Tijd van steden en staten (late middeleeuwen)

Tijd van steden en staten (late middeleeuwen)

Inleiding

In dit hoofdstuk gaan wij het hebben over het tweede deel van de middeleeuwen. Deze periode duurt van 1000 tot 1500 (n.Chr.). Voor de snelle rekenaars onder ons, dit hoofdstuk gaat over 500 jaar. In de indeling van de tijdvakken noemen we dit de tijd van steden en staten.


Wat je gaat leren kun je terug lezen in de leerdoelen:

  1. Je weet wat kruistochten zijn en waarom de kruistochten zijn begonnen.
  2. Je kunt uitleggen hoe door nieuwe ontwikkelingen in de landbouw de oogsten kunnen groeien, door gebruik te maken van de begrippen drieslagstelsel, keerploeg en mest.
  3. Je weet waarom sommige boeren ambachtsman worden.
  4. Je weet waar de eerste nederzettingen komen en waarom.
  5. Je kunt uitleggen hoe die kleine nederzettingen uitgroeien tot handelsplaatsen.
  6. Je kunt uitleggen waarom nederzetting zichzelf gaan beschermen.
  7. Je kunt uitleggen hoe een nederzetting een stad word.
  8. Je weet hoe de bewoners van steden heten.
  9. Je kunt uitleggen hoe het bestuur van een Middeleeuwse stad geregeld werd door gebruik te maken van de begrippen schepenen, schout en schepenbank.
  10. Je weet wat gilden zijn.
  11. Je weet wat je moet doen om bij een gilde te komen.
  12. Je weet hoe steden belangrijke handelsplaatsen worden door gebruik te maken van de begrippen: jaarmarkten en stapelmarkten.
  13. Je kunt uitleggen hoe handelaren hun geld konden bewaren door gebruik te maken van de volgende begrippen: banken, banken en wisselbrief.
  14. Je kunt uitleggen welk negatief gevolg de handel voor Europa had.
  15. Je kunt uitleggen hoe het komt dat de derde stand steeds meer macht kreeg.
  16. Je kunt uitleggen hoe het bestuur van de Nederlanden in elkaar zit door gebruik te maken van de volgende begrippen: gewest, standenvergadering en Staten-Generaal.
  17. Je kunt de belangrijkste gebeurtenissen uit dit hoofdstuk in de juiste chronologische volgorde zetten (op volgorde van tijd).

1. Het ontstaan van nederzettingen

Het begin van de Middeleeuwen leefden de mensen in een onzekere tijd, er waren vaak hongersnoden en oorlog. De boeren zochten bescherming bij de mensen van adel en werden horigen. Rond het jaar 1000 begint deze situatie te veranderen, dit komt door een aantal veranderingen:

  • Het drieslagstelsel werd uitgevonden. Dit houdt in dat de boer zijn land in drie stukken verdeelt. Eén deel gebruikt de boer van zomergraan, een ander deel voor wintergraan en het derde deel lag braak. Als een stuk land braak ligt dan wordt hier niets mee gedaan, zodat het kan herstellen. Dit wisselt zich elk jaar af. Dit zorgde voor meer oogst.
  • Men kwam er achter dat als je uitwerpselen van de dieren op het land strooiden, het land meer vruchtbaar werd. Dit zorgde voor meer oogst.
  • De keerploeg werd uitgevonden, deze ploeg kon dieper in de grond komen waardoor het zaaigoed dieper kwam te liggen en beter beschermd was tegen kou en droogte. Daarnaast werd de ploeg van ijzer gemaakt, in plaats van hout, hierdoor was de ploeg sterker. Ook dit zorgde voor meer oogst.

Deze verbeteringen zorgden voor meer oogst, hierdoor kwam er een productieoverschot. Er was meer dan genoeg eten om van te leven. Hierdoor kwamen er minder mensen om door hongersnood en kon de bevolking groeien. Er kwamen zelfs zoveel mensen dat niet genoeg werk was in het boerenleven. Veel boeren werden er op uit gestuurd om woeste gronden te ontginnen. Veel land in de Middeleeuwen was niet bewoonbaar, dit waren moerassen en bossen. Het bewoonbaar maken van deze stukken noem je ontginnen.

Daarnaast konden sommige boeren ander werk gaan doen, zoals timmerman of kleermaker. Deze mensen noem je ambachtslieden. Zij gingen op plekken wonen waar zij veel van hun spullen konden verkopen. Zoals kastelen en kloosters, omdat het hier veilig was, en kruispunten van rivieren en wegen, omdat hier veel mensen langs kwamen. Er ontstonden marktplaatsen, de ambachtslieden gingen om deze marktplaatsen wonen en bouwden daar hun werkplaatsen. Ook werden er herbergen gebouwd, zodat kooplieden bij de marktplaatsen konden overnachten. Daarnaast vonden de mensen het ook belangrijk dat zij naar de kerk konden en bouwden daarom ook een kerk. Er ontstonden nieuwe nederzettingen.

