Thema: Wat is economie? - vmbo-b34

Thema: Wat is economie? - vmbo-b34

Wat is economie?

Inleiding

Economie waar gaat het over?
In thema 1 geef je antwoord op de vraag: 'Economie: waar gaat het over?'

In deze video wordt het (begin van het) antwoord gegeven.

Geld speelt in de economie een belangrijke rol.
Economen bestuderen:

  • hoe mensen omgaan met geld.
  • op welke manieren ze geld verdienen.
  • welke keuzes ze maken bij het uitgeven van geld.
  • de oorzaken van inkomensverschillen.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van het thema kan ik:

  • een omschrijving van het begrip geld geven.
  • uitleggen waarom gezinnen, bedrijven en de overheid keuzes moet maken bij het uitgeven van geld.
  • (met behulp van voorbeelden) omschrijven wat inkomstenbronnen zijn.
  • (met behulp van voorbeelden) omschrijven wat inkomensoverdrachten zijn.
  • de begrippen koopkracht en inflatie omschrijven en duidelijk maken wat de begrippen met elkaar te maken hebben.
  • drie oorzaken noemen voor inkomensverschillen.
  • twee voorbeelden noemen van maatregelen die de overheid kan nemen om inkomensverschillen te verkleinen.

Wat ga ik doen?

Het thema Wat is economie? bestaat uit de volgende onderdelen:

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

0,5

Wat kan ik straks?

 

Wat ga ik doen?

 

opdracht: Wat is economie?

2

opdracht: Inkomensbronnen

2

opdracht: Wat is het geld waard?

2

opdracht: Inkomensverschillen

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Eindopdracht

2

D-toets

0,5

Examenvragen

1

Terugkijken

0,5

Totaal

13

Opdrachten

Geld en economie

Geld en economie

Intro

Het dorp Veenkamp bestaat 500 jaar.
Voor deze gebeurtenis is er een speciale munt van € 2,- gemaakt.
Tijdens de Veenkampse feestweek kan met de munt betaald worden.

Caroline heeft na afloop van de feestweek nog munten over.
Ze wil in de schoolkantine een koek kopen met zo'n munt.

Wat denk jij?
Kan zij in de kantine met de munt betalen?
Waarom wel of waarom niet?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • duidelijk maken waar het vak economie over gaat.
  • een definitie geven van geld.
  • een voorbeeld geven waaruit blijkt dat economie en geld veel met elkaar te maken hebben.
  • in eigen woorden uitleggen dat keuzes maken centraal staat in de economie.
  • met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat het verschil is tussen primaire en secundaire behoeften.
  • een beschrijving geven van het begrip welvaart
  • in eigen woorden formuleren wat het verschil is tussen rijkdom en welzijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Wat kan ik doen met geld?

Stap 2

Waar gaat economie voornamelijk over?

Stap 3

Welke begrippen horen bij de onderdelen?

Stap 4

Waarom is geld nuttig?

Stap 5

Wat bestuderen economen?

Stap 6

Wat zijn primaire behoeften en wat zijn secundaire behoeften?

Stap 7

Wat is welvaart en wat is welzijn?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Extra

Een poster met afbeeldingen van 7 economische onderwerpen maken op A3-formaat.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een A3-formaat poster nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Euro-bankbiljetten en munten

Een definitie van geld:
Geld is een betaalmiddel. Je kunt er op verschillende plaatsen mee betalen en je kunt er verschillende producten mee kopen.

In Europa heeft een groot aantal landen dezelfde munt: de euro.
Er zijn tot eind 2018 eurobankbiljetten van 5, 10, 20, 50, 100, 200 en 500 euro.
En er zijn euromunten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 eurocent en van 1 en 2 euro.

Let op! Eind 2018 zal het 500 eurobiljet niet meer gemaakt en uitgegeven worden.

Beantwoord de volgende vragen.

Stap 2: Economie: Waar gaat het over?

Doe de oefening 'Krantenkoppen'.

