De manier waarop planten onderling tegenover elkaar staan noemen we een plantverband. Ze kunnen in rijen staan of in groepen. Een plantverband heeft invloed op het aantal planten op een oppervlakte maar ook op het onderhoud. Als je weinig planten met grote afstanden plant zal je ook veel last hebben van onkruid. Meer planten betekent minder licht op de bodem en daarmee minder onkruidgroei.
De vier meest voorkomende plantverbanden
Driehoeksverband
De planten staan in rijen. De planten van de 2e rij staan steeds in het midden ten opzichte van de planten in de eerste rij. Je bepaalt bij een ontwerp zelf wat je de ideale afstand vindt in- en tussen de rijen. Als je een aanlegklus voor een gemeente of instelling uitvoert staan de afstanden al beschreven in het bestek.
Meestal worden afstanden van 85 cm in – en tussen de rijen aangehouden. Daarmee komen de planten in elke driehoek 1 meter uit elkaar te staan.
Verspreid verband
Dit noemen we ook wel “Wild verband”. De planten staan willekeurig verspreid in het plantvak. In de praktijk pak je alle planten en legt ze her en der neer in het plantvak tot de planten op zijn.
Dit verband wordt vaak toegepast op bodembedekkers die de bodem snel vol moeten groeien. Er is dan een grote plantdichtheid waardoor onkruid weinig kans krijgt.
Verspringend verband
De planten staan in meerdere rijen en verspringen ten opzichte van elkaar. Dit plantverband heeft veel minder doorkijk.
Rechtverband
Ook hier staan de planten in rijen. De planten staan allemaal precies tegenover elkaar. Als de plantafstand in – en tussen de rijen gelijk is spreken we van een vierkantverband.
Als de afstand tussen de planten groter is dan tussen de rijen hebben we te maken met een rechthoekverband. Als je na de aanplant het onkruid machinaal wilt aanpakken, bijvoorbeeld frezen, is dit vrij eenvoudig. Je kunt zowel in de lengte als in de breedte richting door de rijen lopen.