2 Basisberoepsgericht

2 Basisberoepsgericht

Wiskunde vmbo 2 Basis

We werken op 't Ravelijn bij wiskunde met een online methode.

De basis hiervan werd gelegd door de stercollectie van VO content, aangepast en verrijkt door de docenten van 't Ravelijn.

 

 

 

 

 

 

Werkwijze

kennisbank

 

introductie - opgave 1

 

introductie - opgave 2

 

bekijk het filmpje

 

introductie - opgave 3

 

introductie - opgave 4

 

In de leertaak komen de antwoorden en uitwerkingen.

 

 

Hoe werk je aan je wiskunde?

- Je leest de kennisbanken door er op te klikken. Dit is de uitleg.

- Je kijkt de filmpjes die bij de paragraaf staan.

- Je maakt de opdrachten in je schrift.


Hoe werk je in je schrift?

Als je op de link hieronder klikt kun je precies zien hoe je schrift eruit moet zien.

Hier staat ook bij hoe je schrift wordt beoordeeld als je een cijfer krijgt.

werken in je schrift


Wat heb je nodig?

- pen

- potlood

- geodriehoek

- rekenmachine

- ruitjes schrift (A4 formaat, grote ruitjes)

- ipad

 

01 Symmetrie

Bij veel kastelen is er de mogelijkheid om een bezoek te brengen aan de kasteeltuin. Na een wandeling door de tuin rusten ze dan graag uit op het mooie terras om de vijver.

Hiernaast zie je aantal kasteeltuinen.
Hoe komt het, denk je, dat veel mensen die kasteeltuinen zo mooi vinden?
Het heeft vast te maken met de planten en de bloemen die je in de tuinen kunt vinden. Maar er is meer. Veel mensen vinden de tuinen mooi vanwege de vaste patronen die zich regelmatig herhalen.

Zou jij zo'n tuin kunnen ontwerpen?
Als je een kasteeltuin wilt ontwerpen, moet je iets weten over
symmetrie en over vlakke figuren. En dat ga jij nu juist leren in dit thema.

 

1.1 Hoeken

Wat ga je in deze paragraaf leren?

- Welke soorten hoeken moet je kennen

- Hoe meet je een hoek

- Hoe teken je een hoek

- Hoe teken je een driehoek met gegeven hoeken

 

Vorig jaar heb je het hoofdstuk over hoeken gemaakt.

Dit schooljaar starten we opnieuw met het hoofdstuk over hoeken.

Hieronder staan een aantal opgaven op je kennis terug op te frissen.

 

kennisbank

 

1.1 opgave 1

 

kennisbank

 

1.1 opgave 2

 

1.1 opgave 3

 

1.1 opgave 4

 

kennisbank

 

1.1 opgave 5

 

1.1 opgave 6

 

kennisbank

 

1.1 opgave 7

 

1.1 opgave 8

 

 

 

1.1 opgave 9

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

1.2 Lijnsymmetrie

Wat ga je in deze paragraaf leren?

- Wat is lijnsymmetrie

- Hoe kan ik een symmetrie as tekenen

- Hoe herken ik of een figuur lijnsymmetrisch is

 

* Bij deze paragraaf behoort een werkblad. Vraag dat aan je docent.

 

1.2 opgave 1

 

kennisbank

 

1.2 opgave 2

 

1.2 opgave 3

kennisbank

 

1.2 opgave 4

 

bekijk het filmpje

 

1.2 opgave 5

 

1.2 opgave 6

 

1.2 opgave 7

 

1.2 opgave 8

 

De antwoorden  en uitwerkingen komen in de leertaak.


1.3 Draaisymmetrie

Wat ga je in deze paragraaf leren:

- Wat is draaisymmetrie?

- Wanneer is een figuur draai symmetrisch

- Hoe kan ik het draaicentrum van een figuur bepalen?

- Hoe kan ik uitrekenen wat de (kleinste) draaihoek van een draaisymmetrisch figuur is

 

1.3 opgave 1

 

kennisbank

 

1.3 opgave 2

 

1.3 opgave 3

 

kennisbank

 

1.3 opgave 4

 

bekijk het filmpje

 

1.3 opgave 5

 

kennisbank

 

1.3 opgave 6

 

1.3 opgave 7

 

 

De antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

1.4 Vlakke figuren

Wat ga je in deze paragraaf leren:

- Welke figuren hebben symmetrie eigenschappen?

- Hoe kan ik zien welke figuren symmetrisch zijn?

- Wat is schuifsymmetrie en hoe kan ik dat tekenen

 

 

1.4 opgave 1

 

kennisbank

 

1.4 opgave 2

 

1.4 opgave 3

 

1.4 opgave 4

 

kennisbank

 

1.4 opgave 5

 

1.4 opgave 6

 

kennisbank

 

1.4 opgave 7

 

1.4 opgave 8

 

bekijk het filmpje

 

1.4 opgave 9

 

De antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Symmetrie af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Extra oefenen

Maak om te weten waar je nog mee moet oefenen de oefentoets:

Oefentoets H1 Symmetrie

Antwoorden oefentoets Symmetrie

 

Nu weet je waar je nog extra mee moet oefenen.

Extra oefeningen Spiegelen

Extra oefeningen Lijnsymmetrie

Extra oefeningen Draaihoek

Extra oefeningen Vlakke figuren

 

Antwoorden Spiegelen

Antwoorden Lijnsymmetrie

Antwoorden Draaihoek

Antwoorden Vlakke figuren

Herhaling

Maak de volgende opgaven.
Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Symmetrie nodig.




Individuele opdracht 1

In dit thema leer je verschillende vormen van symmetrie.

Tijd voor de praktische opdrachten:
In deze opdracht werk je alleen en ga je in je vrije tijd  foto`s maken waar de verschillende soorten symmetrie in te zien zijn.
Je gaat  in je eigen omgeving op zoek naar symmetrie en hier maak je hier foto`s van.

Stap 1

Maak 4 foto's van lijnsymmetrie en 4 foto's van draaisymmetrie.

De foto's maak je met je ipad. 

Stap 2

Maak van de foto's een powerpoint.

Op de eerste dia zet je jou naam, klas en een titel. 

Stap 3
In de titel boven de dia zet je welke soort symmetrie het is.
Bij de foto`s van draaisymmetrie moet je ook aangeven wat de kleinste draaihoek is.

Bij de foto's van lijnsymmetrie teken je de symmetrieassen in jouw foto's.    

Stap 4

De presentatie lever je in voor een cijfer.

Je hoeft geen presentatie te geven voor heel de klas. 

 

Voorbeelddia's:    

Samenwerkingsopdracht 2

Bij veel kastelen is er de mogelijkheid om een bezoek te brengen aan de kasteeltuin.
Na een wandeling door de tuin rusten ze dan graag uit op het mooie terras om de vijver.

Hiernaast zie je aantal kasteeltuinen. Hoe komt het, denk je, dat veel mensen die kasteeltuinen zo mooi vinden?

Het heeft vast te maken met de planten en de bloemen die je in de tuinen kunt vinden, maar er is meer. Veel mensen vinden de tuinen mooi vanwege de vaste patronen die zich regelmatig herhalen.

Zou jij zo'n tuin kunnen ontwerpen?
Als je een kasteeltuin wilt ontwerpen, moet je iets weten over symmetrie en over vlakke figuren.

En dat heb jij nu net geleerd in dit thema.
Je gaat alleen of met z`n tweeën een kasteeltuin ontwerpen.
Je mag ideeën van internet afhalen maar niet kopieëren!

 

Stap 1

Je mag deze opdracht dus alleen of met z`n tweeën maken.

Stap 2

Gebruik het werkblad. Je mag het na tekenen op A3 papier als je A4 te klein vindt.
Je mag de vijver ook iets kleiner maken maar niet weg halen. Teken de vijver met je passer.

Stap 3

Voor het maken van het terras gebruiken jullie tegels van verschillende vormen ( vierkant, rechthoek, driehoek enz.)
Laat door het gebruik van kleurtjes zien wat de planten en wat de tegels zijn. Let op: maak ook een legenda! 

Stap 4
Maak er een mooi ontwerp van met verschillende kleuren voor planten, bloemen,terras en/of paden.
Vergeet niet dat er symmetrie in te zien moet zijn.

 

Stap 5
Dit ontwerp maak je dus op papier en niet op je iPad.

De docent geeft aan wanneer je de opdracht in moet leveren. Hoe mooier en 'ingewikkelder' het ontwerp, hoe hoger het cijfer.

Zie hieronder een voorbeeld!

 

02 Verbanden

Weet jij hoeveel jullie thuis per maand aan energie betalen?
Waarschijnlijk iedere maand een vast bedrag.
Maar jullie verbruiken niet iedere maand dezelfde hoeveelheid energie.
Hoe zit dat?


Later in een grote opdracht onderzoek je een jaarafrekening van het energiebedrijf. Dat doe je met behulp van het computerprogramma Excel.


Om dat onderzoek goed te kunnen uitvoeren, moet je iets weten van formules. Daarom ga eerst iets leren over formules in dit thema.

 

2.1 Verband en grafiek

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Filmpje:

kennisbank 1:

 

Kennisbank 2:

 

Opgave 1:

Bij een verband kun je vaak een ‘Hoe-hoe-zin’ maken.
Vul in:

  a) ‘Hoe langer je hebt gefietst, hoe ………… de afstand is die je hebt aflegt.’

  b) ‘Hoe langer je een emmer onder een druppelende kraan zet, hoe ………… water er in de emmer zit.’

Opgave 2:

  Hoe langer een taxirit, hoe hoger de prijs die je betaalt voor de rit.
   Het verband uit deze ‘Hoe-hoe-zin’ kun je weergeven in een grafiek.


    a)  Zet bij de horizontale as ‘afstand (km)’.
    b) Zet bij de verticale as ‘ritprijs (euro)’.
    c) Schets in het assenstelsel op het werkblad een grafiek bij dit verband.
    d) Is de grafiek stijgend, dalend of constant?

Opgave 3:

Joost ligt in het ziekenhuis.
Twee keer per dag wordt zijn temperatuur gemeten.
Met de gemeten temperaturen is een temperatuurgrafiek gemaakt.



Vul in stijgend, dalend of constant:
  a) Je ziet dat de temperatuur op maandag …… .
  b) Op dinsdag blijft de temperatuur …… .
  c) Op woensdag …… de temperatuur.

 

Opgave 4:

In de grafiek wordt het verband tussen de lengte van een kaars en de tijd dat de kaars brandt weergegeven.



a) Wat staat bij de horizontale as?
b) Wat staat bij de verticale as?
c) Maak een ‘hoe-hoe-zin’ bij de grafiek.

Opgave 5:

Je ziet een vaas. De vaas wordt onder een regelmatig druppelende kraan gezet.


a) Zet bij de horizontale as: tijd. Zet bij de verticale as: waterhoogte.
b) Schets nu in het assenstelsel de grafiek waarmee je kunt laten zien hoe de waterhoogte verandert.

Opgave 6:

Meneer Servaas rijdt met de auto van Amsterdam naar Breda.
Er is een verband tussen de snelheid en de reistijd.
Welke zin past bij dit verband?

a) Hoe groter de snelheid waarnee hij rijdt, hoe langer de reistijd.

b) Hoe groter de snelheid waarmee hij rijdt, hoe korter de reistijd.

Opgave 7:

Matthijs gaat in bad.
Hieronder zie je de grafiek van de waterhoogte in het bad.

Vul in stijgt, daalt of constant.

   a) Het bad loopt eerst vol. Je ziet dat de waterhoogte ..........

   b) Dan zit Matthijs in bad. De waterhoogte blijft ........

   c)  Dan wordt de stop uit het bad getrokken. De waterhoogte..........

Opgave 8:

Een vaas wordt onder een druppelende kraan gezet.
In de grafiek is aangegeven hoe de waterhoogte verandert.
Welke vaas hoort bij deze grafiek?

a) Vaas I

b) Vaas II

c) Vaas III

Opgave 9:

Op een winterse dag is tussen 7 uur ’s morgens en 5 uur ’s middags ieder uur de temperatuur gemeten.
De resultaten zie je in de grafiek hieronder.