Stap 3: Economie: Waar gaat het over?

Tijdens de lessen economie komen veel verschillende onderwerpen aan de orde. 
In veel van die onderwerpen speelt geld een belangrijke rol.

Doe de oefening 'Waar gaat het over?'
 

Stap 4: Economie en geld

Beantwoord nu ook de vragen in de volgende oefening.

Stap 5: Kiezen

Stel je voor...
... je bent jarig en je krijgt van een oom € 100,-.Wat ga je kopen?
... je krijgt geen € 100,- maar € 1000,-. Wat koop je nu?
... je wint in de Staatsloterij € 100.000,-. Wat is het eerste dat je koopt?

In het vak economie gaat het om kiezen.
Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit verschillende mogelijkheden.

  • Gezinnen moeten bijvoorbeeld kiezen tussen geld uitgeven aan een nieuwe wasmachine of geld uitgeven aan een weekendje weg.
  • Bedrijven moeten bijvoorbeeld kiezen tussen geld uitgeven aan een nieuwe machine of geld uitgeven aan een nieuwe medewerker.
  • De overheid moet bijvoorbeeld kiezen tussen de aanleg van een nieuwe weg of de aanleg van een nieuw park.

Stap 6: Primaire/secundaire behoeften

In het vak economie staat kiezen centraal.
Economen bestuderen hoe gezinnen, bedrijven en de overheid kiezen uit de mogelijkheden.

Bestudeer uit de Kennisbank het onderdeel:

Primaire en secundaire behoeften

Doe de twee oefeningen over primaire en secundaire producten.

Stap 7: Welvaart

Een bekend spreekwoord luidt: "Geld maakt niet gelukkig."
Soms wordt het spreekwoord als volgt uitgebreid:
"Geld maakt niet gelukkig, maar het is wel handig als je er veel van hebt."

De mate waarin jij in je behoeften kunt voorzien, noem je je welvaart.
Je welvaart (ofwel rijkdom) wordt voor een deel bepaald door hoeveel geld je hebt.
Met het geld dat je hebt, kun je producten kopen die je wilt hebben.
Maar je welvaart wordt ook bepaald door je geluksgevoel, je welzijn.
Dus:

Beantwoord de vragen in de oefening.

Afronding

Samenvattend

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Poster

Tijdens de lessen economie komen veel onderwerpen aan de orde.
In stap 3 staan zeven onderwerpen genoemd:

  • inkomen
  • sparen en lenen
  • kopen van producten
  • verkopen van producten
  • handel met het buitenland
  • belastingen
  • milieu

Zoek bij al deze zeven onderwerpen een afbeelding.
Maak met de afbeeldingen een poster op A3-formaat.

Klaar?
Vergelijk je poster met de posters van enkele klasgenoten.
Zijn er duidelijke verschillen tussen jouw poster en de andere posters?
Bespreek de verschillen met je klasgenoten.

Laat de poster beoordelen door je docent.
In de gereedschapskist vind je de beoordelingscriteria.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Terugkijken

Intro

  • Lees de punten onder 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Denk je nu anders over de punten dan aan het begin van de opdracht?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je met behulp van voorbeelden duidelijk maken dat economie en geld veel met elkaar te maken hebben?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je meer of minder dan twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Welke stap kostte veel tijd? Hoe kwam dat?
  • Inhoud
    Vond je de opdracht leuk om te doen?
    Zeg ook waarom wel of waarom niet.
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?
  • Afronding - Eindopdracht
    Heb je de poster gemaakt? Ben je tevreden over het resultaat?

 

Inkomstenbronnen

Inkomstenbronnen

Intro

Rosa Hilgers is gediplomeerd kapster. Ze is op zoek naar werk.
Ze ziet de volgende twee advertenties in de krant staan.

