestival (wat De Telegraaf meldde) gaat Nederland hoge ogen gooien.
  • negatief: De bijdrage van Nederland aan het Eurovisie Songfestival wordt weer niets, want Alain Clark gaat volgens De Telegraaf ons land vertegenwoordigen.
  • twijfel: Ik weet nog niet of het wat wordt met de bijdrage van Nederland als Alain Clark ons land (wat De Telegraaf meldde) gaat vertegenwoordigen.

Feitelijke (objectieve) en niet-feitelijke (subjectieve) argumenten

Argumenten zijn feitelijk (objectief) of niet-feitelijk (subjectief).

  • Een feitelijk argument is waar of onwaar en hoeft niet onderbouwd te worden.
    Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop is bij mij om de hoek.
    Uitleg: Het argument 'want die bioscoop is bij mij om de hoek' is waar of niet waar en behoeft geen ondersteuning.
  • Over een niet-feitelijk argument kun je van mening verschillen en moet daarom ondersteund worden.
    Voorbeeld: Ik ga morgen naar de film kijken in Luxor, want die bioscoop vind ik veel prettiger.
    Uitleg: Met het argument ‘want die bioscoop vind ik veel prettiger’ zal niet iedereen het eens zijn en dat argument behoeft ondersteuning. Argumenten die je daarvoor zou kunnen aanvoeren zijn bijvoorbeeld: ‘de stoelen zijn er erg prettig’ en ‘op elke stoel heb je goed zicht op het filmdoek’.

Bekijk beide video's.

 

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

Voorbeeld

  • Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (= argument voor).
  • Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (= argument tegen).
  • Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft, is er niets aan de hand (= weerlegging).


Soms herken je argumenten aan signaalwoorden.
Woorden als want, omdat en immers geven aan dat er een argument volgt.

★ Aan de slag 1

Standpunt bepalen

Wat is het standpunt in de volgende zinnen?
Vermeld of het om een positief, negatief of standpunt van twijfel gaat.

★ Aan de slag 2

Feitelijk en niet-feitelijk

Bedenk bij de volgende standpunten een feitelijk en niet-feitelijk argument.

Standpunt 1
De smartphone is onmisbaar.

Standpunt 2
Utrecht is een prettige stad om te wonen.

Standpunt 3
Je kunt beter met het openbaar vervoer naar Amsterdam gaan.

Standpunt 4
Het gratis downloaden van muziek via internet moet strafbaar blijven.

Standpunt 5
Maastricht is een prima stad om een dagexcursie voor CKV te organiseren.


Vergelijk jouw argumenten voor de vijf standpunten met deze voorbeeldantwoorden.

★ Aan de slag 3

Stelling en argumenten

Bekijk de video en beantwoord de vragen hierover.

 

 

Argumenten

Soorten argumenten

In een redenering kun je verschillende soorten argumenten gebruiken.
In het onderstaande schema staan de belangrijkste soorten.
Klik op de Kennisbank om het schema te bekijken.

Argumenten

Bekijk de video.

 

★ Aan de slag 4

Mening - argumentatie

Lees de vijf teksten en beantwoord bij iedere tekst de volgende drie vragen:

  1. Welke mening wordt hier verkondigd?
  2. Welke argumentatie wordt aangevoerd?
  3. Wat voor een soort argumentatie is hier gebruikt? Leg je antwoord uit.

Tekst 1

Onder de achttien mag er sinds 1 januari geen druppel alcohol meer gekocht worden, maar energiedrankjes liggen overal voor het grijpen. Veel jongeren ontbijten er zelfs mee op het schoolplein.
Kinderarts Rolf Pelleboer, voorzitter van de kinderartsenvereniging, vindt dat de verkoop van energiedrankjes aan kinderen jonger dan dertien jaar verboden moet worden. De reden? Die drankjes zouden veel schadelijker zijn dan wij denken.
Uit buitenlands onderzoek blijkt dat steeds meer kinderen en jongvolwassenen terecht komen op eerste hulp en intensive care na het overmatig nuttigen van dit drankje dat veel cafeïne, suiker en het oppeppende taurine bevat.

