Thema: Rondkomen - vmbo-b34

Thema: Rondkomen - vmbo-b34

Rondkomen

Inleiding

Het is pas woensdag en je zakgeld voor die week is alweer op.
Waar heb je je geld aan uitgegeven? Het lijkt wel of het weggevlogen is.
Ligt het aan jouw koopgedrag of heeft iedereen dat probleem?

Bekijk (een stukje van) deze video.

Geld speelt een belangrijke rol in de economie en er zijn grote inkomensverschillen.
In dit thema maak je vier opdrachten die te maken hebben met rondkomen.

De eindopdracht van dit thema heeft als titel 'Waar geven we geld aan uit?'.
In de opdracht onderzoek je de vraag:
'Wat zijn de verschillen in uitgaven tussen een gezin met een hoog inkomen en een gezin met een laag inkomen?'

Genoeg te doen. Aan de slag!

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat het verschil is tussen primaire behoeften en secundaire behoeften.
  • uitgaven onderverdelen in:
    • dagelijkse uitgaven
    • vaste uitgaven
    • incidentele uitgaven
  • de begrippen budget en begroting omschrijven.
  • omschrijven wat het NIBUD is en waar het voor staat.
  • omschrijven wat lenen is en uitleggen waarom ik als ik geld leen rente moet betalen over het geleende bedrag.
  • omschrijven wat er met een vergelijkend warenonderzoek is.

Wat ga ik doen?

Het thema Rondkomen bestaat uit de volgende onderdelen:

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

0,5

Wat kan ik straks?

 

Wat ga ik doen?

 

opdracht: Uitgaven

2

opdracht: Hoeveel heb ik nodig?

2

opdracht: Lenen

2

opdracht: Warenonderzoek

2

opdracht*: Chiptest

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Eindopdracht

2

D-toets

0,5

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal

15


*Extra opdracht

Opdrachten

Uitgaven

Uitgaven

Intro

Hieronder zie je twaalf producten.

1 brood

5 huur woning

9 schoenen

2 taxirit

6 gas en elektra

10 telefoonabonnement

3 scooter

7 vakantie

11 popconcert

4 rijst

8 naar de kapper

12 reparatie fiets


Wat denk jij?

  • Welke van bovenstaande producten kun je aanraken?
    En welke producten kun je niet aanraken?
  • Welke producten gebruik je dagelijks?
    En welke producten gebruik je maar heel soms?
  • Welke producten zou je echt niet kunnen missen?
    En welke producten kun je eigenlijk best missen?

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • het verschil tussen goederen en diensten uitleggen aan de hand van een voorbeeld.
  • duidelijk maken dat ik uitgaven onder kan verdelen in dagelijkse uitgaven, vaste uitgaven en incidentele uitgaven door voor elk een voorbeeld te geven.
  • voorbeelden geven van noodzakelijke producten en luxe producten en zo het verschil tussen de twee duidelijk maken.
  • noodzakelijke en luxe producten signaleren en herkennen uit een gegeven context.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat is het verschil tussen goederen en diensten?

Stap 2

Welke drie verschillende uitgaven heeft een gezin?

Stap 3

Horen telefoonkosten tot vaste uitgaven of tot dagelijkse uitgaven?

Stap 4

Wat zijn primaire producten en wat zijn secundaire producten?

Stap 5

Kun je voorbeelden geven van primaire goederen, primaire diensten, secundaire goederen en secundaire diesnten?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Maak een begrippenlijst bij de opdracht.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Goederen en diensten

In de oefening leer je het verschil tussen goederen en diensten.

Stap 2: Verschillende uitgaven

De uitgaven van een gezin kun je verdelen in drie groepen:

  • Dagelijkse uitgaven: uitgaven die bijna dagelijks voorkomen.
    Deze uitgaven worden ook wel huishoudelijke uitgaven genoemd, voor deze uitgaven hoef je niet te sparen.
    Voorbeeld: boodschappen doen.
  • Vaste uitgaven: uitgaven die regelmatig voorkomen.
    Voorbeeld: een abonnement op de krant.
  • Incidentele uitgaven: meestal onverwachte uitgaven.
    Voor deze uitgaven moet vaak gespaard worden,
    Voorbeeld: een reparatie aan de auto.

Gebruik de informatie over de soorten uitgaven in de oefening.

Stap 3: Telefoonkosten

Van sommige uitgaven is het niet meteen duidelijk tot welke soort hij hoort.
Bekijk de situatie in de oefening.