Wat denk jij?
Op welke advertentie zal Rosa reageren?
Schrijf ook op waarom je denkt dat Rosa voor die advertentie kiest.
Bespreek je keuze met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • in eigen woorden beschrijven hoe ik aan een inkomen kan komen.
  • een term noemen voor een inkomen waar ik niks voor hoef te doen.
  • twee voorbeelden geven voor een inkomen waar ik niks voor hoef te doen.(inkomensoverdracht)
  • een voorbeeld geven waaruit blijkt dat een inkomen zowel kan bestaan uit geld als uit producten.
  • de uitdrukking noemen van het betaald krijgen in producten en daarvan twee voorbeelden geven.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Welke drie belangrijke inkomstenbronnen zijn er?

Stap 2

Wat is consumeren en wat is sparen?

Stap 3

Hoe reken ik met procenten?

Stap 4

Wat is een inkomensoverdracht?

Stap 5

Wat houdt inkomen in natura in?

Stap 6

Hoe reken ik een bedrag per maand om naar een bedrag per jaar?

Stap 7

Heb ik stap 1 tot en met stap 6 begrepen?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Eindopdracht

Toets

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Inkomstenbronnen

Bestudeer uit de Kennisbank de eerste bladzijde van het volgende onderdeel.

Inkomstenbronnen

Doe de oefening 'Inkomstenbronnen'.

Stap 2: Consumeren en sparen

Beantwoord de vragen in deze oefening.

Stap 3: Rekenen met procenten

Rente is een vorm van inkomen uit bezit.
Je zet bijvoorbeeld spaargeld op de bank en krijgt als vergoeding rente.
De hoeveelheid rente is meestal een percentage van je spaargeld.

Voorbeeld
Jeroen heeft € 1200,- op zijn bankrekening staan.
Hij krijgt 5% rente per jaar,
Na een jaar krijgt hij dan € 60,- aan rente.
Hij heeft dan € 1260,- op zijn rekening staan.

Vind je het rekenen met procenten lastig?
Kijk dan eens naar het volgende item uit de Kennisbank wiskunde.

Rekenen met procenten

Doe de oefening.

Doe ook de volgende oefening.

Stap 4: Inkomensoverdrachten

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel.

Inkomstenbronnen

Huurtoeslag is een voorbeeld van een inkomensoverdracht.
Ben je een groot deel van je inkomen kwijt is aan de huur van een woning dan kan je in aanmerking komen voor huurtoeslag. De toeslag geldt als een bijdrage in de kosten die je moet betalen voor de huur van de woning.

Ga naar het deel over huurtoeslag op de website van de belastingdienst.
Zoek uit wanneer iemand recht heeft op huurtoeslag.

Stap 5: Inkomen in natura

Doe de oefening. Lees daarna de tekst onder de opdracht.

Bestudeer nu uit de Kennisbank het volgende onderdeel.

Inkomstenbronnen

Beantwoord ook de vragen in volgende oefening.

Stap 6: Omrekenen

Soms moet je een bedrag per week omrekenen naar een bedrag per jaar.
Of soms juist andersom van maand per week.
Daarvoor kun je het onderstaand schema gebruiken.

Kijk of je het begrijpt.
Doe de oefening.

Afronding

Samenvattend

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Toets

De opdracht sluit je af met een toets.

Terugkijken

Intro

  • Lees 'Wat denk jij?' nog eens door.
    Past de intro goed bij deze opdracht? Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Maak bij ieder leerdoel een vraag en zorg dat je die vraag kunt beantwoorden.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je meer of minder dan twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Met welke stap ben je het langst bezig geweest? Hoe kwam dat?
  • Inhoud
    Welke stap vond je leuk en welke stap vond je niet leuk?
    Zeg ook waarom wel of waarom niet.
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?
  • Afronding - Eindopdracht
    Heb je de toets gedaan? Wat was je score?
    Heb je geleerd van je fouten?

 

Wat is het geld waard?

Wat is het geld waard?

Intro

Lees het stukje uit de krant.



Melissa Goudbloem verdient € 24.000,- per jaar.