 

   a) In de grafiek is aangegeven hoe je de temperatuur om 9 uur ’s morgens kunt aflezen.
       Wat was de temperatuur om 9 uur ’s morgens?

   b)  Wat was de temperatuur om 12 uur?

   c)  Die dag is twee keer een temperatuur van 5 °C is gemeten. Op welke twee tijdstippen?

   d) Hoe laat was de temperatuur 4 °C?

   e) Neem de tabel over en vul hem in:     

tijd (uur) 7:00 9:00 11:00 13:00 15:00 17:00
temperatuur (°C) …… …… …… …… ……

 

Opgave 10

Een kaars van 16 cm lang wordt aangestoken.
Na ieder uur wordt de lengte van de kaart gemeten.
Na 8 uur is de kaars helemaal opgebrand.
Bekijk de grafiek hieronder.

 

  a) Hoe lang is de kaars na 2 branduren?

  b) Hoe lang is de kaars na 5 branduren?

c) Hoe lang is de kaars na 5,5 branduur?

  d) Na hoeveel branduren is de kaars nog 8 cm?

e) Na hoeveel branduren is de kaars nog 2 cm?

Opgave 11:

In een ooievaarsdorp is een aantal jaar het aantal ooievaars geteld.

  a) Hoeveel ooievaars zijn er geteld in 1997?

  b) In welk jaar zijn er het minste ooievaars geteld?

  c) Wat is het hoogste aantal ooievaars dat is geteld?

Opgave 12:

Meneer Klaasens heeft een nieuwe auto gekocht.
Hij bekijkt de grafiek hieronder over het optrekken van de auto.

   a) Wat is de snelheid na 1 seconde?

   b) Na hoeveel seconden is de snelheid 60 km/uur?

   c) Waarom begint de grafiek in de oorsprong?

   d) Schat de snelheid na 6 seconde?

    e) Na hoeveel seconden ongeveer is de snelheid 75 km/uur?

Opgave 13:

Bij deze tabel ga je een grafiek tekenen. Het begin staat al op het werkblad.

tijd (uur) 8:00 10:00 12:00 14:00 16:00 18:00
temperatuur (°C)   5   10 12,50   15   15  

 

 

  a) Begin met het benoemen van de assen.
      Zet bij de horizontale as: tijd (uur).
      Zet bij de verticale as: temperatuur (°C).

  b) Maak de verdeling langs de assen verder af.

  c)  Om 88 uur is de temperatuur 5 °C. Het punt (8, 5) is al in de grafiek getekend. Teken nu ook de andere punten in de grafiek.

   d) Verbind de punten met rechte lijnstukjes.

   e) Hoe hoog schat je dat de temperatuur om 9 uur 's morgens was?

   f)  En hoe warm denk je dat het om 15:00 uur was?

 

Opgave 14:

Jolanda en Ito hebben een wandeling gemaakt. In een tabel hebben ze op een aantal momenten bijgehouden hoeveel meter ze gelopen hebben.

tijd (min) 0 5 10   25 30 50
afstand (m) 0 500 1000 2000 2000 4000

 

Jolanda en Ito hebben allebei een grafiek gemaakt bij de tabel.

Kijk goed naar beide grafieken.
a) Welke grafiek is goed?
b) Waarom is de andere grafiek niet goed?

Opgave 15:

Bekijk de grafiek hieronder . In de grafiek is het verband tussen de leeftijd en de lengte weergegeven.

 

       a) Welke lengte hoort bij een leeftijd van 5 jaar?  cm.

       b) Welke leeftijd hoort bij een lengte van 147 cm?  jaar

Opgave 16:

Frits en Michel doen vijf dagen klusjes. Het geld dat ze verdienen is voor een goed doel.
In de grafiek zie je hoeveel ze verdienen.

 

      a) Hoeveel hebben Frits en Michel samen op maandag verdiend?

      b) Op welke dag hebben ze samen €5,- verdiend?

      c) Hoeveel hebben Frits en Michel samen in totaal verdiend?

 

 


2.2 Formules

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Filmpje:

Kennisbank 1:

Kennisbank 2:

Opgave 1 :

 

Vul in:
Een auto rijdt 1 op 10.
Dat wil zeggen dat de auto met 11 liter benzine 10 km kan rijden.

Met 2 liter benzine kan de auto dan …… km rijden.
En met 3 liter benzine kan de auto …… km rijden, enzovoorts.
Als je de hoeveelheid benzine weet, kun je afstand uitrekenen.
afstand is …… maal hoeveelheid benzine.

In formulevorm:

afstand =.......-…....× hoeveelheid benzine

Met 12 liter benzine kan de auto …× 12=…… km rijden.

Opgave 2 :

 

Vul in:
Een kaars van 20 cm wordt aangestoken.
Ieder uur dat de kaars brandt, wordt de kaars 2,5 cm korter.

 

Na 1 uur is de kaars dan …… cm
  Na 2 uur is de kaars dan …… cm
  Na 3 uur is de kaars dan …… cm

Als je het aantal branduren weet, kun je de lengte van de kaars uitrekenen.

In formulevorm:

   lengte = …–…× aantal branduren.

   Hoelang is de kaars na 6 branduren?

 

Opgave 3:

Als je het hebt over energie, dan heb je het over calorieën of Joules.
Voor het omrekenen van calorieën naar Joules kun je de volgende formule gebruiken:

Joules = 4,2 × calorieën

Gebruik de formule om volgende tabel in te vullen:

 

Kennisbank 3:

  Opgave 4:

  Met lucifers kun je vierkanten leggen.
  Kijk maar naar de figuur hiernaast.
   Je ziet dat er met 13 lucifers 4 vierkanten zijn gelegd.

     

 

     a) Hoeveel lucifers heb je nodig voor één vierkant?

     b) Hoeveel lucifers heb je nodig voor twee vierkanten?

     c) Hoeveel lucifers heb je nodig voor drie vierkanten?

     d) Wat is de formule aan die past bij dit verband?

               aantal lucifers =4× aantal vierkanten

               aantal lucifers =3× aantal vierkanten +1

 

 Opgave 5:

     

Meneer Van Driel wil parket kopen voor in de woonkamer.
In de krant ziet hij de advertentie hiernaast.
Meneer Van Driel gaat met de bon naar de winkel.

   

 

   a) Hoeveel moet hij betalen als hij 10 m2 parket koopt?

   b) En hoeveel als hij 20 m2 parket koopt?

   c) Kruis de formule aan die past bij dit verband?

          1.  prijs =75× aantal m2 +50

          2. prijs =50× aantal m2 +75

          3. prijs =75× aantal m2 −50

          4. prijs =50× aantal m2−75

 

Opgave 6:

Carlos werkt in een supermarkt. Hij verdient € 2,50 per uur.

   Met 19 ben je te oud om bij AH te werken' - NRC


a) Welke formule hoort bij dit verband?

    1. aantal uur = 2,5 x loon

     2.  loon 2,5 + aantal uur

     3. loon = 2,5 x aantal uur


   b) Hoeveel verdient Carlos als hij 3 uur werkt?

 

Opgave 7:

   Meneer Bos wil parket in de woonkamer.
    Hij ziet de volgende advertentie

     

     a) Hoeveel betaalt meneer Bos als hij met de bon 10 m² parket besteld  

     b)  Welke formule hoort bij dit verband?

           1 prijs = 100 x aantal m² - 80

           2)  prijs = 80 x aantal m² - 100

Opgave 8:

   Meneer Verhagen heeft een mobiele telefoon.

       Sim-only & mobiele abonnementen | Consumentenbond


   Hij betaalt € 10,- per maand + € 0,10 per minuut die hij belt.
   a)  Hoeveel zijn de belkosten in een maand als meneer Verhagen 90 minuten belt net zijn telefoon

    b)  Welke formule hoort bij dit verband?

          1) belkosten = 0,1 x beltijd + 10

          2) beltijd = 0,1 x belkosten +10

 

 


2.3 Formule en grafiek

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

 

Kennisbank 1:

 Opgave 1 :

  Bekijk de formule:

     lengte = 20 – 2,5× aantal branduren

  Als je bij deze formule een grafiek wilt tekenen, maak je eerst een tabel.
  Met behulp van de waarden in de tabel kun je dan de grafiek tekenen.

    a)  Vul de tabel verder in:

             

branduren b (uur)   0   1   2   3   4   5   6   7   8  
lengte l (cm) …… …… …… …… …… …… …… ……

 

    b) Teken de grafiek in het assenstelsel hieronder. 

         

    

Kennisbank 2: 

 

  Opgave 2 :

   

   Bekijk de volgende twee formules:

  • Formule I:    afstand =25× tijd
  • Formule II:    afstand =40× tijd

    In de formule is de tijd in uren en de afstand in kilometers

   a) Vul de volgende tabel in:

 tijd t (uur)   0    1   2    3   4   5
Formule I afstand a (km) …… …… …… …… …… ……
Formule II afstand a (km) …… …… …… …… …… ……

   

    b) Teken in de figuur op het werkblad de grafieken bij beide formules.
        Gebruik blauw voor formule I en rood voor formule II.

       

     

    c) Bij welke formule is de snelheid het grootst?

 

   

Opgave 3:

 De prijs van een ritje met de taxi hangt af van het aantal kilometer van de rit.
 Het taxibedrijf Atax gebruikt de volgende formule voor het berekenen van de ritprijs:

    ritprijs =2× afstand +4

 De ritprijs is in euro’s en de afstand in kilometers.

   a) Vul de tabel in:

  

afstand a (km)   0   1    2   3   4   5
ritprijs p (euro) …… …… …… …… …… ……

 

    b) Teken de grafiek bij dit verband .

 

  

Opgave 4:

    Bij een verband tussen de afstand en de prijs hoort de formule:
       prijs = 2 x  afstand + 3
   Je ziet hieronder drie tabellen. Welke tabel past bij de formule?

  

          a. Tabel I

        b. Tabel II

        c. Tabel III

 

  Opgave 5 :

   Een kaars van 20 cm wordt aangestoken.
   Met de volgende formule kun je uitrekenen hoe de lengte van de kaars verandert:
     lengte = 20 - 4 x brandtijd

     

   Vul in:

      a = ......................

        b = .....................

        c = ......................

        d = .......................

    

 


 

 

2.4 lineaire verbanden

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Filmpje :

 

Kennisbank 1:

 

Kennisbank 2:

 

Opgave 1:

a. Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Leg uit waarom wel of niet.

b. Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Leg uit waarom wel of niet.

c. Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Leg uit waarom wel of niet.

d. Hoort er bij deze tabel een lineair verband? Leg uit waarom wel of niet.

Opgave 2:

Bij de onderstaande tabellen hoort een lineair verband. Neem de tabellen over en vul ze verder in. Laat zien hoe je aan je antwoorden komt door pijltjes te gebruiken.

A:

B:

C:

D:

Opgave 3:

In dit plaatje zie je 4 grafieken.

Welke grafieken horen bij een Lineair verband en waarom?

     

Opgave 4:

   Het taxibedrijf Atax gebruikt voor het berekenen van de ritprijs de volgende formule:

      ritprijs =2× afstand +4

   De ritprijs is in euro’s en de afstand in kilometers.

  a) Vul de tabel op het werkblad verder in:

 

afstand (km)  0   1   2   3    4  5
ritprijs (euro) …… …… …… …… …… ……

 

  b) Teken  het assenstelsel dat hiernaast staat na en teken de grafiek er in.

 

       

 

  c)  Vul in:
       Omdat de grafiek een rechte lijn is, noem je het verband een.....................

Opgave 5:

 Profile is een aanbieder van mobiele telefonie.
 Met de gegevens uit de tabel kun je uitrekenen hoeveel je per maand betaalt als je een abonnement neemt bij Profile.

 

Profile  
vast bedrag per maand € 15,-
prijs per minuut € 0,15

 

 a) Vul de tabel op je werkblad verder in.

beltijd t (min)   50  100    150   200    250  
belkosten k (€) …… …… …… …… ……

 

  b) Teken het assenstelsel hiernaast na en teken de grafiek er in.

         

  c) Is het verband tussen de beltijd t en de belkosten k een lineair verband?
      Leg uit waarom.

Opgave 6:

 

Bekijk de volgende twee formules:

  • Formule I:    afstand =10× tijd
  • Formule II:    afstand =2 × tijd x tijd 

In de formule is de tijd in uren en de afstand in .

  a) Vul de volgende tabel op het werkblad in:

tijd t (uur)  0  1  2    3   4  5
Formule I afstand a (km) …… …… …… …… …… ……
Formule II afstand a (km) …… …… …… …… …… ……

 

  b) Teken de grafieken bij beide formules in hetzelfde assenstelsel, gebruik verschillende kleuren.

          

  b) Is het verband bij formule I een lineair verband?
      En hoe zit dat met het verband bij formule II?

