Omgaan met levende materialen

IBS Omgaan met levende materialen

Welkom

Omgaan met levende materialen

Tijdens je werk zal je altijd te maken krijgen met levende materialen. Of je nu in het bos aan het werk bent of een tuin aan het onderhouden of aanleggen bent. In welk gebied je ook bent jouw voorman heeft een beplantingsplan waarin staat welke planten er gelplant moeten worden en hoe dit aangepakt wordt. Hierbij wordt ook rekening gehouden de bodem.

Als afsluiting van deze IBS krijg je een beplantingsplan. Je leest dit beplantingsplan en onder leiding van je voorman ga je dit beplantingsplan uitvoeren. Jouw sortimentskennis zal hierin belangrijjk zijn. Je moet ook de juiste beplanting gaat planten op de juiste plaats zoals in je opdracht staat beschreven.

 

 

Programma / planning

Veiligheid

ergonomie

ergonomie tijdens planten en rooien van bomen en heesters
Via deze link kun je informatie en tips vinden over het op een ergonomische manier van aanplanten en rooien van planten.

BPV

Sortimentkennis

plantenlijst

Basiskennis

indeling van planten

Planten heb je in veel verschillende soorten en maten. Er ijn planten die meer dan 20 meter hoog worden en er zijn er die juist erg klein blijven. Planten met sierlijke bloemen en planten zonder bloemen. In de biologie is er een indeling gemaakt van het plantenrijk. Hieronder zie je een eenvoudige weergave van deze systematiek.

 

 

 

 

Indeling in het tuincentrum

Als je een tuincentrum binnenloopt zie je vaak een hele andere indeling. Er wordt gekeken naar andere kenmerken van de plant om de indeling te maken. Ze kijken bijvoorbeeld naar winterhardheid of naar bladhoudendheid in de winter. Er wordt gekeken naar uiterlijke kenmerken.

Hieronder heb je een indeling die je in een tuincentrum of plantencentrum tegen kunt komen.

 

Dit is zeker niet de enige indeling die je kunt maken. Er zijn zeker meerdere indelingen mogelijk. Op de volgende pagina's vind je informatie over kenmerken van planten waar rekening mee gehouden kan worden.

 

houtig of kruidachtig

Houtig of kruidachtig

Houtige gewassen

Houtige planten overblijvende planten die worden gekenmerkt door secundaire diktegroei, waardoor de takken, stammen en wortels veel hout bevatten. Houtige planten zijn bomen, heesters en lianen.

  • Boom: bomen hebben in het algemeen onderscheid tussen takken en de (hoofd-)stam.
  • Heester of heester: struiken worden gekenmerkt doordat ze zich onmiddellijk boven of al in de grond vertakt in een aantal takken.
  • Liaan: lianen hebben steun nodig van andere planten om omhoog te groeien (zoals druiven).

 

Kruidachtige gewassen

Een plant wordt kruidachtig genoemd als ze niet of in zeer geringe mate verhout. Een kruidachtige plant heeft wel houtvaten en bastvaten, maar kent niet (of nauwelijks) secundaire diktegroei; ze heeft geen stam of takken die jaarlijks dikker worden. 
De plant krijgt haar stevigheid door het vocht in de cel. Dit heet ‘turgor’. Hierdoor gaan kruidachtigen wel slap hangen bij droogte maar houtachtigen niet.
  • eenjarige; plant die in één groeiseizoen groeit, bloeit, zaadvormt en afsterft.
  • tweejarige; plant leeft twee jaar waarbij de plant het eerste jaar groeit en een stengel, bladeren en wortels vormt. In het tweede jaar bloeit de plant en produceert zaad, hierna sterft de plant af.
  • vaste plant; overblijvende kruidachtige plant, kan meerdere keren bloeien en leeft meer als twee jaar.

 

 

grasvelden

Belangrijke grassoorten

Inleiding

Een zadenmengsel voor een grasveld bestaat uit meerdere grassoorten. Het gaat meestal om dezelfde soorten maar tegelijk voor ieder type gazon een ander percentage van de soortenmengeling.

Er zijn binnen de grassoorten ontzettend veel variëteiten. Het is specialistenwerk om een mengeling samen te stellen aan de hand van specifieke wensen. 

Om een specifiek mengsel samen te stellen wordt onder andere gekeken naar onderstaande eigenschappen:

  • bladfijnheid
  • zodevormend karakter
  • ziekteresistentie
  • wintervastheid
  • betredingstolerantie
  • groeisnelheid
  • kleur

    Er zijn een aantal mengsels in de handel die al op bepaalde situaties zijn afgestemd. Er zijn mengsels voor siergazon, speelgazon, sportvelden en bijvoorbeeld mengsels voor gras op schaduwrijke plekken.

Grassoorten en hun eigenschappen

Grassoorten en hun eigenschappen

Er zijn 6 grassoorten die bijna in ieder mengsel voorkomen. Hieronder zie je een overzicht van de eigenschappen, kenmerken en meest voorkomende ziekten per soort.

 

Engels raaigras (Lolium Perenne)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • goed bestand tegen betreden
  • kiemt snel
  • groeit goed
  • goed herstelvermogen
  • dichte zode
  • wintervast
  • kan goed tegen maaien
  • heeft regelmatig stikstofbemesting nodig

 

  • rode voet
  • jongste blad gevouwen
  • onderzijde blad glanzend
  • meestal geen uitlopers
  • oortjes aanwezig
  • tongetje doorzichtig
  • kroonroest
  • voetrot in de winter

Veldbeemdgras (Poa pratensis)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • prima zodevormend
  • veel ondergrondse uitlopers
  • goede wintervastheid
  • hoge droogtetolerantie
  • goed bestand tegen betreden
  • ontwikkelt zich in begin langzaam
  • verdraag kort maaien minder goed
  • niet geschikt voor doorzaaien
  • ondergrondse uitlopers
  • laatste blad gevouwen
  • dubbele bladgoot
  • kapvormig
  • samengetrokken top die splitst bij vlakstrijken (V-vormig)
  • bladschijf meestal haaks op de bladschede
  • geen oortjes
  • zeer kort tongetje

 

 

 