Stap 4: Primaire/secundaire producten

Er zijn producten die je nodig hebt om te leven.
Denk aan: voedsel, woning en medicijnen.
Deze noodzakelijke producten noem je basisproducten.
Basisproducten worden ook primaire producten genoemd.

Luxe producten zijn niet-noodzakelijke producten.
Luxe producten worden ook secundaire producten genoemd.

Doe de twee oefeningen.

 

Stap 5: Schema indeling producten

Werk samen met een klasgenoot.

Bekijk het schema hieronder.
Het schema is nog niet af.
Neem het schema over en vul het samen verder in.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Begrippenlijst

In deze opdracht komen veel begrippen voor.

Kun je zelf een begrippenlijst maken?

goederen
....

diensten
....

dagelijkse uitgaven
....

vaste uitgaven
...

incidentele uitgaven
...

primaire producten
...

secundaire producten
...

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je meer of minder dan twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Met welke stap ben je het langst bezig geweest? Hoe kwam dat?
  • Inhoud
    De laatste stap is eigenlijk ook een soort samenvatting.
    Ging het invullen van het schema makkelijk?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?
  • Afronding - Eindopdracht
    Heb je zelf een begrippenlijst gemaakt? Was het veel werk of viel het mee?

 

Hoeveel heb ik nodig?

Hoeveel heb ik nodig?

Intro

Ken je dat: het is pas woensdag en je geld voor die week is al op?
Waar heb je teveel geld aan uitgegeven? En hoe los je dat op?
Lukt het je om de rest van de week wat minder uit te geven?

Het is belangrijk om goed zicht te hebben op je inkomsten en uitgaven.

Wat denk jij?

  • Waarom is het handig om regelmatig een overzicht te maken van de verwachte inkomsten en uitgaven?
  • Maak een lijstje met uitgaven die in ieder gezin voorkomen.

Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • de begrippen budget en begroting omschrijven.
  • toelichten wat het NIBUD is en waar het voor staat.
  • bedragen omrekenen van week naar maand en omgekeerd.
  • aangeven op welke uitgaven ik het best kan bezuinigen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat is een budget en wat is een begroting?

Stap 2

Hoe lees ik een overzicht met inkomsten en uitgaven?

Stap 3

Hoe reken ik een bedrag per maand naar een bedrag per week om?

Stap 4

Hoe reken ik uit of een gezin genoeg inkomsten heeft voor het jaar?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Bezoek de site van het NIBUB en ga op zoek naar antwoorden op de vragen.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Budget en begroting

De hoeveelheid geld waarvan je een maand moet rondkomen, noem je het budget voor die maand.
Een overzicht van de verwachte inkomsten en uitgaven, noem je een begroting.
Als je geld tekort komt, kun je besluiten minder uit te geven.
Het minder uitgaven dan je van plan was, noem je bezuinigen.
Als je moet bezuinigen, kun je het beste minder uitgeven aan luxe producten.

Als je moet bezuinigen dan kan dat het best op de huishoudelijke uitgaven.
Bijvoorbeeld minder dure boodschappen, minder vaak nieuwe kleding.
Maar ook op de incidentele uitgaven. Minder op vakantie. Geen nieuwe auto of keuken.
Bezuinigen op de vaste lasten is vaak het moeilijkst.

Heb je het begrepen? Doe de oefening.

Stap 2: Overzicht lasten

Doe nu ook de volgende oefening.

Stap 3: Omrekenen

Om een goede begroting te kunnen maken, moet je soms een bedrag per maand omrekenen naar een bedrag per jaar. Of soms moet je een bedrag per maand omrekenen naar een bedrag per kwartaal. Of per week naar per maand. Of ....

Voor het omrekenen kun je dit schema gebruiken.

Kijk of het lukt.
Beantwoord de vragen in de volgende twee oefeningen.

Stap 4: Begroten

Bekijk de video.

Doe de onderstaande oefening.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: NIBUD

Werk samen met een klasgenoot.

Het Nibud is een onafhankelijk voorlichtingsinstituut.
Ze doen onderzoek naar hoe mensen met geld omgaan.
Ze geven ook advies over het omgaan met geld.

Op de site vind je informatie over sparen, rondkomen en lenen, dus over geldzaken in de praktijk.
Allemaal erop gericht dat je meer grip op je geld krijgt.

Bedenk samen drie vragen waarop jullie denken dat jullie het antwoord kunnen vinden  op de site van het NIBUD. Schrijf de vragen op in je schrift of in een Worddocument.