Bron: Daphne van Rossum, De Telegraaf

 

Tekst 2

Zelden is de laatste jaren een debuut zo succesvol geweest als dat van Lieke Marsman, die als twintigjarige haar eind 2010 verschenen bundel Wat ik mijzelf graag voorhoud (3000 verkochte exemplaren) bekroond zag worden met de Lucy B. en C.W. van der Hoogtprijs, de Liegend Konijn Debuutprijs 2011 en de Buddingh’-prijs 2011.
‘Lieke Marsman is overduidelijk een groot talent’, schreef Erik Lindner in De Groene Amsterdammer: En Arjan Peters in de Volkskrant: ‘Ze kan het, geen misverstand daarover.’
Ook op de literaire internetsites waren de reacties bijzonder positief. Edwin Fagel prees onder andere Marsmans geheel eigen toon en de preciesheid van haar taal waarmee ze, zo constateerde hij, een wonderlijke spanning wist op te roepen. Bouke Vlierhuis stelde vast dat zij alles mee leek te hebben om ‘een grootheid’ te worden.
‘Als ze de rest van haar leven iedere twee à drie jaar een bundel produceert, zit er een oeuvre van tientallen bundels in.
Wat een rijkdom zal dat zijn voor de Nederlandse poëzie’, besloot hij zijn bespreking.

Bron: Joop Leibbrand, Meander Magazine 

 

Tekst 3

Ik sprak gisteren iemand op m'n werk die de bijbel nooit zou lezen. Dat was uit principe, zei hij.
Ik had nooit verwacht dat mensen uit principe bepaalde boeken absoluut niet zouden lezen.
Kan voor mezelf zo een, twee, drie niets bedenken.
Zelfs de meest 'foute boeken' zouden me lokken om te lezen, al was het alleen al uit nieuwsgierigheid.
Zijn er nog meer boeken die je uit principe niet zou gaan lezen?

Bron: Forum Fok

 

Tekst 4

In De Hoornsemeer werden vrijdagnacht vijf auto's, een scooter en meerdere containers in brand gestoken.
De politie weet nog niet wie hiervoor verantwoordelijk is.
Buurtbewoner Richard Postma gelooft niet dat iemand uit deze wijk zoiets zou doen.

Bron: RTV Noord

 

Tekst 5

Lang met spullen doen is goed voor het milieu, maar dat geldt niet voor koelkasten. Een moderne koelkast is namelijk zo veel zuiniger dat het loont om de aankoop van een zuinige koelkast niet uit te stellen. Toch vervangt 87 procent van de Nederlandse huishoudens de koelkast pas als deze kapot is.
Dat blijkt uit onderzoek van Milieu Centraal, uitgevoerd door TNS NIPO.


Milieu Centraal adviseert om een koelkast van zeven jaar of ouder nu te vervangen. De energie om een zuinige koelkast te maken wordt ruimschoots goedgemaakt door de energiebesparing.
Moderne koelkasten zijn 60 procent zuiniger dan een koelkast uit 2007. Een koelvriescombinatie uit 2007 kost per jaar 80 euro aan stroom, een A+++ uit 2014 kost maar 35 euro aan stroom.
Vandaag start Milieu Centraal in het kader van het Nationale Energieakkoord een campagne voor het op tijd vervangen van oude, onzuinige koelkasten.

Bron: Milieu Centraal

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

In 'Aan de slag 4' heb je al geoefend met het beoordelen van teksten op de gegeven mening, de argumentatie en de soort argumentatie.

Als eindopdracht zoek je zelf twee willekeurige, korte teksten op internet.
Kopieer de tekst en beantwoord bij iedere tekst de volgende drie vragen:

  1. Welke mening wordt hier verkondigd?
  2. Welke argumentatie wordt aangevoerd?
  3. Wat voor een soort argumentatie is hier gebruikt?

Leg je antwoord uit.

Bespreek met een klasgenoot je antwoorden. Kijk ook naar de teksten en antwoorden van je klasgenoot. Geef elkaar feedback.

Klaar? Laat je tekst en antwoorden beoordelen door de docent.

Beoordeling

Hij of zij zal beoordelen of je de mening en de argumentatie in de teksten juist omschreven hebt.

 

 

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een omschrijving geven van wat een stelling, standpunt en een argument is?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over soorten argumenten? Wanneer gebruik je feitelijke en/of niet-feitelijke argumenten?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht? Heb je geschikte teksten gevonden en deze goed kunnen beoordelen op mening en argumentatie?

Argumentatieschema en - structuur

Argumentatieschema en - structuur

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat een redenering is;
  • omschrijven wat een argumentatieschema is;
  • vier argumentatieschema's noemen;
  • vier basisvormen van argumentatie herkennen en gebruiken.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Argumentatieschema

Lees wat wordt bedoeld met een redenering, bekijk de argumentatieschema's en de video's.

★ Aan de slag 1

Oefen met het herkennen van soorten redeneringen.

Structuren

Bestudeer de vier basisvormen van argumentatie en bekijk de video.