  • meeldauw
  • bladvlekkenziekte
  • bruine vlekkenroest
  • oranjestrepenroest

Roodzwenkgras (Festuca rubra)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • trage groei
  • goede schaduwtolerantie
  • geringe bespelingstolerantie
  • kan goed tegen kort maaien
  • rassen met veel uitlopers verdragen meer droogte
  • rassen met weinig en fijne uitlopers zijn geschikt voor siergazons
  • rassen met veel uitlopers herstellen zich goed
  • rassen met veel uitlopers zijn geschikt voor doorzaaien

 

  • voet bruin of roodachtig
  • bladschijf moeilijk rolbaar (naaldvormig)
  • blad kantig met duidelijke ribben
  • bladschede gesloten
  • tongetje niet goed zichtbaar
  • rooddraad
  • voetrot in de winter

Gewoon struisgras (Agrostis tenuis syn. A. capillaris)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • vormen dichte zode
  • zowel ondergrondse- als bovengrondse uitlopers
  • goed herstelvermogen
  • wintervast
  • kan goed tegen kort maaien
  • kan niet goed tegen bespelen
  • kiemt traag
  •  
  • laatste blad gerold
  • geen oortjes
  • heel duidelijk tongetje
  • spits blad met geribde bladschijf
  • rooddraad
  • voetrot in de winter

Hardzwenkgras en Schapegras (Festuca ovina ssps)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • zeer droogtetolerant
  • kiemt langzaam
  • trage groei
  • geringe betredingstolerantie
  • zodevormend
  • goed wintervast
  • groeien op arme bodem

 

  • voet is bruinachtig-geel of groen
  • goed rolbare, smalle bladeren
  • bladschede open
  • rooddraad
  • voetrot in de winter

 

Termen

In de tabel zijn enkele termen gebruikt die misschien niet zo bekend zijn.  Hieronder zie je de uitleg.

 

Oortjes: korte vliesjes die de stengel omsluiten bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf.

             Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Oortje_(plant)

 

Tongetje: het vliesje of een krans van haren bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf.

               Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Ligula

 

Zodevormend: de wortels zitten dicht op elkaar en daardoor staan er relatief veel grassprieten op een kleine oppervlakte.

 

Betredingstolerantie: Dit is de mate waarin het gras ertegen kan om te worden belopen.

 

Bespelingstolerantie: de mate waarin gras tegen bespelen kan. Dit is vooral belangrijk bij sportvelden.

 

Bladschijf: De bladschijf is het meestal vlak uitgespreide deel van het blad. Het bestaat uit het bladmoes en de bladnerven. Een enkelvoudig blad heeft slechts één bladschijf. Als er meer bladschijven zijn aan een blad spreken we van een samengesteld blad.

Graszoden

Inleiding

Bij graszoden denken de meeste mensen aan de bekende grasrollen. Deze rollen worden vers gesneden en daarna zo snel mogelijk gelegd. Naast graszoden bestaan er ook andere producten die hiervan zijn afgeleid. Verschillende omstandigheden vragen dan ook om verschillende mogelijkheden.

Op de volgende pagina worden de verschillende mogelijkheden toegelicht.

Verschillende soorten graszoden

Graszoden

Graszoden op een rol worden vaak gebruikt voor tuinen van kleinere afmetingen of op plekken waar grotere machines niet bij kunnen komen. De afmetingen van een rol zijn 250 x 40 cm. Iedere rol is dan precies 1 m2.  De dikte van een graszode is 1,5 cm. Dunner zou problemen opleveren zoals uitdrogen en een slechte beworteling. Dikker kan wel maar betekent veel extra gewicht. Dat is Arbo-technisch niet gewenst.

Graszoden zijn er in verschillende typen, bijvoorbeeld speelgazon, sportgazon of siergazon. Kies dus de soort die past bij het gebruik. Houd bij bestellen ook altijd rekening met het snijverlies. Je moet minimaal 5% meer m2 bestellen om goed uit te komen.

Big-Slabs

Big-Slabs zijn 1 meter brede gevouwen graszoden. Deze zijn geschikt voor het snel en professioneel aanleggen van gras in tuinen en parken, sportvelden en golfbanen. Met eenvoudige hulpmiddelen is het mogelijk om in een recordtijd een grote oppervlakte met graszoden te beleggen zonder rugklachten. Er is een speciale machine nodig om ze te leggen en een elektrische- of motorkruiwagen om ze te transporteren. Deze worden meestal bij de bestelling meegeleverd en kunnen daarna teruggebracht worden.

Voor kleinere projecten, of moeilijk bereikbare plekken zijn 50 cm brede Big-Slabs geschikt. Deze zijn tevens ook ideaal voor het leggen van flauwe rondingen en het afwerken van randen na het leggen van 1 meter brede Big-Slabs. Om het mechanisch leggen van gras mogelijk te maken zijn de Big-Slabs voorzien van een biologisch afbreekbaar verstevigingsnet

Er zijn veel voordelen aan de Big-Slabs verbonden:

  • Tijdsbesparing door middel van brede werkbreedte
  • Minder handelingen per vierkante meter
  • Ergonomisch gras leggen, zonder rugklachten
  • Uniek legmateriaal met lage bodemdruk
  • Minder naden, minder snijwerk, strakker eindresultaat
  • Hoge treksterkte, stabiele ligging
  • Laag risico op broeivorming, gekoeld geleverd

Stapelzoden

Stapelzoden worden vaak toegepast op plaatsen waar de prestaties en uiterlijke kenmerken van gras niet zo belangrijk zijn. Ze worden vooral gebruikt vanwege hun stevigheid bij het maken van taluds of bunkers op golfbanen, tijdens de aanleg van vijvers in tuinen, bij het maken van duikers, oevers en beschoeiingen in de weg- en waterbouw of in de natuur bij het ontwikkelen van wilddoorgangen. De meest voorkomende afmetingen zijn 100 x 33 en 110 x 25 cm. De dikte van deze zoden is 4,5 cm.

De stapelzoden kunnen dakpansgewijs gestapeld worden, vervolgens groeien de wortels van bovenliggende stapelzoden door onderliggende stapelzoden heen en ontstaat er een sterke structuur welke zand of water in bedwang kan houden. Afhankelijk van de gewenste schuinte heb je minimaal 5 tot 6 m² stapelzoden nodig, om 1 m² talud te maken.

