Thema 6 Vrienden en familie - vmbo-kgt34

Thema 6 Vrienden en familie - vmbo-kgt34

Vrienden en familie

Inleiding

Je gaat aan de slag met het thema 'Vrienden en familie'.

In dit thema maak je vijf opdrachten. In iedere opdracht staat een andere vaardigheid centraal.
In de opdrachten wordt waar mogelijk verwezen naar het thema, maar lang niet overal.

Aan het einde van dit thema ga je een uitnodiging ontwerpen voor je familie en vrienden ter ere van je verjaardag.

Kies eerst een van de twee introductieopdrachten.

Wat kan ik straks?

Hier vind je de leerdoelen die horen bij het thema Vrienden en familie.

Leerdoel Opdracht
Ik kan de regels over het gebruik van trema, apostrof en koppelteken toepassen. Spelling - Trema en apostrof
Ik kan verwijswoorden herkennen en gebruiken. Grammatica - Verwijswoorden
Ik kan een formulier invullen en zelf vragen opstellen om een formulier te maken. Schrijven - Formulier invullen
Ik kan zelf vragen formuleren om bepaalde informatie op te vragen. Spreken - Informatie opvragen
Ik kan overeenkomst of verschil tussen een songtekst en een gedicht herkennen. Fictie - Songteksten

 

Wat ga ik doen?

Voor je aan de slag gaat met de afsluiting maak je vijf opdrachten.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit Aantal lesuren Eindproduct
Inleiding 0,5  
Spelling: Trema en apostrof 2 Toets maken
Grammatica: Verwijswoorden 2 Oefening verwijswoorden of
Toets
Schrijven: Formulier invullen 2 Invulformulier ontwerpen
Spreken: Informatie opvragen 2 Dialoog schrijven
Fictie: Songteksten 2 Songtekst schrijven
Afsluiting 2 Uitnodiging ontwerpen
Totaal 12 à 13  


De tijd is slechts een indicatie en afhankelijk van de keuze van het eindproduct.

Opdrachten

Spelling: Trema, apostrof en koppelteken

Spelling - Trema en apostrof

Intro

In deze opdracht kijk je naar het gebruik van het koppelteken en trema's.

In deze video krijg je vast een korte uitleg.

Wanneer gebruik je een trema?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • herkennen waarom trema's of apostrofs in woorden worden gebruikt;
  • herkennen wanneer koppeltekens in woorden worden gebruikt;
  • trema's, apostrofs en koppeltekens op de juiste manier toepassen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de Kennisbankitems en bekijk de video's. Maak de sleepoefening.
Stap 2 Lees de theorie nog eens door in de Kennisbanken en maak de oefeningen over koppeltekens, trema's en apostrofs.
Stap 3 Maak een woordendictee voor een klasgenoot. Mijn klasgenoot maakt een dictee voor mij. Omcirkel de juist gespelde woorden.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Maak de toets over trema, apostrof en koppelteken.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Trema, apostrof en koppelteken

Dit thema gaat over trema, apostrof en koppelteken.
In de onderbouw heb je al kennis gemaakt met deze onderwerpen.

In deze opdracht verfris je je kennis over deze spellingsregels.
Bestudeer deze onderwerpen in de Kennisbank.

Bekijk voor meer uitleg over de trema en de apostrof ook de volgende video's.

Maak nu de oefening.

Stap 2: Oefenen

Je gaat oefenen met het gebruik van het koppelteken, de trema en de apostrof.

Koppelteken

Lees nog een keer de theorie in de Kennisbank.

Trema

Je gaat oefenen met het trema.
Lees nog een keer de theorie in de Kennisbank.

In het werkblad vind je nog een keer de regels voor het gebruik van een trema op een rij.
Lees deze regels nog eens door en maak dan de oefening op het werkblad.

Open hier het werkblad trema. Sla het op in je eigen omgeving, zodat je het kunt bewerken.
Je kunt voor de juiste spellingswijze het woordenboek gebruiken of kijken in Het Groene Boekje.