★ Aan de slag 2, 3 en 4

Oefen met het maken van argumentatieschema's.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Bedenk een stelling en argumenten. Zet ze in een argumentatiestructuur. Wissel van structuur met mijn klasgenoot.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staan 3 SLU.

Aan de slag

Argumentatieschema

Argumentatieschema

Het geheel van argumenten en standpunt noemen we een redenering.
Er zijn verschillende soorten redeneringen.
We behandelen hier redeneringen op basis van:

  • een oorzaak – gevolgrelatie
  • een overeenkomst
  • voorbeelden
  • voor- en nadelen
  • een kenmerk of eigenschap

Klik op de Kennisbank om de soorten redeneringen te bekijken.

Argumentatieschema

Bekijk de volgende video's.

 

 

★ Aan de slag 1

Argumentatieschema

Maak de oefening.

Structuren

Argumentatiestructuren

We onderscheiden de volgende basisvormen van argumentatie.

  1. Enkelvoudige argumentatie
    Je onderbouwt je standpunt met één argument.
  2. Onderschikkende argumentatie (ook wel ketenargumentatie genoemd)
    Bij een onderschikkende argumentatie ondersteunt een argument een reeds genoemd argument.
  3. Nevenschikkende argumentatie (vroeger meervoudige argumentatie genoemd).
    Bij nevenschikkende argumentatie onderscheiden we:
    • een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie.
      Bij een onafhankelijk nevenschikkende argumentatie gebruik je twee of meer argumenten. De argumenten zijn gelijkwaardig en kun je onderling van plaats verwisselen.
    • een afhankelijke nevenschikkende argumentatie.
      Bij een afhankelijk nevenschikkende argumentatie vormen twee deelargumenten samen een argument. De argumenten onderbouwen samen het standpunt. Alleen in combinatie hebben ze kracht (ze zijn van elkaar afhankelijk).

Klik op de Kennisbank om de basisvormen, compleet met voorbeelden, te bekijken.

Argumentatiestructuren


Bekijk de samenvattende video.

 

 

★ Aan de slag 2

Argumentatiestructuren

Zet de volgende redeneringen in een argumentatieschema en benoem ze.
Download hier de schema's en vul ze in.

Redenering 1
De lerarenopleiding moet worden verbeterd, want dan zal de kwaliteit van de leraren beter worden.

Redenering 2
Ik wil lid worden van de golfclub in Vught. Joop is lid van en trainer bij die club en ik wil graag les hebben van Joop.

Redenering 3
We moeten meer fruit eten want fruit is gezond. Er zitten namelijk veel vitamines in. Het is bovendien op het ogenblik goedkoop en omdat de fruittelers op dit moment weinig inkomen hebben, steun je ze.

Redenering 4
Ik wil volgend jaar niet meer naar Barcelona. Het wordt ook in Spanje steeds duurder, de bevolking is tegenwoordig niet zo aardig meer voor jongeren en ik wil wel eens kennis maken met een andere cultuur.

Redenering 5
Heel Holland Bakt is terecht een goed bekeken programma. De jury gaat respectvol en volwassen om met de kandidaten, het programma heeft een positieve uitstraling en de problemen met bakken zijn heel herkenbaar voor de kijker.

Redenering 6
We willen niet dat de heer Jansen mee gaat op excursie want die is veel te streng en wij willen wel wat meer vrijheid hebben.

Redenering 7
Voor mij hoeft de mode niet elk jaar te veranderen want het kost me veel te veel geld om bij te blijven.


Heb je de juiste schema's bij de juiste redeneringen gebruikt? Bekijk dan de voorbeeldantwoorden.

★ Aan de slag 3

Argumenteren

Zet de volgende stelling en argumenten op de juiste plaats in een argumentatieschema.
Download hier een leeg schema.

Stelling: Deze sollicitante is zeker geschikt voor de functie van hoofdonderwijzer.

Argument 1: Zij heeft ruim voldoende ervaring in het basisonderwijs.

Argument 2: Zij past goed in de samenstelling van het team wat betreft leeftijd.

Argument 3: De school wilde het aantal vrouwelijke collega’s vergroten.

Argument 4: Ruime ervaring is nodig voor deze functie.

Argument 5: Zij is een vrouw.


Heb je de argumenten en stelling in een schema verwerkt?
Bekijk dan het voorbeeld.

★ Aan de slag 4

Zet de stelling en de argumenten A t/m I op de juiste plaats in het blokkenschema.

De stelling luidt: De zomervakantie moet weer zeven weken worden.