 

Opdracht 1:

Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.

Drieslagstelsel                                                                                        
Keerploeg  
Productieoverschot  
Ontginnen  
Ambachtslieden  
Nederzetting  

 

Opdracht 2:

Noteer de antwoorden van de volgende vragen in je Word-document.

a. Door welke drie verbeteringen nam de oogst vanaf het jaar 1000 toe?

b. Geef een omschrijving van 'braak'.

c. Wat is een gevolg van de toename van de oogst?

d. Noem vier voorbeelden van ambachtslieden.

e. Leg uit waardoor er nederzettingen konden ontstaan. Gebruik in je antwoord de woorden productieoverschot en ambachtslieden.

f. Noem drie voorbeelden van plekken waar nederzettingen ontstonden.

 

Opdracht 3:

Maak een tekening van een middeleeuwse nederzetting.

Je mag zelf weten hoe je dit doet: in een tekenprogramma, tekenblaadje ect.

Voor inspiratie kan je op Google zoeken naar middeleeuwse nederzettingen.

Het volgende moet in je tekening te zien zijn:

  • Een klooster/kasteel/kruispunt
  • Marktplaats
  • 4 verschillende werkplaatsen van ambachtslieden (maak deze herkenbaar met een symbool)
  • Herberg
  • Kerk
  • Straten

2. Van nederzetting tot stad

De eerste nederzettingen waren onbeschermde dorpjes. Als zij werden aangevallen, dan vluchtten de bewoners naar het dichtsbijzijnde klooster of kasteel. De plunderaars konden dan ongestoord hun gang gaan. Tussen 800 en 1000 werden veel nederzettingen regelmatig aangevallen door de vikingen (ook wel de Noormannen). Om zichzelf te beschermen van deze plunderingen bedacht de inwoners van de nederzetting een plan: er werden grote muren om de nederzetting heen gebouwd, ter bescherming.

De kasteelheren waren de baas van het grondgebied waar ook nederzetting ontstonden. De kasteelheer had als taak de mensen in zijn gebied te beschermen, maar met de komst van de muren om de nederzettingen heen was die bescherming niet meer nodig. De bewoners van de nederzetting konden zichzelf voortaan beschermen. Daarom maakten de heer en de inwoners afspraken: De heer wilde een deel van de opbrengsten uit de stad en in ruil daarvoor mochten de inwoners zelf hun bestuur en rechtspraak gaan regelen. De nederzetting kreeg hiermee stadsrechten en werd een stad. De inwoners van een stad noemen we ook wel burgers of poorters. De burgers wezen een aantal mensen aan om de stad te besturen: de schepenen. En namens de heer kwam er een schout in de stad, die hield toezicht voor de heer. Als je je als poorter niet aan de regels hield, dan moest je verschijnen in de schepenenbank en dan werd je gestraft door de schepenen en de schout.

In de steden mochten de handelaren en de ambachtslieden alles zelf regelen. Zij waren niet meer gebonden aan de regels van de heer. Ambachtslieden van hetzelfde beroep gingen met elkaar samenwerken in een gilden. Dit is een soort vereniging voor mensen met hetzelfde beroep. Zij stelden een gildebrief op met daarin de regels over bijvoorbeeld materiaal, werktijden en prijzen van de producten. Wilde je toe treden in een gilde, omdat je je eigen werkplaats wilde beginnen, moest je eerst een opleiding volgen en examen doen: een meesterproef. Zo zorgden de ambachtslieden ervoor dat de handel in de stad eerlijk verliep en goed geregeld was.

 

Opdracht 4:

Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.

Vikingen                                                                                           
Stadsrechten  
Poorters  
Schepenen  
Schout  
Schepenenbank  
Gilden  
Gildebrief  
Meesterproef  

 

Opdracht 5:

Noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document.

a. Waarom begonnen de inwoners van de dorpen hun nederzetting te versterken?

b. De macht van de heer in zijn gebiedis erg groot, maar niet binnen de steden. Hoe komt dit?

c. Wat zijn de afspraken van het stadsrechten?

d. Hoe werd het bestuur van een stad geregeld? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: schepenen, schout en schepenbank.

e. Wat zijn de taken van de schepenen, schout en schepenbank?

f. Hoe zorgde de ambachtslieden ervoor dat de handel in de stad eerlijk en goed verliep? Gebruik in je antwoord de volgende woorden: gilden, gildenbrief en meesterproef

g. Hoe kon je lid worden van een gilde?

 

Opdracht 6:

Bekijk het filmpje en noteer de antwoord op de vragen in je Word-document.

