Op deze website vind je alle informatie voor het vak wiskunde voor de klas 1 basis voor leerlingen van 't R@velijn.
Deze onlinemethode is gebaseerd op de stercolletie* van VO content, maar aangepast en verrijkt door de docenten van 't Ravelijn. Voor vragen of opmerkingen kunt u contact opnemen met Dhr. Vriends(docent/ontwikkelaar wiskunde).
* De stercollectie is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- enleerdoelspecificaties voor het vak wiskunde.
‘t Ravelijn is een middelbare school in Steenbergen voor mavo en voorbereidend MBO
De stercollectie is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak wiskunde.
Werkwijze
introductie - opgave 1
introductie - opgave 2
introductie - opgave 3
kennisbank
introductie - opgave 4
introductie - opgave 5
introductie - opgave 6
bekijk het filmpje
introductie - opgave 7
introductie - opgave 8
In de leertaak komen de antwoorden en uitwerkingen.
Hoe werk je aan je wiskunde?
- Je leest de kennisbanken door er op te klikken. Dit is de uitleg.
- Je kijkt de filmpjes die bij de paragraaf staan.
- Je maakt de opdrachten in je schrift.
Hoe werk je in je schrift?
Als je op de link hieronder klikt kun je precies zien hoe je schrift eruit moet zien.
Hier staat ook bij hoe je schrift wordt beoordeeld als je een cijfer krijgt.
Het vijf meter grote kunstwerk stond aan de Academiesingel in Breda. Het is gemaakt door de Duitse kunstenaar Aram Bartholl die in zijn werk de echte en de virtuele wereld probeert te verbinden.
Leerdoelen
Aan het eind van dit thema:
kun je de verschillende windstreken;
kun je met codes werken;
weet je wat een assenstelsel is;
kun je een assenstelsel tekenen;
weet je hoe je punten in een assenstelsel kunt tekenen;
kun je werken met een schaallijntje;
kun je de schaal van een kaart bepalen.
1.1 Windstreken
In deze paragraaf ga je leren:
- Wat zijn de windrichtingen
- Hoe kan met de windrichtingen een route bepalen of code kraken
1.1 opgave 1
kennisbank
1.1 opgave 2
1.1 opgave 3
bekijk het filmpje
1.1 opgave 4
1.1 opgave 5
1.1 opgave 6
1.1 opgave 7
Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.
1.2 Plaatsbepaling op kaart
In deze paragraaf ga je leren:
- Hoe de plaats bepaalt op een kaart
- In welke volgorde je de plaats opschrijft
Bij deze paragraaf heb je een werkblad nodig. Vraag het werkblad aan je docent.
1.2 opgave 1
kennisbank
1.2 opgave 2
1.2 opgave 3
bekijk het filmpje
1.2 opgave 4
1.2 opgave 5
1.2 opgave 6
1.2 opgave 7
1.2 opgave 8 (uitdagende opgave)
Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.
1.3 Codes
In deze paragraaf ga je leren:
- Hoe je een plaats kan bepalen met behulp van andere codes
- Hoe je een geheimschrift kan maken met afgesproken codes
Bij deze paragraaf heb je een werkblad nodig. Vraag het werkblad aan je docent.
1.3 opgave 1
kennisbank
1.3 opgave 2
bekijk het filmpje
1.3 opgave 3
1.3 opgave 4
1.3 opgave 5
1.3 opgave 6
Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.
1.4 Coördinaten
In deze paragraaf ga je leren:
- Wat zijn coördinaten
- Wat is een assenstelsel
- Hoe teken ik een assenstelsel
- Hoe gebruik ik coördinaten
Bij deze paragraaf heb je een werkblad nodig. Vraag het werkblad aan je docent.
1.4 opgave 1
kennisbank
1.4 opgave 2
1.4 opgave 3
bekijk het filmpje
1.4 opgave 4
1.4 opgave 5
kennisbank
1.4 opgave 6
1.4 opgave 7
bekijk het filmpje
1.4 opgave 8
1.4 opgave 9
1.4 opgave 10 (uitdagende opgave)
Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.
1.5 Schaallijnen
In deze paragraaf ga je leren:
- Wat is een schaallijn
- Een verdeling maken van een schaallijn
- De afstand meten en berekenen met behulp een schaalllijn
- De afstand op een kaart berekenen als je de werkelijke afstand weet.
Bij deze paragraaf heb je een werkblad nodig. Vraag aan je docent het werkblad.
1.5 opgave 1
kennisbank
1.5 opgave 2
1.5 opgave 3
1.5 opgave 4
kennisbank
1.5 opgave 5
bekijk het filmpje:
1.5 opgave 6
1.5 opgave 7
Antwoorden en uitwerkingen komen in de leertaak.
Samenvatting
Oefentoets
Hieronder vind je een aantal vragen om te oefenen voor de toets van het hoofdstuk.
Je kan hiermee meten of je de vragen al snapt of niet.
Heb je van een bepaald onderdeel de lesstof nog niet helemaal goed gemaakt,
kijk dan opnieuw naar de vragen van deze paragraaf en stel vragen aan de docent tijdens het instructiemoment!
Kijk ook goed in je leertaak.
Je kan hierin afvinken welke onderdelen je al goed kan!
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bedenk in je groepje op welke manier je de plaats van iemand of iets kan
bepalen. En hoe schrijf je het dan op?
Kijk daarvoor ook op internet en zoek op bv het woord plaats bepalen of locatie. Of kijk alvast in de leerstof .. (zelf bedenken werkt het best)
Schrijf daarvoor alle mogelijke antwoorden op in een woord web.
Orden de verschillende manieren van plaatsingen en lokaliseren in tenminste vier groepen.
Zoek bij de hoofdgroepen een aantal plaatjes en verwerk je gegevens in een collage..
Je kunt gebruik maken van “Bookcreator” ( App downloaden)
Deze bladzijde(n) is de inhoudsopgave.
Maak in je presentatie een Voorkant met het onderwerp.
Schrijf ook op wie aan deze opdracht gewerkt heben
Als je van alles een of meer voorbeelden hebt gevonden ga je elke groep uitwerken met een aantal voorbeelden. Hierbij leg je uit hoe de positie benoemd is. Let daarbij op Hoofdletters/ volgorde/ haakjes / combinaties / eenheden. Hoe beschrijf je de plaats dus.