  1. Het is onzin dat andere vakanties langer moeten worden.
  2. Leerlingen die een achterstand in de vakantie willen inhalen kunnen nu nooit uitrusten.
  3. Leerlingen hebben altijd meer vakantie dan hun ouders.
  4. Voor docenten is vijf weken niet genoeg om goed uit te rusten.
  5. Voor werkende ouders is het altijd moeilijk.
  6. Na vijf weken kom je pas goed los van school.
  7. In zeven weken kan je tenminste een echt lange vakantie plannen.
  8. Werkende ouders kunnen hun kinderen een bijspijkercursus laten volgen.
  9. Als de vakantie zeven weken duurt, hebben ze wel tijd om een achterstand in te halen.

Download hier het schema en vul het in.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Je bedenkt zelf een stelling. Voor de stelling bedenk je twee of drie argumenten en ook een of twee ondergeschikte argumenten.

Vraag een klasgenoot om de stelling en de argumenten in een argumentenschema te zetten. Als hij/zij klaar is, kijk jij het argumentenschema na.
Is het schema ingevuld zoals jij had bedacht? Nee? Bespreek dan samen het ingevulde argumentenschema.

Natuurlijk maak jij een argumentenschema met de stellingen en argumenten van je klasgenoot. Ook dit schema bespreken jullie samen.

Beoordeling

Vraag aan de docent hoe de opdracht beoordeeld wordt.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een stelling en argumenten op de juiste manier in een argumentatieschema zetten?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    In deze opdracht leer kreeg je uitleg over redeneringen en argumentatieschema's. Was er iets wat opvallend of nieuw voor je was? Licht je antwoord toe.
  • Eindopdracht
    Hoe verliep de eindopdracht? Was het gemakkelijk om zelf een stelling + argumenten te bedenken? Heeft je klasgenoot ze juist ingevuld in het argumentatieschema?

Drogredenen

Drogredenen

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met drogredenen;
  • verschillende soorten drogredeneringen herkennen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Drogredenen

Bestudeer negen verschillende drogredenen en de voorbeelden. Bekijk de video.

★ Aan de slag 1

Oefen met het herkennen van drogredenen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind ik de Kennisbank van deze opdracht.

Eindopdracht

Ik maak de toets drogredenen.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht staat 2 SLU.

Aan de slag

Drogredenen

Drogredenen

Foute argumentaties noemen we ook wel drogredenen.
Een drogreden lijkt op het eerste gezicht heel aannemelijk. Toch is een drogreden een voorbeeld van foutieve argumentatie. Het standpunt wordt namelijk niet of niet geldig onderbouwd.
Wanneer het je lukt om drogredenen te herkennen, zal je kritischer worden als het gaat om uitspraken die andere mensen doen. Kijk maar eens met een kritisch oog naar politieke debatten; ook hier worden veel drogredenen gebruikt!

We bespreken de volgende drogredenen:

  • De onjuiste oorzaak-gevolgrelatie

Er wordt tussen twee zaken een oorzaak-gevolgrelatie gelegd, terwijl die er niet is.
Voorbeeld: Sinds het verboden is om te appen op de fiets, zijn er minder dodelijke verkeersongevallen geweest. Appen op de fiets zorgt dus voor veel doden.

Het kan ook toeval zijn dat er minder dodelijke verkeersongevallen zijn geweest. Het is niet bewezen dat appen op de fiets zorgt voor veel doden, dus dit is geen sterk argument.

  • De verkeerde vergelijking

Je vergelijkt onterecht twee zaken met elkaar. Dit zijn dus zaken die eigenlijk niet te vergelijken zijn.
Voorbeeld: Geschiedenislessen zijn helemaal niet belangrijk. Oude kleren gooi je toch ook gewoon weg?

In dit voorbeeld worden geschiedenislessen vergeleken met oude kleren. Dit is geen sterk argument, omdat dit onlogische en geen relevantie zaken zijn om met elkaar te vergelijken.

  • De overhaaste generalisatie

Op grond van een enkel geval of situatie wordt er een conclusie getrokken die voor alle gevallen geldt.
Voorbeeld: Mijn opa dronk elke dag een paar glazen jenever en is 98 jaar geworden. Alcohol drinken is dus helemaal niet ongezond.

Het feit dat één persoon toevallig jenever dronk en oud werd, is geen bewijs om te kunnen zeggen dat jenever gezond is. Misschien zou deze persoon wel 100 jaar zijn geworden als hij geen jenever had gedronken.

