Thema: Produceren - vmbo-b34

Thema: Produceren - vmbo-b34

Produceren

Inleiding

Als je een brood wilt kopen, ga je naar de bakker.
Voor een broek ga je naar een kledingwinkel.
En voor een televisie ga je naar een audiozaak.
In dit thema bekijk je wat er allemaal komt kijken bij het maken van producten.

Bedrijven maken kosten om producten te maken.
Natuurlijk proberen ze de kosten zo laag mogelijk te houden.
Lagere kosten betekent vaak meer winst.
Maar niet alleen de prijs bepaalt of er veel of weinig verkocht wordt.
Daar komt nog meer bij kijken.

Eindopdracht
De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'Winkelen in je woonplaats'.
Je onderzoekt wat je allemaal zou moeten doen als je een winkel wilt openen.
Van dat onderzoek maak je verslag.

Genoeg te doen. Aan de slag!

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

  • de vier productiefactoren noemen.
    Ik kan uitleggen waarom ik alle vier de productiefactoren nodig heb om te kunnen produceren.
  • drie soorten milieuvervuiling omschrijven en de relatie tussen produceren en milieuvervuiling uitleggen.
  • de begrippen afzet, omzet, brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst omschrijven en (met een voorbeeld) duidelijk maken hoe deze begrippen samenhangen.
  • het begrip marketingmix omschrijven en de verschillende elementen van de marketingmix noemen.

Wat ga ik doen?

Het thema Produceren bestaat uit de volgende onderdelen.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

0,5

Wat kan ik straks?

 

Wat ga ik doen?

 

opdracht: Productiefactoren

2

opdracht: Produceren en milieu

2

opdracht: Van bedrijfskosten naar winst

2

opdracht: Marketingmix

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Eindopdracht

2

D-toets

0,5

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal

13

 

Opdrachten

Productiefactoren

Productiefactoren

Intro

Producten worden in verschillende bedrijven gemaakt.
Een auto wordt in een autofabriek gemaakt.
Een verpleegkundige werkt in een ziekenhuis.
Als je geknipt wilt worden, ga je naar de kapper.

Wat denk jij?

Al deze bedrijven lijken verschillend.
Toch zijn er wel dingen die hetzelfde zijn.
Schrijf zoveel mogelijk dingen op die in alle bedrijven hetzelfde zijn.
Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat produceren inhoudt en de vier productiefactoren noemen.
  • in verschillende situaties herkennen om welke productiefactor het gaat.
  • (met behulp van een voorbeeld) de begrippen investeren, mechanisatie en automatisering omschrijven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Welke productiefactoren zijn er?

Stap 2

Welke beloningen horen bij de productiefactoren?

Stap 3

Kun je in verschillende situaties de gebruikte productiefactor herkennen.

Stap 4

Wat is het verschil tussen mechaniseren en automatiseren??

Stap 5

In welke bedrijven staan veel machines?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Produceren

Bestudeer uit de Kennisbank het volgende onderdeel.

Produceren


Doe de oefening.

Stap 2: Productiefactoren en beloning

Iedere productiefactor heeft zijn eigen beloning.
Herken jij de productiefactoren en beloning in de volgende situaties?

Stap 3: Welke productiefactor?

Doe de onderstaande opdracht.

Stap 4: Mechanisering en automatisering

In ieder bedrijf vind je machines, maar de machines worden niet altijd op dezelfde manier ingezet.
Doe de oefening.

Investeren is het kopen van producten door een bedrijf.
In veel bedrijven wordt steeds meer werk door machines gedaan.

Het ingebruik nemen van machines wordt mechanisatie genoemd.
Bij mechanisatie worden mensen vervangen door machines, maar de machines worden wel door mensen bediend.
Als de bediening van de machines automatisch gebeurt, spreek je van automatisering.

Begrijp je het verschil tussen mechaniseren en automatiseren.
Doe de oefening.

Stap 5: Veel of weinig machines?