Je kunt alles met elkaar uitwerken of besluiten de taken te verdelen in je groepje. Bv. Twee leerlingen werken de eerste twee uit en de andere de andere twee groepen
Overleg wel met elkaar wat het resultaat gaat worden
Vier groepen uitgewerkt?
Maak nu een overzicht van gebieden/dingen die gebruik maken van deze manier van coderen van een plaats. Bv de auto….
Schrijf er zoveel mogelijk op en combineer ze met de vier hoofdgroepen die je hebt gemaakt
Nu ga je op zoek naar beroepen die te maken hebben met het bepalen van de positie van iets.. Probeer ook te achterhalen welke coderingen daarbij gebruikt worden.
Maak een overzicht van coderingen en beroepen.
Eventueel met wat plaatjes er bij voor een leesbaar geheel.
Alles gedaan…?
Foutjes eruit gehaald stuur het dan naar je docent per mail.
In de les worden ze verder besproken…
Hoe positie aan geven van waar iemand of iets is?
Kaart
Vlakverdeling met rooster
Gps
Roosterpunten
Koers
Aardbol met lijnen
Zendmasten
Adres postcode regio landen
Welke toepassingen ken je Geef voorbeelden
Aardrijkskunde
Magazijn
Gebouw lokalen
GPS auto
Mobiel app follow me
Beroepen
Tandarts
Architect
Chirurg
Automobilist fietser voetganger
Kadaster
Scheepskapitein
Piloot
2 Basisrekenen
Aan het eind van dit hoofdstuk:
kun je optellen en aftrekken met decimale getallen;
kun je vermenigvuldigen en delen met decimale getallen;
kun je decimale getallen afronden.
2.1 Decimale getallen
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
Filmpje:
Kennisbank 1:
Opgave 1:
Hieronder zie je acht getallen.
a) Schrijf de getallen met twee cijfers achter de komma op.
3,4
6,25
16,32
78,5
22
45,95
43,2
45,05
b) Schrijf over en vul in groter of kleiner.
1) 5,6 is …… dan 5
3) 0,5 is …… dan 1
2) 8,2 is …… dan 9
4) 1,3 is …… dan 1
c) Schrijf over en vul in groter of kleiner.
1) 4,9 is …… dan 4,8
3) 0,25 is …… dan 0,3
2) 9,2 is …… dan 9,5
4) 1,34 is …… dan 1,3
Hiernaast zie je een getallenlijn.
d) Welk getal hoort bij de pijl?
Hiernaast zie je een getallenlijn.
e) Welk getal hoort bij de pijl?
Opgave 2:
Je gaat een woordjestoets doen.
Je moet 20 Engelse woorden vertalen.
Heb je alles goed dan krijg je een 10.
Voor iedere twee fouten gaat er één punt van je cijfer af.
Schrijf of hoe je aan het antwoord komt.
a) Welk cijfer krijg je als je 4 fouten hebt?
b) Welk cijfer krijg je als je 6 fouten hebt?
c) En welk cijfer hoort bij 5 fouten?
Opgave 3:
Bekijk de getallenlijn hieronder.
a) Schrijf twee getallen op die tussen 5,7 en 5,8 liggen.
b) Schrijf ook twee getallen op die tussen 5,0 en 5,1 liggen.
c) Schrijf over en vul in:
1) 5,34 ligt tussen …… en …… .
2) 5,34 is …… dan 5,3 .
3) 5,34 is ...... dan 5,4.
Opgave 4:
Hieronder zie je acht getallen.
3,4
3
2,95
3,04
3,14
4,3
4,03
3,43
a) Schrijf de acht getallen op van klein naar groot.
Opgave 5:
a) Schrijf de letter A t/m E op en zet de juiste getallen erachter.
Opgave 6:
Bekijk de getallenlijn.
a) Welk getal ligt precies in het midden tussen 4 en 5?
b) Welk getal ligt precies in het midden tussen 4,2 en 4,4?
c) Welk getal ligt precies in het midden tussen 4,2en 4,8?
d) Welk getal ligt precies in het midden tussen 4,2 en 4,3?
Opgave 7 :
Je mag alleen de cijfers 4, 5 en 9 gebruiken.
Ieder cijfer mag je één keer gebruiken.
Je kunt dan bijvoorbeeld het getal 549 maken, maar ook het getal 4,95.
a) Probeer eens uit te zoeken hoeveel verschillende getallen je zo kunt maken?
Opgave 8 :
Je ziet vier getallen. Zet ze in volgorde van grootte.
Zet het kleinste getal bovenaan.
18,1
17,9
18,05
17,95
Opgave 9 :
Je ziet vier getallen. Zet ze in volgorde van grootte.
Zet het kleinste getal bovenaan.
9,3
9,03
8,54
8,6
Opgave 10:
Welk van de volgende getallen heeft twee decimalen?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
Kennisbank 1:
Opgave 1:
Vul de som of het verschil in.
7+4 =11
11 is …… van 7 en 4.
7−4=3
3 is …… van 7 en 4
Reken uit. Zonder rekenmachine.
5,6+4,2=……
5,6−4,4=……
5,6+3,3=……
5,6−3,3=……
5,6+1,2=……
5,6−1,2=……
Reken uit. Zonder rekenmachine.
5,6+4,7=……
5,6−4,6=……
5,6+3,8=……
5,6−3,7=……
5,6+1,9=……
5,6−1,8=……
Reken uit. Zonder rekenmachine.
5,6+4,25=……
5,6−4,45=……
5,6+3,32=……
5,6−3,32=……
5,6+1,23=……
5,6−1,26=…....
Kennisbank 2:
Opgave 2:
Je gaat naar de supermarkt.
Je koopt:
een pak melk van € 1,40.
een reep chocola van € 0,99.
een blikje cola van € 0,75.Welk bedrag moet je in het totaal betalen?
a) welke bedrag moet je in totaal betalen?
b) Je betaald met een briefje van 5 euro .
Hoeveel krijg je terug.
Opgave 3:
Bedenk:
1 km =1000=, 1 euro =100 eurocent en 1 kg =1000 g.
In een schaatswedstrijd wordt op zaterdag een 500m en een 5 km geschaatst.