Wat denk jij?
Kun je zeggen hoeveel Melissa volgend jaar gaat verdienen?
Bespreek je antwoord met een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • een voorbeeld geven waaruit de betekenis van koopkracht duidelijk wordt.
  • een voorbeeld bedenken waardoor het verschil tussen gebonden koopkracht en vrije koopkracht duidelijk wordt.
  • het begrip noemen voor het steeds duurder worden van producten.
  • twee redenen opschrijven waarom producten steeds duurder worden.
  • met een voorbeeld duidelijk maken wat met kosteninflatie wordt bedoeld.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Waar hangt iemands koopkracht van af?

Stap 2

Op welke uitgaven kan een gezin moeilijk bezuinigen en op welke uitgaven makkelijker?

Stap 3

Welke twee soorten koopkracht zijn er?

Stap 4

Wat houdt inflatie in?

Stap 5

Kun je een aantal voorbeelden van bedrijfskosten noemen?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Extra

Een nieuwsitem over 'koopkracht' maken met een klasgenoot.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.

 

Benodigdheden

  • een camera
  • een microfoon
  • een rekenmachine

Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 uur nodig.

 

 

Aan de slag

Stap 1: Koopkracht

De hoeveelheid producten die je kunt kopen, is je koopkracht.
Je koopkracht hangt af van:

  • je inkomen;
  • de prijzen van producten.

Doe de oefening.

Stap 2: Soorten koopkracht

Koopkracht kun je onderverdelen in:

  • gebonden koopkracht: uitgaven die je moet doen.
  • vrije koopkracht: je kunt je geld besteden zoals je zelf wilt.

Doe de volgende twee oefeningen.

Stap 3: Gebonden of vrije koopkracht

Koopkracht kun je onderverdelen in gebonden koopkracht en vrije koopkracht.

Zonder dat je een omschrijving hebt van beide soorten koopkracht weet je waarschijnlijk wel wat het verschil is.

Probeer het maar eens door de volgende oefening te maken.

Stap 4: Inflatie

Het duurder worden van producten noem je inflatie.
Inflatie beïnvloedt de koopkracht.

Bekijk ook de volgende video.

Gebruik de informatie uit de video bij het maken van de oefeningen.

Stap 5: Inflatie door hogere kosten

Een bedrijf heeft veel verschillende kosten.
Voorbeelden van bedrijfskosten zijn:

  • personeelskosten
  • energiekosten
  • huisvestingskosten
  • reclamekosten
  • materiaalkosten

Als een bedrijf te maken krijgt met een stijging van de kosten zal het de prijzen van de producten moeten verhogen.
Dan is er dus sprake van inflatie.
Deze vorm van inflatie noem je kosteninflatie.

Afronding

Samenvattend

Wat heb je geleerd?

Eindopdracht: Straatinterview

Samen met een klasgenoot maak je een nieuwsitem over 'koopkracht'.
Je gaat met een camera en microfoon de staat op en interviewt een aantal mensen over hun koopkracht.

Bepaal voor je de straat op gaat welke vragen je gaat stellen.
Schrijf de vragen op een papiertje.

Neem opnameapparatuur en een camera mee of gebruik je mobiele telefoon.
Vraag mensen altijd eerst of je ze mag interviewen.
Als ze toestemming geven, begin je met het stellen van je vragen.
Probeer verschillende meningen te horen te krijgen.

Werk de interviews uit tot een nieuwsitem.
Laat het nieuwsitem beoordelen door je docent.
In de gereedschapskist vind je de beoordelingscriteria.

Interview afnemen

Je bevraagt een ander over een bepaald onderwerp.

 

Terugkijken

Intro

  • Bekijk de intro nog eens.
    Kun je nu beter antwoord geven op de vraag?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je twee redenen noemen waarom producten duurder worden?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je meer of minder dan twee uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook het interview kunnen afnemen?
  • Inhoud
    Vond je de video in stap 4 goed? Waarom wel/niet?
    Vind je het fijn om met behulp van video's te leren?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Stonden alle begrippen in de opdracht?
  • Afronding - Eindopdracht
    Ben je de straat opgegaan om een interview af te nemen?
    Schrijf twee dingen op die goed gingen.
    Schrijf ook één ding op dat je de volgende keer anders gaat doen.