In sommige bedrijven staan meer machines dan in andere bedrijven.
In bedrijven met weinig machines wordt het meeste werk door mensen gedaan.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Begrippenlijst

In de opdracht komen verschillende begrippen voor.

Kun je zelf een begrippenlijst maken?

produceren
....

productiefactor
....

investeren
....

mechaniseren
...

automatiseren
...

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende begrippen uit de leerdoelen omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je twee uur met de opdracht bezig geweest of was je sneller klaar?
  • Inhoud
    Wat was nieuw voor je? Kende je alle begrippen al?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?

Produceren en milieu

Produceren en milieu

Intro

In Veenkamp wordt vergaderd over de plannen voor een nieuw industrieterrein.
Voorstanders van het industrieterrein wijzen op de extra werkgelegenheid die op het terrein zal ontstaan.
Volgens de tegenstanders levert het industrieterrein te veel overlast voor het milieu op.

Wat vind jij?

  • Zou jij voor of tegen het nieuwe industrieterrein stemmen?
  • Er wordt een lijst van bedrijven gemaakt die zich niet op het industrieterrein mogen vestigen.
    Schrijf vijf bedrijven op die, volgens jou, op die lijst zouden moeten staan.

 

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

 

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • (met behulp van een voorbeeld) vier verschillende vormen van milieuvervuiling noemen.
  • uitleggen waarom de overheid soms op moet draaien voor schade aan het milieu.
  • omschrijven wat duurzaam ondernemen inhoudt.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Welke verschillende vormen van milieuvervuiling kan ik onderscheiden?

Stap 2

Welke vier productiefactoren zijn er?

Stap 3

Hoe leiden extra kosten die een bedrijf maakt door rekening te houden met het milieu tot een afname in de afzet van het bedrijf?

Stap 4

Wat zijn maatschappelijke kosten?

Stap 5

Wat houdt recycling in?

Stap 6

Welk productieproces is duurzaam en welk productieproces is dat niet?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Milieuvervuiling

Het maken van producten kan slecht zijn voor het milieu.
Je kunt verschillende vormen van milieuvervuiling onderscheiden:

  • Luchtvervuiling
    bij het produceren wordt de lucht verontreinigd met stoffen die niet in de lucht thuis horen.
  • Watervervuiling
    bij het produceren komen er stoffen in het water terecht die niet in het water thuishoren.
  • Bodemvervuiling
    bij het produceren komen stoffen vrij die zorgen voor bodemverontreiniging.
  • Horizonvervuiling
    bij het produceren wordt het uitzicht/landschap verstoord.

Kun jij de verschillende vormen van milieuvervuiling herkennen?
Doe de oefening.

Stap 2: Produceren en milieu

Om goederen en diensten te produceren heb je productiefactoren nodig.
Er worden vier productiefactoren onderscheiden.
Als je het hebt over milieuvervuiling gaat het vaak over één van deze productiefactoren.

Doe de oefening.

Voor het produceren zijn grondstoffen nodig.
Voorbeelden van grondstoffen zijn: katoen, aardolie, koper, etc.

Veel van deze grondstoffen komen voor in de natuur.
De winning van deze grondstoffen kan leiden milieuvervuiling.

Doe de oefening.

Bedrijven kunnen tijdens het produceren rekening houden met het milieu.
Ze kunnen bijvoorbeeld een waterzuiveringsinstallatie plaatsen.
Dat heeft dan wel extra kosten tot gevolg.
Die extra kosten kunnen er toe leiden dat er minder producten verkocht worden.

Doe de oefening.

Stap 3: Milieuvriendelijk

Veel bedrijven hebben last van concurrentie.
Concurrentie kan tot gevolg hebben dat bedrijven minder aandacht hebben voor het milieu.
Consumenten kunnen laten merken dat ze het belangrijk vinden dat fabrikanten rekening houden met het milieu.

Doe de oefeningen.