Apostrof

Als laatste oefen je met de apostrof. Je hebt er al over gelezen in de Kennisbank.
Maak de oefening.

Stap 3: Dictee maken

In deze opdracht ga je een meerkeuze dictee maken voor een klasgenoot.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht

Je sluit deze opdracht af met het maken van een toets.
Lees eventueel de theorie die je eerder hebt gekregen nog eens door.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Snapte je de uitleg over het gebruik van trema's?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je trema's en apostrofs op de juiste manier toepassen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over het gebruik van het koppelteken?
    Wat is een klinkerbotsing, kun je een voorbeeld geven?
  • Eindopdracht
    Heb je de toets goed gemaakt? Heb je geleerd van je fouten?

Grammatica: Verwijswoorden

Grammatica - Verwijswoorden

Intro

De verwijswoorden dat of wat worden nog wel eens door elkaar gehaald.

Bekijk de video. Drs. E. I. Kipping legt het je uit.
Vind je het verwarrend of juist komisch om te zien?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • omschrijven wat de rol van een verwijswoord is in een zin;
  • het verschil tussen een verwijswoord en een antecedent herkennen;
  • verwijswoorden op de juiste manier gebruiken in een zin.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer het Kennisbankitem, bekijk de video's. Neem het schema over en bekijk het goed.
Stap 2 Maak drie oefeningen over verwijswoorden.
Stap 3 Bekijk het voorbeeld en maak de invuloefening.
Stap 4 Bekijk het document en het voorbeeld met verwijsfouten. Bedenk zelf drie zinnen met een verwijsfout. Zoek ook de verwijsfouten in het document van een klasgenoot.
Stap 5 Zoek verwijswoorden in een artikel over de vuile luier-actie. Vergelijk mijn lijstje met dat van een klasgenoot.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind ik de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.
Eindopdracht Kies tussen Eindopdracht A (oefening verwijswoorden) of Eindopdracht B (toets).
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Verwijswoorden

In een tekst kun je allerlei verwijswoorden tegenkomen.
Een verwijswoord verwijst naar een woord, of een groepje woorden in een zin.
De woorden waarnaar verwezen wordt, noem je antecedenten.

Bestudeer de theorie in de Kennisbank.

Bekijk de video. Hierin leer je ook iets over mannelijke en vrouwelijke woorden.

De meneer uit de video vraagt of je het schema wilt overnemen in je schrift.
Bekijk het schema in deze afbeelding:

Stap 2: Oefenen!

Je gaat oefeningen doen met verwijswoorden.
Vul bij de volgende oefeningen telkens het juiste verwijswoord in.

Als laatste doe je de oefening over mannelijke, vrouwelijke en onzijdige woorden.
Raadpleeg Het Groene Boekje om te bepalen of het woord waarnaar verwezen wordt mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is.

Stap 3: Waar wordt naar verwezen?

Inmiddels weet je dat een verwijswoord terugslaat op een of meerdere woorden in de zin.
Ook weet je welk verwijswoord je in een zin moet gebruiken.
Maar hoe kun je erachter komen naar welk(e) woord(en) het verwijswoord verwijst?

Kijk maar naar het volgende voorbeeld.

Max had wel zin om naar de familiedag te gaan, maar hij had geen tijd.
Vraag: Wie had geen tijd?
Antwoord: Max
Hij verwijst dus naar Max.


Maak de volgende invuloefening.
Je vult iedere keer het woord of de woordgroep in waar het vetgedrukte woord naar verwijst.

Stap 4: Verwijsfouten

In de Nederlandse taal worden veel fouten gemaakt bij het gebruik van verwijswoorden. Dit worden verwijsfouten genoemd.

Hier vind je een Google document met informatie over verwijzingsfouten.

Lees ook hieronder de informatie over foutief gebruik van verwijswoorden.

