Spelling & Dyslexie 2 P4 2018

Spelling & Dyslexie 2 P4 2018

mededeling tentamenstof: spellingregels

In het leeswerk voor wk 5 + wk 8 worden er vier aparte principes voor de Nederlandse spelling onderscheiden. Het is voldoende als je er drie kunt onderscheiden: 'analogie' en 'gelijkvormigheid' vallen samen onder 'gelijkvormigheid'. De andere twee principes zijn dan de beschaafde uitspraak (hoofdregel) en het etymologisch principe.

College 2 (08-05-2018)

Introductie dyslexie (Klokhuis)

Wikiwijs S&D2 P4 ’18 - week 2 Klokhuis - introductie dyslexie

Dit is het eerste deel van een filmpje van Klokhuis, waarin dyslexie centraal staat. Dit eerste deel is een inleiding op het thema dyslexie.

https://www.npo.nl/het-klokhuis/22-04-2014/NPS_1243940

 

 

0.00 - 2.58

Vraag 1: Waarom is het woord 'december' eigenlijk zo'n lastig woord om te lezen of te schrijven als je het vergelijkt met het woord 'bos'?

 

(2.59 - 4.52)

Ik vond als kind vind zelf de sketches tussendoor altijd erg grappig (en nu nog steeds), maar niet iedereen weet het te waarderen ... Voor de liefhebbers: een dyslectische (toen nog) koningin Beatrix.

 

4.53 - 8.54

vraag 2a: Hoe vaak komt dyslexie voor in Nederland?

vraag 2b: Waarom komt dyslexie vaker voor in Engelstalige gebieden en juist nauwelijks voor in Finland?

Vraag 2c: Hoe wordt dyslexie verklaard vanuit de hersenfuncties?

 

10.30 - 12.30

Vraag 2d: Hier zie je een paar fragmenten van tests bij kinderen. Noteer wat er volgens jou precies getest wordt bij de verschillende oefeningen/testjes. Probeer zo goed mogelijk te benoemen wat er precies in het brein gebeurt bij deze tests en waaraan je dan zou kunnen zien dat een kind moeite heeft met geschreven en gesproken taal.

 

Vraag 2e: Hier zie je ook verschillende vormen van oefenen. (Heb je trouwens de overbodige spatie gevonden?)  Wellicht ken je zelf ook nog wel het 'hakken en plakken'.

 

Vraag 3a: Waarom zouden bij de flitstesten de woorden zo kort op het scherm blijven staan? Wat moeten de hersenen dan nog extra doen naast 'gewoon' lezen?

 

Vraag 3b: Waarom helpt alleen heel hard oefenen niet? Wat moet een dyslect nog extra goed leren?

 

Vraag 3c: Wat gebeurt er nou bij het stukje waarin een jongen het woord 'takken' in delen moet hakken? Daar wordt het onderscheid tussen lettergrepen en klankgrepen duidelijk. Je kent zelf natuurlijk wel het begrip lettergrepen, maar eigenlijk is dat vanuit de geschreven taal geredeneerd: je weet dat je bij het schrijven het afbreekstreepje tussen de beide k's zou plaatsen. Je hoort echter maar één k-klank. Dus: wat is het verschil tussen lettergrepen en klankgrepen? Waarom wordt er hier dus niet geoefend met lettergrepen?

 

Kortom:

Het is dus heel erg belangrijk dat jullie als docenten de achterliggende spellingregels goed weten. Niet alleen voor je eigen taalvaardigheid, maar ook omdat het de uitleg van spellingsregels gemakkelijker maakt. Een dyslectische leerling zal nog moeite hebben met bepaalde regels of weetwoorden die kinderen zonder dyslexie al eerder automatisch hebben geleerd in het basisonderwijs.

College 3 (15-05-2018)

Achtergronden bij dyslexie (gedaan in college 2)

In de les van 8 mei hebben we aan deze opdracht gewerkt. Als je het college hebt gemist, dan maak je dit voorafgaand aan college 3 (15 mei).

collegemateriaal 15-05-2018

https://www.lezenenschrijven.nl/over-laaggeletterdheid/
aanvullend: site stichting Lezen en schrijven (laaggeletterdheid), geen stof

https://www.dyslexiecollectief.nl/assets/filemanager/source/Dysco%20Admin/Toelichting_vergoedingsregeling.pdf
aanvullend: informatie over vergoedingen bij dyslexie

college 4 (22-05-2018)

voorbereiden voor 22 mei

Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de protocollen De in het vo en Dyslexie in het mbo

 

A. Protocol Dyslexie in het vo

 

§ 3.1

1a. Wat is de prevalentie van dyslexie in het voortgezet onderwijs? Met andere woorden: hoeveel leerlingen zijn er gediagnosticeerd met dyslexie?