Bezoek nu de site van het NIBUD (www.nibud.nl).
Ga op zoek naar de antwoorden op de vragen die jullie bedacht hebben.

Vinden jullie de antwoorden op jullie vragen?
Zo ja, schrijf de antwoorden dan ook in je schrift of in het Worddocument.

Bedenk nu samen nog drie vragen waarvan je weet dat je het antwoord op de site van het NIBUD kunt vinden. Schrijf ook die vragen + de antwoorden op in je schrift/in het Worddocument.

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de begrippen budget en begroting omschrijven.
    Kun je bedragen omrekenen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook de eindopdracht over het NIBUD kunnen doen?
  • Inhoud
    Heb je wel eens een begroting gemaakt?
    Wat denk je ga je het na deze opdracht vaker doen?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?
  • Afronding - Eindopdracht
    Heb je de eindopdracht gedaan?
    Was het eenvoudig om vragen te bedenken? En om de antwoorden te vinden?
    Schrijf één ding op wat je hebt geleerd van de eindopdracht.

 

Lenen

Lenen

Intro

Soraya spaart voor een scooter.
Kevin is al een paar maanden de trotse eigenaar van een scooter.
Om de scooter te kunnen kopen heeft Kevin geld geleend. Hij noemt dat 'sparen achteraf'.

Hij begrijpt niet waarom Soraya ook geen geld leent.
Zij kan de scooter dan ook nu al kopen. Maar Soraya wil niet lenen.
Ze zegt dat lenen geld kost en dat de scooter dan veel duurder is.

Wat zou jij doen?
Zou je het geld om een scooter te kopen lenen of zou je eerst sparen?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • uitleggen dat ik geld kan lenen als ik geld tekort heb.
  • uitleggen dat als ik geld leen, ik rente over het geleende bedrag moet betalen.
  • zelf uitrekenen hoeveel rente ik moet betalen over een geleend bedrag.
  • aangeven tot welk soort uitgave het aflossen van een lening hoort.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat houdt lenen in?

Stap 2

Waar hangt het rentebedrag dat ik moet betalen van af?

Stap 3

Hoe bereken ik de totale lasten van een lening?

Stap 4

Hoe bereken ik hoeveel rente een rekent?

Stap 5

Welke informatie kan ik aflezen uit een leentabel?

Stap 6

Hoeveel betaal ik terug als ik geld leent?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Ga op zoek naar de top 4 van producten waar jongeren geld voor lenen.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Lenen

Als je geld tekort komt, kun je geld lenen.
Lenen is het geld van een ander gebruiken.

Je moet het geld dat je leent terugbetalen.
Je noemt dat aflossen

Als je leent, kun je nu meer kopen, maar straks minder.

Als je geld wilt lenen, kan dat van iemand die je kent.
Maar je zou ook naar een bank kunnen gaan om geld te lenen.

Beantwoord de vragen in de oefening.

Stap 2: Rente betalen

Als je geld van een bank leent, betaal je rente aan de bank.
Rente is de vergoeding voor het uitlenen van geld.
Het rentebedrag dat je betaalt hangt af van:

  • het bedrag dat je leent.
  • de tijd dat je het geleende bedrag in je bezit hebt.
  • het rentepercentage dat de bank rekent.

Let op: met het betalen van rente blijft de schuld gelijk.
De schuld wordt alleen kleiner als je aflost.

Doe de oefening.

Stap 3: Lenen - rente - aflossen

Doe nu deze oefening.

Stap 4: Rentepercentage

Voorbeeld rekenen met rente
Gregory leent € 500,- bij een bank.
Door de rente is de lening na één jaar € 525,-.
De rente is dus € 525,- - € 500,- = € 25,-

De bank rekent: \(\frac{{25}}{{500}}=0,05 = 5%\) % rente

Vind je het rekenen met procenten lastig?
Kijk dan eens naar het volgende item uit de Kennisbank wiskunde.

Rekenen met procenten

Doe de oefening.

Stap 5: Leentabel

Doe de oefening.

Stap 6: Hoeveel kan ik lenen?

Hoeveel je kunt lenen, hangt af van je inkomen.
Heb je een hoog inkomen, dan kun je meer lenen dan met een laag inkomen.
Het bedrag dat je maandelijks moet aflossen, hoort tot je vaste lasten.

Maak de volgende twee oefeningen.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Leengedrag jongeren

Lees eerst de volgende tekst.