Welke afstand schaatst een schaatser die dag in totaal?
Je koopt een nuts van 60 cent en een fles cola van €1,10.
Hoeveel moet je in het totaal afrekenen?
Mevrouw De Vries is 1500 gram afgevallen. Eerst woog ze 67 kg.
Hoeveel weegt ze nu?
Opgave 4:
Reken uit.
0,6+0,2=……
0,6−0,2=……
3,6+2,2=……
3,6−2,2=……
2,4+1,8=……
2,4−1,8=……
5,65+3,32=……
5,65−3,32=……
8,7+4,82=……
8,7−4,82=…
Opgave 5:
Vul de open plaatsen in.
0,6+…=0,90
0,6−…=0,50
3,6+…=7,8
3,6−…=2,1
2,4+…=6,7
2,4−…=0,1
Opgave 6:
Vul de open plaatsen in.
0,6+…=1,3
1,6−…=0,5
3,6+…=7,4
3,6−…=2,7
2,4+…=6,2
2,4−…=0,6
Opgave 7:
Vul de open plaatsen in.
0,65+…=0,78
1,68−…=1,42
3,63+…=3,88
3,62−…=3,21
2,43+…=3,56
2,47−…=1,25
Kennisbank 3:
Opgave 8:
Zoek de regelmaat op in de rij getallen.
Schrijf dan de drie volgende getallen in de rij op.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
Uitleg:
KENNISBANK:
Filmpje:
-
Opdrachten:
Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad opdracht 8 nodig.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.
Hieronder staat een video die goed past bij dit thema.
Bekijk de video. Kun je de video goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video met een klasgenoot. Schatten
Let op:
Als je de video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.
2.7 Voorrangsregels
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
Uitleg:
Filmpje:
Opdrachten:
Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Afstanden nodig.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
Uitleg:
Filmpje:
Opdrachten:
Voor het maken van de volgende opgaven heb je het Werkblad Cirkel nodig.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Zeshoek ABCDEF is getekend op een rooster.
De oppervlakte vind je door het aantal hokjes te tellen.
De oppervlakte van ABCDEF is 7 hokjes.
Soms bestaat een figuur uit hele hokjes en halve hokjes.
Twee halve hokjes hebben dezelfde oppervlakte als één heel hokje.
De oppervlakte van PQRSTUVW hiernaast is 7 hokjes.
Je ziet rechthoek ABCD getekend. De oppervlakte van rechthoek ABCD is 8 hokjes.
Je ziet driehoek PQR getekend.
De oppervlakte van PQR is de helft van de oppervlakte van ABCD. De oppervlakte is 8 : 2 =4 hokjes
Opgave 1:
Bekijk de figuur hieronder.
Vul in:
a) De oppervlakte van ABCDEF is............... hokjes.
Opgave 2:
Bekijk de figuur hieronder.
Vul in:
a) De oppervlakte van driehoek PQR is............. hokjes.
Opgave 3:
Bekijk de figuur hieronder. De figuur is 5 delen verdeeld.
Vul in:
a) opp I = ........... hokjes.
b) opp II =........... hokjes.
c) opp III =........... hokjes.
d) opp IV = .......... hokjes.
d) opp V = ............hokjes.
e) De totale oppervlakte ABCDEF is ................. hokjes.
Opgave 4:
a) Bereken de oppervlakte van deze figuren in roosterhokjes.
Opgave 5:
Om de oppervlakte van een roosterfiguur te bepalen verdeel je hem in rechthoeken en halve rechthoeken.
a) Verdeel de figuur op het werkblad in rechthoeken en halve rechthoeken.
b) Hoeveel roosterhokjes is de oppervlakte?
Opgave 6:
Als figuren ook kromme zijden hebben, dan kun je de oppervlakte alleen schatten.
a) Laat zien hoe je de oppervlakte van deze figuur hieronder kunt schatten.
Opgave 7:
a) Bereken als dat kan of schat de oppervlakte van deze figuren in roosterhokjes.
a) Figuur I: ……....
b) Figuur II: ……
c) Figuur III: …...
Bekijk eerst dit filmpje:
Kennisbank 2 oppervlakte rechthoeken en vierkanten
Opgave 8:
a) Bereken de oppervlakte van de figuren hieronder
Opgave 9:
Hieronder zie een plattegrond van een huisje met verschillende kamers.?
Let op: 1 centimeter op de tekening is 1 meter in werkelijkheid.
a) Oppervlakte woonkamer = ......................................
b) Oppervlakte Badkamer = .........................................
c) Oppervlakte toilet =..................................................
d) Oppervlakte keuken= ...............................................
e) Oppervlakte hal= ........................................................
f) Oppervlakte slaapkamer = ..........................................
g) Oppervlakte huisje = ...........................................................
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Kun je in verschillende situatie oppervlaktematen omrekenen?.
Oppervlaktematen omrekenen.
Filmpje oppervlakte maten
Kennisbank oppervlaktematen
Hieronder staan de verschillende oppervlakte-eenheden op volgorde van groot naar klein.
Elk stapje naar rechts betekent ×100
Elk stapje naar links betekent :100
0,5 km2 = 500000 cm2
6000000 m2 = 6 km2
1,5 m2 = 15000 cm2
350 dm2 = 3,5 m2
24 cm2 = 24002400 mm2
85000 cm == 8,5 mm2
Soms is het handig om oppervlaktematen om te rekenen.
Voorbeeld 1:
Irma wil de vloer van haar kamer met vloertegels beleggen.
De oppervlakte van de kamer van Irma is 10 m2.
De tegels zijn 30 cm bij 30 cm.
Heeft Irma genoeg aan 100 tegels?
De oppervlakte van één tegel is 30×30=900 cm2
De oppervlakte van 100 tegels 100×900 cm2 =90000 cm2
90000 cm2 =9 m2
Dus Irma heeft niet genoeg aan 100 tegels.
Opgave 1:
Hieronder staan de verschillende oppervlakte-eenheden op volgorde van groot naar klein.
a) 0,5 km2 =................ m2
b) 1,5 m2 =.................. cm2
c) 350 dm2 =................. m2
Opgave 2:
Reken om:
a) 1250 mm2 =…........... cm2 =….…............ dm2 =….......…........... m2
b) 1,2 km2 =….........… hm2 ….................... dam2 =…......…........... m2
c) ……....... mm2 = 860cm2 =……............ dm2 =……................... m2
Opgave 3:
Een korfbalveld is 40 m bij 80 m en bestaat uit twee even grote vakken.