Blokzoden

eze lijken erg veel op stapelzoden. Het zijn extra dikke graszoden met een bezande toplaag. Door hun zware massa liggen ze meteen stabiel, maar door hun geringe afmeting zijn ze nog steeds handelbaar. Bij het formaat 100 x 100 cm is het gebruik van een speciale kruiwagen noodzakelijk, alle kleinere formaten kunnen eenvoudig met de hand gelegd worden. Blokzoden zijn samengesteld uit een mengsel van 45% Engels Raaigras en 55% Veldbeemdgras. Ze worden in hoofdzaak gebruikt om beschadigde sportvelden snel te herstellen. Het herstellen van sportvelden is vaak lastig en inzaaien geeft niet altijd het gewenste resultaat. Er is vaak te weinig tijd om het ingezaaide gras optimaal te laten groeien.

Naast sportvelden worden blokzoden ook vaak gebruikt voor toepassingen waar directe bespeelbaarheid een vereiste is, denk bijvoorbeeld aan speeltuinen of schoolpleinen.

Graszodenkweker

Inleiding

Er bestaan in Nederland vele graszoden kwekers. Ze kweken meerdere soorten graszoden. Allemaal geschikt voor verschillende doeleinden. De juiste keuze en samenstelling van graszaad bepaalt de uiteindelijke prestaties en levensduur van een gazon. De grassoorten zijn meestal getest op betredingstolerantie, ziekteresistentie, standvastigheid, droogtetolerantie, stikstof-efficiëntie en bladkleur.

graszoden kweken

Graszoden worden gekweekt op zandgronden. Het klimaat in Nederland is uitermate geschikt voor het kweken van de graszoden. Het kweken van graszoden bestaat uit een aantal processen:

1.Grondbewerking

2.Inzaaien

3.Onderhoud

4.Oogsten

 

1. Grondbewerking

De eerste bewerking  bestaat uit het frezen van de ondergrond. De grond wordt op die manier weer luchtig gemaakt. Het gras kan zo goed wortelen. Frezen zorgt ook het voor een goede drainage van de bodem. Dit is niet alleen belangrijk voor het gras maar ook voor het onderhoud en oogsten van de graszoden. Natte velden kunnen de werkzaamheden met grasmaaiers en snijmachines onmogelijk maken.

De 2e stap bestaat uit het gelijkmatig verdichten van de grond en het vlak maken. Met behulp van een laser, die communiceert met de tractor met sleepbak, wordt het hele veld vlak gemaakt.

2. Inzaaien

Als de grond perfect klaar ligt, wordt het hele veld machinaal ingezaaid. Er wordt een zaadmengsel gebruikt dat afgestemd is op het type graszoden dat de kweker nodig heeft voor zijn klanten. Siergazon heeft duidelijk een andere samenstelling dan een speelgazon. Voor het inzaaien is ongeveer 2 kg graszaad per 100m2 nodig.

3. Onderhoud

Het onderhoud tijdens het kweken van de graszoden bestaat grotendeels uit dezelfde werkzaamheden: maaien, bemesten, beregenen en rollen. Met een machinale wals wordt er voor gezorgd dat de graszoden geen oneffenheden hebben. Ook onkruid en ongedierte worden bestreden. Dit kan door he gebruik van bestrijdingsmiddelen maar er wordt steeds meer overgeschakeld naar milieuvriendelijke methoden.

4. Oogsten

Het oogsten wordt met grote machines gedaan. De bestuurder rijdt de graszodenmachine langs een rechte strook over het veld. De machine snijdt vervolgens een dunne strook gras af. Deze loopt over een band de machine in. Daar wordt de graszode op de juiste lengte gemaakt, opgerold en op een pallet gestapeld. Nadat er 80m2 is opgestapeld, onderbreekt de machine kort het snijden. De volle pallet wordt achtergelaten op het veld en vervolgens begint het snijden opnieuw.

 

Op welke ondergrond worden de zoden gekweekt?

Alle graszoden worden om drie redenen in hoofdzaak op zandgronden gekweekt:

  • Zandgronden draineren erg goed

    Het bewerken is bijna altijd mogelijk.

  • Zandgrond is  goed bewerkbaar

    Het heeft een fijne en korrelige structuur. Dit maakt het eenvoudig om een goede vlakke ondergrond te maken.

  • Zandgronden bevatten niet veel voeding

    Daardoor is de bemesting erg goed te doseren en krijgen de graszoden de perfecte bemesting.                                                                                                                                      

Hoe lang liggen de graszoden op het land?

Een graszode is na een teelt van 12 maanden volledig volgroeid. Het kan voorkomen dat de graszoden pas later van het veld worden gehaald. Eerder oogsten is niet mogelijk. De wortels houden de graszode dan nog niet bij elkaar.

Er zijn graszodenkwekers die netten in de graszoden verwerken. Deze graszoden worden dan niet door de wortels van het gras, maar door het net bijeen gehouden. Deze graszoden kunnen vroeger geoogst worden.

 

excursie graszodenkweker

Ieder jaar maakt de school een keuze om naar een graszodenkweker op excursie te gaan. Je ziet dan het hele proces van kweken tot oogsten van de graszoden.

Inzaaien of graszoden leggen

Inleiding

Als je een gazon aanlegt heb je de keuze tussen inzaaien of graszoden leggen. Aan beiden zijn voor- en nadelen verbonden. Als je naar de voor- en nadelen kijkt kan je zelf de juiste keuze maken voor jouw doel. Natuurlijk moet je ook weten hoe je moet inzaaien of graszoden moet leggen.

Op de volgende pagina worden de voor- en nadelen beschreven en op welke manier je een gazon kunt inzaaien of zoden kunt leggen.