  • De cirkelredenering

Er wordt eigenlijk helemaal geen argument gegeven, maar het standpunt wordt in andere woorden herhaald. In een cirkelredenering wordt dus geen nieuwe informatie gegeven.
Voorbeeld: Ik vind vrijheid van meningsuiting erg belangrijk, omdat ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij vindt.

In dit voorbeeld wordt er twee keer hetzelfde gezegd. Je kunt de cirkelredenering omdraaien:
Ik vind dat iedereen moet kunnen zeggen wat hij of zij denkt, omdat ik vrijheid van meningsuiting belangrijk vindt.
De vraag blijft, waarom vindt deze persoon dit zo belangrijk? Er is dus geen onderbouwing van het standpunt, wat het een zwakke argumentatie maakt.

  • De persoonlijke aanval

Je valt de persoon ('tegenstander') aan en niet zijn of haar argument(en).
Voorbeeld: Jij weet helemaal niks over gezond en gevarieerd eten, je bent zelf veel te zwaar!

Door iemand persoonlijk aan te vallen, trek je zijn of haar geloofwaardigheid in twijfel, terwijl hier geen reden voor is. Iemand die zwaar is, kan best veel weten over gezond en gevarieerd eten. Er wordt hier op de man gespeeld in plaats van op de bal.

  • Het ontduiken van de bewijslast

E wordt niks bewezen; er wordt gedaan alsof er geen bewijs nodig is.
Voorbeeld: Die voetballer had rood moeten krijgen voor die actie! Iedereen kent toch de regels van voetbal?

Soms wordt er bij het ontduiken van bewijslast ook geprobeerd om de ander het tegendeel te laten bewijzen. De bewijslast wordt dus omgedraaid.
Voorbeeld: Natuurlijk moeten we meer bewegen, geef me één goede reden om dit niet te doen.

Bij beide voorbeelden geldt dat de standpunten (resp.: die voetballer had rood moeten krijgen voor die actie en natuurlijk moeten we meer bewegen) niet worden onderbouwd. De bewijslast wordt dus ontdoken of verschoven.

  • Het vertekenen van een standpunt

Je legt de tegenpartij woorden in de mond die hij of zij helemaal niet zo bedoelde.
Voorbeeld: Ga jij niet mee naar de wedstrijd? Dus jij gaat je lekker zitten vervelen in je eentje?

Misschien vindt de persoon het juist fijn, om niet mee te hoeven naar de wedstrijd en gaat hij of zij zich ook niet vervelen.

  • Het bespelen van het publiek

Er wordt iets beweerd waar je als publiek niet snel tegenin durft te gaan.
Voorbeeld: U bent natuurlijk slim genoeg om mijn standpunt te begrijpen.

Hier zal je niet snel tegenin durven gaan, omdat je dan indirect zegt dat je niet slim bent. Toch is het juist wél slim om te vragen naar een onderbouwing van het standpunt, omdat deze ontbreekt.

  • Een onjuist beroep op autoriteit

Er wordt een bekend persoon aangehaald om het standpunt mee te onderbouwen, maar deze persoon heeft weinig te maken met de zaak.
Voorbeeld: De economie is alleen nog te redden als de Nederlandse staat eigenaar wordt van alle banken. Gordon zei dit gisteren nog op tv!

Het feit dat Gordon dit heeft gezegd op tv, wil niet zeggen dat het dan ook waar is. Gordon is immers een zanger en geen econoom.

  • Een onjuist beroep op een kenmerk of eigenschap

Er wordt extra nadruk gelegd op minder relevante kenmerken of eigenschappen, terwijl wél relevante kenmerken of eigenschappen juist worden genegeerd.
Voorbeeld: Dat meisje draagt alleen maar grijze kleren, zij is vast totaal niet creatief.

Bij dit voorbeeld wordt er nadruk gelegd op de grijze kleren van het meisje, terwijl het veel relevanter is om bijvoorbeeld na te gaan of dit meisje goed kan tekenen, schrijven of schilderen.

  • Het overdrijven van de voor- of nadelen

De voordelen van een kwestie worden overdreven en de nadelen worden juist niet genoemd, of andersom. Voorbeeld: Scholen zouden een uur eerder moeten beginnen, omdat zowel de leerlingen als de docenten dan langer van hun middag kunnen genieten, meer tijd hebben voor huiswerk of het nakijken van toetsen en een gezond ochtendritme ontwikkelen.

Bij dit voorbeeld worden meerdere voordelen gegeven van het vroeger beginnen van scholen. Nadelen (niet iedereen is een ochtendmens, leerlingen en docenten voelen zich niet uitgeslapen, et cetera) worden genegeerd.