Stap 4: Maatschappelijke kosten

Het opruimen van milieuvervuiling kost geld.
Soms moet de overheid de kosten betalen.
Je spreekt dan van maatschappelijke kosten.
De belastingbetaler betaalt de maatschappelijke kosten.

Doe de oefening.

Stap 5: Recycling

Het hergebruiken van afval door bedrijven noem je recycling.
De kartonfabriek KARTO verwerkt veel oud papier als grondstof.
Als het gaat om inzamelen van oud papier neemt Nederland een koppositie in.
65% van het papier dat in ons land wordt gebruikt wordt gerecycled.
Oud papier wordt vooral gebruikt voor het maken van karton.

Stap 6: Duurzaamheid

De term duurzaamheid hoor je tegenwoordig vaak.
Duurzaam bouwen, duurzaam eten, duurzame kleding, duurzaam ondernemen, enzovoorts.

Weet jij wat duurzaam is? Doe de oefening.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat vind jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag ook kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je inderdaad ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Welke stap kostte het meeste tijd?
  • Inhoud
    Ook bij andere vakken heb je wel eens een opdracht gedaan over milieuvervuiling.
    Welke delen van deze opdracht horen, volgens jou, echt bij het vak economie?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?

Van bedrijfskosten tot winst

Van bedrijfskosten tot winst

Intro

De heer De Groot heeft een bouwbedrijf.
Een van zijn klanten wil een houten schuur laten maken.
De Groot moet een prijsopgaaf maken.

Wat denk jij?

Waar hangt de prijs van de houten schuur vanaf?
Schrijf zoveel mogelijk verschillende factoren op.

Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • voorbeelden noemen van bedrijfskosten.
  • (met behulp van een voorbeeld) het verschil tussen afzet en omzet duidelijk maken.
  • (in een voorbeeld) duidelijk maken wat het verschil is tussen de brutowinst en de nettowinst.
  • de winst uitrekenen als de omzet, inkoopprijs en bedrijfskosten bekend zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat houden bedrijfskosten in?

Stap 2

Welke kosten vallen onder bedrijfskosten?

Stap 3

Hoe bereken ik hoeveel verkopen opleveren?

Stap 4

Hoe bereken ik de omzet, de afzet en de verkoopprijs?

Stap 5

Hoe bereken ik de brutowinst en de nettowinst?

Stap 6

Hoe bereken ik de brutowinst en de nettowinst als ik de omzet of afzet, de inkoopprijs en de bedrijfskosten weet?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Bedrijfskosten

Een bedrijf maakt kosten om producten te maken.
Deze kosten noem je bedrijfskosten.
Voorbeelden van bedrijfskosten zijn:

  • personeelskosten
  • huisvestingskosten
  • reclamekosten
  • rentekosten
  • inkoopkosten

Kun je bedrijfskosten herkennen? Doe de oefening.

Stap 2: Welke bedrijfskosten?

Doe ook de volgende oefening.

Stap 3: Hoeveel levert het op?

Doe de oefening.

Stap 4: Afzet en omzet

Een winkel verkoopt producten.
Het aantal producten dat wordt verkocht, is de afzet.
Het geldbedrag dat winkelier binnenkrijgt, is de omzet.

Er geldt: afzet x verkoopprijs = omzet.

Kijken of je het begrijpt. Doe de oefeningen.

Stap 5: Bruto en nettowinst

Er is een verschil tussen brutowinst en nettowinst.
Als je van de omzet de inkoopprijs afhaalt, krijg je de brutowinst.
De brutowinst - de bedrijfskosten = de nettowinst.
Een winkelier kan zijn winst met het volgende schema uitrekenen.

Omzet

€ ...........

Inkoopprijs

€ ...........

 

------------  -

Brutowinst

€ ...........

Bedrijfskosten

€ ...........

 

------------  -

Nettowinst

€ ...........

 

Doe de oefening.

Stap 6: Van afzet/omzet naar nettowinst

Je weet nu hoe je brutowinst en de nettowinst kunt uitrekenen als je de omzet, de inkoopprijs en de bedrijfskosten weet.

