HV 1: Periode 4: Hoofdstuk 5: Zintuigen en hersenen
HV 1: Periode 4: Hoofdstuk 5: Zintuigen en hersenen
5.1 Zintuigen en zenuwstelsel
Intro
Bekijk het filmpje over het zenuwstelsel op Schooltv.
In het filmpje gaat het over het zenuwstelsel: één groot netwerk van zenuwcellen die met elkaar in contact staan en die er voor zorgen dat je allerlei informatie kunt opnemen. Let goed op de verschillende soorten zenuwcellen.
Kniepeesreflex
Als iemand met een hamertje op je kniepees slaat, gaat je onderbeen vanzelf omhoog.
Dit is bekend als de kniepeesreflex.
In de volgende toepassing ga je uitzoeken hoe de kniepeesreflex werkt.
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Na afloop van de toets zie je welke vragen je goed had en zie je van de vragen die je fout had het goede antwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je ogen heb je om te kijken! Maar wat als je niet kunt zien?De mensen in de video hieronder benoemen, met een knipoog, de voordelen van blind zijn.
Eindproduct-Beoordeling
Eindproduct
Je rondt deze opdracht af met de toets 'Ogen bekeken'.
De toets bestaat uit een aantal meerkeuzevragen.
Beoordeling
Je hebt een voldoende voor de toets als 80% van de vragen goed hebt beantwoord.
Leerdoelen
Hieronder zie je de leerdoelen staan die horen bij de opdracht ogen bekeken.
Ik kan:
de volgende onderdelen van het oog aanwijzen en ik kan aangeven waarvoor deze onderdelen dienen:
iris, pupil, lens, oogwit (harde oogvlies), hoornvlies, netvlies, vaatvlies, gele vlek, blinde vlek, oogzenuw en glasachtig lichaam.
aangeven dat mijn ogen worden beschermd door wenkbrauwen, oogleden en wimpers.
met eigen woorden vertellen dat traanvocht wordt gemaakt in de traanklier en dat het traanvocht over het oog wordt verspreid door de oogleden.
de werking van het oog uitleggen met de begrippen ooglens, brandpunt, netvlies, staafjes en kegeltjes.
de begrippen accommoderen, bijziend en verziend beschrijven.
Stap 1
Bouw van het oog
Bestudeer uit de Kennisbank Biologie het volgende onderdeel.
Je kijkt in de ogen van een klasgenoot.
Je klasgenoot kijkt naar het licht, bijvoorbeeld het raam.
Hij of zij dekt met een hand één oog af, maar doet het oog niet dicht!
Na enige tijd haalt hij of zij de hand weer weg.
Kijk nu goed naar de pupil. Wat valt je op?
Maak opdracht 5.2 Stap 2 in classroom
Stap 3
Rondom het oog
Bestudeer als dat nodig is pagina 2 van het onderdeel het oog nog eens en maak vervolgens de tekst compleet door de ontbrekende woorden in te vullen.
De ooglens
Bestudeer als dat nodig is pagina 3 t/m 6 van het onderdeel het oog nog eens en maak vervolgens de tekst compleet door de ontbrekende woorden in te vullen.
De blinde vlek is dus een plek op het netvlies waar geen zintuigcellen aanwezig zijn.
Met behulp van een experimentje kan je zelf je blinde vlek bepalen.
Sluit je rechteroog en ga met je gezicht op ongeveer 50 cm van het beeldscherm af zitten.
Kijk nu recht met je linkeroog naar de ogen van het meisje.
Kom nu langzaam dichterbij, blijf recht naar de ogen kijken.
Op een gegeven moment zul je de bloem niet meer kunnen zien. Deze valt dan precies op je blinde vlek.
Stap 6
Eindtoets
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Na afloop van de toets zie je welke vragen je goed had en zie je van de vragen die je fout had het goede antwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kleurenblind
Bekijk het volgende filmpje van GezondheidspleinTV.
Zoals in het filmpje te zien en te horen is, weten veel mensen die kleurenblind zijn niet dat ze de kleuren anders waarnemen dan andere mensen.
Ze komen hier pas achter na het doen van een test.
Welke getallen zie je in de rondjes?