Pak nu het werkblad erbij.
Neem aan dat elk roosterhokje 10 m bij 10 m is.
a) Teken op het werkblad het korfbalveld.
b) Hoeveel roosterhokjes is de oppervlakte van het korfbalveld?
c) Hoeveel m2 is de oppervlakte van het korfbalveld?
Opgave 4:
Je hebt vierkante wandtegels van 15 cm bij 15 cm.
Je betegelt een rechthoekige wand van 3,30 m breed en 1,65 m hoog zonder voeg.
a) Hoeveel m2 is de oppervlakte van de wand?
b) Hoeveel cm2 is dat?
c) Hoeveel cm2 is de oppervlakte van 11 tegel?
d) Hoeveel tegels heb je dus nodig?
Opgave 5:
Een hectare land is een stuk land met een oppervlakte van 11 hm2.
Een voetbalveld is 120 m lang en 70 m breed.
a) Hoeveel m2 is de oppervlakte van het voetbalveld?
b) Hoeveel hectare is dat?
Opgave 6:
Hiernaast zie je een handbalveld getekend.
Elk hokje is in werkelijkheid 5 m bij 5 m.
a) Bereken de oppervlakte van het handbalveld in m2?
b) Bereken de oppervlakte van het handbalveld in cm2?
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
weet je wat wordt bedoeld met de omtrek van een vlak figuur.
kun je lengtematen omrekenen.
weet je wat wordt bedoeld met de oppervlakte van een vlak figuur.
kun je oppervlaktematen omrekenen.
7 Procenten en verhoudingstabellen
Leerdoelen
Aan het eind van dit thema:
weet je wat procent betekent;
kun je rekenen met procenten;
kun je de nieuwe prijs uitrekenen als je een percentage korting krijgt;
kun je de nieuwe prijs uitrekenen als je prijs met een percentage wordt verhoogd.
7.1 Verhouding en verhoudingstabel
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Je hebt vast al wel eens eerder met het programma Excel gewerkt.
In dit rekenprogramma kun je ook rekenen met procenten.
Download het practicum Procenten in Excel.
Download ook het bijbehorende Excelbestand Procenten.xlsx.
Sla de bestanden op op een plaats waar je ze gemakkelijk terug kunt vinden.
Open het pdf-bestand.
Werk de opdrachten in het bestand stap voor stap door.
Klaar?
Je hoort van je docent hoe het ingevulde werkblad wordt nagekeken.
8 Ruimtelijke figuren
Aan het eind van dit thema:
ken je de bekendste ruimtelijke figuren;
weet je wat wordt bedoeld met de grensvlakken en ribben van een ruimtelijk figuur;
weet je hoe je een uitslag van een ruimtelijk figuur kunt maken;
weet je wat een aanzicht van een ruimtelijk figuur is;
kun je werken met een schaallijntje.
8.1 Ruimtelijke figuren
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Aan het einde van het hoofdstuk moet je een aantal dingen kunnen, hier zie je een checklist met welke dingen jij moet kunnen aan het einde van deze periode.
Aan het einde van deze periode kan je…..
Paragraaf 1: Wat is negatief?
…. uitleggen wat een negatief getal is en waar je deze tegenkomt in het dagelijkse leven.
…. negatieve getallen met elkaar vergelijken.
…. negatieve getallen op een getallenlijn zetten.
Paragraaf 2: Assenstelsel
…. een assenstelsel met negatieve getallen tekenen.
…. de coördinaten van punten in het assenstelsel aflezen.
…. punten in het assenstel tekenen als je de coördinaten hebt gekregen.
Paragraaf 3: Optellen
…. een tussenstap opschrijven als je moet optellen met negatieve getallen. (bijv. 12 + - 5 = 12 -5 = 7 )
…. een optelsom met een negatief getal oplossen. (bijv. 4 + - 2 + - 1 = of 22 + - 32 = of -10 + - 5 = )
…. de open plaats in een optelsom met een negatief getal oplossen. (bijv. 5 + ….. = 2)
Paragraaf 4: Aftrekken
…. een tussenstap opschrijven als je moet aftrekken met negatieve getallen. (bijv. 5 - - 1 = 5 + 1 = 6 )
…. een aftreksom met een negatief getal oplossen. (bijv. 9 - - 4 - 1 = of 36 - - 32 = of -20 - - 7 = )
…. de open plaats in een aftreksom met een negatief getal oplossen. (bijv. -11 - ….. = - 15)
9.1 Wat is negatief?
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
KENNISBANK:
FILMPJE:
OPDRACHTEN:
Opgaven: Paragraaf 9.1
0%
Boven iedere vraag staat wat je in deze vraag leert, het leerdoel.
Als je een vraag fout hebt kun je dus precies zien welk leerdoel je al helemaal begrijpt en welke nog niet.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Voor deze opdracht moet je weten hoe je coordinaten met negatieve getallen in een assenstelsel moet zetten.
Ook moet je een assenstelsel met negatieve getallen kunnen tekenen.
Vraag aan de docent het blad van deze opdracht, het is namelijk handig om af te strepen wat je al hebt gedaan.
De opdracht maak je op een los ruitjes papier.
Succes!!
Oefentoets
Je sluit dit hoofdstuk af met een proefwerk.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een Oefentoets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de oefentoets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen of je gaat je verder verdiepen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in.
Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken.
Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
weet je wat een scherpe, een stompe en een rechte hoek is;
weet je dat je de grootte van een hoek uitdrukt in graden;
weet je dat een rechte hoek 90° is;
weet je hoe je de grootte van een hoek met een geodriehoek kunt meten;
weet je hoe je een hoek met een geodriehoek kunt tekenen;
kun je in bepaalde gevallen een hoek berekenen.
8.1 Hoeken
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bestudeer eerst de kennisbank hieronder, daar staat de uitleg in. Als je nog wat meer uitleg wil kun je het filmpje bekijken. Maak daarna de opdrachten, schrijf deze in je schrift en kijk ze na.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Om te testen of je zelf alle onderwerpen snapt maak je nu een D-toets.