Leengedrag jongeren

Jongeren lenen gemakkelijk. Spaarde je vroeger een tijdje voor iets wat je graag wilde hebben, tegenwoordig is deze 'calvinistische aanpak' achterhaald.

Wil je iets kopen waar je eigenlijk geen geld voor hebt, dan leen je het toch gewoon? Het is dus niet zo verrassend dat de meeste jongeren schulden maken om vooral luxegoederen te kunnen kopen.

De top 4 van producten om geld voor te lenen voor jongeren:

  1. ....
  2. ....
  3. ....
  4. ...

De meeste jongeren lenen het geld bij hun ouders of bij hun vrienden, maar een lening bij de bank of rood staan komt ook geregeld voor.


In de tekst is de top 4 niet ingevuld.
Ga op internet op zoek naar de vier belangrijkste producten waarvoor jongeren geld lenen.

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Klopt het dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig bent geweest?
    Heb je binnen die tijd ook de eindopdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Heb je zelf wel eens geld geleend om iets te kopen?
    Zo ja, van wie heb je geld geleend? Ging het aflossen goed?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?
  • Afronding - Eindopdracht
    Heb je de eindopdracht gedaan? Had je de top 4 snel gevonden?
     

Warenonderzoek

Warenonderzoek

Intro

Henk Aalbers kijkt graag televisie. Vooral graag naar sportprogramma's.
Deze zomer is het wereldkampioenschap voetbal.

Hij besluit daarom een nieuwe tv te kopen.
Veel winkels hebben nu speciale acties.

Een nieuwe tv kost best veel geld.
Henk bezoekt vijf websites van aanbieders van televisietoestellen.
Op de websites zoekt hij informatie over de prijs, kwaliteit, het energieverbruik, enz.

Wat denk jij?

  • Wat zal voor Henk het belangrijkste gegeven zijn voor het maken van zijn keuze?
  • Geven de websites wel of niet de juiste informatie?

Bespreek je antwoorden met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • toelichten dat ik voor informatie van producten naar een consumentenorganisatie kan gaan.
  • het principe van een vergelijkend warenonderzoek uitleggen met een voorbeeld.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat doet een consumentenorganisatie?

Stap 2

Welke informatie haal ik uit een vergelijkend warenonderzoek over bijvoorbeeld hamburgers?

Stap 3

Hoe lees ik een vergelijkend warenonderzoek over kinderzitjes af?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Houd zelf een vergelijkend warenonderzoek naar een product naar keuze.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Consumentenorganisaties

Bij het kopen van producten heb je vaak de keuze uit verschillende merken.
Je kunt moeilijk zelf controleren of de fabrikant de juiste informatie geeft.
Om toch de juiste keuze te maken, kun je hulp krijgen van een consumentenorganisatie.
Een consumentenorganisatie geeft onafhankelijk advies.
Dat betekent dat een consumentenorganisatie geen belangen heeft bij de fabrikanten.

Beantwoord de vragen.

Stap 2: Vergelijkend warenonderzoek

De Consumentenbond test soortgelijke producten op kwaliteit en vergelijkt prijzen.
Zo'n onderzoek noem je een vergelijkend warenonderzoek.
De vergelijkend warenonderzoeken vind je in de Consumentengids.

Bekijk eerst de volgende video van de site van de consumentenbond.

Bekijk de uitkomst van een vergelijkend warenonderzoek naar hamburgers bij McDonalds.

Gebruik de uitkomst van het onderzoek om de volgende vragen te beantwoorden.

Stap 3: Kinderzitjes

Doe de volgende twee oefeningen.

Afronding

Samenvatting

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Vergelijkend warenonderzoek

Misschien kun je met een klasgenoot een vergelijkend warenonderzoek doen.
Je vergelijkt soortgelijke producten op prijs en een aantal andere kenmerken.
Je verwerkt de uitkomsten in een schema.

  • Ga naar de site www.consumentenbond.nl.
    Surf allebei 5 minuten rond op deze website.
  • Kies één product uit voor het doen van een vergelijkend warenonderzoek.
    Zorg dat er van het product minstens drie merken bestaan.
  • Bedenk vier kenmerken waarop je de producten wilt gaan vergelijken.
    Vergelijk de producten in ieder geval op prijs.
  • Maak het schema waar jullie de gegevens in kunnen vullen.
  • Ga op zoek naar de informatie om het schema in te vullen.
    En vul het schema ook daadwerkelijk in.
  • Zorg voor enkele afbeeldingen bij het schema.