 

Inkomensverschillen

Inkomensverschillen

Intro

Niet iedereen verdient evenveel.
Je hebt beroepen waarmee je veel geld verdient.
Maar er zijn ook beroepen waarmee je veel minder verdient.

Hieronder zie je een lijstje beroepen.

  1. voetbaltrainer
  2. brandweerman
  3. schoonmaker
  4. politieagent
  5. tandarts
  6. piloot
  7. burgemeester
  8. timmerman

Wat denk jij?

Zet deze acht beroepen op een rijtje.
Begin met het beroep waarmee je, volgens jou, het minst verdient.
Eindig met het beroep waarmee je, volgens jou, het meest verdient.

Vergelijk jouw rijtje met het rijtje van een klasgenoot.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • verschillende redenen voor inkomensverschillen noemen.
  • twee manieren bedenken waarop de overheid inkomensverschillen kan verkleinen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Leervragen

Stap 1

Welke vijf verschillende redenen voor inkomensverschillen zijn er?

Stap 2

Wanneer zijn inkomensverschillen onterecht?

Stap 3

Is de economiedocent terecht boos?

Stap 4

Hoe reken ik met belasting?

Stap 5

Wanneer worden de inkomensverschillen groter en wanneer worden de inkomensverschillen kleiner?

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvatting

Samenvattende sleepoefening maken.

Terugkijken

Terugkijken op de opdracht.


Benodigdheden
Voor deze opdracht heb je een rekenmachine nodig.

Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 uur nodig.

Aan de slag

Stap 1: Inkomensverschillen

Niet iedereen verdient evenveel.
Er zijn verschillende redenen voor inkomensverschillen:

  • de hoogte van je opleiding.
  • je ervaring met het werk.
  • de mate van verantwoordelijkheid.
  • je leeftijd.
  • de zwaarte van het werk.

Doe de oefening.

Stap 2: Inkomensverschillen (on)terecht?

In stap 1 heb je vijf verschillende oorzaken voor inkomensverschillen gezien:

  • de hoogte van je opleiding
  • je ervaring met het werk
  • de mate van verantwoordelijkheid
  • je leeftijd
  • de zwaarte van het werk

Is het altijd terecht dat deze zaken zorgen voor inkomensverschillen?
Bekijk de situatie in de volgende oefening.

Stap 3: Economiedocent boos

Doe de onderstaande oefening.

Stap 4: Belasting betalen

Als je een inkomen hebt, moet je belasting betalen.
Het betalen van belasting heeft effect op inkomensverschillen.

Doe de oefening.

Stap 5: Inkomensverschillen verkleinen

De overheid wil dat het verschil tussen inkomens niet te groot wordt.
De overheid kan de inkomensverschillen verkleinen door:

  • mensen met een hoog inkomen meer belasting te laten betalen.
  • mensen met een laag inkomen een extra uitkering te geven.

Doe ook deze oefening.

Afronding

Samenvattend

Wat heb je geleerd?

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog eens naar de volgorde waarin je de beroepen hebt geplaatst.
    Kun je nu beter uitleggen waarom je de beroepen in die volgorde hebt geplaatst?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je drie verschillende redenen voor inkomensverschillen noemen?
    Kun je twee manieren noemen waarop de overheid inkomensverschillen kan verkleinen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je inderdaad ongeveer 1,5 uur met de opdracht bezig geweest?
    Welke stap kostte veel tijd? Hoe kwam dat?
  • Inhoud
    Welke stap vond je het leukst? Waarom?
  • Afronding - Samenvattend
    Heb je de samenvattingsopdracht gemaakt?
    Kon de begrippen gemakkelijk naar de juiste plek slepen?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

geld
algemeen aanvaard betaalmiddel.