De test is zo gemaakt dat als de getallen in de rondjes ziet, je niet kleurenblind bent.
Zie je geen getal of ze je een heel ander getal, dan is er een kans dat je kleurenblind bent.
1 Zoek op internet welke typen kleurenblindheid bestaan en welke type het vaakst voorkomt.
2 Probeer in eigen woorden uit te leggen hoe het komt dat je kleurenblind bent en dat dat niet betekend dat je alle in zwart-wit ziet.
Het oog
Een zintuig; orgaan met zintuigcellen die licht registreren/waarnemen, waardoor je kunt zien.
Pupil
Opening in het midden van de iris, waardoor licht het oog binnenkomt.
Hoornvlies
Voorste deel van het harde oogvlies. Het is stevig en doorzichtig.
Lens
Deel van het oog (achter de pupil) dat ervoor zorgt dat lichtstralen naar elkaar toe gebogen worden en op het netvlies terechtkomen.
Iris
Het gekleurde deel van het oog.
Straalvormig lichaam
Kringspier en lensbandjes die ervoor zorgen dat het oog kan accommoderen.
Oogspier
Draait oog in de gewenste kijkrichting.
Harde oogvlies
Heeft een vormgevende en beschermende functie en is wit van kleur. Het harde oogvlies zit om de hele oogbol heen.
Vaatvlies
Vlies dat veel bloedvaten bevat.
Netvlies
De binnenste laag van het oog dat bestaat uit zintuigcellen (staafjes en kegeltjes), die beelden omzetten in elektrische signalen. Deze signalen gaan via de oogzenuw naar de hersenen.
Glasachtig lichaam
Heldere, geleiachtige substantie in het midden van het oog.
Gelevlek
Deel van het netvlies waar het scherpste beeld gevormd wordt (veel kegeltjes).
Blinde vlek
Plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat en waar geen kegeltjes of staafjes voorkomen.
Oogzenuw
Zenuw die impulsen van het oog naar de hersenen doorgeeft.
Accommoderen
Het boller of holler maken van de ooglens met kleine spiertjes om scherp te kunnen zien.
Bijziend
Bij een bijziend oog ligt het brandpunt voor het netvlies.
Verziend
Bij een verziend oog ligt het brandpunt achter het netvlies.
Reflex
Een zeer snelle reactie van het zenuwstelsel, waarbij het signaal in eerste instantie niet via de hersenen verloopt, maar alleen via de hersenstam.
Staafjes
Zintuigcellen op het netvlies die zwart-grijs-wit en contrasten kunnen waarnemen; ze worden vooral gebruikt in schemer en donker en nemen geen kleuren en details waar.
Kegeltjes
Zintuigcellen op het netvlies die kleuren, licht en details kunnen waarnemen; ze liggen vooral in, maar ook rondom de gele vlek.
Brandpunt
Het punt waarop de lichtstralen gebundeld door de lens gaan.
Zien
Het waarnemen van licht (kleuren, diepte, licht/donker) met de ogen (gezichtszintuig).
5.3 Oren
Leerdoelen
Leerdoelen
Na deze opdracht:
Ken je de namen van de onderdelen van het oor en de volgorde waarin ze informatie over geluid doorgeven.
Weet je hoe het oor de trillingen van geluid omzet tot impulsen en hoe die bij de hersenen komen.
Weet je waarvoor we twee oren nodig hebben.
Weet je hoe de geluidssterkte en de trillingsfrequentie onze gehoorgrenzen bepalen.
Stap 1
Horen
Ga naar de kennisbank en bestudeer het item 'Horen'. Horen
Weet je na het bestuderen van het Kennisbankitem hoe het oor in elkaar zit?
Doe de toepassing.
De meeste mensen kunnen hun oorschelpen niet bewegen.
Dieren kunnen dit wel. Kijk maar eens naar de oren van de haas in het volgende filmpje: De paartijd van de haas
Bedenk welk voordeel het heeft als de oren kunnen bewegen.
Doe het volgende experimentje:
Zet met de volumeknop het geluid van je computer op zijn hardst.
Luister naar het geluidje.
Duw met je handen je oorschelpen naar voren en luister opnieuw naar het geluid.