Opgave 7:

Lara heeft een kaars van 30 cm lang.
Ieder uur dat de kaars brandt, wordt de kaars 2 cm korter.

  a) Vul de tabel op het werkblad in.

brandtijd (uur)   0   2    4   6   8 10
lengte (cm) …… …… …… …… …… ……

 

 b) Hoe kun je aan de tabel zien dat het verband tussen de brandtijd en de lengte een lineair verband is?

 

Opgave 8:

  Je ziet twee grafieken die allebei een verband tussen tijd en prijs weergeven.

 

      a) In welke grafiek(en) is het verband tussen de tijd en prijs lineair?

         1)  Alleen in grafiek I

       2) Alleen in grafiek II

       3) Zowel in grafiek I als in grafiek II

 

 Opgave 9:

Je ziet drie tabellen met daarin het verband tussen tijd en prijs weergeven.
 

   

 a)  In welke tabellen is dit verband lineair? Laat dit zien!

    1)   In tabel I en II

    2)   In tabel I en III

    3)   In tabel II en III

Opgave 10 :

  

 De volgende drie formules geven het verband tussen tijd en prijs weer.
     I : prijs = 2 x tijd + 4
     II : prijs = 40 - 2 x tijd + 4
    III : prijs = tijd x tijd + 4


Welke formules horen bij een lineair verband tussen tijd en prijs?

  1)   Formule I en II

  2)   Formule I en III

  3)   Formule II en III

 

 

2.5 Alles door elkaar.

 

 

 

 

 

 

Opgave 1:

 

Kijk goed naar deze grafiek en beantwoord de volgende vragen.

a. Na hoeveel seconde heeft deze man voor het eerste stil gestaan?

b. Hoevaak heeft deze man stil gestaan?

c. Hoeveel meter heeft deze man gelopen na 100 sec ?

d. Hoeveel heeft deze persoon na 2 minuten gelopen?

 

Opgave 2:

Kijk goed naar de grafiek.

a. Wat betekenen de .02 en .04 enz op de horizontale as?

b. Neem de tabel over en vul hem in.

minuten 12:00  12:02  12:04  12:06   12:08
km ..... ..... ..... ..... .....

 

c. Hoelaat is de chauffeur op zijn eindbestemming aangekomen?

 

Opgave 3:

 Teken in het assenstelsel hieronder de grafiek die bij de tabel hoort.

x-as    0     1   2   3  4  5
y-as  1  1,9    2,8    3,7    4,6     5,5   

 

Opgave 4:

 Teken de grafiek die bij de tabel hieronder hoort.

x-as         0          1    2    3   4   5
y-as      1    1,55      2,10      2,65     3,20     3,75

 

Opgave 5 :

 

Teken de grafiek van tabel 1 in het zwart en de grafiek van tabel 2 in het rood.

tabel 1:

x-as      0   2    4     6     10     12
y-as 12   10      8   6    2    0

 

tabel 2:

x-as  0      4       8    12
y-as 10   7,2       4,3      1,7

 

Opgave 6:

Vul de tabel in bij de volgende formule.

  Kosten in euro's = 2,50 + aantal kranten x 0.75

aantal kranten  0   5    10   15    40  
kosten          

 

Opgave 7:

Vul de tabel in bij de volgende formule.

  Bedrag in euro's = 3,75 + 5,40 x aantal uur

aantal uur 0 2 4 6 8 10
bedrag in euro's .......... ......... ........ ........ ....... .........

 

 

 

Samenvatting

Bekijk alle kennisbankjes

D-toets

Je sluit het thema Verbanden af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Herhaling

Maak de volgende opgaven.


Voor het maken van de volgende opgaven heb je het
Werkblad Verbanden nodig.




03 Informatieverwerken

Hoeveel geld geeft een gezin uit aan eten, drinken en wonen?
En hoeveel geld is er dan over voor de andere uitgaven?

In deze opdracht vergelijken jullie het uitgavenpatroon van drie gezinnen:
- een gezin met een laag inkomen,
- een gezin met een gemiddeld inkomen en
- een gezin met een hoog inkomen.


Om de uitgaven goed met elkaar te vergelijken, maak je gebruik van diagrammen. Hoe je dat kunt doen, leer je in dit thema.

 

3.1 Rekenen met procenten

 

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Filmpje:

 

Kennisbank 1:

 

Kennisbank 2 :

 

 Opgave 1: 

  a) Vul in
      Je wit uitrekenen hoeveel 30% van € 200,- is.
      30% =…......=….......
      30% van 200=…......×200 =….........×200 = …….
      Dus 30% van € 200,- is € …….......

  b)  Vul in:
      Je verdient € 40,- per maand.
      Daarvan geef je € 16,- uit aan snoepgoed.
      € 16,- van de € 40,- is ……=......…=………=…......=…..... %
      Je geeft dus ……% van je verdiensten uit aan snoepgoed.

Opgave 2: 

In het cirkeldiagram zie je hoe de leerlingen van het Weilandcollege naar school komen.
Op het Weilandcollege zitten 800 leerlingen.

 

     

 

   a) Reken uit hoeveel leerlingen met de bus naar school komen.

   b) Reken uit hoeveel leerlingen lopend naar school komen.

 

Kennisbank 3:

 

Opgave 3:

 George heeft € 80,- voor zijn verjaardag gekregen.
 Hieronder zie je waar hij zijn geld aan uitgeeft.

     a)  George geeft € …… uit aan computerspelletjes.
         € …… van de € 80,- is = 0,4 =….=  0,4 =….%.
  George geeft dus …… % van zijn zakgeld uit aan computerspelletjes.

     b) Hoeveel procent van zijn geld spaart George?

 Opgave 4:

  

    1. Een boekhandelaar verkoopt per week 800 boeken.

       Dit zijn de bestverkochte Nederlandstalige boeken van 2018 - Boeken - Knack

 

       20% van deze boeken zijn thrillers.

        a) Hoeveel thrillers verkoopt de boekhandelaar per week?


       55% van deze boeken zijn romans.

         b) Hoeveel romans verkoopt de boekhandelaar per week?

 

   2. In klas 11A zitten 30 leerlingen.

       Helft scholieren maakt wel eens discriminatie mee - EenVandaag


     Voor het proefwerk wiskunde hadden 9 leerlingen een onvoldoende.
       a)   Hoeveel procent van de leerlingen had een onvoldoende?

 

Kennisbank 4: 

  

 

 Opgave 5:

 Meneer en mevrouw Satir verdienen samen € 36.000,- per jaar.
 In de tabel zie je het bestedingspatroon van de familie Satir.

 

Uitgave % kommagetal      berekening bedrag
Wonen   25 %     0,25 0,25×36.0000    € ……
Kleding   22 %     0,22 …… € ……
Voeding   28 %     0,28 …… € ……
Auto …… % …… …… € 1.800
Overigen …… % …… …… € ……
Totaal  100 % …… …… € 36.000


 a) Vul de tabel verder in.
     Controleer de antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
     Hebben jullie dezelfde antwoorden? Bespreek de eventuele verschillen.

Opgave 6:   

    Bereken en vul in.

       a) 1% van 500 = .................................   

       b)  5% van 600 = ................................

       c)  70% van 800 = ...............................

       d)  10% van 50 = .................................

       e)   60% van 50 = .................................

 

Opgave  7:  

     Bereken en vul in.

       a) 13% van 300 =   ..........................

       b)  65% van 800 =  ...........................

       c)   25% van 700 =  ...........................

       d)  25% van 60 = ...............................

       e)  15% van 60 =   ..............................

 Opgave  8 :

   Een klas van 30 leerlingen heeft een proefwerk wiskunde gemaakt.
   20% van de leerlingen heeft een onvoldoende gehaald.
   a) Hoeveel leerlingen zijn dat?

      a)   2 leerlingen

      b)   6 leerlingen

      c)   20 leerlingen

      d)   24 leerlingen

 Opgave  9 :

  Een boekhandelaar verkoopt 650 boeken per week.
 10% van de boeken die hij verkoopt zijn thrillers en 40% van de boeken die hij verkoopt zijn romans.

     a) Hoeveel thrillers verkoopt de boekhandelaar per week? boeken

     b)  Hoeveel romans verkoopt de boekhandelaar per week?  boeken

  Opgave  10 : 

   Irma krijgt € 40,- zakgeld per maand.
   Van haar zakgeld geeft ze € 10,- uit aan naar de film gaan en ze spaart € 16,- per maand.

     a)  Hoeveel procent van haar zakgeld geeft Irma uit aan naar de film gaan? %

     b)  Hoeveel procent van haar zakgeld spaart Irma

 

 

 

 

 

 

Filmpje:

 

 

 

OPDRACHTEN:

OPDRACHTEN

 


3.2 Beeld en staafdiagram

 

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Filmpje:

 

Kennisbank 1:

 

 

Opgave 1:

 In deze beeldgrafiek hieronder  zie je achter elk asiel plaatjes van honden staan. Onder de tabel zie je dat één plaatje van een hond gelijk is aan 2 honden.

  Beeldgrafiek aflezen

   a) Hoeveel honden zitten er in Asiel 1?

   b) Hoeveel honden zitten er in het Hondenasiel ?

 

Opgave 2:

 Aan een groep jongeren is gevraagd hoe zij aan hun geld komen. De antwoorden staan in de tabel hieronder.

   

    a) Waarom staan er in het beelddiagram bij zakgeld 6 kruisjes?

    b) Maak het beelddiagram af .

 

 Opgave 3

 

In het beelddiagram zie je voor een aantal landen het gemiddelde jaarinkomen per inwoner in euro’s. Uit het diagram kun je aflezen dat iemand uit Nederland gemiddeld
  11×2.000,- = € 22.000 verdiend.

   

  

   a) Hoeveel is het gemiddeld jaarinkomen per inwoner in België?

   b) Hoeveel is het gemiddeld jaarinkomen per inwoner in Indonesië?

   c) Het gemiddeld jaarinkomen per inwoner in China is € 7000,-.
      Geef dit inkomen aan in het beelddiagram .

 

Opgave 4:

  Aan 88 leerlingen is gevraagd hoe ze aan geld komen.

  Met de antwoorden is een beelddiagram gemaakt.

   Beeld- en staafdiagram vmbo-b12 - Lesmateriaal - Wikiwijs

  a)  Tel het aantal poppetjes. Hoeveel leerlingen stelt ieder poppetje voor?

  b)  Hoeveel leerlingen verdienen hun geld met babysitten?

  c)  Volgens Kim krijgt 50% van de leerlingen zakgeld. Klopt dat? Laat dit zien met een berekening.

 

Kennisbank 2:

Opgave 5 : 

Op 10 maart 2006 zijn er gemeenteraadsverkiezingen gehouden.
In de gemeente Bergeyk deden 4 partijen mee aan de verkiezingen.
In het staafdiagram zie je hoeveel zetels iedere partij heeft gehaald.     


 

  a) Welke partij heeft de meeste zeteld gehaald?

  b) Hoeveel zetels zijn er in totaal in de gemeente Bergeyk?  

 

Opgave 6: 

Een klas heeft een toets geschiedenis gemaakt.
In de tabel zie je de resultaten.

cijfer   4    5      6     7      8      9  
aantal keer  2   3   5   7   5    3

   

 a) Maak het beelddiagram en staafdiagram verder af.

     

     b)  Hoeveel leerlingen zitten er in de klas?

    c)  Hoeveel leerlingen hebben er een onvoldoende (lager dan een 6)?

 

Opgave 7: 

 In een klas zitten 32 leerlingen.
 Sommige leerlingen komen lopen naar school, sommigen met de bus, anderen met de fiets of met de brommer.
 Bij het beelddiagram staat: x = twee leerlingen.

   a )  Hoeveel kruisjes komen er in het beelddiagram?
   b)   Maak in het beelddiagram zelf een verdeling en maak vervolgens bij de verdeling een staafdiagram.

 

Kennisbank 3: 

 

 

 

 

Opgave 8: 

 In een ooievaarsdorp is een aantal jaar het aantal ooievaars geteld. Zie tabel hieronder.

Opnieuw zien veel ooievaars af van trek naar het zuiden | NOS

     jaar  2000       2001     2002      2003      2004      2005  
aantal ooievaars    35     30    25     40    45     25

 

   

    a) Zet  bij de horizontale as de jaartallen 2000, 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005.

    b) Zet bij de verticale as de getallen 20,  25,  30,  35,  40,  45 en  50

    c)  Teken nu in het assenstelsel de grafiek bij de tabel.