Stap 5: Vuile luier-actie

In deze opdracht ga je op zoek naar verwijswoorden die staan in het artikel dat hieronder staat.
Het artikel gaat over de ‘Vuile luier-actie’.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Zoek verwijswoorden

Als eindopdracht kun je in deze tien zinnen het juiste verwijswoord aanklikken.

Succes!

Eindopdracht B: Toets

Kies je voor eindopdracht B, dan maak je de toets 'Verwijswoorden'.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de verwarring over dat en wat in de video wel leuk om te zien?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de juiste verwijswoorden gebruiken bij mannelijke, vrouwelijke of onzijdige woorden?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over verwijswoorden?
    Maak je zelf ook regelmatig fouten in het gebruik van verwijswoorden?
  • Eindopdracht A
    Heb je de juiste verwijswoorden aangeklikt in de zinnen?
    Waren ze lastig te vinden?
     
  • Eindopdracht B
    Heb je een goede score voor de toets?

Schrijven: Formulier invullen

Schrijven - Formulier invullen

Intro

Nederlanders moeten vaak formulieren invullen voor allerlei zaken of gebeurtenissen.
Denk bijvoorbeeld aan een schadeformulier, of een inschrijfformulier om je aan te melden bij de tennisvereniging.

Bekijk de video over het invullen van een schadeformulier na een aanrijding.
Kun je daarna in je eigen woorden vertellen wat je op een schadeformulier invult?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • verschillende formulieren herkennen en aangeven waarvoor ik ze invul;
  • zelf duidelijke vragen opstellen om een formulier te ontwerpen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bedenk drie situaties waarin ik een formulier moet invullen. Maak daarna een samenvatting van een artikel dat ik heb gelezen.
Stap 2 Bekijk de formulieren in de oefening en beantwoord de vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht Stel een formulier samen voor het organiseren van een familiedag. Vraag een klasgenoot om feedback.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Formulier invullen

Nederland is een land van formulieren.
Als je iets wilt aanvragen bij een instantie, moet je in de meeste gevallen (digitaal) een formulier invullen.
Denk maar aan het doen van aangifte bij de politie of het bestellen van een boekenpakket.
Het is belangrijk dat je formulieren foutloos kunt invullen.

Opdracht 1

Beschrijf minstens drie situaties waarin jij een formulier hebt moeten invullen.
Vergelijk jouw antwoorden met de antwoorden van een klasgenoot.

Opdracht 2

Doe nu de volgende opdracht: maak een samenvatting.

Stap 2: Verschillende formulieren

In je leven kom je veel soorten formulieren tegen.
Vroeger moest je deze met de hand invullen.

Tegenwoordig kan je ze ook veel via internet vinden en digitaal invullen en versturen.
In deze opdracht kom je verschillende formulieren tegen.

 

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbank die hoort bij deze opdracht.

Eindopdracht

Sommige kinderen hebben een hele grote familie.
In veel families is het een traditie om jaarlijks een familiedag te organiseren.
Stel je eens voor dat jij een hele grote familie hebt en dat jij dit jaar de opdracht hebt gekregen om de familiedag te organiseren.

Je besluit om zelf een inschrijfformulier te ontwerpen voor alle familieleden.
Bestudeer eerst het onderwerp 'formulier maken' in de Kennisbank.

Volg nu de volgende stappen om het formulier te maken en te laten beoordelen.

Stap 1

Open een leeg (Google-) tekstbestand. Sla het op in je eigen omgeving.
Bedenk welke vragen in het formulier moeten staan. Welke informatie moet je krijgen van de deelnemers?
Het is belangrijk dat zij kunnen meebeslissen over de activiteiten die jullie gaan doen met de familiedag.
Zorg dus dat minimaal één vraag gaat over de mogelijke activiteiten.
Denk goed na over de antwoordmogelijkheden. Kies je voor open vragen of voor meerkeuzevragen?

Stap 2

Schrijf boven de vragen een kort inleidend briefje met daarin:

  • het onderwerp van het formulier;
  • voor wie het formulier bedoeld is;
  • wanneer het formulier uiterlijk moet worden geretourneerd.