euro
gemeenschappelijke Europese munt.

behoeften
alles wat je nodig hebt of wilt hebben.

middelen
alles waarmee je in je behoeften kunt voorzien.

economie
gaat over kiezen. Economen bestuderen hoe wordt omgegaan met geld.

welvaart
de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.

inkomensverschillen
niet iedereen verdient evenveel.

inkomstenbronnen
manieren om een inkomen te verkrijgen.

inkomensoverdracht
inkomen waar je geen prestatie voor geleverd hebt.

inkomen in natura
inkomen dat in goederen of diensten is betaald.

koopkracht
de hoeveelheid producten die je kunt kopen.

gebonden koopkracht
je besteedt je geld aan goederen en diensten die je moet kopen.

vrije koopkracht
je besteedt je geld zoals je zelf wilt.

procent
één honderste deel. 1% = 0,01.

Eindopdracht

Je maakt samen met een klasgenoot een poster. Op de poster komt een tabel met beroepen met inkomens.
Op de poster geef je antwoord op de vraag: 'Zijn de inkomens in Nederland eerlijk verdeeld?'

Inleiding

Een voetballer van Ajax verdient veel meer dan de minister-president.
De directeur van AH verdient wel 100 keer het salaris van een vakkenvuller.
Zijn die verschillen in inkomen te groot of juist te klein?

Bekijk onderstaand filmfragment.

Aan de slag

Bekijk de bron 'Inkomens in Nederland'.
In deze bron zie je hoeveel gezinnen een bepaald inkomen verdienen.

Aantal gezinnen    

Gemiddeld inkomen

660.000

€ 15.000,-

3.550.000

€ 25.000,-

1.932.000

€ 35.000,-

548.000

€ 45.000,-

154.000

€ 60.000,-

152.000

€ 90.000,-


Beantwoord de volgende vragen over de bron 'Inkomens in Nederland'.

  1. Hoeveel gezinnen hebben een gemiddeld inkomen van € 15.000,-?
    Verdienen die gezinnen allemaal precies € 15.000,-?
  2. Welk gemiddeld inkomen komt het meest voor?

Bekijk ook de bron 'Salarissen'.
In die bron zie je van een aantal beroepen het jaarinkomen.

beroep

jaarinkomen    

beroep

jaarinkomen

Arts

€ 91.000,-

Gezinsverzorgster

€ 19.000,-

Automonteur

€ 16.500,-

Groenteman, eigen bedrijf

€ 31.000,-

Bakker, eigen bedrijf

€ 32.000,-

Hartchirurg

€ 195.000,-

Bedrijfsleider

€ 65.000,-

Journalist

€ 39.000,-

Buschauffeur

€ 19.700,-

Kapster

€ 24.500,-

conrector school VO

€ 52.000,-

Kolonel landmacht

€ 70.000,-

Dierenarts

€ 68.000,-

Leraar vmbo

€ 40.000,-

Dierenartsassistent

€ 19.000,-

Notaris

€ 142.000,-

Fysiotherapeut

€ 49.000,-

Pompbediende

€ 14.500,-

Gezagvoerder Boeing  

€ 198.000,-

Verpleegkundige

€ 27.500,-

 

  1. Hoeveel verdient een kapster?
  2. Welk beroep in de lijst heeft het hoogste inkomen?

Download de lege tabel Inkomens in Nederland

In de tabel zijn al twee beroepen ingevuld. Kijk of dat goed is gedaan.
Vul in de tabel nog enkele beroepen in. Zorg dat je in iedere rij minimaal twee beroepen hebt.

Eindproduct

Je gaat aan de slag met het eindproduct een poster over de inkomensverdeling in Nederland.
Op de poster komt in ieder geval:

  • Titel
    Schrijf bovenaan de titel.
  • Tabel
    Plak de tabel die je in stap 2 gemaakt hebt op de poster.
  • Afbeeldingen
    Zoek afbeeldingen van enkele beroepen. Plak de afbeeldingen op de poster.
  • Conclusie
    Geef op je poster jouw antwoord op de vraag:
    'Zijn de inkomens in Nederland eerlijk verdeeld?'.