Kijken of het lukt. Doe de twee oefeningen.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je het verschil tussen netto winst en bruto winst uitleggen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je in de twee uur die voor deze opdracht staan alle stappen kunnen zetten?
  • Inhoud
    Heb je zelf wel eens iets verkocht? Heb je veel 'winst' gemaakt?
    Heb je rekening gehouden met 'bedrijfs'kosten?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?

Marketingmix

Marketingmix

Intro

Je ziet een afbeelding van een scooter.

Wat denk jij?

  • Wordt een scooter vooral gekocht door ouderen of door jongeren?
  • Is er in ieder dorp of iedere stad een winkel waar je een scooter kunt kopen?
  • Maakt de verkoper van de scooters veel reclame?
  • Vind het belangrijk dat je goed advies krijgt voor je een scooter koopt?
  • Zijn er verschillende merken scooters?
    Zijn er goedkopere en duurdere merken?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) omschrijven wat wordt bedoeld met de doelgroep van een product.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met de marketingmix en kan ik de vijf elementen (5 P's) noemen die samen de marketingmix vormen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Welke vijf instrumenten zijn er om een doelgroep te bereiken die de winkelier wilt bereiken?

Stap 2

Welke winkels zijn speciaalzaken?

Stap 3

Voor welk soort artikelen wil ik best wel een eindje reizen om ze te kopen?

Stap 4

In welke winkels is er sprake van zelfbediening?

Stap 5

Met welke factoren houdt een winkelier rekening bij het vaststellen van de prijs?

Stap 6

Wat is het verschil tussen prijspromotie en productpromotie?
Wat is een prijzenoorlog en waarom is dat nadelig voor alle winkeliers?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Video bekijken en bespreken met klasgenoot.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Marketingmix

De winkelier richt zich op een groep kopers.
Deze groep kopers is de doelgroep van de winkelier.
Om zijn doelgroep te bereiken, heeft de winkelier vijf instrumenten.

Doe de oefening.

Stap 2: Product

Een ondernemer moet die producten verkopen die zijn doelgroep graag wil hebben.
Een speciaalzaak verkoopt producten die bij elkaar passen.
Voorbeelden van speciaalzaken zijn: een schoenenwinkel en een kaaswinkel.

Doe de twee oefeningen.

Stap 3: Plaats

Voor de dagelijkse boodschappen ga je graag naar een winkel in de buurt.
Voor de aankoop van artikelen die je niet iedere dag koopt, wil je best een eindje reizen.
Bijvoorbeeld naar het winkelcentrum in de stad.

Doe de oefening.

Stap 4: Personeel

In een winkel met zelfbediening pakt de klant zelf de artikelen.
Personeel is nodig voor het kassawerk en 'de weg wijzen'.
In een bedieningswinkel geeft de verkoper ook advies over de artikelen die worden verkocht.

Doe de twee oefeningen.

Stap 5: Prijs

De winkelier stelt de prijs van zijn producten vast.
Bij het vaststellen van de prijs houdt hij rekening met:

  • de kostprijs: als de verkoopprijs niet hoger is dan de kostprijs maakt de winkelier geen winst.
  • de concurrentie: de verkoopprijs mag niet veel hoger zijn dan de verkoopprijs in een winkel van een concurrent.

Doe de oefening.

Stap 6: Promotie

Om een product te verkopen, doen veel winkeliers aan promotie of reclame.

Een veel voorkomende vorm van promotie is prijspromotie.
Bij prijspromotie wordt het product (tijdelijk) tegen een lagere prijs verkocht.

Het tegenovergestelde van prijspromotie is productpromotie.
Bij productpromotie wordt vaak de kwaliteit van het product benadrukt.

Doe de oefening.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Video 5 P's

Werk samen met een klasgenoot.

Bekijk allebei de video over de 5 P's.

Bespreek de video met elkaar.

  • Schrijf twee dingen op die jullie goed vinden aan de video.
  • Schrijf ook twee dingen op die jullie minder goed vinden aan de video.