1b. Waarom is dit percentage zo afwijkend ten opzichte van Engeland? Welke kenmerken van het Engels hebben hiermee te maken?

 

§ 3.2

2. Wat is ‘rapid naming’ en waarom is dit een belangrijke factor bij dyslexie?

 

§ 3.4

3. Bekijk het schema op p. 25 + 26. Welke problemen had je zelf al verwacht en welke zaken nieuw voor jou?

 

§ 4.2

4. Hoe wordt dyslexie in het voortgezet onderwijs gesignaleerd? Beschrijf dit in grote lijnen.

 

5. Bekijk hst. 6 en kies zelf vier onderdelen uit die je belangrijk voor jezelf lijken als toekomstig docent Nederlands. Welke zaken heb je gekozen? Wat zijn hiervan de hoofdlijnen en waarom lijkt je dit zo belangrijk?

 

7. Lees hst. 7 grondig door.

a. Wat heb je zelf al eens in je lessen toegepast?

b. Welke tips vind je het waardevolste en waarom?

c. Welke tips lijken je minder zinnig en waarom?

d. Wat zou je zelf als docent nog willen leren om deze zaken beter aandacht te kunnen geven?

 

 

 

 

Protocol Dyslexie in het mbo

 

Inleiding

8. Noteer enkele specifieke kenmerken van het mbo als onderwijstype die je nog niet kende.

 

Hst. 1

9. Hoe kan het dat er nu nog steeds studenten in het mbo zijn die nu pas vastlopen op hun dyslexie? Zij zouden toch allang op de basisschool of in het voortgezet onderwijs gesignaleerd moeten zijn?

 

§ 2.2.2

10. Wat is ‘de drieslag taal’? En waarom is deze benadering specifiek voor het mbo ontwikkeld?

 

hst. 3

11. Welke drie typen studenten met dyslexie zijn er in het mbo te onderscheiden?

 

§ 4.3.2

12. Waarom is de diagnostiek van dyslexie in het mbo zo complex?

 

 

collegemateriaal 22-05-2018

onderscheid fonologisch vs. fonemisch bewustzijn

College 5 (29-05-'18) + 6 (05-06-2018) - Spellingsysteem + -didactiek

maak voor collegeweek 5 de onderstaande opdrachten bij de bronnen + de dossieropdracht

1. Spellingsprincipes (hst. 5 - Syllabus UvA)

A . Hst. 5 reader UvA

Richt je bij het lezen op de volgende zaken:

- verschil tussen aantal letters alfabet (26) en aantal klanken Nederlands (ca. 40);

- verschil tussen fonetische en fonologische klankvorm;

- 4 principes Nederlandse spelling (1 klank = 1 teken/beschaafde uitspraak, gelijkvormigheid, analogie, etymologie);

- overwegingen bij spellingshervormingen;

- redundante factoren in de spelling: verschillen tussen lerende en gevorderde speller.

 

 

Deze vragen gaan over fonologie, spelling en spellingdidactiek.

1. Wat is het verschil tussen de fonetische klankvorm en de fonologische klankvorm van een woord? Waarom komen deze niet overeen? (Gebruik eventueel je antwoorden op vraag 2 bij het formuleren van dit antwoord.)

 

2. Er zijn vier centrale principes in de Nederlandse spelling. Noteer ze kort.

 

3. In dit hoofdstuk van de reader wordt het verschil besproken tussen de behoeftes van jonge lezers en van gevorderde lezers in relatie tot het spellingsysteem. Hierbij is er een onderscheid tussen fonetische en fonologische spelling. Bespreek enkele verschillen tussen jonge en ervaren lezers.

 

 

2. Spellingdidactiek: tijd voor een nieuwe aanpak?

B. Artikel Jan Uyttendaele

 

Richt je bij het lezen op de volgende zaken:

- rapporten Taalunie: conclusies;

- spellingstrategieën: directe en indirecte strategieën;

- vuistregels voor spellingonderwijs.