Vul deze dus helemaal eerlijk in om zo te kijken of je zelf nog moet oefenen voor het proefwerk.
Aan het einde van de D-toets kun je jou antwoorden nakijken. Kijk goed wat je fout had of nog moeilijk vind. Deze onderwerpen ga je bij de extra opdrachten oefenen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Bordjes langs de weg
Langs de autosnelweg staan bordjes zoals hiernaast langs de weg.
Over die bordjes ga je een aantal vragen beantwoorden.
De vragen staan op het Werkblad Bordjes langs de weg.
De antwoorden kun je op het werkblad invullen.
Heb je alle antwoorden ingevuld op je werkblad?
Vergelijk je antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.
Hebben jullie allemaal dezelfde antwoorden?
Bespreek eventuele verschillen.
Als je fouten had, verbeter je antwoorden dan.
Klaar?
Laat je werkblad beoordelen door je docent.
Thema-opdracht H2
Eindproduct
Als eindproduct maak je een ontwerp voor je slaapkamer. Je maakt ook een begroting: hoeveel gaat dat allemaal kosten?
Je bent vrij in de keuzes van de door jou gebruikte materialen.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer 3 lesuren nodig. Je maakt het ontwerp en de bijbehorende kostenberekening alleen.
Benodigheden
Computer met internetverbinding
2(H) potlood (vlekt niet), rekenmachine, liniaal, geodriehoek, en milimeterpapier.
Reclamefolders van bouwmarkten en woninginrichtingzaken.
Je zit nu op het voortgezet onderwijs en je hebt besloten om jouw slaapkamer opnieuw in te richten: een ware metamorfose. Je krijgt hiervoor toestemming maar eerst heb je een duidelijk ontwerp gemaakt en heb je uitgerekend wat de totale kosten van deze metamorfose zijn.
Maak nu eerst een schets van je slaapkamer. Neem de maten op (lengte, breedte en hoogte). Zet de maten in je schets. Verzamel reclamefolders van bouwmarkten en woninginrichtingszaken.
STAP 2:
Download het werkblad Metamorfose slaapkamer. Zorg dat je de reclamefolders bij de hand hebt. Je hebt ook millimeterpapier nodig. Maak de zes opdrachten die op het werkblad staan.
Keuze
Er zijn verschillende sites waar je een digitaal ontwerp van je slaapkamer kunt maken. Kijk bijvoorbeeld eens op www.floorplanner.com.
Maak op deze (of een soort gelijke) site het ontwerp voor je (slaap)kamer. Print het ontwerp uit en plak het op je werkblad.
STAP 3:
Je gaat deze opdracht afronden. Kijk nog eens kritisch naar je werkblad. Heb je alle vragen beantwoord? Ziet het ontwerp er verzorgd uit? Heb je een duidelijk overzicht van de kosten gemaakt?
Maak nu nog een titelblad en lever dit samen met de werkbladen (met je ontwerp) in.
Thema-opdracht H3
Eindproduct
Dit thema sluit je af met het maken van een spel.
Het spel krijgt als titel: 'REKENEN'.
Je kunt aan verschillende spellen denken, bijvoorbeeld aan triviant of ganzenbord of aan een kwartetspel. Maar ook aan een heel ander spel. In het spel dat je gaat maken moet het afronden, schatten en de voorrangsregels een belangrijk rol spelen.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. Het maken van het spel mag je alleen of met z'n tweeën doen.
Benodigheden
Papier, potlood en rekenmachine.
(Kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, karton, plakband, ... voor het maken van het spel.
STAP 1:
Op internet kun je verschillende spelletjes vinden die te maken hebben met schatten. Op de site van het Freundenthal Instituut vind je een bijvoorbeeld het spel 'Boodschappen schatten'.
In de inleiding heb je al gelezen over het \(\small{24}\)-spel: Met vier getallen moet je door op te tellen, af te trekken, te delen en te vermenigvuldigen \(\small{24}\) maken. Op de site van het het Freundenthal Instituut vind je een digitale versie van dit spel.
Probeer vervolgens een aantal series op te lossen. Het spel is moeilijker dan je misschien denkt.
Succes!
STAP 3:
Je gaat aan de slag met het maken van het spel. Het spel krijgt als titel 'REKENEN'. Het spel moet gaan over afronden, schatten en de voorrangsregels.
Lees wat er over het maken van een spel staat in de gereedschapskist: spel.
Bedenk nu eerst wat voor soort spel je wilt maken.
Je kunt denken aan de volgende spellen:
Triviant
Ganzebord
Kwartet
Memorie
Maar je mag natuurlijk ook een heel ander spel bedenken.
STAP 4:
Maak nu het spel en alles wat je nodig hebt om het spel te spelen.
Schrijf ook de spelregels op.
Speel het spel een aantal keer. Laat het spel ook door een aantal klasgenoten spelen. Vraag je klasgenoten om commentaar. Pas het spel eventueel nog iets aan.
Tevreden?
Laat het spel dan beoordelen door je docent.
Thema-opdracht H4
Thema-opdracht
Samir Boukhari is veertien jaar.
Samir wil na schooltijd wat bijverdienen. Hij wordt fietskoerier.
Iedere middag na school gaat hij pakjes en brieven bezorgen.
Op zijn city-bike is hij vaak sneller dan een bestelauto.
Bij het opzetten van een eigen zaak komt heel wat kijken.
Als een klant belt, moet Samir die klant snel kunnen vinden.
En als de klant vraag wat het gaat kosten, moet Samir snel een prijs kunnen noemen.
Om fietskoerier te kunnen worden, moet Samir goed met kaarten kunnen werken en moet hij weten hoe je een afstand op een kaart omzet in werkelijke afstanden.
En dat heb jij nu juist geleerd in dit thema.
Eindproduct
Je gaat Samir helpen bij het opzetten van zijn koeriersbedrijf. Je maakt een verslag van maximaal twee A4-tjes met als titel:
'Een koeriersbedrijf voor Samir?'.
Het verslag begint met de probleemstelling: je vertelt in je eigen woorden waar het over gaat. Dan komt de uitwerking: je beschrijft wat je onderzocht hebt en wat de resultaten zijn van dat onderzoek.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{3}\) lesuren nodig. Je maakt het verslag samen met een klasgenoot.