 

Opgave  9:

Bij deze tabel ga je een grafiek tekenen. Het begin staat al. Zie assenstelsel hieronder.

tijd (uur)   8:00     10:00      12:00   14:00    16:00      18:00  
temperatuur (°C)     5     10    12,5    15    15    10

 

 

Begin met het benoemen van de assen.
Zet bij de horizontale as: tijd (uur).
Zet bij de verticale as: temperatuur (°C).

 

 a) Maak de verdeling langs de assen verder af.

 b)  Om 8 uur is de temperatuur  5 °C. Het punt (8 , 5) is al in de grafiek getekend. Teken nu ook de andere punten in de grafiek.

 c) Verbind de punten met rechte lijnstukjes.

 d) Hoe hoog schat je dat de temperatuur om 9 uur 's morgens was?

 e) En hoe warm denk je dat het om 15:00 uur was?

3.3 steelbladdiagram

 

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

Filmpje : 

 

Kennisbank 1:

Opgave 1: 

Bekijk de getallen.
14, 16, 17, 23, 24, 25, 25, 26, 28, 30, 32 en 34.
Met deze getallen wordt een steel-bladdiagram gemaakt.


De tientallen staan in de steel.
De eenheden staan in het blad.
 a) Neem het steel-bladdiagram over en maak hem verder af.  

 

Opgave 2: 

Hieronder zie je cijfers voor een proefwerk Frans.
Met de cijfers wordt een steel-bladdiagram gemaakt.

  2,3      3,2       3,4     3,8      4,2      4,4  
  4,4    4,7    5,0   5,0   5,3   5,5
  5,9    5,9    6,0    6,3   6,5   6,5
  6,5    6,8    6,8    7,2   7,2   7,6
  7,6    7,7    8,0    8,3   9,0   9,5

 

   a) Neem het steel-bladdiagram over en maak het af.

   b) Hoeveel leerlingen hadden er een onvoldoende (is lager dan 5,5 ) voor dit proefwerk?

 

Opgave 3:

 Twee klassen (2A en 2B) hebben een proefwerk Aardrijkskunde gemaakt.

 De resultaten staan in het steel-bladdiagram.

  

 

    a) Hoeveel leerlingen hebben er in totaal een 7,5 voor het proefwerk gehaald?

    b) Hoeveel leerlingen hebber er in totaal lager dan een 5 gehaald?

    c)  In welke klas zijn er de meeste onvoldoendes (lager dan 5,5) gehaald?

 

Opgave 4:

Een klas heeft een proefwerk Geschiedenis gemaakt.
In het steel-bladdiagram zie je de resultaten.

 

   a) Hoeveel leerlingen zitten er in deze klas?

   b) Wat is het laagste cijfer dat is gehaald?

   c) Hoeveel leerlingen hebben er een 6,5 of hoger gehaald voor het proefwerk?

   d) Bereken het gemiddelde van alle cijfers.

 

Opgave 5:

 

Klas 2A heeft een proefwerk wiskunde gemaakt.
In het steel-bladdiagram zie je het resultaat.


    a) Hoeveel leerlingen zitten er in de klas?   

    b) Hoeveel leerlingen hebben er een 6,6 gehaald?    

    c) Hoeveel leerlingen hebben er lager dan een 6,0 gehaald? 

Opgave 6:

Tien leerlingen hebben een conditietest gedaan.
Ze moesten in 12 minuten zo'n groot mogelijke afstand afleggen.
Hieronder zie je de afgelegde afstanden in km.

  2,3    1,6    2,1    1,9    2,3    0,9    2,8    3,1    2,9    en    3,0

Maak het steel-bladdiagram verder af.

     a = ..................

     b =...................

     c =...................

     d =...................

 

Opgave 7: 

Twee klassen hebben een proefwerk wiskunde gemaakt.
Met de cijfers is een dubbel steel-bladdiagram gemaakt.

 


 

    a)  In welke klas heeft een leerling een 2,9 gehaald?  

    b)  In welke klas hebben is het aantal leerlingen met een cijfer tussen de 7 en de 8 het grootst? 

    c)  In welke klas hebber er meer leerlingen een cijfer hoger dan 8 gehaald? 

 

 

 

 

Filmpje:

 

OPDRACHTEN:

Voor het maken van de volgende opdrachten heb je het Werkblad cirkeldiagram nodig.

3.4 Cirkeldiagram

 

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Filmpje:

Kennisbank 1: 

Opgave 1: 

 

Een boekhandelaar verkoopt drie soorten boeken: romans, studieboeken en stripboeken.
In het cirkeldiagram zie je welke boeken op een dag zijn verkocht. 

 

   a) Van welk soort boeken zijn er het meeste verkocht?

 

Opgave 2:

Een pizzeria heeft een jaar lang bijgehouden welke pizza's verkocht zijn. In het cirkeldiagram zie je het resultaat.

 

     

   a)  Welke pizza wordt het meest verkocht.

 

Opgave 3: 

Op een zaterdag zijn er in het totaal 400 boeken verkocht.
 

 

      

  a)  Hoeveel ​studieboeken​ heeft zijn er op die zaterdag door de boekhandelaar verkocht?

        1)  80

        2)  100

        3)  125

 

Filmpje: 

 

Kennisbank 2:

Opgave 4: 

Aan 100 mensen is gevraagd wat hun favoriete sport is.
Ze mochten kiezen uit voetbal, tennis, volleybal en hockey.
De resultaten vind je in de tabel.

Sport aantal Percentage
Voetbal   60        60 / 100=0,6=60%
Tennis   24 ……
Volleybal   10 ……
Hockey   6 ……
Totaal   100 ……

 

  a) Vul de kolom percentage verder in.

  b) Bij de tabel is een cirkeldiagram gemaakt.
      Zet de juiste namen bij de sectoren.

      
 

 

Opgave 5: 

 

Een boekhandelaar verkoopt drie soorten boeken: romans, studieboeken en stripboeken.
Op een zaterdag zijn er 800 boeken verkocht.
In het cirkeldiagram zie je welke boeken verkocht zijn.

 

  a) Van welk soort boeken zijn er die zaterdag het minste verkocht?

  b) 25% =0,25=
      Vul in:

        1)  30% =…..........

        2)  45% =….........

   c) Hoeveel boeken van elke soort zijn er verkocht?   

       1)  Stripboeken.

       2) Studieboeken.

       3) Romans.

Opgave 6:

 

Een boekhandelaar verkoopt drie soorten boeken: romans, studieboeken en stripboeken.
In het cirkeldiagram zie je welke boeken op een dag zijn verkocht.

 

  a)  Van welk soort boeken zijn er het meeste verkocht?

 

Kennisbank 3:

Opgave 7: 

Iram krijgt per maand € 40,- per maand.
Haar belangrijkste uitgavenposten zijn kleding en haar telefoon.
Kijk maar in de tabel.

Uitgave Bedrag
Kleding € 15,-
Bellen € 17,-
Overigen € 8,-

 

  a)  Met welke kleur is ‘bellen’ in het cirkeldiagram aangegeven?

  b) Maak de legenda af.

         

      

       Iram geeft € 17,- uit aan bellen, dat is:

      17 / 40=0,425=42,540=0,425=42,5 %.

    c)  Bereken ook hoeveel procent Iram uitgeeft aan kleding en aan overigen.
         Zet de percentages bij het cirkeldiagram.

 

Opgave 8: 

Ling krijgt van haar ouders € 50,- per maand.
In de tabel zie je waar ze haar geld aan uitgeeft.
Bij de tabel is een cirkeldiagram gemaakt.

                   

       1)    a =..............................  %

      2)    b = ...............................%

      3)    c = ................................%

      4)    d =..................................%

 

 

 

 

 

Filmpje:

 

 

 

 

OPDRACHTEN:

3.5 Gemiddelde

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Kennisbank:

 

Opgave 1:

Je hebt tot nu toe voor wiskunde vier proefwerken.
Je cijfers zijn: 5, 7, 6 en 8.

 Vul in:
 Het gemiddelde bereken je dan als volgt:
 (5+7+6+…... ) : 4 =………=…

  Je staat dan dus een …… gemiddeld voor wiskunde.

Opgave 2:

Je hebt voor Engels een 4 , 5 en een 8 gehaald.

 a) Wat is jouw gemiddelde cijfer voor Engels?

     Rond af op 1 decimaal

Opgave 3:

De vader van Max is vertegenwoordiger. Hij bezoekt iedere dag een aantal klanten.
 In een tabel houdt hij bij hoeveel kilometer hij rijdt.

 

  

 a) Hoeveel kilometers rijdt de vader van Max gemiddeld per dag?

Opgave 4:

Je hebt voor Frans vier proefwerken gemaakt.
Je had een 7, een 9, een 6,5 en een 4 voor deze proefwerken.

a)  Wat is het gemiddelde voor Frans?

  Rond af op 1 decimaal.

 

Kennisbank 2:

 

Opgave  5:

 Een SO telt 1 keer mee en een proefwerk telt 2 keer mee.

 Els haalt voor 2 SO's van Wiskunde een 5 en een 8.

 Voor haar proefwerken haalt ze een 4,een 8 en een 7.

 a)   Bereken het gemiddelde van Els.

       Rond af op 1 decimaal.

Opgave 6:

 Een SO telt 1 keer mee en een proefwerk telt 2 keer mee.

 Kim haalt voor 2 SO's van Nederlands een 9 en een 8.

 Voor haar proefwerken haalt ze een 4,een 5 en een 7.

  a)  Bereken het gemiddelde van Kim.

 

 

 

Opgave 7:

Van 20 soldaten is de lengte gemeten.
De resultaten staan in de tabel.

lengte (cm)  175      180      185     190     195  
Aantal soldaten    4    6     5    3    2


 a) Bereken de gemiddelde lengte van de soldaten.

Opgave 8:

Van 12 soldaten is de lengte gemeten.
 De resultaten staan in de tabel.

  

  a) Bereken de gemiddelde lengte van deze 12 soldaten.

 

 


Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Steel- en bladdiagram

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Samenvatting

Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Informatie verwerken af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.



Succes!

Toets:Informatie verwerken

Oefentoets

Hier vind je een toets die lijkt op het proefwerk zodat je je goed kan voorbereiden.

Je kan de oefentoets zelf nakijken.

Oefentoets H3

Antwoorden oefentoets H3

Herhaling

Maak de volgende opgaven.
Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Informatie verwerken nodig.




Herhaling:Informatie verwerken

Diagrammen in Excel

Je hebt vast al wel eens eerder met het programma Excel gewerkt.
In dit rekenprogramma kun je ook diagrammen maken.

Download het practicum Diagrammen in Excel.
Download ook het bijbehorende Excelbestand Diagrammen.xlsx.
Sla de bestanden op op een plaats waar je ze gemakkelijk terug kunt vinden.

Open het pdf-bestand.
Werk de opdrachten in het bestand stap voor stap door.

Klaar?
Je hoort van je docent hoe het ingevulde werkblad wordt nagekeken.

Je weet nu hoe je een cirkeldiagram in Excel maakt.
Je gaat nu ook een bevolkings'piramide' in Excel maken.

Download de opdracht Bevolkings'piramide' in Excel.
Download ook het bijbehorende Excelbestand Bevolking.xlsx.
Sla de bestanden op op een plaats waar je ze gemakkelijk terug kunt vinden.

Open het pdf-bestand.
Werk de opdrachten in het bestand stap voor stap door.

Klaar?
Je hoort van je docent hoe het ingevulde werkblad wordt nagekeken.

04 Kijkmeetkunde

Een bouwbedrijf wil een vakantiepark met vakantiehuisjes aanleggen.

Het park komt bij het plaatsje Opperdam. De naam van het park wordt “Heideheuvel”.

De vakantiehuisjes gaan ze verkopen.


Het bouwbedrijf heeft een folder nodig.

In de folder staat informatie over het park en informatie over de omgeving.
Het bouwbedrijf wil ook een mooie maquette van een huisje hebben.
De folder en de maquette ga jij aan het eind van het thema voor het bouwbedrijf maken.
Om het bouwbedrijf te helpen bij het maken de folder en de maquette moet je kunnen werken met
lengte- en oppervlaktematen. Je moet kunnen werken met schaallijnen en uitslagen. En je moet iets weten van aanzichten en van kijklijnen en kijkhoeken. En daarover gaat dit thema.