 

 

1. Welke aanbevelingen over spellingdidactiek geeft de Taalunie in haar rapport van 2010?

 

2. Wat is het verschil tussen een directe spellingstrategie en een indirecte spellingstrategie?

 

3. Welke uitspraak doet Jan Uyttendaele over de invloed van lezen op de directe strategie? Hoe kijk jij hier tegen aan?

 

4. Welke vijf soorten indirecte spellingstrategieën zijn er?

 

5. Bekijk de vuistregels voor didactiek en kies er twee uit die je aanspreken. Onderbouw kort je mening.

3. Werkwoordspelling: algoritmekaarten

C. Scriptie Irene Munting

 

Let op: kijk goed naar wat je moet lezen:

- hst. 1 + 2;

- hst. 6 vanaf laatste alinea onderaan p. 36 t/m eerste alinea p. 39;

- bijlagen 1 - 4 (voorbeelden van algoritmekaarten).

 

1. Met welk percentage begint hst. 1 en verrast deze score jou?

 

2. Welke omslag heeft er plaatsgevonden in de didactiek van het basisonderwijs bij het aanleren van werkwoordspelling?

 

3. Wat zijn homofonen en waarom zijn ze lastig bij werkwoordspelling?

 

4. Bekijk de mogelijke constante factoren op p. 37. Welke uitspraak wordt er gedaan over de relatie tussen oefenen en uitleggen? Hoe keek jij hier eerst tegenaan en is jouw visie nu veranderd? Wat zou je in je didactiek moeten/kunnen aanpassen om hier rekening mee te houden?

 

5. Vergelijk de drie voorbeelden van analogiekaarten.

a. Welke vind je het duidelijkste en waarom?

b. Welke is volgens jou het minst bruikbaar voor een leerling en waardoor komt dat?

c. Heb je zelf wel eens met zo’n kaart gewerkt (als leerling of als docent) en wat zijn je ervaringen?

 

4. Referentiekader taal

D. Referentiekader Taal

 

Bekijk het pdf-bestand van het referentiekader. Let op: de nummering van de ‘papieren’ pagina’s zijn anders dan de digitale nummering in het programma Acrobat Reader. Ik hou hier de ‘papieren’ nummering aan, dus de paginanummers die je onderaan de pagina’s ziet staan in het bestand.

 

1. Kijk naar de uitgebreide beschrijving op p. 18 + 19.

a. Wat was ook alweer het onderscheid tussen ‘klankzuivere’ en ‘klankambigue’ woorden? Waarom worden deze woorden van elkaar onderscheiden in de spellingdidactiek?

b. Wat betekent ‘diminutief’?

c. Welke onderdelen vind jij zelf hiervan nog lastig? Geef deze duidelijk aan mij door via de mail.

 

 

2. De indeling op p. 19 is geen tentamenstof, maar het geeft een kader om naar spelling (en dus problemen daarbij) te kijken.

a. Wat zijn ‘allofonen’?

b. Waarom worden er bij punt 3 assimilatieverschijnselen genoemd?

c. De laatste categorie is ‘logografisch’. Kun je in je eigen woorden uitleggen wat deze term waarschijnlijk betekent?

d. Waarom is die laatste categorie nou zo veel moeilijker dan de eerste? Kun je hier het begrip ‘decoderen’ aan koppelen?

 

3. Kijk ten slotte naar het schema op p. 20: welke plusjes verrassen jou als je kijkt naar het bijbehorende niveau?

Dossieropdracht: analyse les uit methode

College 6 (05-06-2018) - Pitch spellinglessen

Pitch spellinglessen collegeweek 4.6 ’18

 

- tweetallen, ca. 5 min.

- op basis van opdrachten week 5 (analyse + aanpassen bestaande opdracht methode)

- materiaal mailen naar José: via WeTransfer gemaild als alles compleet is

- uitleggen en vertellen i.p.v. echt de les geven (≠ didactisch practicum, maar samen ideeën verzamelen)

college 7 (12-06-2018)

Voor college 7 hoef je niets voor te bereiden: we gaan in het college kennismaken met een paar ervaringen om ons te verplaatsen in hoe iemand met dyslexie leest en schrijft en dit koppelen aan de sociaal-emotionele gevolgen van dyslexie.

misleiding door Xlens

gefundeerde kritiek door de Vereniging tegen Kwazalverij (1)

gefundeerde kritiek door de Vereniging tegen Kwazalverij (2)

ontbrekende pitches: uitvoeren in college 8

De volgende mensen hebben de pitches al wel gedaan in week 6:

- René en Peter

- Marleen en Renske

- Ilse en Michelle

- Wynanda en Carla

- Simone en Mateusz

- Kyra en Simone

- Geeske en Marieke

- Eva, Guus en Baukje

 

Staat jouw naar hier niet bij? Zorg ervoor dat je in week 8 iets hebt te vertellen. Ga vooral in op waarom een les spelling nog niet zo boeiend is in een methode en hoe je die les juist wel aantrekkelijker kunt maken. Probeer het zo concreet mogelijk te maken, zodat jouw medestudenten weer nieuwe ideeën krijgen over goede spellinglessen. Denk bijvoorbeeld aan de mooie ideeën die Marieke en Geeske lieten zien: dat was heel concreet uitgewerkt en voor iedereen snel toe te passen in een les.

college 8 (19-06-2018)

Maak de opdrachten bij week 5 als je dat nog niet had gedaan. In het laatste college zullen we hier nog kort op ingaan en het is een belangrijk stuk kennis voor dit vak en voor je docentschap.

filmpje werkwoordspelling d/t-fout

dossieropdrachten P4 '18

tentamen P4 2018

De toets in TW4 betreft open vragen, die de leerstof breed dekken. Hieronder vind je twee overzichten van de tentamenstof: eentje van 2017 en eentje van 2016 voor inhalers. Inhoudelijk is er niets veranderd, alleen de verdeling van de stof over de lesweken is anders.

Dyslexieprotocol vo

site met informatie over taaldidactiek basisonderwijs
Op deze site vind je informatie over taaldidactiek voor basisschoolleerkrachten. Hier worden begrippen van verschillende domeinen helder uitgelegd.

Beantwoord de volgende vragen aan de hand van de protocollen Dyslexie in het vo en Dyslexie in het mbo.

 

A. Protocol Dyslexie in het vo

 

§ 3.1

1a. Wat is de prevalentie van dyslexie in het voortgezet onderwijs? Met andere woorden: hoeveel leerlingen zijn er gediagnosticeerd met dyslexie?

1b. Waarom is dit percentage zo afwijkend ten opzichte van Engeland? Welke kenmerken van het Engels hebben hiermee te maken?

 

§ 3.2

2. Wat is ‘rapid naming’ en waarom is dit een belangrijke factor bij dyslexie?

 

§ 3.4

3. Bekijk het schema op p. 25 + 26. Welke problemen had je zelf al verwacht en welke zaken nieuw voor jou?

 

§ 4.2

4. Hoe wordt dyslexie in het voortgezet onderwijs gesignaleerd? Beschrijf dit in grote lijnen.

 

5. Bekijk hst. 6 en kies zelf vier onderdelen uit die je belangrijk voor jezelf lijken als toekomstig docent Nederlands. Welke zaken heb je gekozen? Wat zijn hiervan de hoofdlijnen en waarom lijkt je dit zo belangrijk?

 

7. Lees hst. 7 grondig door.

a. Wat heb je zelf al eens in je lessen toegepast?

b. Welke tips vind je het waardevolste en waarom?

c. Welke tips lijken je minder zinnig en waarom?

d. Wat zou je zelf als docent nog willen leren om deze zaken beter aandacht te kunnen geven?

 

 

 

 

Protocol Dyslexie in het mbo

 

Inleiding

8. Noteer enkele specifieke kenmerken van het mbo als onderwijstype die je nog niet kende.

 

Hst. 1

9. Hoe kan het dat er nu nog steeds studenten in het mbo zijn die nu pas vastlopen op hun dyslexie? Zij zouden toch allang op de basisschool of in het voortgezet onderwijs gesignaleerd moeten zijn?

 

§ 2.2.2

10. Wat is ‘de drieslag taal’? En waarom is deze benadering specifiek voor het mbo ontwikkeld?

 

hst. 3

11. Welke drie typen studenten met dyslexie zijn er in het mbo te onderscheiden?

 

§ 4.3.2

12. Waarom is de diagnostiek van dyslexie in het mbo zo complex?

 

 

Dyslexieprotocol mbo

interessante links (geen tentamenstof)

Laaggeletterdheid (geen tentamenstof)

rapport Aanpak van laaggeletterdheid (20-04-2016)

OUD MATERIAAL VORIG JAAR (P4 2016)

College 1 (22-04-2016)

College 4 (20-04-2016)

Op 20 mei komt iemand van het instituut IWAL een gastcollege geven over hun werk met dyslectische leerlingen. Met de volgende opdrachten ga je je alvast voorbereiden op dit college. Probeer zo veel mogelijk vragen die bij je opkomen als je met de opdrachten aan het werk bent te noteren, zodat je ze in de les kunt stellen.

