Grassoorten en hun eigenschappen
Er zijn 6 grassoorten die bijna in ieder mengsel voorkomen. Hieronder zie je een overzicht van de eigenschappen, kenmerken en meest voorkomende ziekten per soort.
Engels raaigras (Lolium Perenne) |
||
eigenschappen |
kenmerken |
ziekten |
|
|
|
Veldbeemdgras (Poa pratensis) |
||
eigenschappen |
kenmerken |
ziekten |
|
|
|
Roodzwenkgras (Festuca rubra) |
||
eigenschappen |
kenmerken |
ziekten |
|
|
|
Gewoon struisgras (Agrostis tenuis syn. A. capillaris) |
||
eigenschappen |
kenmerken |
ziekten |
|
|
|
Hardzwenkgras en Schapegras (Festuca ovina ssps) |
||
eigenschappen |
kenmerken |
ziekten |
|
|
|
Termen
In de tabel zijn enkele termen gebruikt die misschien niet zo bekend zijn. Hieronder zie je de uitleg.
Oortjes: korte vliesjes die de stengel omsluiten bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf.
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Oortje_(plant)
Tongetje: het vliesje of een krans van haren bij de overgang van de bladschede naar de bladschijf.
Zie https://nl.wikipedia.org/wiki/Ligula
Zodevormend: de wortels zitten dicht op elkaar en daardoor staan er relatief veel grassprieten op een kleine oppervlakte.
Betredingstolerantie: Dit is de mate waarin het gras ertegen kan om te worden belopen.
Bespelingstolerantie: de mate waarin gras tegen bespelen kan. Dit is vooral belangrijk bij sportvelden.
Bladschijf: De bladschijf is het meestal vlak uitgespreide deel van het blad. Het bestaat uit het bladmoes en de bladnerven. Een enkelvoudig blad heeft slechts één bladschijf. Als er meer bladschijven zijn aan een blad spreken we van een samengesteld blad.