  • Een vals dilemma

Er wordt gedaan alsof er slechts een keuze is tussen twee mogelijkheden, terwijl er in werkelijkheid veel meer mogelijkheden zijn.
Voorbeeld: De wetenschap kan het ontstaan van graancirkels niet goed verklaren, dus graancirkels zijn het werk van buitenaardse wezens.

Omdat de wetenschap het ontstaan van graancirkels niet goed kan verklaren, wordt er slechts één andere optie opgedrongen, namelijk dat graancirkels het werk zijn van buitenaardse wezen. Toch zijn dit niet de enige opties. Misschien is de wetenschap momenteel nog niet ver genoeg om graancirkels te verklaren, maar weten we over tien jaar precies hoe dit fenomeen tot stand komt.


Bekijk de video over drogredenen.

Het beoordelen van argumentaties

Als je een overtuigende of activerende tekst leest, moet je op enkele zaken letten.

  • Zijn de argumenten waar en geldig?
  • Zijn er drogredenen gebruikt?
  • Zijn de argumenten niet tegenstrijdig?
  • Is de argumentatie volledig?
  • Zijn de belangrijkste tegenargumenten weerlegd?

★ Aan de slag 1

Drogredenen

Maak de oefening. Geef per uitspraak aan van welke drogreden er sprake is.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Eindopdracht

Deze opdracht sluit je af met een toets.

Je geeft van tien uitspraken aan welke drogreden er wordt gebruikt.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen wat drogredenen zijn en herken je ze in een (foute) argumentatie?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Waar let je in een overtuigende of activerende tekst op om te bepalen of er sprake is van een drogreden? Noem een of twee punten.
  • Eindopdracht
    Heb je alle drogredenen in de toets herkend? Had je een goede score?

Afsluiting

Samenvattend

Hier een overzicht van de Kennisbanken in dit thema.

Argumenten

Argumentatieschema

Argumentatiestructuren

Drogredenen

Eindopdracht

Lees de tekst Stappen in je woonkamer en beantwoord de vragen.

Stappen in je woonkamer

(1) Vrijdagavond. Hij ligt op de bank. Niet alleen – tenminste, zo voelt het niet. Want op datingapp Tinder voert hij drie flirterige gesprekken tegelijk. Af en toe lacht hij hardop om de grappen die zijn beste vriend maakt op WhatsApp. Ondertussen bestelt hij met een nieuwe restaurant-app kreeft bij een van de betere restaurants in de stad. En met zijn vrije hand pakt hij de afstandsbediening om een nieuwe serie uit te zoeken op Netflix. Een perfecte vrijdagavond. Onwaarschijnlijk? Nee, want thuisblijven is het nieuwe uitgaan.

(2) Thuisblijven is nu sociaal geaccepteerd. Zeggen dat je alle seizoenen van een bepaalde serie in twee weken hebt gezien, is niet iets om je voor te schamen. Huiselijkheid is zelfs iets om je op te laten voorstaan. Graag delen we foto’s van knus ingerichte leeshoekjes, het liefst met een of twee zelf opgeknapte tweedehands meubels erop. Foto’s van katten en pyjama’s doen het op Facebook net zo goed als foto’s van cocktails en hoge hakken. Populaire lifestylesites als NSMBL, Ze.nl en Cosmopolitan publiceren lijstjes als: “23 redenen waarom thuisblijven zo veel leuker is dan uitgaan”.

(3) Het aantal thuisblijvers wordt niet bijgehouden, maar er zijn wel cijfers die in een richting wijzen. Zo nam het aantal theaterbezoekers in 2014 volgens het CBS1) met 2 procent af en bevond zich daarmee op een van de laagste niveaus sinds 2005. Het aantal nachtclubs nam tussen 2009 en 2014 volgens Datlinq2) af van 500 naar 336. En het aantal cafés daalde sinds de crisis met 13 procent, zo meldde het CBS. Winkels en winkelcentra hebben het moeilijk, terwijl het aantal onlineshoppers maar blijft groeien.

(4) Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de weergave van uitgaan in populaire cultuur. In een artikel van The New York Times over het fenomeen schreef journalist Molly Young over de verschillen tussen Girls (2012) en Sex and The City (1998). De hedonistische vriendinnengroep uit die laatste serie hopt van restaurantopening naar nachtclub en van expositie naar cocktailbar. Een crisis en een decennium later zien we de New Yorkse vriendengroep in Girls internettend en series kijkend op de bank. En in Broad City (2014) is thuis blowen, Facetimen of YouTubefilmpjes kijken de dagelijkse bezigheid.