Veelgestelde vragen op de site www.steunpuntdyslexie.nl

Veelgestelde vragen over wat een school in het VO aan dyslexie doet

Veelgestelde vraag 2. Wat doet een school aan dyslexie?

a. Bekijk het voorbeeld van de dyslexiepas. Wat zijn volgens jou sterke punten van zo’n pas voor de leerling?

b. En voor de docenten?

c. Wat zijn volgens jou nadelen voor de leerling?

d. En voor de docenten?

Voorbeeld van een dyslexiepas

Veelgestelde Vraag 4. Wat houdt de screening in de brugklas in?

e. Waarom wordt er een dictee afgenomen? Wat kun je meten met een dictee?

Veelgestelde vraag 6. Is het nodig om de dyslexieverklaring aan te passen voor het voortgezet onderwijs?

f. Bekijk het antwoord dat er wordt gegeven. Ben je het eens met dit antwoord, met andere woorden: als dyslexie in een lage groep op de basisschool is vastgesteld, heeft een dyslectische leerling dan altijd dezelfde stoornis? Wat zou er volgens jou hetzelfde blijven en wat zou er getraind kunnen worden of kunnen veranderen naarmate een leerling langer onderwijs volgt?

Ervaringen met dyslexie

Filmpje 1 - Dianne

Filmpje 1 - Dianne:

g. Wat is volgens jou de belangrijkste boodschap uit dit filmpje?

h. Ben je het eens met haar ‘eindquote’?

Filmpje 2 - Succes in het zakenleven

Filmpje 2 - Succes in het zakenleven:

i. Wat valt je op aan zijn taalgebruik als je bedenkt dat hij na mavo 3 van school is gegaan?

j. Hij heeft gespeeld met de gedachte om iets over zijn dyslexie als handtekening onder zijn mailtjes toe te voegen, maar heeft het toch niet gedaan. Zou zoiets volgens jou een slimme zet zijn en waarom wel of niet?

Denk hier nog eens over na voor 20 mei

Jullie hebben in het eerste college in groepjes gediscussieerd over dyslexie. Hieronder staan de stellingen nog een keertje, zodat je even weer kunt terugdenken aan wat jullie toen samen besproken hebben.

 

Hoek C - dyslexie

 

Discussieer over de volgende stellingen:

1. Dyslexie is een modeverschijnsel.

2. Dyslexie is een gevolg van slecht onderwijs in de basisschool.

3. Lager opgeleide kinderen hebben een grotere kans op dyslexie.

4. Dyslectische leerlingen zijn niet slim genoeg om de regels te leren, te onthouden en/of toe te passen.

5. Een dyslectische leerling zal nooit goed kunnen lezen en schrijven.

Het eerste college was inleidend (deels doordat de planning omgegooid moest worden omdat een gastspreker op het laatste moment afhaakte). We hebben in dit college het volgende gedaan:

- voorkennis activeren middels Padlet;

- kennismaking met het fonetische schriftsysteem van het Nederlands (hoek A)

- kennismaking met het aanvankelijk lees- en schrijfonderwijs, o.a. leesplankje (hoek B)

- discussie over dyslexie (hoek C).

3a. Wist je dat dyslexie zo’n sterke erfelijke component heeft?

3b. Uiteraard zal het fonologisch tekort in de neurologische processen erfelijk zijn. Daarnaast heeft de thuissituatie altijd een zeer grote invloed op de cognitieve en mentale ontwikkeling van kinderen. Als je nou eens in ogenschouw neemt dat een ouder dyslexie heeft, welke gevolgen zal dat (kunnen) hebben voor het leesgedrag en de aanwezigheid van boeken, kranten, tijdschriften e.d. in het huis waar het kind opgroeit? Zou een dyslectische ouder graag voorlezen?

3c. Als je ervan uitgaat dat dyslexie een sterke koppeling te maken heeft met fonologisch bewustzijn (het vermogen om klanken te onderscheiden), zouden dove mensen dan ook dyslectisch kunnen zijn?