Voor- en nadelen van inzaaien en zoden leggen

Voor- en nadelen van inzaaien en zoden leggen

 

Aanleggen gazon

voordelen

nadelen

Inzaaien

  • Goedkoop
  • Licht werk
  • Kan van mei t/m augustus

 

 

  • Het duurt lang voor je een gazon hebt (6 weken tot 3 maanden)
  • Veel onkruid

graszoden leggen

  • Je hebt meteen een gazon
  • Na 1 tot 2 weken is betreden mogelijk
  • Leggen kan het hele jaar door, als de bodemtemperatuur goed is (boven 50 C)
  • Weinig tot geen onkruid

 

 

  • Duur
  • Vervoer graszoden kost tijd
  • Keuze voor samenstelling grassoorten is beperkt

Inzaaien van een gazon, wat moet je doen?

periode

Vanaf half maart tot begin juni of in het najaar vanaf september tot eind oktober kan je een gazon inzaaien. Je  bent altijd afhankelijk van het weer. Het mag niet te warm maar ook niet te koud zijn. In de meeste jaren is het najaar de ideale periode dankzij de matige temperatuur en een hogere neerslaghoeveelheid. Ook in het voorjaar kan je zaaien, maar in deze periode groeit onkruid sneller en is er meer kans op grondvorst. Zaaien doe je bij voorkeur op een windstille dag en bij regenachtig weer.

 

Grondbewerking

Als er onkruid staat moet je dat eerst verwijderen. Dit kan door te schoffelen, spitten of frezen. Gebruik liever geen onkruidbestrijdingsmiddel. Dit is slecht voor het milieu en daarnaast moet je enkele weken wachten tot het is uitgewerkt voor je kunt zaaien.

Na het spitten of frezen is de grond goed los. Je kunt met een wals de grond wat aandrukken. Dit kan voor kleinere oppervlaktes ook heel goed door de grond met je voeten aan te trappen. Egaliseer daarna de grond met een egaliseerhark.

Om duidelijk de grenzen van het gazon aan te geven maak je met een steekschop een kielsteek. Daarvoor steek je langs een tuinlijn met de steekschop zodat een ondiepe geul ontstaat.

 

Inzaaien

Bij handmatig inzaaien gebruik je 2 tot 3 kg graszaad per 100m2. Omdat machinaal inzaaien veel nauwkeuriger is heb je maar 1,5 tot 2 kg graszaad nodig per 100m2.

Zorg er altijd voor dat je iets meer graszaad koopt dan je meteen nodig hebt. Je kunt slecht plekken dan later altijd nog bijzaaien.

Als je handmatig werkt is het vaak handig om het zaad in een kleine emmer te doen. Meng het zaad met wat scherp zand. Daarmee wordt de verdeling van het zaad wat nauwkeuriger. Neem het zaad in de hand en strooi het over de grond. Verdeel het zo goed mogelijk. Zaai eerst een keer in de lengte en daarna nog een keer in de breedte.

Hark vervolgens het graszaad in de grond. Dit kan je het beste diagonaal doen. Doet dat ook een keer in de lengte en in de breedte.

De laatste stap is het aanwalsen van de ingezaaide grond. Daarmee maakt het zaad goed contact met de grond en kiemt makkelijker.

Zorg na het zaaien dat het perceel goed vochtig blijft.

 

De eerste keer maaien

Als het gras ongeveer 10 cm hoog is kun je voor de eerste keer maaien. Zorg dat je niet korter maait dan 3 tot 4 cm. Later kan je wat korter maaien. Maai wel met scherpe messen en het liefst met een kooimaaier. Je voorkomt dat je het gras uit de grond trekt met de maaimachine.

Hoe leg je graszoden?

Grondbewerking

Begin met het spitten of frezen van de grond. Dit doe je om onkruid of een oud gazon onder te werken. Gelijk met spitten of frezen kan je compost inwerken. Dit is afhankelijk van de voedingstoestand van de bodem.

Na het omspitten moet de ondergrond ‘aangestampt’ worden, zodat de ondergrond vlak en vast wordt. Je kunt de grond zelf aanstampen en met een hark egaliseren. Je kunt ook gebruik maken van een wals (roller), waarmee de ondergrond goed aangedrukt wordt. Herhaal het harken en walsen totdat de grond mooi egaal vast is en er geen verzakkingen meer zichtbaar zijn.

Zorg ervoor dat de hoogte van de ondergrond altijd 2 centimeter lager is dan het ‘terraspeil’. De graszoden moeten natuurlijk niet boeven het terraspeil komen te liggen. Dit betekent dat ze snel uitdrogen.

Zorg ervoor dat de ondergrond licht vochtig is, voordat je begint met het leggen van de graszoden. Zeker op zomerse dagen kan de zon de grond opwarmen, waarbij de wortels van de graszoden kunnen verbranden.

 

Graszoden leggen

Begin altijd langs een rechte kant. Start met het leggen van de graszoden vanaf het verste punt in de tuin gezien vanaf de aanvoer van de zoden. Begin altijd in een rechte hoek van de tuin en zorg dat de graszoden goed aansluiten aan het terras of de stoeprand. Op deze manier hoef je niet telkens over de zojuist gelegde graszoden te lopen. Gebruik een plankje of span een touw om een rechte lijn te maken.

Je kunt de graszoden eenvoudig met een schop afsteken. Wanneer het niet alleen ‘rechte’ vormen zijn, is het gebruik van een mes aan te raden. Rol de graszoden strak langs elkaar uit. Zorg er voor dat de graszoden goed tegen elkaar gedrukt zijn en strak uitgerold worden. Leg de grasrollen zoveel mogelijk in halfverband, net zoals een gemetselde muur. Hierdoor komen de graszoden mooi strak naast elkaar te liggen en sluiten ze goed op elkaar aan.

Leg een plank op de gelegde zoden en loop daarover. Daarmee voorkom je dat de grond plaatselijk verzakt. Klop de graszoden vervolgens nog goed aan of gebruik een wals.

Na het leggen moet je zo snel mogelijk water geven. je kunt elk uur van de dag water geven, ook in de felle zon. Zeker bij zomers weer is het beste om 3x daags te sproeien. Bij het leggen van de graszoden moet je al meteen beginnen met sproeien als een gedeelte klaar is. Heel verraderlijk zijn de dagen waarop het koud is en er veel wind staat, ook dan droogt de grond heel snel uit. Zorg ervoor dat je een aantal dagen na het leggen overvloedig en regelmatig sproeit. Je kunt eenvoudig zelf controleren of de ondergrond goed nat is door de graszoden op te tillen. Controleer dit regelmatig, tot de graszoden zijn vastgegroeid.

onderdelen van de plant

Onderdelen van de plant

 

 

 

wortel

Wortel:

Functies wortel:
–Verankeren de plant in de grond.
–Zuigen water en voedingstoffen op.
–Opslag voor reservevoedsel.
 