 

a. Wie kochten het overgebleven voedsel?

b. Waar ontstaan markten?

c. Noem drie voorbeelden van ambachtslieden uit het filmpje.

d. Waarom is de landheer nog steeds de baas in een stad?

e. Wat doen de bewoners om zichzelf te beschermen tegen aanvallen?

f. Waardoor verdwenen er veel stadsmuren?

g. Waarvan zijn de huizen gebouwd?

h. Wat is het gevaar voor die huizen?

i. Wat deden de mensen in de stad met hun afval?

j. Wat is een schandpaal?

3. Handelen

Na het jaar 1000 word Europa een stuk veiliger, de invallen van de vikingen houden op en er is minder oorlog en hongersnood. Door de productieoverschotten in de landbouw en de verschillende producten van de ambachtlieden bloeit de handel enorm op. De steden spelen hier ook een grote rol in, op de marktplaats is er ruimte voor handel. In sommige steden worden zelfs jaarmarkten georganiseerd, dit zijn hele grote markten. Daar komen veel handelaren vanuit allerlei streken op af, zoals uit de Arabische streken. Die handelaren bieden allerlei, voor de Europeanen, nieuwe en speciale spullen aan. Daarom komen er ook veel mensen op de jaarmarkten af.

Handel over land is niet altijd handig, naast dat er veel bandieten langs de weg zitten zijn ook de wegen niet goed. Veel handel gaat daarom via zee. Steden die aan de kust liggen ontwikkelen zich tot grote handelssteden. Zij zorgen voor een goede havens en pakhuizen, ook wel stapelmarkten, waar de spullen kunnen worden aangevoerd, opgeslagen en doorgevoerd. Vanuit daar worden de handel via rivierschepen en karren naar de plaats van bestemming gebracht. Sommige steden gaan zelfs samenwerken, zij sluiten een verbond: het Hanzeverbond. Hierdoor kunnen zij nog meer geld verdienen, ze voorkomen hiermee concurrentie en door in groepen te gaan varen kunnen zij de handel beter beschermen.

Naast de veiligheid die steden boden, werden er ook banken opgericht. Hierdoor hoeften de handelaren geen geld meer mee te nemen op hun reis. Zij konden in de stad bij een bank geld lenen, daarmee hun handelswaar inkopen en vervolgens met hun verdiende geld de bank weer terug betalen. Ook werd de wisselbrief uitgevonden. Die brief was geld waard, dat een handelaar bij elke bank kon opnemen. Zo hoeft hij niet met zijn geld te reizen. Hierin werd precies opgeschreven van wie de brief was en hoeveel hij waard was.

Al die handel had veel goede kanten, je kunt bijvoorbeeld veel verschillende producten kopen en het ging goed met de economie in Europa. Maar de handel bracht ook iets heel slechts: de Zwarte dood, ook wel de pest. Deze ziekte heeft tussen 1346 en 1351 miljoenen mensen het leven gekost in Europa. Dat is 1/3 van de totale Europese bevolking. De pest is een virus waarbij je grote donkere bulten krijgt op je lichaam. Dit krijg je door een vlooienbeet. De vlooien dragen het virus in hun lichaam mee. Deze vlooien reisden mee op ratten. Die ratten reisden samen met handelaren via boten mee door heel Europa. Binnen een korte tijd heeft de pest zich verspreid over heel Europa. In de Europese steden hadden de ratten het heel erg fijn: overal lagen etensresten op straat, het was een feestje voor de ratten. In de middeleeuwen wisten de mensen niet waar de pest vandaan kwam, de mensen dachten dat het een straf van God was. Pas later zijn wetenschappers er achter gekomen wat de oorzaak van de pest is.

 

Opdracht 7:

Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.

Jaarmarkten                                                                                               
Stapelmarkten  
Banken  
Wisselbrief  
de pest  

 

Opdracht 8:

Noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document.

a. Leg uit waarom jaarmarkten heel erg populiar waren.

b. Hoe noemen we een samenwerking van Noord-Europese handelssteden?

c. Leg uit hoe het geld van de handelaren veilig kon blijven.

d. Noem twee goede voordelen van de opgekomen handel.

e. Wat is een nadeel van handel in de middeleeuwen?

f. Leg uit hoe de pest zich zo snel en gemakkelijk door Europa heeft kunnen verspreiden.

 

Opdracht 9:

Bekijk het filmpje en noteer de antwoorden van de vragen in je Word-document.

a. Hoe probeert Chiel de Guilliacq zichzelf te genezen?
b. Welke twee soorten pest zijn er? Geef van beide een omschrijving.