3. Oorzaken van dyslexie

4. Gevolgen

Een leerling aan het woord

4. Waarschijnlijk was jij als leerling wel lekker taalvaardig, aangezien je nu een hbo-opleiding voor docent Nederlands doet. Kun je je iets voorstellen bij de mentale problemen van leerlingen met dyslexie? Ken je zelf misschien mensen of weet je nog dat je zelf ontzettende moeite had met bepaalde vakken?

4. Gevolgen van dyslexie

5. Comorboditeit

5a. Wat is ‘comorbiditeit’ precies?
5b. Kijk eens naar de subkopjes en noteer in steekwoorden op welke vlakken er sprake kan zijn van comorbiditeit. Kende je deze stoornissen allemaal al?

5. Comorbiditeit

6. Regelingen en voorzieningen

6. Via onderstaande link ga je naar de site masterplandyslexie.nl Hier kun je naar veelgestelde vragen over de extra mogelijkheden bij examens. Wat vind jij: moeten alle extra mogelijkheden ingezet worden of vind je dat een examen een bepaald niveau moet meten en dat met alle extra hulpmiddelen deze meting niet weergeeft wat iemand kan?

Link naar masterplandyslexie.nl
Ga naar 'veelgestelde vragen' over de extra mogelijkheden bij examens en gebruik dit voor vraag 6.

7. Dyslexie op school

7a. Bij hoeveel procent van de dyslectische leerlingen wordt dyslexie pas op de middelbare school vastgesteld? Had je zo’n percentage verwacht?

7b. Hoe kan het komen dat deze leerlingen niet eerder in beeld zijn gekomen?

7. Dyslexie op school

College 5 - Dyslexie in het basisonderwijs

tijdschrift Didactiek over leesonderwijs in het po (geen tentamenstof)

College 6 - Dyslexie in het vo en mbo

Dyslexie in het voortgezet onderwijs (vo)

College 8 (17-06-2016)

Inhoud college 8:

We hebben twee werkvormen gedaan om wat te ervaren van de drempels die je zou kunnen ervaren als lezen en schrijven niet geautomatiseerd zijn.

De eerste werkvorm bestond uit een pittige tekst (4F) die (voor)gelezen moest worden via een gaatje met een diameter van een pen in een wit A4'tje. Je kunt zo dus alleen maar een paar letters tegelijk zien, waardoor je vertrouwde leesstrategieën niet meer gebruikt kunnen worden. Dat had grote gevolgen voor het voorlezen (tempo, prosodie, acuraatheid) en voor het tekstbegrip (alleen maar bezig met decoderen, begrijpend lezen zat er niet meer in). Het zelfvertrouwen tijdens het lezen was niet groot.

De tweede werkvorm was een klein dictee, waarbij een deel uit een verhaal in het Zuid-Afrikaans werd voorgelezen. Hierbij werd ervaren dat je wel een deel van het verhaal wel kunt volgen, maar dat je tegelijkertijd ook weet dat je tijdens het schrijven hoogstwaarschijnlijk fouten maakt in de spelling. Ook hier werd weer duidelijk dat het twijfelen over het technisch schrijven (klank-tekenkoppeling op papier zetten) een belemmering vormt voor zowel het tekstbegrip van de gesproken tekst als voor het gevoel van zelfvertrouwen. 

Met deze werkvormen kunnen we ons natuurlijk nooit helemaal voorstellen hoe het werken met taal is voor iemand met de neurologische moeilijkheden die een factor spelen bij dyslexie. Maar we hebben wel een kleine indruk gekregen hoe het gaat als de vertrouwde strategieën en het vertrouwde gemak en tempo dat we kunnen ervaren op grond van deze strategieën ineens niet meer aanwezig zijn.

De laastste bijeenkomst (week 8, 17 juni) zal in het teken staan van de psychosociale effecten van dyslexie op leerlingen en studenten. College 7 verliep wat anders dan gepland. Daarom in week 8 de vraag om de opdrachten van college 6 te herhalen. 

Dubieuze oplossingen dyslexie: de wonderbril!
We hebben het laatste college een advertentie besproken van deze firma. Deze advertentie is mei 2016 gepubliceerd in de NRC. De claims zijn behoorlijk dubieus.

nieuw materiaal (nog verwerken in collegereeks)

reportage Brandpunt (Nederland is kampioen dyslexie)

artikel bij reportage Brandpunt

Volkskrant - Een valse dyslexieverklaring is een fluitje van een cent

collegemateriaal 22 mei