 

 

Wortels geven de plant houvast. Ze vertakken zich onder de grond. Hoe meer het wortelgestel zich heeft uitgebreid, hoe beter de plant in de grond verankerd is.

Wortels zorgen ook voor opname en vervoer van water en voeding. Wortelharen nemen namelijk water en voeding op uit de bodem. Via haarwortel, zijwortel en wortel wordt dit vervoert naar de stengel en bladerenvan de plant.

 

 

 

stengel

Stengel:

De stengel is het zichtbare deel van de plant boven de grond.

De stengel zorgt voor:

- stevigheid

- transport van water en voeding

De stengel zorgt voor stevigheid. De stengel van een kruidachtige is erg buigzaam, maar tegelijk stevig. Die zorgt ervoor dat een plant niet snel knakt. Bij houtige planten verhout de stengel tot tak of stam.

De stengel is ook een onderdeel van het vervoerssysteem van de plant. Via de vaatbundels wordt water en voeding vervoert van wortel naar bladeren en van bladeren naar wortels.

• Cambium: deelt zich voortdurend, naar buiten worden bastvaten afgezet en naar binnen worden houtvaten afgezet.
Bastvaten: glucose (gevormd door fotosynthese) van de bladeren via de stengel naar de wortels.
Houtvaten: water met daarin opgeloste stoffen van de wortels via de stengel naar de bladeren.

 

blad

Blad:

Bladeren hebben de volgende functies:

- Vorming van voedsel

- vervoer van voedsel en water

Blad kom je in verschillende verschijningsvormen tegen.

Als blad, naald en schubben.

 

 

 

 

Bladeren spelen een belangrijke rol in de voedselvoorziening van de plant. Een plant is in staat glucose te maken met water, koolstofdioxide en zonlicht (energie). Dit gebeurt met behulp van de bladgroenkorrels. Dit proces heet fotsynthese. Naast glucose maakt de plant ook zuurstof. Het zuurstof komt via de huidmondjes in de lucht terecht.

Bladeren zorgen ook voor het vervoer van voedsel en water. De nerven in het blad zorgen ervoor dat er overal in het blad water en voeding kan komen.

Bladeren groeien net als bloemen uit knoppen.

 

Nerven in het blad

 

Bladvormen

 

 

Bladranden

 

 

Bladstand

http://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/bladvormapart.html

 

 

 

 

 

 

 

 

 

.

 

 

 

 

 

bloem

Bloem:

De hoofdfunctie van de bloem is voortplanting. De soort instand houden.  

Prettige bijkomstigheid is de sierwaarde die sommige bloemen geven aan de plant.

 

Bloeiwijzen

http://www.10voorbiologie.nl/index.php?cat=9&id=1824&par=1840&sub=1842

 

tros

aar

enkelvoudig scherm

samengesteld scherm

schotelvormig hoofdje

kegelvormig hoofdje

tuil

pluim

sikkel zij- en bovenaanzicht

waaier zij- en bovenaanzicht

schroef zij- en bovenaanzicht

schicht boven- en zijaanzicht

enkelvoudig gevorkt bijscherm

samengesteld gevorkt bijscherm

meertakkig bijscherm

Enkelvoudige bloem

planten in soorten en maten

Planten vormen een belangrijke basis bij de aanleg van de groene omgeving. Ze bepalen voor een belangrijk deel mee hoe de tuin of groenobject er uit komt te zien. Hierover zijn vooraf met de klant afspraken over gemaakt. Als medewerker

Hoe groot zijn de planten bij aanplant?

Hoe worden de planten geleverd?

Aan welke kwaliteitseisen moeten ze voldoen?

 

kwaliteit en maatvoering bomen

Inleiding kwaliteit en maatvoering bomen

Inleiding

 

Bomen moeten bij levering voldoen aan een bepaalde kwaliteit en maat. De eisen zijn beschreven in het handboek bomen van het norminstituut bomen. Zie ook de webpagina: https://www.gelderland.nl/bestanden/Documenten/Gelderland/03Natuur-en-milieu/161222_H5_leveren_laanbomen_addendum2016-handboek-bomen.pdf Dit betreft het handboek van 2014 dat in 2016 is aangepast. Het nieuwste handboek is in 2018 uitgebracht. Je hebt een licentie nodig om dit digitaal te gebruiken. Natuurlijk is het boek ook gewoon te bestellen.

 

Op de volgende pagina’s vind je een korte uitleg over de eisen aan kwaliteit en maatvoering.

Algemene eisen levering bomen

De bomen moeten bij aflevering van zo’n goede kwaliteit zijn dat een duurzame en kwalitatief hoogwaardige beplanting gerealiseerd wordt.

De eisen zijn:

  • Voldoen aan Europese voorschriften en richtlijnen
  • Van hoogwaardige kwaliteit en soort – en rasecht
  • In goede conditie en vitaliteit verkeren en vrij van ziekten en aantastingen
  • Een evenwichtige kluit- of wortelgrootte, afgestemd op de boom- en kroongrootte
  • Vrij van noemenswaardige schades
  • Levering volgens de voorgeschreven bestellijst
  • Ten minste voorzien van een etiketlabel en een bijbehorend leveranciersdocument
  • Voorzien van een EG-plantenpaspoort, indien wettelijk vereist
  • Vakkundig leveren en lossen op de voorgeschreven datum, tijd en losplaats

 

Kwaliteitseisen bomen

Er bestaan aparte eisen voor de boven- en de ondergrondse delen. De belangrijkste eisen worden hieronder kort beschreven.