Hoorde je het geluid de tweede keer harder dan de eerste keer of juist andersom?
Waardoor denk je dat dit komt?
Stap 4
Oorsmeer
In de oorschelp zit een opening met de gehoorgang, waardoorheen het geluid het oor in gaat. Achterin deze gehoorgang zit het trommelvlies en aan de zijkant zitten de oorsmeerkliertjes.
Deze oorsmeerkliertjes maken oorsmeer, wat dient om het trommelvlies soepel te houden. Zo kan het trommelvlies snel meebewegen met de geluidstrillingen. Geluidstrillingen laten het trommelvlies afhankelijk van de sterkte van het geluid tussen tussen de 20 en 20.000 keer per seconde trillen.
Soms droogt oorsmeer te veel in en wordt het een hard klontje.
Daardoor kan het trommelvlies minder goed bewegen en hoor je minder goed. Door de oren uit te spuiten krijgt een dokter de gehoorgang weer schoon.
Een ander probleem is middenoorontsteking.
Bekijk dit filmpje:
Het middenoor is het deel van het oor achter het trommelvlies, waar de gehoorbeentjes zitten.
De buis van Eustachius verbindt dit deel van het oor met de keelholte. Gewoonlijk is de buis van Eustachius dicht. Maar...hij gaat bij slikken of je neus snuiten open. Als je zwaar verkouden bent kan vanuit de keelholte gemakkelijk slijm met daarin ziektekiemen via deze buis in het middenoor komen en daar voor een ontsteking zorgen.
Bij jonge kinderen plaatst men bij middenoorontsteking soms buisjes door het trommelvlies heen. Zo kunnen vocht en pus doorgegeven worden aan de gehoorgang, waardoor het middenoor sneller geneest.
Bespreek onderstaande stellingen met een klasgenoot:
Ziektekiemen vanuit de keelholte kunnen in het middenoor voor een ontsteking zorgen.
Door buisjes in het trommelvlies te plaatsen, neemt kunnen pus en vocht niet meer in het middenoor tercht komen.
Stap 5
Druk Het trommelvlies grenst dus aan de buitenlucht via de gehoorgang. Ook aan de binnenkant in het middenoor hoort lucht te zitten. Als de luchtdruk aan beide kanten niet gelijk is, staat het trommelvlies hol of bol.
Ook bij het op- en afrijden van bergen of bij het vliegen met een vliegtuig zijn er drukverschillen tussen het middenoor en de buitenlucht.
Door te slikken of te gapen kan via de buis van Eustachius lucht van het middenoor naar de keelholte of omgekeerd. Daardoor wordt de luchtdruk aan beide kanten gelijk. Dan beweegt het trommelvlies weer gemakkelijker en worden ook de gehoorbeentjes niet in een verkeerde stand geduwd.
Geluidssterkte Bestudeer nog eens pagina 3 en 4 van het Kennisbankitem Horen - Decibel
Mensen hebben de afspraak gemaakt, dat het zachtste geluid dat mensen nog kunnen horen 3 decibel is. Het zachtste geluid dat mensen kunnen horen wordt wel de gehoordrempel genoemd.
De geluidssterkte kun je meten met een decibelmeter.
De geluidssterkte van een stofzuiger is ongeveer 70 decibel. Als twee stofzuigers twee keer zo veel geluid maken, zou je verwachten dat de geluidssterkte 140 decibel is, maar dat is niet zo. Als geluid twee keer zo hard is, komt er 3 decibel bij. Dus als één stofzuiger 70 decibel aan geluid produceert, produceren twee stofzuigers 73 decibel aan geluid. Onthoud: Als de geluidssterkte twee keer zo groot is, komt er 3 decibel bij.
Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
De toets bestaat uit een gesloten vragen.
Na afloop van de toets zie je welke vragen je goed had en zie je van de vragen die je fout had het goede antwoord.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Het arrangement HV 1: Periode 4: Hoofdstuk 5: Zintuigen en hersenen is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Johan de Gooijer
Laatst gewijzigd
2025-01-07 19:51:28
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0
Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of
bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Zenuwstelsel
Ogen bekeken
Druk
Geluidssterkte
Goed gehoord
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.