4.1 Voorkennis deel 1 : Omtrek en lengtematen

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Kennisbank:

 

 

 

Filmpje:

 

 

OPDRACHTEN:

 

4.2 Voorkennis deel 2: Oppervlakte en oppervlaktematen

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Kennisbank:

 

 

Filmpje:

 

 

OPDRACHTEN:

 

4.3 Aanzichten

In deze paragraaf ga je leren:

- Welke verschillende aanzichten heb je

- Tekenen van een vooraanzicht, zijaanzicht en bovenaanzicht.

- Hoe geef je in een bovenaanzicht van een kubussenbouwwerk aan hoeveel kubussen er op elkaar gestapeld zijn

 

6.1 opgave 1

 

kennisbank

 

bekijk het filmpje:

 

6.1 opgave 2

 

6.1 opgave 3

 

6.1 opgave 4

 

bekijk het filmpje:

 

6.1 opgave 5

 

6.1 opgave 6

 

6.1 opgave 7

 

6.1 opgave 8

 

6.1 opgave 9 - ALLEEN 2-MAVO

 

6.1 opgave 10 ALLEEN 2-MAVO

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

4.4 Kijklijnen en kijkhoeken

In deze paragraaf ga je leren:

- wat zijn kijklijnen

- hoe kun je met kijklijnen bepalen wat je wel kan zien

- het meten van een kijkhoek

- het bepalen van een dode hoek

 

Bij deze paragraaf moet je gebruik maken van een werkblad.
Klik voor het werkblad hier.

 

kennisbank

 

6.2 opgave 1

 

6.2 opgave 2

 

kennisbank

 

6.2 opgave 3

 

6.2 opgave 4

 

bekijk het filmpje:

 

6.2 opgave 5

 

6.2 opgave 6

 

6.2 opgave 7

 

6.2 opgave 8

 

6.2 opgave 9

 

6.2 opgave 10

 

6.2 opgave 11 ALLEEN 2-MAVO

 

 

 

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

4.5 Inhoud

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

 

UITLEG

KENNISBANK: Inhoud

FILMPJE

OPDRACHTEN

Samenvatting

Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Kijkmeetkunde af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Toets:Kijkmeetkunde

Proeftoets

 

ANTWOORDEN OEFENTOETS

Herhaling

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Inhoud balk

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

Maak de volgende opgaven.
Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Kijkmeetkunde nodig.




Herhaling:Kijkmeetkunde

05 Negatieve getallen

Aan het eind van dit hoofdstuk:

  • kun je negatieve getallen aangeven op een getallenlijn.
  • kun je optellen met negatieve getallen.
  • kun je aftrekken met negatieve getallen.
  • kun je werken met negatieve getallen in een assenstelsel.

 

5.1 Wat is negatief?

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

Uitleg:

KENNISBANK: Wat is negatief

 

Filmpje:

 

Opdrachten:

5.2 Assenstelsel

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

Uitleg:

KENNISBANK: Negatief in het assenstelsel

 

Filmpje:

 

Opdrachten:

Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Negatief in het assenstelsels nodig.

5.3 Optellen

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

Uitleg:

KENNISBANK:Optellen van negatieve getallen

 

Filmpje:

 

Opdrachten:

Opdrachten:Optellen met negatieve getallen

5.4 Aftrekken

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

Uitleg:

KENNISBANK: Aftrekken met negatieve getallen

 

Filmpje:

 

Opdrachten:

Oefentoets

Je sluit dit hoofdstuk af met een proefwerk.

Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een Oefentoets.

Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.

Aan het einde van de oefentoets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen of je gaat je verder verdiepen.

Succes!

Toets:Negatieve getallen

Extra oefeningen

Extra oefeningen:

opdrachten 

antwoorden

06 Stelling van Pythagoras

Leerdoelen

Aan het eind van dit thema:

  • kun je het kwadraat van een getal uitrekenen;
  • weet je dat bij het rekenen kwadrateren voor vermenigvuldigen, delen, optellen en aftrekken gaat;
  • kun je de wortel uit een getal uitrekenen;
  • kun je vermenigvuldigen met negatieve getallen;
  • weet je wat machtsverheffen is.

6.1 Kwadraten

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Kennisbank:

 

 

 

 

Filmpje:

 

Opdrachten:

 

6.2 Wortels

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Kennisbank:

 

 

 

 

 

Filmpje:

 

Opdrachten:


6.3 Machten

In deze paragraaf ga je leren:

- wat is een macht in wiskunde

- hoe reken je met een macht met je rekenmachine

- hoe reken je met machten in de rekenregels

 

4.3 opgave 1

 

kennisbank

 

4.3 opgave 2

 

4.3 opgave 3

 

bekijk het filmpje

 

4.3 opgave 4

 

4.3 opgave 5

 

4.3 opgave 6

 

kennisbank

 

4.3 opgave 7

 

4.3 opgave 8

 

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

 


6.4 Rechthoekige driehoek

In deze paragraag ga je leren:

- hoe herken ik een rechthoekige driehoek

- wat is de lange zijde van een rechthoekige driehoek

- wat zijn de korte zijden van de rechthoekige driehoek

 

 

WAT JE VOORAF MOET WETEN!

Als je het verschil niet weet tussen een gelijkbenige driehoek,
een gelijkzijdige driehoek of een rechthoekige driehoek,
kijk dan nog eens terug bij
paragraaf 1.5, kennisbank 1.

 

 

4.4 opgave 1

 

4.4 opgave 2

 

kennisbank

 

4.4 opgave 3

 

4.4 opgave 4

 

4.4 opgave 5

 

bekijk het filmpje

 

4.4 opgave 6

 

4.4 opgave 7

 

4.4 opgave 8

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

6.5 Lange zijde berekenen

In deze paragraaf ga je leren:

- wat is de stelling van Pythagoras?

- hoe reken je de schuine zijde van een rechthoekige driehoek

 

 

4.5 opgave 1 

 

4.5 opgave 2

 

kennisbank

\

 

4.5 opgave 3

 

4.5 opgave 4

 

kennisbank

4.5 opgave 5

 

bekijk het filmpje:

 

4.5 opgave 6

 

4.5 opgave 7

 

4.5 opgave 8

 

4.5 opgave 9

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

6.6 Korte zijde berekenen

In deze paragraaf ga je leren:

- hoe je een korte zijde berekent van een rechthoekige driehoek met de Stelling van Pythagoras

 

4.6 opgave 1

 

kennisbank

 

4.6 opgave 2

 

4.6 opgave 3

 

kennisbank

 

4.6 opgave 4

 

bekijk het filmpje

 

4.6 opgave 5

 

4.6 opgave 6

 

4.6 opgave 7

 

4.6 opgave 8

 

4.6 opgave 9 - ALLEEN 2-MAVO

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

 

Open bestand Antwoorden korte zijde berekenen

07 Vergelijkingen

Voorkennis: Lineair verband

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Lineair verband

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Voor het maken van de volgende opdrachten heb je het
Werkblad Lineair verband nodig.

Opdrachten:Lineair verband

7.1 Vergelijkingen oplossen met inklemmen

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

KENNISBANK:

 

FILMPJE:

OPDRACHTEN:


Extra opdrachten om inklemmen helemaal onder de knie te krijgen:

Gebruik steeds een inklemtabel!!

Opgaven

1.  Pedro werkt bij de brandweer. Hij krijgt per uur zijn loon betaald. De formule die hier bij hoort is:

     Verdiensten in euro = 5 + 15 x aantal gewerkte uren

     Pedro verdient op een dag €140.

     Bereken met inklemmen hoeveel uur Pedro heeft gewerkt??

     Schrijf eerst de vergelijking op die hier bij hoort en ga dan op zoek naar de oplossing door middel van   inklemmen.

 

2.  Jan verkoopt kaartjes voor een voetbalwedstrijd. Per kaartje maakt hij 40 eurocent winst. Hij maakt winst volgens de formule:    

      winst in euro = 2 + 0,40k.
      k = het aantal kaartjes

     Bereken met inklemmen hoeveel kaartjes Jan moet verkopen, zodat de winst 28 euro is.

    Schrijf eerst de vergelijking op die hier bij hoort.

 

3.  Los de vergelijkingen op met inklemmen:

a   300 - 1,5 x t = 150

b   25 + 5 x t = 275

c   0,65 + 0,15 x t = 3,95

 

4.  Bart kweekt tomaten op zijn boerderij. Hij krijgt 200 tomaten per jaar van zijn buurman. Zelf kweekt hij tomaten    
    volgens de formule:

     Totaal aantal tomaten per jaar = 200 + 16t

     t = tijd in maanden

     Hoeveel maanden moet Bart tomaten kweken, zodat hij op een totaal aantal van 792 tomaten komt?

Schrijf eerst de vergelijking op die hier bij hoort.

7.2 Formules vergelijken

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

Kennisbank:

 

 

 

 

 

 

 

Filmpje:

 

 

 

OPDRACHTEN:


Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Lineair vergelijking nodig.

7.3 Rekenstappen in schema = Rekenschema = Pijlen schema

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

 

KENNISBANK:

FILMPJE:

OPDRACHTEN:


Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Vergelijkingen af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Toets:Vergelijkingen

Herhaling

Je hebt vast al wel eens eerder met het programma Excel gewerkt.
In dit rekenprogramma kun je ook werken met tabellen, grafieken en formules.

Download het practicum Tabellen, grafieken en formules in Excel.
Download ook het bijbehorende Excelbestand TGF.xlsx.
Sla de bestanden op op een plaats waar je ze gemakkelijk terug kunt vinden.

Open het pdf-bestand.
Werk de opdrachten in het bestand stap voor stap door.

Klaar?
Je hoort van je docent hoe het ingevulde werkblad wordt nagekeken.

08 Cirkels

In het dagelijkse praktijk heb je regelmatig te maken met de omtrek en oppervlakte van figuren.

Op internet kun je filmpjes vinden waarin uitgelegd wordt hoe je iets uit kunt rekenen.

Zou jij zo'n filmpje zelf kunnen maken? Dat ga je aan het eind van dit thema samen met een klasgenoot doen.
Maar voordat je dat gaat doen, moet je natuurlijk wel zelf weten hoe je de omtrek en
oppervlakte uitrekent. En dat ga je nu eerst leren in dit thema.

 

 

8.0 Voorkennis

Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.

Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.

Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.

 

KENNISBANK:

 

 

 

FILMPJE:

 

 

OPDRACHTEN:

Bij het maken van de opgaven heb je het Werkblad Cirkel nodig

8.1 Omtrek cirkel

In deze paragraaf ga je leren:

- Hoe je de omtrek van een cirkel berekent.

- Hoe je de diameter berekent als je de omtrek weet.

- Hoe je de straal berekent als je de omtrek weet.

 

6.6 opgave 1

 

6.6 opgave 2

 

kennisbank

 

6.6 opgave 3

 

bekijk het filmpje

 

6.6 opgave 4

 

kennisbank

 

6.6 opgave 5

 

bekijk het filmpje

 

6.6 opgave 6

 

6.6 opgave 7

 

6.6 opgave 8

 

6.6 opgave 9

 

kennisbank

 

6.6 opgave 10

 

6.6 opgave 11

 

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

 

8.2 Oppervlakte cirkel

In deze paragraaf ga je leren:

- Hoe je de oppervlakte van een cirkel berekent

- Hoe je de diameter of straal van een cirkel berekent als je de oppervlakte weet

- Wanneer een bepaald punt binnen een cirkel valt

 

6.7 opgave 1

 

6.7 opgave 2

 

kennisbank

Kennisbank 4.7

 

6.7 opgave 3

 

bekijk het filmpje:

 

6.7 opgave 4

 

6.7 opgave 5

 

6.7 opgave 6

 

6.7 opgave 7

 

 

6.7 opgave 8

 

bekijk het filmpje:

 

6.7 opgave 9

 

6.7 opgave 10 - ALLEEN 2-MAVO

Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.

 

Open bestand Opdrachten oppervlakte cirkel

D-toets

Herhaling

Maak de volgende opgaven.


Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Omtrek en oppervlakte

Herhaling:Omtrek en oppervlakte

09 Verhoudingen en procenten

SALE!!!   -    UITVERKOOP!!!

De beste tijd om spullen te kopen is tijdens de uitverkoop.

Je krijgt dan korting op vele artikelen en dus hoef je minder te betalen!

Om uit te rekenen wat je dan betaalt, moet je kunnen rekenen met verhoudingstabellen en procenten

In dit thema ga je aan de slag met verhoudingen en procenten.
En hopelijk snap je aan het eind van het thema op welke manier belastingen invloed hebben op de prijzen. Bijvoorbeeld op de prijs van benzine.