Eisen bovengrondse delen:

  • Rechte stam met rechte doorgaande hartak
  • Evenwichtige kroonopbouw
  • Vrij van probleemtakken zoals dubbele toppen en zuigers
  • Vrij van duidelijke beschadigingen zoals grote snoeiwonden
  • Een takvrije stam ter lengte van 1/3 deel van de boomlengte
  • Een goede stamomtrek- boomlengteverhouding
  • De hartak mag niet ingesnoeid zijn en in juiste verhouding met de rest van de kroon

 

Eisen ondergrondse delen:

  • Voldoende omvang van de wortels/kluit
  • Regelmatig vertakte wortels met een vitale haarwortelontwikkeling
  • Vrij van wurgwortels en ronddraaiende wortels
  • Vrij van wortelonkruid, wortelknobbels, parasitaire aantastingen en beschadigingen
  • Beschermd tegen uitdroging, vorst en broei
  • Bij bomen met een kluit mag geen sprake zijn van een kunstmatig gevormde kluit
  • Containerbomen moeten minimaal 1 en maximaal 2 jaar zijn bekweekt in de container waarin ze worden aangeleverd

 

Maatvoering bomen

De maat wordt uitgedrukt in centimeters stamomtrek. Deze omtrek wordt gemeten op 1 meter boven de wortelhals. De maten liggen altijd tussen twee getallen met 2 centimeter verschil.  Bijvoorbeeld bomen met de maat 12-14.

Als je bomen besteld moet je dus opgeven welke maat je wilt hebben. Dat bepaald natuurlijk ook de prijs en de kans op aangroeien.

  • 250/300 spil is een jonge boom die 250 tot 300 cm hoog is en nog niet de eerste omtrekmaat 6-8 heeft bereikt.
  • 6-8 is de eerste maat in de laanbomen
  • 8-10 een boom met een omtrek tussen de 8 en 10 cm op 1 meter boven het maaiveld
  • 10-12 een boom met een omtrek tussen de 10 en 12 cm op 1 meter boven het maaiveld.
  • 20-25 een boom met een omtrek tussen de 20 en 25 cm op 1 meter boven maaiveld.

Achter de maat staat vaak nog een afkorting, bijvoorbeeld spil. Een spil is een jonge boom die meestal nog beveerd is. Ook komen we de afkortingen ho. (hoogstam)  ha. (halfstam)  of la. (laagstam) tegen. Een hoogstam heeft een takvrije stam van ca. 160/220 cm. Een halfstam heeft een takvrije stam van ca. 120/140 cm. Een laagstam heeft een takvrije stam van ca. 20/40cm.

  • 14-16, ho is een hoogstam boom met een stamomtrek tussen 14 en 16 cm op 1 meter boven het maaiveld.
  • 12-14, ha is een halfstam met een stamomtrek tussen de 12-12 cm op 1 meter boven het maaiveld.

 

 

plantverbanden

Inleiding plantverbanden

De manier waarop planten onderling tegenover elkaar staan noemen we een plantverband. Ze kunnen in rijen staan of in groepen. Een plantverband heeft invloed op het aantal planten op een oppervlakte maar ook op het onderhoud. Als je weinig planten met grote afstanden plant zal je ook veel last hebben van onkruid. Meer planten betekent minder licht op de bodem en daarmee minder onkruidgroei.

De vier meest voorkomende plantverbanden

  • Driehoeksverband
  • Verspreid verband
  • Verspringend verband
  • Rechtverband

     

    Driehoeksverband

    De planten staan in rijen. De planten van de 2e rij staan steeds in het midden ten opzichte van de planten in de eerste rij. Je bepaalt bij een ontwerp zelf wat je de ideale afstand vindt in- en tussen de rijen. Als je een aanlegklus voor een gemeente of instelling uitvoert staan de afstanden al beschreven in het bestek.

    Meestal worden afstanden van 85 cm in – en tussen de rijen aangehouden. Daarmee komen de planten in elke driehoek 1 meter uit elkaar te staan.

Verspreid verband

Dit noemen we ook wel “Wild verband”. De planten staan willekeurig verspreid in het plantvak. In de praktijk pak je alle planten en legt ze her en der neer in het plantvak tot de planten op zijn.

Dit verband wordt vaak toegepast op bodembedekkers die de bodem snel vol moeten groeien. Er is dan een grote plantdichtheid waardoor onkruid weinig kans krijgt.

 

Verspringend verband

De planten staan in meerdere rijen en verspringen ten opzichte van elkaar. Dit plantverband heeft veel minder doorkijk.

Rechtverband

Ook hier staan de planten in rijen. De planten staan allemaal precies tegenover elkaar. Als de plantafstand in – en tussen de rijen gelijk is spreken we van een vierkantverband.

Als de afstand tussen de planten groter is dan tussen de rijen hebben we te maken met een rechthoekverband. Als je na de aanplant het onkruid machinaal wilt aanpakken, bijvoorbeeld frezen, is dit vrij eenvoudig. Je kunt zowel in de lengte als in de breedte richting door de rijen lopen.

 

Hulplijst voor materialen en gereedschap bij plantwerk

hulplijst matriaal en gereedschappenlijst beplantingen

transport en opslag plantmateriaal

filmpje opkuilen bomen

bodemkunde

De groeiplaats

Onder groeiplaats van bomen verstaan wij de optimale beschikbare ondergrondse leefruimte voor bomen om goed te kunnen groeien.

Bomen die onder natuurlijke omstandigheden groeien hebben vaak de beschikking over voldoende bewortelbare ruimte, voeding en water. De bodem is niet of nauwelijks verdicht. Op deze plaatsen zijn bomen minder vatbaar voor ziekten. Wij planten bomen vaak aan in stedelijke gebieden waar de omstandigheden veel minder goed zijn.

Bomen worden vaak in de bestrating geplant. De ruimte voor een plantgat is dan beperkt. De stelregel voor een optimale groei is echter 1 kuub goede grond voor elk jaar dat de boom leeft. Als je verwacht dat een boom 100 jaar leeft zou hij 100 M3 goede grond ter beschikking moeten hebben. Dit is in de meeste omstandigheden niet reëel.

Probeer in ieder geval de gaten zo groot mogelijk te maken en voeg goede grond toe. Let er wel op dat de grond niet teveel organische stof bevat (niet meer dan 5%). Bij een teveel aan organische stof zal de bestrating verzakken.