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom het belangrijk is dat een vergelijkend warenonderzoek door een onafhankelijke organisatie wordt gedaan?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je in de twee uur die voor deze opdracht staan ook zelf een vergelijkend warenonderzoek kunnen uitvoeren?
  • Inhoud
    Hebben je ouders wel eens vergelijkend warenonderzoek geraadpleegd voor ze een grote aankoop gingen doen? Hebben ze zich door de resultaten laten leiden?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

produceren
het voortbrengen van goederen en/of diensten.

productiefactoren
om te produceren heeft een bedrijf productiefactoren nodig.

productiefactoren
Er zijn vier productiefactoren: natuur, arbeid, kapitaal en ondernemerschap.

investeren
het kopen van producten door een bedrijf.

automatisering
mensen vervangen door machines.

milieuvervuiling
vervuiling van de lucht, de bodem, het water of de horizon.

maatschappelijke kosten
kosten voor de overheid. Bijvoorbeeld kosten voor het opruimen van milieuvervuiling.

bedrijfskosten
kosten die een bedrijf maakt om producten te kunnen maken.

afzet
het aantal producten dat een winkel verkoopt.

omzet
het geldbedrag dat de winkelier binnenkrijgt door de verkoop van producten.

brutowinst
omzet - inkoopprijs.

nettowinst
brutowinst - bedrijfskosten.

doelgroep
de mogelijke kopers van een product.

marketingmix
alles wat een winkelier doet om zijn klanten te bereiken.

Eindopdracht

Een winkel in je eigen woonplaats
Stel je wilt een winkel beginnen in het centrum van je woonplaats.
Een schoenenwinkel, een speelgoedwinkel, een restaurant of .....
Wat denk je, is je woonplaats een goede plaats om de winkel te beginnen?
Wonen er wel genoeg mensen voor jullie winkel?
Is er veel concurrentie?
Hoeveel klanten heb je eigenlijk nodig om winst te kunnen maken?
Kortom je onderzoekt of je woonplaats een geschikte vestigingsplaats is.

Je maakt samen met een klasgenoot een verslag van jullie onderzoek.
In het verslag geef je in ieder geval antwoord op de volgende vragen.

  • Wonen er genoeg mensen in jullie woonplaats?
  • Is er veel concurrentie in jullie woonplaats?
  • Is de winstverwachting voor jullie winkel voldoende?
  • Is het verstandig om de winkel in jullie woonplaats te beginnen?

Werkwijze
Deze opdracht doe je samen met een klasgenoot.
Voor de opdracht heb je het informatieformulier 'Je eigen winkel' nodig.
Maak een kopie van het formulier en bekijk het formulier goed.

Bedenk eerst samen welk type winkel jullie zouden willen beginnen.
Weten jullie al een naam voor jullie winkel? Vul de gegevens in op het informatieformulier.
Zoek op internet op of er concurrerende winkels in jullie woonplaats zijn.
Vul de namen van die winkels in op het formulier.

Vul nu op het formulier in welke producten jullie gaan verkopen.
Vul alleen de belangrijkste drie of vier producten in.
Bedenk hoe je aan de producten kunt komen die je wilt gaan verkopen.
Probeer er ook achter te komen hoe duur het is om die producten in te kopen.
Zoek eventueel naar prijzen op internet of ...
Vul de inkoopprijzen in op het formulier.

In veel winkels geldt dat de verkoopprijs ongeveer 3 keer de inkoopprijs is.
Kan dat bij jullie winkel ook? Vul de verkoopprijzen in op het formulier.

Hoeveel klanten kopen er op een dag in jullie winkel?
Is zaterdag drukker dan de andere dagen?
Hoeveel producten verkopen jullie per maand?
Vul op het formulier voor de verschillende producten de afzet per maand in.
Bereken nu ook per product de omzet en brutowinst per maand.