(5) Natuurlijk, restaurants zitten nog steeds vol op uitgaansavonden – probeer in Rotterdam of Amsterdam maar eens een tafeltje te krijgen bij een populaire zaak. Voor de betere clubs staan nog steeds rijen, en Nederlandse dancefestivals beleven gouden tijden. En vaker bankhangen is normaal naarmate je ouder wordt en je je settelt. Toch is een avondje thuisblijven niet eerder zo aantrekkelijk geweest en wordt het geaccepteerd als bijna volwaardig alternatief. Ook in de leeftijdscategorie die het traditioneel het laatst maakt. Waarom zouden we ook naar buiten gaan, als liefde, vriendschap, seks, eten en vermaak naar keuze allemaal met één druk op de knop bereikbaar zijn?

(6) De explosie van het gebruik van sociale media leidde een paar jaar geleden juist tot het tegenovergestelde van de thuisblijftrend: fomo, de afkorting van fear of missing out. Sommige evenementen op Facebook hadden opeens tienduizenden aanmeldingen, wat betekende dat halve virtuele vriendenlijsten op ‘aanwezig’ stonden. Zo meldden zich in 2014 bijna 40.000 mensen aan voor het afscheidsconcert van Acda en de Munnik in het Vondelpark – waar plek is voor 4500 man.

(7) Wellicht heeft die stortvloed aan evenementen waar we bij moeten zijn ons moe gemaakt en zijn we verzadigd. Er zijn meer oorzaken te bedenken. Zo schrijft Young over de minimalisatie van risico’s. Die zijn er namelijk volop in de grote, boze buitenwereld. Je kunt een blauwtje lopen, je kunt je telefoon kwijtraken. Je kunt mensen tegenkomen die je niet wilt zien, zoals je ex met een nieuwe partner. Je fiets kan gestolen worden of je kan te veel geld uitgeven. Als je thuisblijft, in je beschermde cocon, zal je niet de liefde van je leven tegen het lijf lopen, maar je weet wél wat je moet verwachten en dat is een veilige gedachte. Het grootste risico dat je loopt, schrijft Young, is dat je bezorgde eten klef is of dat die ene aflevering tegenvalt.

(8) Anne Noorda (26), hoofdredacteur Memory Group: “Ik denk dat deze trend ermee te maken heeft dat je 24/7 in verbinding staat met iedereen. Dus voel je minder de behoefte om elkaar in het echt op te zoeken. Dat merk ik ook met mijn vrienden dat je prima een maand zonder elkaar kunt, want je spreekt elkaar al op Facebook en Instagram.”

(9) Worden we dan nu allemaal bankhangende, asociale wezens, te lui om naar de supermarkt te lopen en te verlegen om iemand aan te spreken in de kroeg? Verdrinken we in onze technologische bubbel, niet in staat vertier te zoeken zonder smartphone? Natuurlijk niet – voor ‘echte’ uitgaanservaringen bestaan nog steeds rijen en wachtlijsten. En bovendien gaan uitgaanstrends in golven. Zo publiceerde New York Magazine een artikel: Why the new trend in nightlife is staying home.3) Jaar van schrijven: 1987.

naar: Jonas Kooyman en Mirjam Remie
uit: www.nrc.nl, 27 mei 2016

Jonas Kooyman en Mirjam Remie zijn redacteur bij NRC Media.

noot 1 CBS: Dit is de afkorting voor het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat als taak heeft het publiceren van betrouwbare en samenhangende statistische informatie.
noot 2 Datlinq: een internationaal bedrijf dat een database beheert en uitbaat met locatie- en omgevingskenmerken van en voor bedrijven in de voedselindustrie.
noot 3 Why the new trend in nightlife is staying home: Waarom de nieuwe trend in het nachtleven is thuis te blijven.

 

Vraag 1
Alinea 2 bevat een constatering, gevolgd door een uitwerking.
Van welk type uitwerking is sprake in alinea 2? Er is sprake van een uitwerking op basis van ...

A een vergelijking.

B kenmerken of eigenschappen.

C oorzaak en gevolg.

D voorbeelden.

Vraag 2
In alinea 3 wordt gebruik gemaakt van het argumentatieschema op basis van autoriteit.
Leg uit waar dit uit blijkt. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 15 woorden.

Vraag 3
“Een sterkere aanwijzing voor de populariteit van thuisblijven is de weergave van uitgaan in populaire cultuur.” (regels 45-47) Een kritisch lezer kan een van de volgende drogredenen vinden in de redenering in deze alinea: cirkelredenering, overhaaste generalisatie, persoonlijke aanval, vals dilemma of vertekenen van een standpunt.
Noem de drogreden en leg uit wat er niet zou kloppen in de argumentatie. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.