Het verslag begint met de probleemstelling. Schrijf onder het kopje 'Probleemstelling' in jullie eigen woorden waar het verslag over gaat.
Als jullie straks alle stappen hebben doorlopen, kunnen jullie deze tekst natuurlijk nog best een beetje aanpassen.
Samir wil een eigen koeriersbedrijfje beginnen. Hij kent de stad waarin hij woont vrij goed. Toch zal hij soms een plattegrond nodig hebben om een pakje bij een klant op te halen of een pakje weg te brengen.
Hoe vind je op een plattegrond een adres?
Staat er een register op de plattegrond?
Hoe werkt zo'n register?
Sommige straten zijn erg lang. Kun je op de kaart zien aan welke kant de nummering van de huizen begint?
Schrijf in het verslag onder het kopje 'Een adres zoeken op een kaart' kort het antwoord op de vragen hierboven op.
Samir vind het werken met vaknummers niet nauwkeurig genoeg. Hij wil heel precies kunnen aangeven waar een adres is. Hij denkt dat het werken met coördinaten hem verder kan helpen.
Hoe zou je op een plattegrond met een assenstelsel kunnen werken?
Hoe kun je een adres met coördinaten aangeven?
Schrijf in het verslag onder het kopje 'Een assenstelsel op een kaart' kort het antwoord op de vragen hierboven op.
Hoeveel moet Samir vragen voor het bezorgen van een pakketje? Hij wil de prijs laten afhangen van de afstand die hij moet fietsen. Het bepalen van de fietsafstand is lastig precies te bepalen. Misschien is het handiger om uit te gaan van de afstand hemelsbreed.
Wat wordt bedoeld met de afstand hemelsbreed?
Hoe bepaal je de afstand hemelsbreed op een kaart?
Waarom heb je om de afstand van een ritje uit te rekenen drie punten op de kaart nodig?
Wat is een goede prijs voor het bezorgen van pakketjes?
Schrijf in het verslag onder het kopje 'De prijs' kort het antwoord op de vragen hierboven op.
Lees het verslag dat jullie tot nu toe gemaakt hebben nog eens door. Klopt het tekstje onder het kopje 'Probleemstelling' nog? Pas die tekst eventueel aan.
Maak het verslag af door een paar passende afbeeldingen bij de tekst te plaatsen. Controleer het verslag ook nog even op taalfouten.
Tevreden?
Laat het verslag dan beoordelen door jullie docent.
Thema-opdracht H5
Thema-opdracht
Je hebt vast wel eens pizza gegeten.
Was het in een pizzeria of kwam de pizza uit de supermarkt?
Heb je een wel eens een pizza slice (een stuk van een pizza) bij een afhaalpizzaria gehaald? Je kunt een pizza ook via internet bestellen en laten bezorgen. Je hebt zelfs websites waarop je een eigen pizza samen kunt stellen.
Dit thema heeft als titel 'Breuken'. Het is handig als je weet wat breuken zijn en hoe je met breuken rekent, als je wilt uitrekenen hoeveel een 'pizza slice' kost. Of als je wilt weten wat je moet betalen als je een pizza bestelt die je zelf hebt samengesteld.
Eindproduct
Je sluit het thema af met het maken van een menukaart.
Op de menukaart komen verschillende soorten en maten pizza's.
Het restaurant waarvoor de menukaart is, verkoopt ook 'pizza slices'.
Bij het restaurant kun je ook een eigen pizza samenstellen die bestaat uit stukken van de andere pizza's. Op de menukaart staan natuurlijk ook de prijzen van de pizza's.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. Je maakt de menukaart samen met een klasgenoot.
Benodigheden
Papier, potlood en rekenmachine.
(Kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, karton, plakband, ... voor het maken van de menukaart.
Je gaat straks een menukaart maken voor een pizzaria. Voordat je dat gaat doen, ga je eerst een aantal vragen over de menukaart van pizzaria Valentino beantwoorden.
Klik op de link hieronder om naar die vragen te gaan: Pizzaria Valentino
Jullie kunnen nu aan de slag met het maken van het eindproduct: een menukaart voor een pizzaria.
Bedenk welke verschillende pizza's jullie op de menukaart willen opnemen. Zet op de menukaart wat extra informatie over de verschillende pizza's. Een tekening of foto is natuurlijk helemaal mooi.
Bedenk hoe duur de verschillende pizza's moeten zijn. Hoe duurder de ingrediënten, hoe duurder de pizza. Schrijf de bedragen op de menukaart.
De pizzaria verkoopt ook pizza slices en combi-pizza's. Reken uit hoe duur de combi-pizza en pizzapunten moeten zijn. Zet de bedragen ook op de menukaart.
Laat de menukaart bekijken door een aantal klasgenoten. Vraag om commentaar. Bekijk zelf ook een of twee menukaarten van klasgenoten en geef goed commentaar. Gebruik bij het commentaar geven de volgende vragen:
Staan er minstens zes verschillende pizza's op de menukaart?
Is het duidelijke van welke ingrediënten de pizza's zijn gemaakt?
Staan de prijzen op de menukaart?
Staan er ook pizza slices op de menukaart?
Staan er ook combi-pizza's op de menukaart?
Is de menukaart netjes vormgegeven?
Zijn jullie tevreden over jullie menukaart?
Laat de menukaart dan beoordelen door je docent.
Thema-opdracht H6
Je hebt vast wel eens beelden gezien van overstromingen.
Komt dit nu alleen maar door stormen en veel regen in de herfst of zijn er nog andere oorzaken, zoals het smelten van het poolijs?
Er zijn veel wetenschappers die zich bezig houden met het klimaat.
Zij verzamelen gegevens over regen, wind en temperatuur en ze verwerken deze gegevens in tabellen en grafieken.
Waarom wordt er gewerkt met tabellen en grafieken?
Kun je aan de hand van tabellen en grafieken iets voorspellen?
Om antwoord te kunnen geven op dit soort vragen, moet je zelf goed grafieken kunnen aflezen en weten hoe je een grafiek kunt tekenen.
En dat heb je nu net geleerd in dit thema.
Jullie kunnen nu aan de slag met het verzamelen van zoveel mogelijk knipsels.