Klaar?
Laat het schema beoordelen door je docent.

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je uitleggen waarom het belangrijk is dat een vergelijkend warenonderzoek door een onafhankelijke organisatie wordt gedaan?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je in de twee uur die voor deze opdracht staan ook zelf een vergelijkend warenonderzoek kunnen uitvoeren?
  • Inhoud
    Hebben je ouders wel eens vergelijkend warenonderzoek geraadpleegd voor ze een grote aankoop gingen doen? Hebben ze zich door de resultaten laten leiden?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?

Extra: Chiptest

Chiptest

Intro

Marsha en Jorien zitten in de bovenbouw van het vmbo.
Ze maken voor het vak economie een praktische opdracht.
De titel is 'Een vergelijkend warenonderzoek naar paprikachips'.

Denk, samen met een klasgenoot, alvast eens na over de volgende vragen.

  • Wat voor soort producten onderzoek je in een vergelijkend warenonderzoek?
  • Op welke zaken vergelijk je de producten?
  • Een onderwerp is nog niet hetzelfde als een praktische opdracht. Welke stappen moet je doorlopen om tot een praktische opdracht te komen.
  • Veel chips eten is niet gezond! Zou de overheid het eten van chips moeten verbieden?

Over het onderzoek van Marsha en Jorien ga je straks een aantal vragen beantwoorden.

Kennisbank

Voor je aan de slag gaat met het beantwoorden van de vragen die horen bij deze opdracht, bestudeer je de theorie in het volgende item in de Kennisbank Economie.

Koopgedrag en vergelijkend warenonderzoek

Zorg dat je antwoord kunt geven op de volgende vragen.

  1. Welke factoren hebben invloed op je koopgedrag? Noem er drie.
  2. Wat is het doel van commerciële reclame?
  3. Hoe noem je reclame die gericht is op het geven van een belangeloze boodschap?
    Ga op zoek naar een voorbeeld.
  4. Wat is een vergelijkend warenonderzoek?
    Noem een organisatie die vergelijkend warenonderzoeken uitvoert.

Vragen

Marsha en Jorien zitten in de bovenbouw van het vmbo.
Ze maken voor het vak economie een praktische opdracht. De titel is: ‘
Een vergelijkend warenonderzoek naar paprikachips’.

Tijdens de voorbereiding kwamen Marsha en Jorien het volgende filmpje tegen.
Bekijk het filmpje en beantwoord daarna de vragen.

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

goederen
producten die je kunt aanraken.

diensten
producten die je niet kunt aanraken.

primaire producten
de meest noodzakelijke producten.

secundaire producten
luxeproducten. Producten die niet echt noodzakelijk zijn.

begroting
een overzicht van de verwachte inkomsten en de verwachte uitgaven.

lenen
geld van een ander gebruiken.

aflossen
het geld dat je hebt geleend terugbetalen.

rente
vergoeding voor het uitlenen van geld.

dagelijkse uitgaven
uitgaven die bijna elke dag voorkomen.

vaste uitgaven
uitgaven die regelmatig terugkeren.

incidentele uitgaven
uitgaven die onverwachts voorkomen.

budget
bedrag waarvan je een bepaalde periode moet rondkomen.

bezuinigen
minder geld uitgeven dan je van plan was.

consumentenorganisatie
organisatie die opkomt voor de belangen van de consumenten.

Consumentenbond
een van de belangrijkste consumentenorganisaties.

vergelijkend warenonderzoek
een test tussen aantal soortgelijke producten.

Eindopdracht

Waar geven we geld aan uit?

Eten, drinken en een dak boven je hoofd. Hoeveel geld geef je daaraan uit?
En hoeveel geld heb je dan nog over voor andere uitgaven?
Stel dat je twee keer zoveel geld zou hebben, zou je uitgavenpatroon er dan heel anders uitzien?

In deze opdracht vergelijk je de uitgaven van twee gezinnen:

  • een gezin met een laag inkomen,
  • een gezin met een hoog inkomen.

Je gaat in Excel twee cirkeldiagrammen maken.
Heb je al eens eerder in Excel een diagram gemaakt?
Nee? Vraag dan hulp aan een medeleerling of vraag je de docent.
In het onderstaande item van de gereedschapskist vind je ook wat uitelg.

In de bronnen hieronder staan twee bestedingspatronen.
Bekijk de twee bronnen goed.

Bestedingen

Bedrag in euro's

% van het totaal

Voeding

  2900

17,6

Wonen

  6100

...