Vraag 4
Vanaf alinea 7 geeft de tekst drie algemene verklaringen voor de toenemende populariteit van thuisblijven. Noteer die algemene verklaringen en nummer ze. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 50 woorden.

Vraag 5
“Het grootste risico dat je loopt, schrijft Young, is dat je bezorgde eten klef is of dat die ene aflevering tegenvalt.”
Met welk woord kan de gevoelswaarde die uit dit citaat van Young spreekt, het best omschreven worden?
A bezorgdheid
B opluchting
C spot
D verwondering

Vraag 6
Hoe is alinea 9 het best te typeren? Als een alinea waarin:
A een positieve conclusie wordt getrokken over de toekomst
B een sombere toekomstverwachting wordt gerelativeerd
C scenario’s voor de toekomst tegen elkaar afgewogen worden
D vragen over de toekomst aan de lezer gesteld worden

Vraag 7
“Jaar van schrijven: 1987.”
Welk verschijnsel uit alinea 9 wordt met de slotzin van tekst 2 onderbouwd? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen.

Vraag 8
Welke omschrijving verwoordt het best de hoofdgedachte van de tekst?
A Thuisblijven is de huidige trend, maar bepaalde uitgaansgelegenheden blijven populair en naar verwachting kiezen mensen op termijn weer vaker voor uitgaan.
B Thuisblijven wint, onder invloed van tv-series en andere uitingen van populaire cultuur, steeds meer aan populariteit, terwijl sociale media steeds minder invloed krijgen.
C Thuisblijven wordt momenteel steeds populairder, omdat mensen behoefte hebben aan de veiligheid van de eigen omgeving en via sociale media voldoende contact hebben met elkaar.
D Thuisblijven wordt steeds meer sociaal geaccepteerd, omdat mensen behoefte hebben aan veiligheid, maar tegelijkertijd worden uitgaansgelegenheden nog altijd goed bezocht.

Heb je alle vragen beantwoord? Bekijk dan de voorbeeldantwoorden.

Terugkijken

Intro

  • In de inleiding staat een opsomming van de onderdelen die je op het gebied van leesvaardigheid, deelname aan een debat of het schrijven van een betoog moet beheersen.
    Heb je het idee dat deze module een bijdrage heeft geleverd?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen per opdracht nog eens door.
    Kun je nu zelf een argumentatieschema maken en herkennen wat drogredenen zijn?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij 'Wat ga ik doen?' stond een studiebelasting van 10 à 11 SLU.
    Had je voldoende tijd om theorie te lezen en de opdrachten te maken?
  • Eindopdracht
    Heb je alle vragen over de tekst 'Stappen in de woonkamer' goed beantwoord?
    Komt deze trend van 'stappen' je bekend voor of juist niet?
  • Het arrangement Module Argumenteren - v456 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-12-02 08:08:57
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    De module Argumenteren VWO is ontwikkeld door Fred Marsman (CambiumNed) en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use.
    Meer informatie: Fair use .

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de
    helpdesk VO-content .

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze module valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor v456. Deze module bestaat uit drie opdrachten. Allereerst zal je werken aan 'Stelling/standpunt/argumentatie'. Daarna zal je aan de slag gaan met 'Argumentatieschema en -structuren'. Uiteindelijk zal je de opdrachten afsluiten met 'Drogredenen'.
    Leerniveau
    VWO 6; VWO 4; VWO 5;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Mondelinge taalvaardigheid; Luisteren; Spreken; Gesprekken voeren (Nederlands); Argumentatieve vaardigheden;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    10 uur 30 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, module argumenteren - v456, nederlands, opdracht: argumentatie en -structuren, opdracht: drogredenen, opdracht: stelling/standpunt/argumentatie, stercollectie, v456

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Nederlands. (2025).

    Module Argumenteren - h45

    https://maken.wikiwijs.nl/80932/Module_Argumenteren___h45

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Argumentatieschema en - structuur - vwo4

    https://maken.wikiwijs.nl/169059/Opdracht__Argumentatieschema_en___structuur___vwo4

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Drogredenen - vwo4

    https://maken.wikiwijs.nl/169060/Opdracht__Drogredenen___vwo4

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Stelling - standpunt - argument - vwo456

    https://maken.wikiwijs.nl/169061/Opdracht__Stelling___standpunt___argument___vwo456

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.