Complete antwoorden op inzichtvragen
Welkom!
Op deze site vind je informatie en oefeningen die je kunnen helpen bij het beantwoorden van inzichtvragen.
Bij inzichtvragen wil de docent begrijpen hoe je denkt. Meestal zijn het vragen waarbij er om een verband wordt gevraagd: oorzaak-gevolg, doel-middel, reden-gevolg, enzovoort. Het kan echter ook zijn dat er gevraagd wordt hoe je bepaalde kennis in een nieuwe situatie zou kunnen gebruiken ('Wat zou je doen als...?').
Het komt regelmatig voor dat leerlingen even wat denktijd nodig hebben om zo'n antwoord goed te formuleren. Door tijdgebrek komt het antwoord dan minder compleet op papier dan zou moeten/kunnen.
Deze Wikiwijs is bedoeld om je te helpen de radartjes in je hersenen sneller en doeltreffender te laten werken, zodat je in korte tijd een compleet, duidelijk antwoord op papier krijgt. Naarmate je vaker hebt geoefend, zul je merken dat het beantwoorden van inzichtvragen steeds makkelijker wordt.
Succes!
Inzicht is meer dan kennis
Inzicht is niet hetzelfde als kennis. Kennis bestaat uit feiten uit je hoofd leren. Inzicht houdt in dat je die kennis op een bruikbare manier inzet in verschillende situaties.
Een voorbeeld:
Kennis: wat is een hamer? Een hamer is een klop- of slagwerktuig. Een hamer bestaat uit een steel, het handvat, met aan het eind de hamerkop.
Inzicht: hoe krijg ik die spijker in de muur? Door met een hamer op de spijker te slaan, verdwijnt de spijker langzaam in de muur. Je moet niet te hard slaan, want dan sla je de spijker krom. Je moet ook goed mikken, anders sla je op je vinger.
Inzichtvragen
Bij inzichtvragen wordt je gevraagd verbanden te leggen. Voorbeelden zijn:
- Wat zijn de oorzaken van de opwarming van de aarde?
- Met welk doel is deze tekst geschreven en waar kun je dat uit opmaken?
- Met welke argumenten onderbouwt de schrijver zijn standpunt?
Handig:
Elk type vraag heeft een vast aantal onderdelen die in het antwoord horen. Als je dat weet, kun je die onderdelen eerst in klad (bijvoorbeeld in een mindmap) opschrijven. Daar maak je dan goedlopende zinnen van en klaar!
Dit ga je oefenen aan de hand van een aantal voorbeelden. Lees eerst de theorie en maak dan de opdrachten.
Schrijven voor een toets
Een vast stramien
Ken je dat, je ziet een toetsvraag en onmiddelijk komt er in je hoofd een netwerk aan informatie op. Je denkt 'moet ik dat allemaal gaan opschrijven?' Dat lijkt je wat veel. Je maakt een keuze en het blijkt de verkeerde te zijn. De docent rekent het fout omdat je niet volledig bent of een deelaspect hebt behandeld. Natuurlijk weet je de rest ook wel, maar dat weet de docent niet. Frustraties alom.
Hieronder zie je per vraagsoort een antwoordmodel. Daarbij staan voorbeelden. De dikgedrukte woorden komen vaak voor in een dergelijk antwoord. Je zult zien dat je heel gestructureerd de vraag kunt beantwoorden zonder dat het je een lamme hand oplevert.
1. Vraag naar een relatie tussen gebeurtenissen en verschijnselen.
Bepaal eerst wat voor relatie er is: oorzaak-gevolg, doel-middel, chronologische volgorde?
Een antwoord kan er dan zo uitzien:
Oorzaak-gevolg: De Amerikanen gebruikten het landbouwgif Orange Agent in Vietnam. Hierdoor kregen veel Vietnamezen kanker.
Doel-middel: De Amerikanen gebruikten het landbouwgif Orange Agent om de bomen te ontbladeren voor beter zicht.
Chronologie: Veertig jaar geleden gebruikten de Amerikanen het landbouwgif Orange Agent. Veel Vietnamezen kregen toen kanker. Nu nog steeds worden veel Vietnamezen ziek door de vervuilde bodem. De Amerikanen gaan de bodem saneren.
2. Vraag naar verschillen en overeenkomsten
Hiervoor is het Venn-model heel handig. Dit is een schema om de kenmerken van iets in te zetten. De overeenkomsten komen in het midden:

3. Vragen om een toelichting
Je begint met het beschrijven van het gevraagde. Daarna volgt de toelichting. Bijvoorbeeld:
Kernsplijting is een proces waarbij een zware onstabiele atoomkern zich deelt of splijt in twee of meer lichtere kernen, waarbij aanzienlijke hoeveelheden energie vrijkomen. Een neutron botst met de kern van een splijtbaar atoom. Daardoor deelt deze zich in verschillende splijtingsproducten: atoomkernen gammafotonen, neutrino's en snelle neutronen. De energie is als volgt verdeeld: 3,5% gammastraling, 2,5% snelle neutronen en 94% in de kinetische energie van de brokstukken, die door de elektrostatische afstoting versneld worden tot 3% van de lichtsnelheid.
4. Vragen om voorbeelden
Voorbeelden van organen zijn:
- maag
- oog
- tong
- dunne darm
- enz.
Oefeningen
Bij de volgende oefeningen kun je je antwoord steeds controleren. Vergelijk de antwoorden met het antwoordmodel. Kijk goed of je dezelfde onderdelen in je tekst hebt staan. Je hoeft het niet letterlijk hetzelfde te formuleren, maar de dikgedrukte onderdelen horen er echt in.
Zorg ook dat je altijd in hele zinnen antwoordt, dus een onderwerp, persoonsvorm en ander zinsdeel (OPA).
Test: Oefeningen antwoordmodellen
Start
Slot
Bij veel vakken wordt naar inzicht gevraagd. Hoe completer je antwoord, hoe meer punten je krijgt.
Voor alles geldt: oefening baart kunst. Werkt het goed om mindmaps te maken: zet deze dan zo veel mogelijk in. Schrijf je liever in steekwoorden: gebruik die manier dan door tijdens toetsen een kladblaadje te gebruiken met steekwoorden. Maak van je mindmap of steekwoorden een samenhangend antwoord. Gebruik daarbij signaalwoorden zoals 'omdat', 'bijvoorbeeld', 'dus'.
Controleer als je tijd over hebt altijd je antwoorden nog eens op formulering en spelfouten. Een goede gewoonte gaat op een gegeven manier vanzelf, zonder veel moeite.
Succes!