Stap 1: Herhaling werkwoord

Met een werkwoord wordt een handeling (bijvoorbeeld lopen), gebeurtenis (bijvoorbeeld ontstaan) of toestand (bijvoorbeeld zitten) beschreven.
In deze opdracht ga je de spelling van de verschillende werkwoordsvormen herhalen.

Werkwoorden kunnen in verschillende tijden voorkomen.
In het volgende tekstblokje vind je meer informatie over de werkwoordstijden.

Werkwoordstijden

Welke werkwoordstijden kent het Nederlands?
Volgens sommigen bestaan er in het Nederlands eigenlijk maar twee 'echte' werkwoordstijden:
de onvoltooid tegenwoordige tijd (ik werk, ik lees) en de onvoltooid verleden tijd (ik werkte, ik las).
Voor alle andere werkwoordstijden, moeten meerdere werkwoorden met elkaar gecombineerd worden.

Dat leidt tot acht werkwoordstijden:
  • onvoltooid tegenwoordige tijd (ott): ik werk, ik lees
  • onvoltooid verleden tijd (ovt): ik werkte, ik las
  • voltooid tegenwoordige tijd (vtt): ik heb gewerkt, ik heb gelezen
  • voltooid verleden tijd (vvt): ik had gewerkt, ik had gelezen
  • onvoltooid tegenwoordige toekomende tijd (ottt): ik zal werken, ik zal lezen
  • voltooid tegenwoordige toekomende tijd (vttt): ik zal gewerkt hebben, ik zal gelezen hebben
  • onvoltooid verleden toekomende tijd (ovtt): ik zou werken, ik zou lezen
  • voltooid verleden toekomende tijd (vvtt): ik zou gewerkt hebben, ik zou gelezen hebben
Overigens kunnen we ook de ott gebruiken om een toekomstige handeling mee uit te drukken: 'Ik kom morgen wel even langs.'
Ook wordt gaan veel gebruikt om de toekomende tijd uit te drukken, maar niet iedereen vindt dat in alle gevallen correct: 'Ik ga morgen komen.'

In zinnen als 'Ik ga een stukje fietsen' of 'Het gaat regenen' is er geen enkel bezwaar tegen het gebruik van gaan.
Bron: onzetaal.nl


Het is belangrijk dat je werkwoorden foutloos kunt spellen als je een verslag maakt of later gaat solliciteren.
Bestudeer de volgende onderwerpen in de Kennisbanken.
Je hebt alles al een keer gehad, dus als het goed is, hoef je er niet veel tijd aan te besteden.

Meervoud

Met een -d of een -t

Persoonsvorm tegenwoordige tijd

Persoonsvorm verleden tijd

Voltooid deelwoord

Onvoltooid deelwoord

Gebiedende wijs

Doe de volgende invuloefening.
Bespreek achteraf met een klasgenoot je antwoorden.