Naast de inkoopkosten maak je nog meer kosten.
Denk aan: huur, personeel, marketingkosten, enz.
Probeer in te schatten hoe hoog deze kosten per maand zijn.
Vul de kosten in op het formulier.
Bereken nu de totale nettowinst per maand uit.

Eindproduct
Schrijf nu het verslag van jullie onderzoek.
Geef antwoord op de vraag:
Is jullie woonplaats wel of niet een goede vestigingsplaats is voor jullie winkel?

Beoordeling
Het verslag wordt beoordeeld door de docent. De docent let op:

  • de inhoud
    Is het informatieformulier 'Je eigen winkel' volledig ingevuld?
  • de inhoud
    Geeft het verslag antwoord op de vragen?
  • de vorm
    Begint het verslag met inleiding/vraagstelling?
    Eindigt het verslag met een conclusie?
  • de netheid
    Is het verslag met zorg gemaakt?
  • taalfouten
    Bevat het verslag niet te veel taalfouten?

Bezoek de gereedschapskist voor tips en tools.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Examenvragen

Examenvragen
Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

VMBO-B34 2019-TV1

2019-TV1 Vraag 26
2019-TV1 Vraag 27

VMBO-B34 2021-TV1

2021-TV1 Vraag 19
2021-TV1 Vraag 31
2021-TV1 Vraag 32
2021-TV1 Vraag 33

 

Wil je meer oefenen en met recentere examens?
Ga dan naar ExamenKracht.

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen onder het kopje 'Wat kan ik straks' nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en ga na of je antwoord kunt geven op die vraag.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 13 uur met dit thema bezig zou zijn. Klopt dat ongeveer?
    Met welke opdracht ben je het langst bezig geweest?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit vier opdrachten.
    Van welke opdracht heb je het meest geleerd?
    En van welke opdracht het minst?
  • Eindopdracht
    Heb je de eindopdracht gemaakt?
    Past de opdracht goed bij het thema? Hoe verliep de samenwerking?
    Schrijf twee dingen op die je volgende keer anders zou doen.
  • D-toets
    Wat was je score voor de D-toets? Ben je tevreden met die score?
    Heb je geleerd van de fouten die je hebt gemaakt?
  • Examenvragen
    Heel veel examenvragen bij dit thema.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?

    Wil je meer oefenen en met recentere examens?
    Ga dan naar ExamenKracht.
  • Het arrangement Thema: Produceren - vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    25-11-2025 09:18:34
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Produceren' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie voor vmbo-b34. In dit thema bekijk je wat er allemaal komt kijken bij het maken van producten. Dit thema begint met een inleiding, vervolgens komen de leerdoelen, en daarna wat je gaat doen in dit thema. Dan kom je bij de opdrachten die horen bij dit thema, dit zijn: Productiefactoren, Produceren en milieu, Van bedrijfskosten tot winst en de Marketingmix. Begrippen die hier belangrijk zijn: afzet, omzet, milieuvervuiling, brutowinst, en nettowinst. Na de opdrachten is er nog een samenvattend deel, waarbij de belangrijkste onderdelen van dit thema naar voren komen. De eindopdracht van dit thema is een verslag schrijven. Hierin onderzoek je of je woonplaats een geschikte vestigingsplaats is. Na de eindopdracht komt een D-toets, hier worden 15 meerkeuzevragen gesteld over het thema: Produceren. Vervolgens worden er nog verschillende examenvragen weergegeven die horen bij dit thema. Dit thema eindigt met het terugkijken op dit thema, dus hoe ging het? en kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, brutowinst, economie, marketingmix, milieuvervuiling, nettowinst, produceren, productiefactoren, stercollectie, vmbob34

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Marketingmix - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62260/Opdracht__Marketingmix___vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Produceren en milieu - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62258/Opdracht__Produceren_en_milieu___vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Productiefactoren - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62257/Opdracht__Productiefactoren___vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Van bedrijfskosten tot winst - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62259/Opdracht__Van_bedrijfskosten_tot_winst___vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Produceren

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.