Grassoorten en hun eigenschappen

Grassoorten en hun eigenschappen

Er zijn 6 grassoorten die bijna in ieder mengsel voorkomen. Hieronder zie je een overzicht van de eigenschappen, kenmerken en meest voorkomende ziekten per soort.

 

Engels raaigras (Lolium Perenne)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • goed bestand tegen betreden
  • kiemt snel
  • groeit goed
  • goed herstelvermogen
  • dichte zode
  • wintervast
  • kan goed tegen maaien
  • heeft regelmatig stikstofbemesting nodig

 

  • rode voet
  • jongste blad gevouwen
  • onderzijde blad glanzend
  • meestal geen uitlopers
  • oortjes aanwezig
  • tongetje doorzichtig
  • kroonroest
  • voetrot in de winter

Veldbeemdgras (Poa pratensis)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • prima zodevormend
  • veel ondergrondse uitlopers
  • goede wintervastheid
  • hoge droogtetolerantie
  • goed bestand tegen betreden
  • ontwikkelt zich in begin langzaam
  • verdraag kort maaien minder goed
  • niet geschikt voor doorzaaien
  • ondergrondse uitlopers
  • laatste blad gevouwen
  • dubbele bladgoot
  • kapvormig
  • samengetrokken top die splitst bij vlakstrijken (V-vormig)
  • bladschijf meestal haaks op de bladschede
  • geen oortjes
  • zeer kort tongetje

 

 

 

  • meeldauw
  • bladvlekkenziekte
  • bruine vlekkenroest
  • oranjestrepenroest

Roodzwenkgras (Festuca rubra)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • trage groei
  • goede schaduwtolerantie
  • geringe bespelingstolerantie
  • kan goed tegen kort maaien
  • rassen met veel uitlopers verdragen meer droogte
  • rassen met weinig en fijne uitlopers zijn geschikt voor siergazons
  • rassen met veel uitlopers herstellen zich goed
  • rassen met veel uitlopers zijn geschikt voor doorzaaien

 

  • voet bruin of roodachtig
  • bladschijf moeilijk rolbaar (naaldvormig)
  • blad kantig met duidelijke ribben
  • bladschede gesloten
  • tongetje niet goed zichtbaar
  • rooddraad
  • voetrot in de winter

Gewoon struisgras (Agrostis tenuis syn. A. capillaris)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • vormen dichte zode
  • zowel ondergrondse- als bovengrondse uitlopers
  • goed herstelvermogen
  • wintervast
  • kan goed tegen kort maaien
  • kan niet goed tegen bespelen
  • kiemt traag
  •  
  • laatste blad gerold
  • geen oortjes
  • heel duidelijk tongetje
  • spits blad met geribde bladschijf
  • rooddraad
  • voetrot in de winter

Hardzwenkgras en Schapegras (Festuca ovina ssps)

eigenschappen

kenmerken

ziekten

  • zeer droogtetolerant
  • kiemt langzaam
  • trage groei
  • geringe betredingstolerantie
  • zodevormend
  • goed wintervast
  • groeien op arme bodem

 

  • voet is bruinachtig-geel of groen
  • goed rolbare, smalle bladeren
  • bladschede open
  • rooddraad
  • voetrot in de winter

 

Termen

In de tabel zijn enkele termen gebruikt die misschien niet zo bekend zijn.  Hieronder zie je de uitleg.

 

Oortjes: korte vliesjes die de stengel omsluiten bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf.

             Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Oortje_(plant)

 

Tongetje: het vliesje of een krans van haren bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf.

               Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Ligula

 

Zodevormend: de wortels zitten dicht op elkaar en daardoor staan er relatief veel grassprieten op een kleine oppervlakte.

 

Betredingstolerantie: Dit is de mate waarin het gras ertegen kan om te worden belopen.

 

Bespelingstolerantie: de mate waarin gras tegen bespelen kan. Dit is vooral belangrijk bij sportvelden.

 

Bladschijf: De bladschijf is het meestal vlak uitgespreide deel van het blad. Het bestaat uit het bladmoes en de bladnerven. Een enkelvoudig blad heeft slechts één bladschijf. Als er meer bladschijven zijn aan een blad spreken we van een samengesteld blad.