Wat vind je belangrijk aan jouw woonomgeving? Als je aan je woonomgeving denkt, kun je denken aan het huis waar je in woont, de wijk waar je woont, de mensen die om je heen wonen, enzovoorts.
In deze opdracht werk je samen met je klasgenoot.
In totaal mag je twintig minuten gebruiken voor deze opdracht.
Schrijf een verhaaltje van ongeveer twintig zinnen, over wat jij belangrijk vindt aan jouw woonomgeving.
Maak expres in iedere zin één fout in de werkwoordspelling.
Zorg dat iedere zin op een nieuwe regel begint.
Wissel jouw verhaal met het verhaal van een klasgenoot.
Verbeter de spelfouten die gemaakt zijn in het verhaal.
Dit doe je door ze te onderstrepen en aan het eind van iedere zin het werkwoord in de goede vorm te zetten.
Wissel opnieuw van blaadje en controleer de verbeteringen van je klasgenoot.
Bekijk ook of hij/zij geen fouten over het hoofd heeft gezien.
Als je er niet uitkomt, mag je natuurlijk de docent om hulp vragen.