De knipsels moeten wel te maken hebben met het klimaat of met het weer.
In de collage moet minimaal één grafiek komen die jullie zelf hebben gemaakt.
Bepaal samen wat voor soort grafiek jullie zelf maken.
Maak een keuze uit de knipsels die jullie hebben verzameld. Jullie kiezen natuurlijk vooral knipsels die passen bij de titel van de collage.
Plak de knipsels op een groot vel papier.
Schrijf de titel op de collage.
Jullie gaan een collage maken. De collage gaat over het klimaat en het weer. In de collage spelen grafieken (en tabellen) een belangrijke rol.
In de gereedschapskist vind je informatie over het maken van een collage.
Bestudeer die informatie goed.
Bedenk voordat jullie beginnen wat willen jullie vertellen met jullie collage.
Ga dan pas knipsels verzamelen.
Bedenk ook meteen een goede titel voor jullie collage.
Eindproduct
Je sluit het thema af met het maken van een collage van grafieken. De grafieken moeten te maken hebben met het weer of met het klimaat. In de collage zit minstens één grafiek die je zelf getekend hebt.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. Je maakt de collage samen met een klasgenoot.
Benodigheden
Een vel A\(\small{3}\)-papier waar de collage op komt.
(Ruitjes)papier en potlood voor het zelf tekenen van een grafiek.
(Kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, karton, plakband, ... voor het maken van de collage.
Laat de collage zien aan een aantal klasgenoten. Vraag om commentaar. Bekijk zelf ook een of twee collages van klasgenoten en geef goed commentaar.
Gebruik bij het commentaar geven de volgende vragen:
Staat er een titel op de collage?
Staan er minstens drie grafieken en twee tabellen op de collage?
Passen de grafieken en tabellen bij de titel?
Is de collage origineel?
Is de collage verzorgd gemaakt?
Is de collage goed vormgegeven?
Zijn jullie tevreden over jullie collage?
Ja? Laat de collage dan beoordelen door jullie docent.
Thema-opdracht H8
Je gaat onderzoeken wat het verband is tussen de grootte van een hoek van een glijbaan en de snelheid. Van dat onderzoekje maak je een verslag.
Download en open nu eerst de lege opzet voor het Verslag.
Het verslag begint met de de onderzoeksvraag. Schrijf onder het kopje onderzoeksvraag de hoofdvraag van jullie onderzoekje op.
Als jullie straks alle stappen hebben doorlopen, kunnen jullie deze tekst natuurlijk nog best een beetje aanpassen.
Voor de volgende stappen heb je een glijbaan van karton of hout nodig. De glijbaan moet minimaal 3 meter lang zijn.
Overleg met je docent
Probeer de glijbaan door een knikker of een balletje naar beneden te laten rollen.
Let op: de glijbaan mag niet doorbuigen.
Je gaat beginnen met verzamelen van de onderzoeksresultaten.
Zorg dat de glijbaan precies een hoek van 10° met de grond maakt.
Laat een knikker of een balletje van de glijbaan naar beneden rollen.
Gebruik de stopwatch om te meten na hoeveel seconde de knikker/het balletje op de grond is.
Herhaal de meting een drie keer.
Bereken het gemiddelde van jullie drie metingen.
Schrijf het resultaat in de tabel in het verslag.
Doe nu hetzelfde voor een aantal verschillende hoeken.
Schrijf alle resultaten in de tabel.
Jullie gaan in het verslag bij de tabel een grafiek tekenen.
Op de horizontale as komt de grootte van de hoek.
Op de verticale as komt de tijd die het balletje nodig heeft gehad om naar beneden te rollen.
Zorg voor een passende schaalverdeling.
Teken vervolgens de punten uit de tabel in het assenstelsel en verbind de punten met een vloeiende lijn.
Schrijf in het verslag onder het kopje Onderzoeksopzet hoe jullie te werk zijn gegaan. Maak er eventueel een tekening bij.
Zorg dat de ingevulde tabel en de grafiek een plaatsje kunnen krijgen onder het kopje Onderzoeksresultaten.
Wat is de conclusie van jullie onderzoek? Wat is het verband tussen de grootte van de hoek van de glijbaan en de snelheid?
Schrijf jullie conclusie in het verslag onder het kopje conclusie.
Zorg dat de conclusie past bij de resultaten in de tabel en de grafiek.
Tijd om het verslag af te maken.
Lees het verslag nog één keer helemaal door. Zorg dat er geen taalfouten in het verslag zitten. Print het verslag. Plak de tekening(en) en de grafiek op de juiste plaats in het verslag en lever het verslag in bij jullie docent.
Je sluit het thema Hoeken af met de eindtoets.
De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.
Klik op de knop om de toets te starten.
Succes!
Thema-opdracht H10
Eindproduct
Je sluit dit thema af met het maken van een bouwplaat. Je maakt een bouwplaat van een bekend gebouw in je woonplaats. De bouwplaat moet zo goed mogelijk kloppen. Dat betekent dat de afmetingen goed moeten zijn. Dat de kleuren moeten kloppen, enzovoorts.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. Je maakt de bouwplaat samen met een klasgenoot.
Benodigheden
Papier en (kleur)potloden, stiften, schaar, lijm, karton, plakband, ... voor het maken van de bouwplaat.
Je hebt vroeger vast wel eens een bouwplaat van een of ander gebouw in elkaar gezet, maar vast nog nooit een bouwplaat van de Eiffeltoren.
Jullie kunnen nu aan de slag met het maken van het eindproduct.
Kies samen een bekend Europees gebouw of een gebouw in je woonplaats.
Kijk of jullie foto’s van verschillende kanten van het gebouw kunnen vinden. Kijk of jullie genoeg informatie over de grootte van het gebouw kunnen vinden. Maak een overzichtje van de belangrijkste maten.
Maak de bouwplaat. Probeer het werk te verdelen. Zet op de bouwplaat wat extra informatie over het gebouw dat jullie hebben gekozen.
Kopieer de bouwplaat. Gebruik de kopie om het gebouw in elkaar te zetten. Pas de originele bouwplaat eventueel nog wat aan.
Laat de bouwplaat zien aan enkele klasgenoten. Vraag om commentaar. Bekijk zelf ook een bouwplaat van klasgenoten en geef goed commentaar. Gebruik bij het commentaar geven de volgende vragen:
Is het duidelijk van welk gebouw de bouwplaat is?