 

4. De Nederlanden

Weet je nog hoe Karel de Grote edelen gebruikte om zijn grote rijk te besturen? Via het leenstelsel. Het rijk was te groot voor de koning om alleen te besturen, daarom leende hij land uit aan mannen van adel. Deze leenman mag namens de koning de baas spelen over een stukje land. De koning had de hulp van de tweede stand dus nodig om zijn land te besturen.

Met de komst van de steden veranderde dit:

Zoals je weet worden de inwoners van een stad burgers genoemd, deze burgers worden een onderdeel van de derde stand. Burgers in steden leveren het land veel geld (belasting) op en daarom willen deze burgers meer rechten. Zij eisen van de koning dat zij meer invloed krijgen op het bestuur van het land, zij willen ook iets te vertellen hebben. De koning raakte steeds meer ontevreden over de leenmannen, zij luisterde vaak niet meer naar de koning en begon leenmannen te vervangen met ambtenaren. Dit waren burgers die betaald (loon) kregen om namens de koning stukken land te besturen. De derde stand kreeg steeds meer macht en de tweede stand steeds minder.

De Nederlanden waren opgedeeld in gewesten, een soort provincies. In elk gewest was een standenvergadering. Hierbij waren vertegenwoordigers van alle standen aanwezig en werden er zaken besproken die van belang waren voor dat gewest. Er was ook een landelijke vergadering: de Staten-Generaal. Hierbij kwamen vertegenwoordigers uit de drie standen van alle gewesten bij elkaar om te praten over landelijke zaken. De koning probeerde zo het hele gebied op dezelfde wijze te besturen. Dit noemen we centraal bestuur (vanuit één centrale plaats besturen). Er was echter ook een nadeel: de koning moest praten met alle standen en kreeg hierdoor niet meer altijd zijn zin.

 

Opdracht 10:

Kopieer het schema naar je Word-document en geef een uitleg van de begrippen.

ambtenaren                                                                                   
gewest  
standenvergadering  
Staten-Generaal  

 

Opdracht 11:

Kopieer het schema naar je Word-document en vul hem verder in.

Groep: Wie zijn het? Taak:
Eerste stand    
Tweede stand    
Derde stand Boeren  
  Werken (Ambachten en ambtenaren)

 

Opdracht 12:

Noteer de antwoorden van de vragen in Word-document.

a. Hoe werd vroeger een provincie in de Nederlanden genoemd?

b. Hoe werd dit bestuurd?

c. Hoe werden de Nederlanden bestuurd?

d. Leg uit hoe het kwam dat de tweede stand steeds meer macht verloor aan de derde stand?

e. Leg uit hoe de koning steeds minder macht kreeg.

5. Afronden

Afsluitende opdracht:
Geef antwoord op de leerdoelen.
 
  1. Je weet wat kruistochten zijn en waarom de kruistochten zijn begonnen.
  2. Je kunt uitleggen hoe door nieuwe ontwikkelingen in de landbouw de oogsten kunnen groeien, door gebruik te maken van de begrippen drieslagstelsel, keerploeg en mest.
  3. Je weet waarom sommige boeren ambachtsman worden.
  4. Je weet waar de eerste nederzettingen komen en waarom.
  5. Je kunt uitleggen hoe die kleine nederzettingen uitgroeien tot handelsplaatsen.
  6. Je kunt uitleggen waarom nederzetting zichzelf gaan beschermen.
  7. Je kunt uitleggen hoe een nederzetting een stad word.
  8. Je weet hoe de bewoners van steden heten.
  9. Je kunt uitleggen hoe het bestuur van een Middeleeuwse stad geregeld werd door gebruik te maken van de begrippen schepenen, schout en schepenbank.
  10. Je weet wat gilden zijn.
  11. Je weet wat je moet doen om bij een gilde te komen.
  12. Je weet hoe steden belangrijke handelsplaatsen worden door gebruik te maken van de begrippen: jaarmarkten en stapelmarkten.
  13. Je kunt uitleggen hoe handelaren hun geld konden bewaren door gebruik te maken van de volgende begrippen: banken, banken en wisselbrief.
  14. Je kunt uitleggen welk negatief gevolg de handel voor Europa had.
  15. Je kunt uitleggen hoe het komt dat de derde stand steeds meer macht kreeg.
  16. Je kunt uitleggen hoe het bestuur van de Nederlanden in elkaar zit door gebruik te maken van de volgende begrippen: gewest, standenvergadering en Staten-Generaal.
  17. Je kunt de belangrijkste gebeurtenissen uit dit hoofdstuk in de juiste chronologische volgorde zetten (op volgorde van tijd).
  • Het arrangement Tijd van steden en staten (late middeleeuwen) is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Alinda Schaap Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
    Laatst gewijzigd
    2016-05-08 18:11:42
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Landman, Joyce. (2016).

    Klas 1: Middeleeuwen

    https://maken.wikiwijs.nl/70376/Klas_1__Middeleeuwen

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.