9.1 Verhoudingstabellen

Je gaat in deze paragraaf leren:

- Wat is een verhoudingstabel.

- Hoe kan ik rekenen met een verhoudingstabel

- Hoe kan ik prijzen vergelijken met een verhoudingstabel

 

 

 

Bekijk het filmpje

\

 

9.2 Procenten

Je gaat in deze paragraaf leren:

- Wat zijn procenten.

- Hoe kan ik een breuk omzetten in een decimaal getal.

- Hoe je procenten kan uitrekenen.

- Hoe kan ik het aantal uitrekenen.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NIET MAKEN 8.3 Rekenen met procenten

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Rekenen met procenten

rekenen met procenten

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Opdrachten:Rekenen met procenten

Opdrachten:Rekenen met procenten deel 2

NIET MAKEN 8.4 Erbij of eraf

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Procenten erbij of eraf

% erbij of eraf

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Opdrachten:Procenten erbij of eraf

Opdrachten:Procenten erbij of eraf deel 2

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.

VideoKorting berekenen

 

NIET MAKEN 8.5 Nog meer procenten

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Nog meer procenten

Nog meer %%

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Opdrachten:Nog meer procenten

Opdrachten:Nog meer procenten deel 2

Samenvatting

Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Verhoudingen en procenten af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Toets:Verhoudingen en procenten

Herhaling

Maak de volgende opgaven.






Herhaling:Verhoudingen en procenten

Herhaling:Verhoudingen en procenten deel 2

Tegenwoordig heeft bijna iedere leerling een mobiele telefoon. Bijvoorbeeld om even naar huis te bellen,of om een sms-je te versturen naar een vriend of vriendin.

Yorrick mag een nieuwe mobiele telefoon. Maar voordat hij een nieuwe koopt, wil hij eerst meer weten over de kosten.
Op internet heeft hij van vier aanbieders gegevens gevonden.
Die gegevens zie je hiernaast.
Bij welke aanbieder moet Yorrick een abonnement aflsuiten?
Je gaat uitzoeken welke aanbieder het best bij Yorrick past. Het is dan wel handig als je iets weet over
lineaire verbanden en lineaire vergelijkingen.
En dat ga je nu eerst leren in dit thema.

 

7.2 Rekenstappen in schema

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Rekenstappen in schema

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Opdrachten:Rekenstappen in schema

Opdrachten:Rekenstappen in schema deel 2

Samenvatting

Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Lineaire verbanden af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Toets:Lineaire verbanden

Samenvatting

D-toets

Herhaling

Maak de volgende opgaven.






Herhaling:Gemiddelde

Je sluit het thema Gemiddelde af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Toets:Gemiddelde

10 Doorsnede en inhoud

In het centrum van Rotterdam staan kubuswoningen.
De woningen zijn bedacht door de architect Piet Blom.
Zou jij in zo'n kubuswoning willen wonen.
Wat is leuk? Wat is minder leuk?


Om goed antwoord te kunnen geven, moet je iets weten over de doorsnede en inhoud van ruimtelijke figuren.
En dat ga jij nu juist leren in dit thema.

 

5.4 Parallellogram driehoek

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Oppervlakte parallellogram en driehoek

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Voor het maken van de volgende opdrachten heb je het
Werkblad Oppervlakte parallellogram en driehoek nodig.

Opdrachten:Oppervlakte parallellogram en driehoek

Opdrachten:Oppervlakte parallellogram en driehoek deel 2

10.1 Inhoud

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Inhoud

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Opdrachten:Inhoud

Opdrachten:Inhoud deel 2

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot.
Inhoud balk

Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

10.2 Doorsnede

Bestudeer uit de Kennisbank wiskunde het onderdeel:

UITLEG

KENNISBANK: Doorsnede

FILMPJE

 

OPDRACHTEN

Voor het maken van de volgende opdrachten heb je het Werkblad Doorsnede nodig.

Opdrachten:Doorsnede

Opdrachten:Doorsnede deel 2

Samenvatting

Samenvatting

D-toets

Je sluit het thema Doorsnede en inhoud af met de eindtoets.

De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.

Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.

Klik op de knop om de toets te starten.

Succes!

Toets:Doorsnede en inhoud

Herhaling

Veel oefenen is belangrijk.
Maak nu ook de volgende opgaven.


Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Doorsnede en Inhoud nodig.




Herhaling:Doorsnede en inhoud

Je zit al een hele tijd op school.
Je hebt al heel wat geleerd en al heel wat toetsen gemaakt.
Dit thema gaat over cijers.
Je kijkt hoe je rapportcijfers uit kunt rekenen.
En je verwerkt cijfers in een speciaal soort diagram:
het
steel- en bladdiagram.

Om het thema af te ronden, moet je iets weten over het
gemiddelde.
En dat is dan ook de titel van dit thema.

 

Samenvatting

Thema-opdracht: Folder

Een bouwbedrijf wil een vakantiepark met vakantiehuisjes aanleggen.
Het park komt bij het plaatsje Opperdam. De naam van het park wordt “Heideheuvel”. De vakantiehuisjes gaan ze verkopen.

Het bouwbedrijf heeft een folder nodig. In de folder staat informatie over het park en informatie over de omgeving.

Het bouwbedrijf wil ook een mooie maquette van een huisje hebben.

Die folder en maquette ga jij voor het bouwbedrijf maken.

Om het bouwbedrijf te helpen moet je kunnen werken met lengte- en oppervlaktematen, moet je kunnen werken met schaallijnen en uitslagen en moet je iets weten van aanzichten en van kijklijnen en kijkhoeken.

Klaar en tevreden?
Laat het eindproduct beoordelen door jullie docent.
Hij/zij zal bij het beoordelen gebruik maken van de volgende vragen:n:

 

  • Geeft jullie eindproduct antwoord op de vragen?
  • Bevat jullie eindproduct minimaal twee diagrammen?
  • Ziet jullie eindproduct er netjes verzorgd uit?

Inleiding

Een bouwbedrijf wil een vakantiepark met vakantiehuisjes aanleggen.
Het park komt bij het plaatsje Opperdam. De naam van het park wordt “Heideheuvel”. De vakantiehuisjes gaan ze verkopen.

Het bouwbedrijf heeft een folder nodig. In de folder staat informatie over het park en informatie over de omgeving.

Het bouwbedrijf wil ook een mooie maquette van een huisje hebben.

Die folder en maquette ga jij voor het bouwbedrijf maken.

Om het bouwbedrijf te helpen moet je kunnen werken met lengte- en oppervlaktematen, moet je kunnen werken met schaallijnen en uitslagen en moet je iets weten van aanzichten en van kijklijnen en kijkhoeken.

Eindproduct
Ter afsluiting van het thema maak je twee eindproducten. Eén van die producten is een maquette van een vakantiehuisje.

Tijd
Voor het maken van de maquette heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. Je maakt de maquette samen met een klasgenoot.

Benodigheden

Eindproduct
Ter afsluiting van het thema maak je twee eindproducten. Eén eindproduct is een pakkende folder over het vakantiepark, de vakantiehuisjes en de omgeving.

Tijd
Voor het maken van de de folder heb je ongeveer \(\small{2}\) uur nodig. De opdrachten en de folder maak je samen met een klasgenoot.

Benodigheden

Stap 1

Download de vier werkbladen/werktekeningen en print de bladen ook uit. Pak werkblad 1. Op werkblad 1 zie je een plattegrond van de omgeving van het plaatsje Opperdam.

  • Opperdam ligt aan de rivier de "Opper".
  • Ten oosten van Opperdam ligt het gehucht Vierhuizen.
  • De weg die van Opperdam naar Vierhuizen loopt, heet de Molenweg.
  • Ten zuiden van de Molenweg ligt een terrein dat is bestemd voor de bouw van de vakantiehuisjes. Daar komt vakantiepark 'Heideheuvel'.
  1. Geef op de kaart aan waar het noorden is.
  2. Zet op de kaart de volgende namen op de goede plaats: 'Opperdam', de rivier 'de Opper', 'Vierhuizen', 'Molenweg' en 'Heideheuvel'.

 

Op de kaart zie je vier dikke stippen. De stippen zijn vier gebouwen. In het midden van Opperdam staat een kerk met een hoge toren. Aan de rand van Opperdam staat een molen. De brandtoren staat in het Oppersebos. In Vierhuizen staat ook een kerk.

  1. Zet de namen van de gebouwen op de kaart.


    Je ziet hiernaast twee vergezichten van Opperdam. Op de vergezichten kun je kerktoren en de molen herkennen.

  2. Welk vergezicht is vanaf Vierhuizen te zien?
  3. Welk vergezicht is vanaf de brandtoren te zien?

 

Bij de plattegrond op werkblad \(\small{1}\) zie je een schaallijn getekend.

 

  1. Hoe groot is de afstand tussen de twee kerktorens hemelsbreed?
  2. Schat de oppervlakte het dorp Opperdam in m2 en in km2.

    Pak werkblad \(\small{2}\). Op werkblad \(\small{2}\) zie een plattegrond van het vakantiepark 'Heideheuvel'. Op het park is ruimte voor \(\small{12}\) huisjes. \(\small{1}\) cm op de kaart is in werkelijkheid \(\small{10}\) m.

  3. Bepaal zo nauwkeurig mogelijk de werkelijke oppervlakte van de kavels \(\small{5}\), \(\small{11}\) en \(\small{12}\)?

De prijs van de kavels is verschillend:

  • Kavel \(\small{5}\) kost € \(\small{22.000},-\)
  • Kavel \(\small{11}\) kost € \(\small{18.500},-\)
  • Kavel \(\small{12}\) kost € \(\small{17.800},-\).
  1. Welk kavel is per vierkante meter het duurst? Waarom zijn de prijzen per m² verschillend, denk je?


    Hiernaast zie je tekening van een vakantiehuisje. Je ziet het huisje schuin van achteren. Je hebt bouwtekeningen geprint. Pak ze er bij. De schaal van de tekeningen is \(\small{1}\):\(\small{100}\). Dat wil zeggen dat \(\small{1}\) cm op de tekening in werkelijkheid \(\small{100}\) cm is.

  2. Gebruik alle tekeningen.
    Hoeveel ramen heeft het huisje, volgens jou?

 

  1. Gebruik de plattegrond van de begane grond.
    Hoeveel m2 is de grondoppervlakte van het huisje?
  2. Gebruik de tekening van de voorgevel.
    Hoeveel m is de hoogte van het huisje?
  3. Maak een schatting van de inhoud van de begane grond m3.
  4. Maak ook een schatting van de inhoud van de verdieping (zonder de dakconstructie).


    Kijk goed naar de dakconstructie

  5. Uit hoeveel (bijna) driehoeken is het dak opgebouwd?

 

Stap 2

Jullie hebben nu al de nodige informatie verzameld. Informatie over Opperdam en omgeving, over de ligging van het vakantiepark en over de vakantiehuisjes.

Maak met deze informatie de folder voor het bouwbedrijf. Bedenk dat het bouwbedrijf de folder gaat gebruiken om mensen over te halen om een vakantiehuisje te kopen. De folder moet daarom zeer wervend zijn.

Als jullie straks ook een begroting hebben gemaakt, moet de prijs van het huisje nog in de folder worden ingevoegd.

 

Thema-opdracht: Maquette

Thema-opdracht: Huishoudboekje

Hoeveel geld geeft een gezin uit aan eten, drinken en wonen? En hoeveel geld is er dan over voor de andere uitgaven?

In deze opdracht vergelijken jullie het uitgavenpatroon van drie gezinnen:

  • een gezin met een laag in komen,
  • een gezin met een gemiddeld inkomen en
  • een gezin meet een hoog inkomen.

Om de uitgaven goed met elkaar te vergelijken, maak je gebruik van diagramen.
Hoe je dat kunt doen, heb je geleerd in dit thema.

Eindproduct
Wat het eindproduct wordt van deze opdracht mag je zelf kiezen. Je moet in het eindproduct antwoord geven op de volgende vragen:

  • Wat zijn de grootste uitgavenposten voor een gezin?
    Zijn dat basisbehoeften of juist luxe behoeften?
  • Waar gaan mensen meer geld aan uitgeven als ze meer te besteden hebben?

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{3}\) lesuren nodig. Je maakt het eindproduct samen met een klasgenoot.

Benodigheden

  • Papier, (kleur)potloden, stiften, schaar, lijm,.... voor het maken van het eindproduct.
  • Het Wordbestand Bestedingspatronen.