Kleding en schoeisel

  1000

...

Hygiëne en geneeskundige verzorging

  1300

...

Ontwikkeling, ontspanning en verkeer

  4700

...

Overig

    500

...

Totaal

16.500

100

 

Bestedingen

Bedrag in euro's

% van het totaal

Voeding

   7900

...

Wonen

15.200

...

Kleding en schoeisel

   4300

...

Hygiëne en geneeskundige verzorging

   3900

...

Ontwikkeling, ontspanning en verkeer

18.000

...

Overig

   1400

...

Totaal

50.700

100


De tabellen zijn ook beschikbaar in google spreadsheet: Bestedingspatronen.
Vul van beide tabellen de rechterkolom verder in.

Maak bij ieder bestedingspatroon een cirkeldiagram.
Zorg voor een duidelijke titel en een duidelijke legenda.

Diagram maken

Een diagram is een goede manier om informatie op een overzichtelijke manier weer te geven.

 

Bestudeer de twee cirkeldiagrammen goed.
Welke conclusie kun je trekken?
Gebruik bij het trekken van je conclusies de volgende vragen:

  • Wat zijn de grootste uitgavenposten voor een gezin?
    Zijn dit basisbehoeften of luxe behoeften?
  • Waar gaan mensen meer geld aan uitgeven als ze meer geld hebben?
    Kun je dat verklaren?


Klaar?
Bespreek de twee cirkeldiagrammen + de conclusie in de klas.

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Examenvragen

Examenvragen
Op deze pagina vind je examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

VMBO-B34 2018-TV1

2018-TV1 Vraag 4

VMBO-B34 2019-TV1

2019-TV1 Vragen 19-24

VMBO-B34 2021-TV1

2021-TV1 Vragen 1-6

 

 

 

Wil je meer oefenen en met recentere examens?
Ga dan naar ExamenKracht.

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog eens naar de intro van deze opdracht.
    Wist je na het lezen van de intro en het kijken naar de video goed waar de opdracht over ging?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 15 uur met dit thema bezig zou zijn. Klopt dat ongeveer?
    Heb je binnen die tijd ook de extra opdracht kunnen doen?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit vier gewone opdrachten en één extra opdracht?
    Welke opdracht vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Eindopdracht
    Heb je de eindopdracht gemaakt? Had je al eens eerder met Excel gewerkt?
    Wat vond je van de opdracht? Ben je tevreden met het resultaat?
  • D-toets
    Ga na of alle leerdoelen aan bod komen in de D-toets?
    Wat was je score voor de D-toets? Ben je tevreden met die score?
  • Examenvragen
    Op ieder examen zijn er meerdere vragen over dit thema.
    Daarom heel veel examenvragen bij dit thema.
    Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
    Wil je meer oefenen en met recentere examens?
    Ga dan naar ExamenKracht.
  • Het arrangement Thema: Rondkomen - vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 09:20:14
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Rondkomen' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie voor vmbo-b34. In dit thema gaat het over rondkomen. Dit thema begint met een inleiding, vervolgens komen de leerdoelen, en daarna wat je gaat doen in dit thema. Dan kom je bij de opdrachten die horen bij dit thema, dit zijn: Uitgaven, Hoeveel heb ik nodig?, Lenen, Warenonderzoek en de Chiptest. Begrippen die hier belangrijk zijn: goederen, diensten, lenen, rente de consumentenbond. De eindopdracht van dit thema is een diagram maken met verschillende uitgaven van twee gezinnen. Deze vergelijk je vervolgens met elkaar. Na de eindopdracht komt een D-toets, hier worden zes meerkeuzevragen gesteld over het thema: Rondkomen. Vervolgens worden er nog verschillende examenvragen weergegeven die horen bij dit thema. Dit thema eindigt met het terugkijken op dit thema, dus hoe ging het? en kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Arbeid, productie en bedrijfsleven; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    15 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, begroting, budget, dagelijkse uitgaven, economie, primaire en secundaire behoeften, rente, rondkomen, stercollectie, vmbob34

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2019).

    Opdracht extra: Chiptest - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/76207/Opdracht_extra__Chiptest___vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Hoeveel heb ik nodig? - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62248/Opdracht__Hoeveel_heb_ik_nodig____vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Lenen - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62249/Opdracht__Lenen___vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Uitgaven - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62247/Opdracht__Uitgaven___vmbo_b34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Warenonderzoek - vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/62250/Opdracht__Warenonderzoek___vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Rondkomen

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.