 

Hoeveel M3 hebben bomen van verschillende grote minimaal nodig?

  • Bomen van de 3e grootte (7 -10 m) hebben 10 tot 15 M3 goed doorwartelbare grond nodig
  • Bomen van de 2e grootte (9 - 15 m) hebben 15 tot 30 M3 goed doorwartelbare grond nodig
  • Bomen van de 1e grootte (15 – 30 m) hebben minimaal 30 M3 goed doorwartelbare grond nodig

     

    Hoe bereken je de hoeveelheid beschikbare kuubs doorwortelbare grond?

    Hiervoor gebruiken we de volgende formule:

    Lengte x Breedte plantgat x gemiddelde diepte grondwaterstand

     

    Voorbeeld berekening:

    1,40 X 1,40 cm x 90 cm = 1,76 M3

     

    In de praktijk zullen de boomwortels een andere weg zoeken om aan voedingsstoffen en water te komen. Ze groeien naar aanliggende tuinen of groeien onder de bestrating en duwen deze omhoog.

     

    Bomen in de bestrating hebben vaak ook last van de druk van de auto’s die er kort langsrijden of bijna bovenop parkeren. Het gebruik van bomenzand wordt daarom sterk aangeraden. Dit voorkomt verzakken van de grond, biedt de bomen in het begin voldoende voeding en vangt de druk op. Als de druk te groot is kunnen de wortels onvoldoende groeien en zal de boom zelfs afsterven.

     

    Ook het bodemleven zoals wormen, schimmels en bacteriën zijn noodzakelijk om de bomen goed te laten groeien. Het bodemleven zorgt er ook voor dat de boomwortels over genoeg zuurstof kunnen beschikken.

Meststoffen

Planten hebben vijftien elementen per se nodig. Als er eentje ontbreekt groeien ze niet goed. Ze vertonen dan vaak zogenaamde gebreksverschijnselen.

De 15 elementen die planten allemaal nodig hebben zijn:

  • Stikstof (N)
  • Fosfor (P)
  • Kalium (K)
  • Calcium (Ca)
  • Magnesium (Mg)
  • Zwavel (S)
  • Chloor (Cl)
  • Koper (Cu)
  • Ijzer (Fe)
  • Borium (B)
  • Molybdenum (Mo)
  • Zink (Zn)
  • Koolstof (C)
  • Waterstof (H)
  • Zuurstof (O)

     

    De voeding uit de mest bestaat uit hoofdelementen en sporenelementen.

     

    Hoofdelementen

    De hoofdelementen vormen het basis voedsel voor de planten:

     

  • Stikstof (N): voor de bovengrondse plantdelen, bladgroen en de vorming van eiwitten

     

  • Fosfaat (P): voor de wortelontwikkeling

     

  • Kali (K): voor de sapstroom door de plant, aanmaak suikers en stevigheid

     

  • Magnesium ( Mg): voor aanmaak bladgroen

     

  • Zwavel (S): voor de vorming van eiwitten en intern transport

     

  • Calcium (Ca): voor neutralisator van zuren, de waterhuishouding en stevigheid celwand.

     

    Sporenelementen

    Sporenelementen kun je zien als de vitamines die planten nodig hebben.

     

  • IJzer (Fe): bladgroen, eiwitten en koolhydraten

     

  • Mangaan (Mn): celdeling, stofwisseling

     

  • Koper (Cu): huidmondjes, actvering enzymen

     

  • Molybdeen (Mo): opneembaarheid voeding

     

  • Borium (B): waterhuishouding in de cellen en transport

     

  • Silicium (Si): bouwsteen voor de celwanden

     

  • Zink (Zn): vorming groeistoffen zoals Auxine en Cytokine

     

    Deze elementen dienen allemaal voor weerstand en ziektewerend vermogen, optimalisatie van de stofwisseling in de plant en het hormonentransport door de plant.

     

     

     

    In geen enkele meststof zijn alle elementen aanwezig. Het is dus belangrijk dat planten kunnen beschikken over goede grond waar deze elementen zoveel mogelijk in de juiste verhouding voorkomen. Als er te weinig van een bepaald element aanwezig is kunnen we dat toevoegen via kunstmest. Je kunt dan heel gericht 1 of meer elementen toevoegen. Dit kan ook via natuurlijke meststoffen. Bij koemest of bijvoorbeeld kippenmest is de samenstelling van de elementen niet bekend. Daarom gebruiken we meestal gedoogde vormen waarvan de samenstelling nauwkeurig is bepaald in de fabriek.

     

    Meststoffen kunnen we indelen in organische en anorganische meststoffen.

     

     

    Organische meststoffen

    Organische meststoffen zijn opgebouwd uit natuurlijke grondstoffen van plantaardige of dierlijke oorsprong. Er wordt veel gebruik gemaakt van beender-, bloed-, en verenmeel, cacao, soja, vinasse, natuurfosfaat, kieseriet, zeewieren en algen. Deze stoffen worden door het bodemleven omgezet tot opneembare voedingsstoffen voor de plant. Micro-organismen zorgen ervoor dat de voedingselementen opneembaar worden voor de plant. Organische meststoffen bevorderen dit bodemleven en verbeteren de bodemstructuur.

     

    Koemest wordt door velen gezien als een vorm van een organische meststof. Omdat goed koemest bestaat uit verteerde grasresten zitten er niet veel meststoffen in. Koemest is zeker goed te gebruiken maar dan veel meer als bodemverbeteraar. Het verbetert de structuur van de bodem.

     

     

    Samengestelde organische meststoffen

    Deze meststoffen zijn samengesteld uit plantaardige en dierlijke grondstoffen van natuurlijke oorsprong. Deze verse, volumineuze, vochtige materialen worden gedroogd, gesteriliseerd en geconcentreerd tot organische meststoffen of bodemverbeteraars. De voedingselementen (stikstof, fosfor en kalium) in deze meststoffen komen vrij naarmate bodemorganismen, zoals bacteriën en schimmels, de meststofkorrel afbreken. Door deze geleidelijke vertering komen de voedingsstoffen over een lange periode, 100 dagen of langer, ter beschikking van de planten.