Stap 1

Deze opdracht gaat over geld uitgeven en over geld verdienen. Hoe mensen omgaan met geld is iets dat ook door economen bestudeerd wordt.

In de Kennisbank economie vind je drie items die goed passen bij dit onderwerp. Bestudeer de volgende drie items:

Stap 2

Een gezin met een jaarinkomen van € \(\small{16.500},-\) geeft zijn geld anders uit dan een gezin met een jaarinkomen van € \(\small{50.000},-\).

Download het Wordbestand Bestedingspatronen.

In het Wordbestand zie je drie tabellen. In de bovenste tabel zie je het uitgavenpatoon van een gezin
met een jaarinkomen van € \(\small{16.500},-\) het gezin geeft \(\small{17},{6}\) % uit aan voeding. Ga na of dit percentage klopt. Vul de rechterkolom van tabel \(\small{1}\) verder in. Vul nu ook de tabellen \(\small{2}\) en \(\small{3}\) verder in.

Stap 3

Maak bij de tabellen drie cirkeldiagrammen. Gebruik eventueel Excel. Geef ieder cirkeldiagram een titel.
En zorg voor een duidelijke legenda.

Bestudeer de drie cirkeldiagrammen.
Probeer samen antwoord te geven op de volgende vragen:

 

  • Wat zijn de grootste uitgavenposten voor een gezin? Zijn dit basisbehoeften of luxe behoeften?
  • Waar gaan mensen meer geld aan uitgeven als ze meer geld te besteden hebben?
  • Verklaar waarom mensen met een hoog inkomen toch ook meer geld uitgeven aan voedsel.

Bewaar de cirkeldiagrammen.
Jullie hebben ze straks nodig bij het maken van het eindproduct.

Thema-opdracht: Terras

Inleiding

Bij veel kastelen is er de mogelijkheid om een bezoek te brengen aan de kasteeltuin. Na een wandeling door de tuin rusten ze dan graag uit op het mooie terras om de vijver.

Hiernaast zie je aantal kasteeltuinen. Hoe komt het, denk je, dat veel mensen die kasteeltuinen zo mooi vinden? Het heeft vast te maken met de planten en de bloemen die je in de tuinen kunt vinden, maar er is meer. Veel mensen vinden de tuinen mooi vanwege de vaste patronen die zich regelmatig herhalen.

Zou jij zo'n tuin kunnen ontwerpen?
Als je een kasteeltuin wilt ontwerpen, moet je iets weten over symmetrie en over vlakke figuren. En dat heb jij nu net geleerd in dit thema.

 

Eindproduct

Ter afsluiting van het thema ga je samen met een klasgenoot een symmetrisch terras om een vijver in een kasteeltuin ontwerpen.

Voor het maken van het terras gebruiken jullie tegels met verschillende vormen (vierkant, rechthoek, driehoek, parallellogram, ruit en vlieger).
De tegels mogen verschillende kleuren hebben (grijs, zwart, rood of beige).

Als jullie klaar zijn met het terras, rekenen ook de oppervlakte van het terras uit.

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je 2 lesuren nodig.

Benodigheden

Stap 1

Bekijk het volgende filmpje uit de serie 'Wat en waar is wiskunde?'.



In het filmpje zie je hoe ze een symmetrische versie van het beroemde schilderij de 'Mona Lisa' maken.

Je kunt ook zelf een symmetrisch portret maken. Dat kan bijvoorbeeld in het computerprogramma Paint.
Bekijk onderstaand filmpje:

Natuurlijk mag je met een foto van je eigen gezicht in Paint een mooi kunstwerkje maken.

Stap 2

Jullie gaan beginnen met het maken van het eindproduct: een symmetrisch terras rond een vijver in
de kasteeltuin.
Download het lege ontwerp voor een terras.
Op het lege ontwerp staat een plattegrond van een vijver.
De ruimte er omheen kun je gebruiken voor het terras.

Voor het ontwerp mogen jullie verschillende soorten tegels gebruiken (vierkant, rechthoek, driehoek, parallellogram, ruit, vlieger).
Jullie mogen ook verschillende kleuren gebruiken (grijs, zwart, rood, beige).

Natuurlijk zorgen jullie er voor dat het terras symmetrisch blijft!

Stap 3

Jullie moeten ook de oppervlakte van het terras uitrekenen.
Bepaal van alle verschillende tegels die jullie hebben gebruikt de oppervlakte.
Bepaal ook de oppervlakte van het hele terras.
Schrijf de berekening van de oppervlakte van het terras op jullie ontwerp (eventueel op de achterkant).

Klaar en tevreden?
Laat het ontwerp van het terras en de berekening van de oppervlakte beoordelen door jullie docent.

Thema-opdracht: Filmpje

Inleiding

In het dagelijkse praktijk heb je regelmatig te maken met de omtrek en oppervlakte van figuren. Kijk maar een naar het volgende stukje uit één van de filmpjes 'Wat en waar is wiskunde' van NTR:SchoolTV.
 



Best handig een filmpje waarin uitgelegd wordt hoe je iets uit kunt rekenen. Zou jij zo'n filmpje zelf kunnen maken? Dat ga je in deze opdracht proberen.
 

Eindproduct
Je gaat samen met een klasgenoot een filmpje van maximaal 2 minuten maken. In het filmpje beantwoord je één van de vier volgende vragen:

  • Hoe bereken je de oppervlakte van een parallellogram?
  • Hoe bereken je de oppervlakte van een driehoek?
  • Hoe bereken je de omtrek van een cirkel?
  • Hoe bereken je de oppervlakte van een cirkel?

Overleg met je docent welke vraag jullie gaan beantwoorden. Hij/zij zorgt er voor dat niet iedereen dezelfde vraag kiest.

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je \(\small{2}\) lesuren nodig.

Benodigheden
Een filmcamera of een mobiele telefoon met camera.

Stap 1

Op YouTube kun je heel wat filmpjes vinden waarin wiskunde wordt uitgelegd. Kijk maar eens naar het volgende filmpje.
 



Bespreek samen wat jullie goed en wat jullie minder goed vinden aan het filmpje.

Zoek nu zelf nog eens twee of drie uitlegfilmpjes op YouTube op.
Bespreek per filmpje wat jullie wel en niet goed vinden aan het filmpje.
Bedenk steeds wat jullie anders zouden doen.

Stap 2

Jullie gaan beginnen met het maken van het eindproduct. Jullie maken samen een filmpje van ongeveer twee minuten.
In het filmpje beantwoord je één van de vier volgende vragen:

  • Hoe bereken je de oppervlakte van een parallellogram?
  • Hoe bereken je de oppervlakte van een driehoek?
  • Hoe bereken je de omtrek van een cirkel?
  • Hoe bereken je de oppervlakte van een cirkel?


> Overleg met jullie docent welke vraag jullie gaan beantwoorden.
> Bepaal dan eerst welke informatie jullie willen vertellen. Maak het niet te    ingewikkeld.
> Schrijf een 'script' voor het filmpje. Schrijf de teksten die gezegd moeten    worden helemaal uit.
> Oefen een of twee keer zonder camera.

Stap 3

Jullie zijn klaar om het filmpje ook echt te gaan opnemen.
> Vraag jullie docent om een filmcamera of gebruik je mobiel.
> Neem het filmpje op.

Klaar?
> Laat jullie filmpje zien aan jullie klasgenoten. Vraag om commentaar.
   Natuurlijk bekijken jullie ook de filmpjes die door jullie klasgenoten zijn
   gemaakt. Geef op een goede manier commentaar.
> Als er nog tijd voor is, verwerk dan het commentaar dat jullie hebben
   gekregen.
> Laat het filmpje nu beoordelen door jullie docent.
> Zijn jullie tevreden over het resultaat en het cijfer? Plaats het filmpje dan op
   YouTube.

Thema-opdracht: Mobieltje

Heb jij een mobiele telefoon? Vast wel. Tegenwoordig heeft bijna iedere leerling een mobiele telefoon. Bijvoorbeeld om even naar huis te bellen als je na moet blijven. Of om een sms-je te versturen naar een vriend of vriendin.

Yorrick mag een nieuwe mobiele telefoon. Maar voordat hij een nieuwe koopt, wil hij eerst meer weten over de kosten. Op internet heeft hij van vier aanbieders gegevens gevonden. Die gegevens zie je hiernaast.
Bij welke aanbieder moet Yorrick een abonnement aflsuiten?

Je gaat uitzoeken welke aanbieder het best bij Yorrick past. Het is dan wel handig als je iets weet over lineaire verbanden en lineaire vergelijkingen. En dat heb je geleerd in dit thema.

 

Eindproduct
Dit thema sluit je af met een onderzoekje naar vier aanbieders van abonnementen voor mobiele telefoons. Dat onderzoekje doe je door de vragen op het werkblad lineaire verbanden in te vullen.

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je \(\small{1}\) lesuur nodig. Je maakt het eindproduct alleen.

Benodigheden

Stap 1

Yorrick mag een nieuwe mobiele telefoon kopen. Hij zoekt eerst uit welke mobiele telefoon het goedkoopst is. Er zijn verschillende aanbieders. Maar voor alle aanbieders geldt: 'hoe meer minuten je belt, hoe meer je betaalt'. Er is een verband tussen de beltijd en de belkosten: Hoe groter de beltijd, hoe hoger de belkosten.

Op internet heeft Yorrick de gegevens van Flexi-Bel gevonden. Die gegevens zie je hiernaast.
Beantwoord de volgende vragen op het werkblad Lineaire verbanden

  • Hoeveel betaal je bij Flexi-Bel per maand als je \(\small{100}\) minuten belt? En hoeveel als je \(\small{300}\) minuten belt?
  • Het verband tussen de beltijd en de belkosten is een lineair verband. Maak een formule bij dit verband.
  • Teken een grafiek bij de formule.

Stap 2

Een tweede aanbieder waarvan Yorrick de gegevens op internet heeft gevonden is Profile. Die gegevens zie je hiernaast.

Beantwoord de volgende vragen op het werkblad:

  • Welke maatschappij is duurder als je per maand \(\small{100}\) minuten belt? En welke maatschappij is duurder \(\small{300}\) minuten belt?
  • Het verband tussen de beltijd en de belkosten is ook bij Profile een lineair verband. Maak een formule voor Profile.
  • Teken, in het assenstelsel waarin de grafiek van Flexi-Bel staat, ook de grafiek van Profile.
  • Vergelijk de twee bedrijven.
    Hoe zie je dat je bij Profile altijd duurder uit bent dan bij Flexi-Bel?


Yorrick zal dus in ieder geval niet voor Profile kiezen.

Stap 3

Yorrick vindt ook de gegevens van Premium op internet.

Beantwoord de volgende vragen op het werkblad:

  • Welke maatschappij, Flexi-Bel of Premium, is duurder als je per maand \(\small{100}\) minuten belt? En welke maatschappij is duurder \(\small{300}\) minuten belt?
  • Het verband tussen de beltijd en de belkosten is ook bij Premium een lineair verband. Maak een formule voor Premium.
  • Teken in hetzelfde assenstelsel nu ook de grafiek van Premium.
  • Vergelijk Premium met Flexi-Bel. Hoe zie je dat je bij Premium altijd duurder uit bent dan bij Flexi-Bel?

Yorrick zal dus in ieder geval ook niet voor Premium kiezen.

Stap 4

Tot nu toe is Flexi-Bel als voordeligste uit de bus gekomen. Maar Yorrick geeft nog niet op. Hij vergelijkt Flexi-Bel met nog een aanbieder: Custom.

Beantwoord de volgende vragen op het werkblad:

  • Welke maatschappij, Flexi-Bel of Custom, is duurder als je per maand \(\small{100}\) minuten belt? En welke maatschappij is duurder \(\small{300}\) minuten belt?
  • Het verband tussen de beltijd en de belkosten is ook bij Custom een lineair verband. Maak een formule voor Custom.
  • Teken in hetzelfde assenstelsel nu ook de grafiek van Custom.
  • Vergelijk Custom met Flexi-Bel. Bij welke beltijd zijn beide bedrijven even duur? Bij welke beltijd is Flexi-Bel voordeliger? En bij welke beltijd is Custom voordeliger?

Stap 5

Yorrick heeft vier aanbieders van abonnementen voor mobiele telefoons met elkaar vergeleken. Voor welke aanbieder zal Yorrick uiteindelijk kiezen? Licht het antwoord op de vraag toe op het werkblad.