Kloppen de maten van de bouwplaat?
Is met de bouwplaat ook echt het gebouw na te maken?
Is de bouwplaat waarheidsgetrouw?
Is de bouwplaat verzorgd gemaakt?
Zijn jullie tevreden over jullie bouwplaat?
Nee? Pas de bouwplaat dan nog wat aan.
Ja? Laat de bouwplaat dan beoordelen door jullie docent.
Je bent vast wel eens op een glijbaan gezeten. Je gaat soms onder een steile hoek naar beneden. Soms ga je bijna loodrecht naar beneden. Hoe groter de hoek hoe groter de snelheid.
Hiernaast zie je een foto van een waterglijbaan. Is je snelheid op de glijbaan steeds even groot?
Je gaat in dit thema een onderzoekje doen naar het verband tussen de grootte van een hoek van een glijbaan en de snelheid. Om het onderzoekje goed te kunnen doen, moet je iets weten over hoeken.
Wat is een hoek?
Hoe wordt de grootte van een hoek gemeten?
Hoe teken je een hoek van een bepaalde grootte?
En dat heb je nu juist geleerd in dit thema.
Eindproduct
Je sluit het thema af met een onderzoekje naar het verband tussen de grootte van een hoek van een glijbaan en de snelheid.
Van dit onderzoekje maak je een verslag.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je ongeveer \(\small{2}\) lesuren nodig. Je maakt het verslag samen met een klasgenoot.
Stevig karton of hout voor het maken van een glijbaan.
Een knikker of balletje.
Stopwatch.
Papier, pen en (kleur)potloden.
Thema-opdracht H11
Aan het eind van het thema speel je twee spellen.
Tijd
Voor de afronding van het thema heb je \(\small{1}\) lesuur nodig.
Benodigheden
Kaartspel (voor stap 1)
Je gaat een kaartspelletje spelen. Het is een spel voor \(\small{2}\) tot \(\small{4}\) personen.
Van het kaartspel gebruik je alleen de kaarten waar de getallen op staan én de azen. De aas staat voor het getal \(\small{1}\). Dus de boeren, vrouwen en heren doen niet mee.
In het spel zijn de rode kaarten de negatieve getallen en de zwarte kaarten de positieve getallen.
De deler schudt het spel en geeft iedere speler drie kaarten.
De rest van de kaarten liggen omgekeerd op een stapel.
Degene links van de deler mag beginnen.
De speler die aan de beurt is, pakt altijd eerst een kaart van de stapel.
Daarna mag hij een setje kaarten op tafel leggen als de som van de getallen van het setje nul is.
Als de speler geen kaarten meer op tafel kan leggen is de speler die links van hem zit aan de beurt.
De eerste speler die aan het eind van zijn beurt geen kaarten meer over heeft, is de winnaar.
Nog een spel voor 2 tot 4 personen met negatieve getallen.
Download het Ganzenbordspel.
Druk het speelbord af of teken het over op een groot vel papier. Maak \(\small{20}\) kaartjes met een '\(\small+\)' of een '\(\small-\)' er op. Pak pionnen of maak zelf pionnen. Iedere speler heeft een pion van een verschillend kleur nodig.
Speel het spel als volgt:
Iedere speler begint op '\(\small{0}\)'. Bepaal wie mag beginnen.
Degene die begint, gooit met de dobbelsteen en trekt een '\(\small+\)' of '\(\small-\)' kaart. Dat kaartje bepaalt de richting waarin hij gaat 'lopen'. De speler doet het aantal stappen dat hij heeft gegooid in de positieve of negatieve richting.
Na speler \(\small{1}\) is speler \(\small{2}\) aan de beurt, etc.
De winnaar is degene die het eerst een 'finish'-vak bereikt.
Succes!
Je sluit het thema Negatieve getallen af met de eindtoets.
De eindtoets bestaat uit een aantal gesloten vragen.
Aan het eind van de toets zie je je score.
Van de vragen die je fout gedaan hebt, zie je de goede antwoorden.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Rearrangeerbare stercollectie wiskunde voor leerjaar 1 en 2 VMBO B van Stichting VO-content. De stercollectie is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak wiskunde. Een Stercollectie wordt onderhouden en geactualiseerd volgens een kwaliteitszorgsysteem van SLO.
Rearrangeerbare stercollectie wiskunde voor leerjaar 1 en 2 VMBO B van Stichting VO-content. De stercollectie is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak wiskunde. Een Stercollectie wordt onderhouden en geactualiseerd volgens een kwaliteitszorgsysteem van SLO.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Plaats bepalen
Windstreken
Plaatsbepalen op de kaart
Codes
Coördinaten
Schaallijnen
Decimale getallen
Optellen en aftrekken
Vermenigvuldigen
Delen
Afronden
Afronden
Afronden deel 2
Schatten
Schatten deel 2
Voorrangsregels
Voorrangsregels deel 2
Basisrekenen
Afronden, schatten en voorrangsregels
Teller en noemer
Breuken vergelijken
Breuken optellen en aftrekken
Breuken
Lijn, lijnstuk en punt
Afstanden
Cirkel
Vlakke figuren
Meetkunde
Omtrek
Lengtematen
Oppervlakte
Oppervlaktematen
Meetkunde
Verband en tabel
Verband en grafiek
Grafieken aflezen
Grafiek tekenen
Formules
Formules
Grafieken
Verhoudingstabellen
Verhoudingen vergelijken
Procenten
Rekenen met procenten
Procenten erbij of eraf
Procenten
Verhoudingen
Ruimte figuren
grensvlakken en ribben
Uitslagen
aanzichten en doorsnede
Schaallijnen
Schaallijnen deel 2
Ruimtelijke figuren
Inhoudsmaten
Inhoud van een kubus en een balk
D-Toets
Paragraaf 9.1
Paragraaf 9.2
Paragraaf 9.3
Paragraaf 9.4
Oefentoets Negatieve getallen
Negatieve getallen
Vermenigvuldigen met negatieve getallen
Hoeken
Hoeken deel 2
Hoeken meten
Hoeken meten deel 2
Hoeken tekenen
Hoeken
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.