Klaar?
Laat je poster beoordelen door je docent.
Je docent gebruikt de beoordelingscriteria uit de gereedschapskist.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Examenvragen

Op deze pagina vind je een aantal examenvragen uit examens van vorige jaren.
De vragen sluiten zo goed mogelijk aan bij dit thema.

VMBO-B34 2018-TV1

2018-TV1 Vraag 20

VMBO-B34 2021-TV1

2021-TV1 Vraag 1
2021-TV1 Vraag 2
2021-TV1 Vraag 16

 

Wil je meer oefenen en met recentere examens?
Ga dan naar ExamenKracht.

Terugkijken

Intro

  • Bekijk de intro van deze opdracht nog eens.
    Vond je de video een goede intro om de opdracht mee te beginnen?
    Waarom wel of waarom niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Ga per leerdoel na of je het leerdoel hebt behaald.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij 'Wat ga ik doen' stond dat je ongeveer 13 uur met dit thema bezig zou zijn. Klopt dat ongeveer?
    Zo niet, waardoor ben je minder/meer tijd met het thema bezig geweest?
  • Inhoud
    Het thema bestaat uit vier opdrachten.
    Welke opdracht vond je het leukst om te doen?
    En welke vond je het minst leuk? Schrijf op waarom je deze opdracht niet zo leuk vond.
  • Eindopdracht
    Heb je de eindopdracht (poster inkomensverschillen) gemaakt?
    Wat vond je van de opdracht? Past de opdracht goed bij het thema?
  • D-toets
    Wat was je score voor de D-toets? Ben je tevreden met die score?
    Heb je geleerd van de fouten die je hebt gemaakt?
  • Examenvragen
    Heel veel examenvragen bij dit thema.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?
    Wil je meer oefenen en met recentere examens?
    Ga dan naar ExamenKracht.
  • Het arrangement Thema: Wat is economie? - vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-25 09:22:50
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Wat is economie?' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor economie voor vmbo-b34. In dit thema geef je antwoord op de vraag: 'Economie: waar gaat het over? Dit thema begint met een inleiding, vervolgens komen de leerdoelen, en daarna wat je gaat doen in dit thema. Dan kom je bij de opdrachten die horen bij dit thema, dit zijn: Geld en economie, Inkomstenbronnen, Wat is het geld waard? en Inkomstenverschillen. Begrippen die hier aan bod komen, zijn: behoeften, geld, inkomstenbronnen en koopkracht & inflatie. De eindopdracht van dit thema is een poster maken over beroepen met inkomens. Na de eindopdracht komt een D-toets, hier worden tien meerkeuzevragen gesteld over het thema: Wat is economie? Vervolgens worden er nog verschillende examenvragen weergegeven die horen bij dit thema. Dit thema eindigt met het terugkijken op dit thema, dus hoe ging het? en kan ik wat ik moet kunnen?
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Consumptie en consumenten-organisaties; Economie;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    14 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, economie, geld, inkomensverschillen, inkomstenbronnen, keuzes, koopkracht & inflatie, stercollectie, vmbo-b34, wat is economie?

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Geld en economie-vmbob34

    https://maken.wikiwijs.nl/62237/Opdracht__Geld_en_economie_vmbob34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Inkomensverschillen-vmbob34

    https://maken.wikiwijs.nl/62240/Opdracht__Inkomensverschillen_vmbob34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Inkomstenbronnen - vmbob34

    https://maken.wikiwijs.nl/62238/Opdracht__Inkomstenbronnen___vmbob34

    VO-content Economie. (2020).

    Opdracht: Wat is het geld waard?-vmbob34

    https://maken.wikiwijs.nl/62239/Opdracht__Wat_is_het_geld_waard__vmbob34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Wat is economie?

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.