Deze opdracht heeft als titel 'Werkwoordspelling'.
Je hebt al eerder geoefend met werkwoorden en het herkennen van de persoonsvorm.
In deze video wordt de gehele werkwoordspelling in twee minuten nog eens uitgelegd. Komt het je bekend voor?
Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
de persoonsvormen in de tegenwoordige en verleden tijd herkennen en toepassen;
het voltooid en onvoltooid deelwoord herkennen en toepassen;
het gebruik van -d of -t aan het eind van een woord foutloos toepassen.
de meervoudsvormen van woorden herkennen en toepassen.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Lees de theorie over de verschillende werkwoordstijden. Bestudeer de Kennisbankitems en maak de invuloefening. Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot.
Stap 2
Veel oefenen helpt. Overleg met je docent welke oefeningen je maakt.
Stap 3
Schrijf een verhaaltje over je woonomgeving (bewust) met fouten in de werkwoordspelling. Kan je klasgenoot de fouten vinden? Kijk samen naar de antwoorden.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht
Maak de toets 'Werkwoordspelling'.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Herhaling werkwoord
Met een werkwoord wordt een handeling (bijvoorbeeld lopen), gebeurtenis (bijvoorbeeld ontstaan) of toestand (bijvoorbeeld zitten) beschreven.
In deze opdracht ga je de spelling van de verschillende werkwoordsvormen herhalen.
Werkwoorden kunnen in verschillende tijden voorkomen.
In het volgende tekstblokje vind je meer informatie over de werkwoordstijden.
Werkwoordstijden
Welke werkwoordstijden kent het Nederlands?
Volgens sommigen bestaan er in het Nederlands eigenlijk maar twee 'echte' werkwoordstijden:
de onvoltooid tegenwoordige tijd (ik werk, ik lees) en de onvoltooid verleden tijd (ik werkte, ik las).
Voor alle andere werkwoordstijden, moeten meerdere werkwoorden met elkaar gecombineerd worden.
Dat leidt tot acht werkwoordstijden:
onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): ik werk, ik lees
onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte, ik las
voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, ik heb gelezen
voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt, ik had gelezen
onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken, ik zal lezen
voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt): ik zal gewerkt hebben, ik zal gelezen hebben
onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt): ik zou werken, ik zou lezen
voltooid verleden toekomende tijd (vvtt): ik zou gewerkt hebben, ik zou gelezen hebben
Overigens kunnen we ook de ott gebruiken om een toekomstige handeling mee uit te drukken: 'Ik kom morgen wel even langs.'
Ook wordt gaan veel gebruikt om de toekomende tijd uit te drukken, maar niet iedereen vindt dat in alle gevallen correct: 'Ik ga morgen komen.'
In zinnen als 'Ik ga een stukje fietsen' of 'Het gaat regenen' is er geen enkel bezwaar tegen het gebruik van gaan.
Bron:onzetaal.nl
Het is belangrijk dat je werkwoorden foutloos kunt spellen als je een verslag maakt of later gaat solliciteren.
Bestudeer de volgende onderwerpen in de Kennisbanken.
Je hebt alles al een keer gehad, dus als het goed is, hoef je er niet veel tijd aan te besteden.
Doe de volgende invuloefening.
Bespreek achteraf met een klasgenoot je antwoorden.
Stap 2: Oefenen
In deze stap ga je oefenen met de spelling van werkwoorden.
Als je veel fouten maakt, kijk dan nog even terug in de theorie.
Maak de volgende oefeningen.
Oefening 1: Werkwoorden
0%
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het gebruik van werkwoordsvormen.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het gebruik van werkwoordsvormen.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het gebruik van werkwoordsvormen.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In het volgende tekstblokje staan tien zinnen.
Kopieer ze in een (Google-) bestand. Vul zelf de juiste werkwoordsvorm in.
Bespreek achteraf met een klasgenoot jullie uitkomsten.
De chauffeur .................... (manoeuvreren) de vrachtwagen tussen alle auto's.
Vroeger .................... (dammen) ik wekelijks met mijn klasgenoten.
Tom en Masja .................... (zingen) samen in een band.
Marit .................... (fotograferen) veel op vakantie.
De leerling .................... (beantwoorden) het berichtje snel.
Op het schoolbord .................... (zien) de leerlingen de uitleg van de meester.
Het voetbalelftal .................... (kanoën) met hun trainer.
Hij .................... (zoeken) nog een geschikte afbeelding.
De poes .................... (miauwen) hard, toen hij nog geen eten had gehad.
Ze hebben .................... (googelen) op allerlei woorden.
Als laatste volgen er oefeningen om de vervoegingen goed onder de knie te krijgen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het vervoegen van werkwoorden.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Wat vind je belangrijk aan jouw woonomgeving? Als je aan je woonomgeving denkt, kun je denken aan het huis waar je in woont, de wijk waar je woont, de mensen die om je heen wonen, enzovoorts.
In deze opdracht werk je samen met je klasgenoot.
In totaal mag je twintig minuten gebruiken voor deze opdracht.
Schrijf een verhaaltje van ongeveer twintig zinnen, over wat jij belangrijk vindt aan jouw woonomgeving.
Maak expres in iedere zin één fout in de werkwoordspelling.
Zorg dat iedere zin op een nieuwe regel begint.
Wissel jouw verhaal met het verhaal van een klasgenoot.
Verbeter de spelfouten die gemaakt zijn in het verhaal.
Dit doe je door ze te onderstrepen en aan het eind van iedere zin het werkwoord in de goede vorm te zetten.
Wissel opnieuw van blaadje en controleer de verbeteringen van je klasgenoot.
Bekijk ook of hij/zij geen fouten over het hoofd heeft gezien.
Als je er niet uitkomt, mag je natuurlijk de docent om hulp vragen.
Afronding
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Heb je de introductievideo bekeken?
Was de uitleg goed om je kennis op te frissen over werkwoordspelling?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Beheers je de werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd en verleden tijd?
Kun je werkwoorden vervoegen en er zinnen mee maken?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer twee uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je voldoende tijd om te oefenen en de toets te maken?
Inhoud
De stof in deze opdracht heb je al eerder bestudeerd. Wist je het meeste nog?
Schrijf op wat nieuw voor je was of waar je nog moeite mee hebt.
Lees eventueel de Kennisbanken nog een keer door.
Het arrangement Opdracht: Spelling - Werkwoordsvormen vmbo-kgt34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Wonen' en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-kgt34. In deze opdracht leer je over verschillende werkwoordsvormen. Je leert de persoonsvormen in de tegenwoordige en verleden tijd herkennen en toepassen, evenals het voltooid en onvoltooid deelwoord. Daarnaast oefen je met het correct gebruik van -d of -t aan het einde van een woord en het herkennen en toepassen van meervoudsvormen.
De eindopdracht van deze opdracht is een toets. Hiermee kun je jouw kennis en begrip van de geleerde leerstof testen.
Succes!
Deze opdracht hoort bij het thema 'Wonen' en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-kgt34. In deze opdracht leer je over verschillende werkwoordsvormen. Je leert de persoonsvormen in de tegenwoordige en verleden tijd herkennen en toepassen, evenals het voltooid en onvoltooid deelwoord. Daarnaast oefen je met het correct gebruik van -d of -t aan het einde van een woord en het herkennen en toepassen van meervoudsvormen.
De eindopdracht van deze opdracht is een toets. Hiermee kun je jouw kennis en begrip van de geleerde leerstof testen.
Succes!
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Werkwoorden
Werkwoorden
Werkwoorden
Vervoeging werkwoorden
Vervoeging werkwoorden
Werkwoorden
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.