Heb je alle vragen op het werkblad ingevuld?
Heb je alle grafieken getekend?
Heb je de conclusie ingevuld?
Ja? Laat het werkblad beoordelen door je docent.

Thema-opdracht: brandstof

Inleiding

Heb je je ouders wel eens horen klagen over de benzineprijs? Vast wel! In de afbeelding hiernaast zie je hoe de benzine prijs is opgebouwd.

Het grootste deel van de pompprijs bestaat uit belastingen: accijnzen en BTW. De accijns wordt jaarlijks door de overheid vastgesteld. De BTW (\(\small{19}\)%) beweegt mee met de totale pompprijs.

In de afbeelding zie je dat in \(\small{2011}\) de pompprijs voor \(\small{66}\)% uit accijnzen en BTW bestond. Ingewikkeld? Wel als je niets van verhoudingen en procenten weet. In deze opdracht ga je aan de slag met verhoudingen en procenten.
 

Vooraf

Dit thema sluit je af door een aantal opdrachten te doen die te maken hebben met de hoogte van de benzineprijs. Die vragen beantwoord je op het werkblad verhoudingen en procenten.

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. De afsluiting van het thema doe je alleen. Je maakt het eindproduct alleen.

Benodigheden

Stap 1

Bekijk de afbeelding hiernaast. In de afbeelding zie je dat de benzine prijs is opgebouwd uit de volgende vijf onderdelen:

  • de productprijs (= kostprijs voor het maken van een liter benzine)
  • de opbrengst voor de pomphouder
  • de opbrengst voor het olieconcern
  • accijns (belasting die door de overheid wordt vastgesteld)
  • \(\small{19}\%\) BTW.

Beantwoord de volgende vragen op het werkblad Verhoudingen en procenten:

  • Hoe hoog is de verkoopprijs van één liter euro \(\small{95}\) (Shell)?
  • De eerste drie onderdelen vormen samen de 'kale prijs'.
    Volgens de afbeelding is de 'kale prijs' afgerond \(\small{34}\%\). Ga na of dit klopt.
  • Volgens de afbeelding is de BTW afgerond \(\small{25}\) cent.
    Ga met een berekening na of dat klopt.

Stap 2

Gebruik bij de volgende vragen de afbeelding hiernaast.

Stel dat de overheid besluit de Accijnzen met \(\small{20}\) cent te verhogen.
De kostprijs voor het maken van een liter benzine, de opbrengst voor de pomphouder en de opbrengst voor het olieconcern veranderen niet.

  • Laat met een berekening zien dat de nieuwe verkoopprijs dan afgerond € \(\small{1},{83}\) wordt.
  • Bereken welk percentage van de verkoopprijs bij de nieuwe verkoopprijs wordt bepaald door belastingen.
  • Leg uit waarom de overheid 'dubbel verdiend' als ze de accijnzen verhoogd.

Stap 3

In de afbeelding zie je hoe de prijs van een liter diesel is opgebouwd. Je ziet dezelfde vijf onderdelen.
De prijs van een liter diesel was in 2011 gemiddeld € \(\small{1},{35}\).


Laat met een berekening zien dat de BTW per liter afgerond \(\small{22}\) cent bedraagt.

Stap 4

Wat vind jij?
Vind je de benzineprijs te hoog of juist te laag?

Schrijf het antwoord op deze vraag op het werkblad.
Natuurlijk geef je ook argumenten voor je keuze.

Heb je alle vragen op het werkblad ingevuld?
Ja? Laat het werkblad beoordelen door je docent.

Thema-opdracht: Toets

Je ziet al een hele tijd op school.
Je hebt al heel wat geleerd en al heel wat toetsen gemaakt.
Maar heb je ook al eens zelf een toets ontworpen.
Dit thema sluit je af met het maken van een toets voor een klasgenoot.
De toets bestaat uit drie vragen:

  • een vraag over het uitrekenen van het gemiddelde.
  • een vraag over het gewogen gemiddelde.
  • een vraag over een steel- en bladdiagram.

Je maakt ook een correctiemodel bij de toets.
In het correctiemodel staat hoe de toets moet worden nagekeken.

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig.
Je maakt de toets alleen. Je laat de toets maken door een klasgenoot.
Jij maakt de toets van de klasgenoot.

Benodigheden
Geen bijzonderheden.

Stap 1

Op school krijg je veel cijfers. Je houdt die cijfers natuurlijk nauwkeurig bij. Bijvoorbeeld in je agenda. Een aantal keer per jaar krijg je een rapport.

Rapportcijfers zijn meestal gehele getallen. Een rapportcijfer is een gewogen gemiddelde van je cijfers voor overhoringen, proefwerken, spreekbeurten, enzovoorts. Bij het berekenen van het gemiddelde tellen meestal niet alle cijfers even zwaar.

Voor Nederlands heeft een klasgenoot van je de volgende cijfers gehaald:
\(\small{6}\), \(\small{6}\), \(\small{5}\), \(\small{7}\), \(\small{4}\) en \(\small{6}\).
Bespreek met een klasgenoot de antwoorden op de volgende vragen:

  • Welk cijfer krijgt je klasgenoot op zijn rapport als alle cijfers even zwaar tellen?
  • Leg met een berekening uit dat het kan dat je klasgenoot met deze cijfers een \(\small{5}\) op zijn rapport krijgt.

Stap 2

Klas \(\small{2}\)A en klas \(\small{2}\)B heben allebei een proefwerk Frans gemaakt. De leraar heeft van allebei de klassen het gemiddelde cijfer uitgerekend. Het gemiddelde cijfer in klas \(\small{2}\)A was een \(\small{6},{2}\) en het gemiddelde cijfer in klas \(\small{2}\)B was een \(\small{6},{4}\).

Bespreek samen het antwoord op de volgende vragen:

  • Hebben alle leerlingen in klas \(\small{2}\)B het proefwerk beter gemaakt dan de leerlingen uit klas \(\small{2}\)A? Licht jullie antwoord toe.
  • Wat zou de leraar nog kunnen doen om de klassen beter met elkaar te kunnen vergelijken?

Stap 3

Je gaat aan de slag met het eindproduct. Je maakt een toets die bestaat uit drie vragen:

  • een vraag over het uitrekenen van het gemiddelde.
  • een vraag over het gewogen gemiddelde.
  • een vraag over een steel- en bladdiagram.

Je maakt bij de toets ook een correctiemodel. In het correctiemodel komen de goede antwoorden. Ook geef je in het correctiemodel aan hoeveel punten je per goed antwoord kunt krijgen. Je geeft ook aan hoe je het cijfer voor de toets kunt uitrekenen.

Is de toets klaar?
Laat de toets dan maken door een klasgenoot. Vraag om commentaar. Natuurlijk maak jij ook de toets van die klasgenoot. Geef op een goede manier commentaar.

Stap 4

Tevreden over de toets?
Laat de toets beoordelen door je docent.
Hij/zij Jullie docent zal bij het beoordelen van de toets gebruik maken van de volgende vragen:

  • Bestaat de toets uit drie vragen?
  • Is er een vraag over het gemiddelde?
  • Is er een vraag over het gewogen gemiddelde?
  • Is er een vraag met een steel- en bladdiagram?
  • Is er een correctiemodel bij de toets?
  • Ziet de toets er netjes verzorgd uit?

Thema-opdracht: Kubuswoning

De kubuswoningen in het centrum van Rotterdam zijn een opvallende en kleurrijke verschijning. De woningen zijn bedacht door de architect Piet Blom. In het volgende korte filmpje van YouTube krijg je
een beetje een idee hoe het er binnen in zo'n kubuswoning uit kan zien.


Als je het filmpje hebt gezien, vraag je je vast af of jij in zo'n kubuswoning zou willen wonen. Wat is leuk? Wat is minder leuk? Voor het beantwoorden van die vraag is het handig als je iets weet over de doorsnede en inhoud van ruimtelijke figuren. En dat heb je nu juist geleerd in dit thema.
 

Eindproduct
Je schrijft samen met een klasgenoot een artikel. Het artikel krijgt als titel 'Wonen in een kubuswoning'. In het artikel komen de voordelen en de nadelen van het wonen in een kubuswoning. Natuurlijk komen er in het artikel een aantal afbeeldingen die passen bij het artikel.

Tijd
Voor de afronding van het thema heb je \(\small{2}\) lesuren nodig.

Benodigheden

Stap 1

In de inleiding van dit thema heb je kennisgemaakt met de kubuswoningen in Rotterdam. Hiernaast zie je een bouwtekening van zo'n kubuswoning. In de tekening zie je dat de kubuswoning meerdere verdiepingen heeft.

Download het werkblad kubuswoningen. Op het werkblad zie je vier keer twee kubussen getekend. In een kubus kun je op verschillende plaatsen een doorsnede tekenen.

  • Teken in de eerste twee kubussen een doorsnede die de vorm heeft van een driehoek. De doorsnede hoeft niet horizontaal te lopen.
  • Teken in de tweede twee kubussen een doorsnede die de vorm heeft van een vierkant.
  • Teken in de derde twee kubussen een doorsnede die de vorm heeft van een rechthoek waarvan niet alle zijden even lang zijn.
  • Kun je een doorsnede tekenen in de vorm van een vijfhoek of een zeshoek? Zo ja, doe dat in de twee onderste kubussen.

Stap 2

Bekijk het filmpje nog eens:


Schrijf nu samen met een klasgenoot een artikel met als titel 'Wonen in een kubuswoning'. In het artikel beschrijven jullie wat de voor- en de nadelen zijn van het wonen in een kubuswoning. Illustreer het artikel met minstens vier afbeeldingen.

Beoordeling
Het artikel laten jullie beoordelen door jullie docent. Jullie docent beoordeelt het artikel op de volgende punten:

  • Tekst: is wat jullie over de kubuswoning schrijven juist?
  • Afbeeldingen: bevat het artikel minstens vier afbeeldingen die passen bij de voor- en nadelen van het wonen in een kubuswoning?

Andere leerjaren

Alle leerjaren en niveaus werken op 't Ravelijn met een online methode.

Mavo 1: http://maken.wikiwijs.nl/102988

Mavo 2: http://maken.wikiwijs.nl/125083

Mavo 3:http://maken.wikiwijs.nl/77454

Mavo 4: http://maken.wikiwijs.nl/79171

 

Kader 1:http://maken.wikiwijs.nl/77930

Kader 2:http://maken.wikiwijs.nl/109316

Kader 3:http://maken.wikiwijs.nl/77742

Kader 4: http://maken.wikiwijs.nl/78869

 

Basis 1:http://maken.wikiwijs.nl/77647

Basis 2:

Basis 3:http://maken.wikiwijs.nl/77746

Basis 4: http://maken.wikiwijs.nl/84031

  • Het arrangement 2 Basisberoepsgericht is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Laatst gewijzigd
    2021-08-27 17:12:06
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Wiskunde voor leerjaar 2 VMBO Basis van 't R@velijn Steenbergen. De methode is samengesteld door docenten van 't R@velijn en is gebaseerd op de rearrangeerbare stercollectie van VO-content. Deze zijn ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak wiskunde. Een Stercollectie wordt onderhouden en geactualiseerd volgens een kwaliteitszorgsysteem van SLO.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 1; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 2;
    Leerinhoud en doelen
    Rekenen/wiskunde;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    100 uur en 0 minuten

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Leerlijnen. (2019).

    Wiskunde vmbo-b12

    https://maken.wikiwijs.nl/54460/Wiskunde_vmbo_b12

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    1 Kader-Mavo

    https://maken.wikiwijs.nl/126255/1_Kader_Mavo

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    1Basis

    https://maken.wikiwijs.nl/77647/1Basis

    Wiskunde Ravelijn. (2021).

    2 Kader-Mavo

    https://maken.wikiwijs.nl/109316/2_Kader_Mavo

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H1

    https://maken.wikiwijs.nl/77885/2B_H1

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H10

    https://maken.wikiwijs.nl/77902/2B_H10

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H2

    https://maken.wikiwijs.nl/77892/2B_H2

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H3

    https://maken.wikiwijs.nl/77893/2B_H3

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H4

    https://maken.wikiwijs.nl/77894/2B_H4

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H5

    https://maken.wikiwijs.nl/77895/2B_H5

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H6

    https://maken.wikiwijs.nl/77898/2B_H6

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H7

    https://maken.wikiwijs.nl/77899/2B_H7

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H8

    https://maken.wikiwijs.nl/77900/2B_H8

    Wiskunde Ravelijn. (z.d.).

    2B H9

    https://maken.wikiwijs.nl/77901/2B_H9