 

Anorganische meststoffen

Kunstmeststoffen zijn op een kunstmatige manier gemaakt. Het gaat om  zouten die direct oplossen wanneer ze in contact komen met water. Bij de opname van water wordt de plant gedwongen die voeding op te nemen en soms in de onjuiste verhouding. Het effect hiervan is een geforceerde (verkeerde) groei, waardoor de vatbaarheid voor ziekten en plagen sterk vergroot wordt. Bij gebruik van kunstmest bij warm en zonnig weer kan er tevens verbranding van bladeren en gras optreden. Planten kunnen hierdoor schade oplopen.

 

Gecoate kunstmeststoffen

Het verschil met gewone kunstmest zit in het aanbrengen van een laagje (coating) om de meststof heen. Hierdoor wordt de afgifte (het oplossen) trager en vindt over een langere periode plaats. Deze meststoffen zijn geschikt als je niet vaak wilt bemesten. Deze stoffen stimuleren het bodemleven niet.

 

Enkelvoudige en samengestelde kunstmest

Ook bij anorganische meststoffen kennen we het verschil tussen enkelvoudige en samengestelde meststoffen. Bij enkelvoudige meststoffen bestaat de voeding in hoofdzaak uit 1 belangrijke element. Bij samengestelde meststoffen is er sprake van meerdere voedingselementen.

 

Voorbeelden van enkelvoudige kunstmest:

  • Zwavelzure ammoniak met 21% stikstof
  • Ureum met 46 % stikstof

     

    Voorbeelden van samengestelde kunstmest:

  • NPK kunstmest 12-10-18 bevat 12% N, 10% P en 18% K
  • Magnesamon: bevat 22% N  en 7% MgO of 21% N en 8% MgO

Bemesting gazon

Om een gazon mooi te houden is drie keer per jaar bemesten een noodzaak. De eerste keer in de lente voor een goede groei, de tweede keer in de zomer zodat het gazon mooi groen blijft en de derde keer in het najaar om het gras goed door de winter te laten komen

Het bemesten van het gazon heeft voordelen zoals: - het gras is beter beschermd tegen ziektes - bij langdurig droog weer verkleurt het gras niet snel - na kou, vorst en sneeuw herstelt het sneller - doordat er een dichtere grasgroei is, is er minder kans op mosvorming.

 

De basis voor de bemesting bestaat uit de NPK-samenstelling. De N is Stikstof, P is Fosfor en de K is Kalium. Elk getal geeft de hoeveelheid procenten weer hoe het verdeeld is op de inhoud. Om het gras in topconditie te houden is NPK 12-10-18 te gebruiken of blaukorn NPK 12-8-16+3MgO. Bij de blaukorn zit ook nog 3% (MgO), mg staat voor magnesium.

Stikstof maakt planteneiwitten aan en bevordert de groei en kleur van het gras. Fosfor bevordert de wortelontwikkeling. Kalium ook wel kali zorgt voor een stevigheid van het gras, transport van water en koolhydraten. Daarnaast verhoogt het de weerstand tegen schimmels. Dan blijft er nog Magnesium over. Magnesium bevat sporenelementen waardoor het gras sneller hersteld.

 

Kunstmest of organische mest op het gazon?

Kunstmest wordt vaak gekozen omdat het meestal goedkoper is dan organische mest. Daarnaast is de samenstelling beter bekend. Daardoor kan je na een bodemonderzoek precies datgene toevoegen wat nodig is om het gas goed te laten groeien.

Kunstmest heeft echter de volgende nadelen:

  • Kunstmeststof is geen natuurproduct en om dit te maken is er veel energie nodig.
  • Kunstmest bevat meer zout dat op den duur een kwaliteitsvermindering van de grond tot gevolg kan hebben.
  • Kunstmest lost sneller op in water als organisch mest, dus is er meer kunstmest nodig...en is uiteindelijk de prijs van kunstmest hoger
  • De werking van kunstmest is korter
  • De grasplantjes kunnen eerder verbranden

     

    Waarom bemesten in een bepaalde periode

    In het voorjaar bemesten is goed voor een snelle aangroei van het gras en geeft snel de groene kleur. Bij voorkeur in de maand februari of maart.

    In de zomer bemesten zorgt ervoor dat het gras, ondanks de drogere periode en het intensiever gebruik van het gazon, toch mooi blijft. Als je maar twee maal per jaar wilt bemesten, dan is het beter de zomer periode overslaan. Bemest dan wel in het voorjaar het gras met een goede kwaliteit meststof.

    In de herfst bemesten zorgt voor een goede groei van de wortel. Het sterkt de wortel om de winter goed door te kunnen komen. De goede maanden hiervoor zijn september of oktober.

     

    Hoe het gazon te bemesten

    Je kunt de mest met de hand uitstrooien of met een strooiwagen. Dit laatste heeft voor een betere verdeling de voorkeur. Als je handmatig wilt werken hanteer dan de volgende richtlijnen:

  • Maak een vlakverdeling op het gazon.
  • Reken de vlakken per oppervlakte uit (lengte x breedte) en bepaal met een maatbeker de hoeveelheid benodigde meststof.
  • Bestrooi het gazon nauwkeurig zodat er niets vergeten wordt.
  • Na het uitstrooien goed bewateren, sproei met de tuinslang omhoog zodat het op regen lijkt. De eerste 24 uur mag het gras niet belopen worden. Als er mos of onkruidverdelger in zit, pas op met huidcontact. Bij aanraking overvloedig spoelen met water.
  • Bemest in het begin van de avond en besproei het gazon goed. Na 30 minuten nogmaals kort besproeien.

Toepassen

planten van bomen

planten bomen

filmpje planten boom

verplanten bomen
verplanten bomen

filmpje bomen verplanten

filmpje boomspiegel maken

planten van heesters

planten heesters
planten van heesters

planten coniferen

filmpje aanplant wortelgoed

filmpje aanplant kluitgoed

bosplantsoen

filmpje aanplant bosplantsoen

planten van kruidachtige planten

planten vaste planten

filmpje aanplant vaste planten en eenjarige

planten eenjarige

planten bollen en knollen

filmpje aanplant bollen en knollen

aanleg gras

Instructie aanleg graszoden

instructie grasvelden