Stap 3

Wissel met een klasgenoot van formulier en vul het in.
Als je tijdens het invullen van het formulier tegen onduidelijkheden aanloopt, vertel je dit aan de ander.

Stap 4

Verwerk de eventuele feedback die je hebt gekregen en maak het inschrijfformulier in het net.

Beoordeling

Je docent zal het formulier en het bijbehorende briefje beoordelen.
Daarbij wordt gelet op:

  • Heb je je formulier voor de juiste doelgroep gemaakt?
  • Heb je de juiste vragen gesteld, zodat je voldoende informatie krijgt voor de organisatie van de familiedag?
  • Heb je een duidelijk inleidend stukje boven de vragen gezet?
  • Is het formulier duidelijk opgesteld, kan er geen verwarring ontstaan bij het invullen?
  • Is het formulier overzichtelijk ingedeeld en netjes vormgegeven?
  • Bevat het formulier geen taalfouten?
  • Zitten er geen

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Waarom moet je een schadeformulier invullen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je zelf een vragenformulier maken om informatie te verkrijgen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Wist je al veel over formulieren? Heb jij wel eens een formulier moeten invullen? Waarvoor moest je dat invullen?
  • Eindopdracht
    Is het je gelukt een formulier te maken voor de familiedag?
    Heb je de juiste vragen gesteld, zodat je straks een beeld hebt van wat iedereen van de familie wil op die dag?

Spreken: Informatie opvragen

Spreken - Informatie opvragen

Intro

Deze opdracht gaat over het opvragen van informatie.

Heb je zelf wel eens informatie opgevraagd? Waarover?

Bekijk de video.
Hoe kan je als particulier informatie opvragen over een kenteken?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van de opdracht kan ik:

  • omschrijven welke punten belangrijk zijn bij het opvragen van informatie;
  • zelf vragen formuleren om bepaalde informatie op te vragen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Bestudeer de informatie over het opvragen van informatie en beantwoord de vragen. Leg mijn klasgenoot uit waarom ik juist van dat antwoord gekozen heb.
Stap 2 Bedenk ze vragen die ik wil stellen aan een bekend persoon. Je klasgenoot 'speelt' de bekende persoon en geeft antwoord. Samen beoordelen jullie de gestelde vragen.
Stap 3 Bedenk hoe ik mijn vragen formuleer voor informatie over een dagje uit in Amsterdam. Een klasgenoot en ik beoordelen samen de vragen.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht (Her)schrijf een dialoog tussen mij en een bankmedewerker.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Informatie vragen

Informatie kun je op verschillende manieren aanvragen.
Je kunt dit doen via een e-mail of per telefoon, maar je kunt het ook zelf aan iemand vragen.

Deze opdracht gaat over het mondeling vragen van informatie.
Het is belangrijk dat je van tevoren bedenkt wat je wilt weten.
Je wilt in ieder geval een duidelijk, volledig en juist antwoord op je vraag.
Als je niet direct de juiste informatie krijgt, is het belangrijk dat je doorvraagt.

Voorbeeld:
Je krijgt geld terug van de verzekering als je telefoon stuk gaat.
Je kunt het volgende doorvragen:
“Krijg ik ook geld terug van de verzekering als mijn telefoon stuk gaat door mijn eigen schuld?”

Ook is het belangrijk dat je altijd vriendelijk en beleefd bent.
Als je vriendelijk en beleefd blijft, zijn mensen eerder bereid om je van goede informatie te voorzien.

Je wilt informatie over een bepaald onderwerp hebben. Het is dan belangrijk dat je weet aan wie je vragen kan stellen.
Aan wie zou jij de volgende informatie vragen?
Beantwoord de volgende meerkeuzevragen.

Let op: er is niet één goed of fout antwoord!

Vergelijk je antwoorden met die van een klasgenoot. Het kan zijn dat jullie antwoorden verschillen.

Vertel waarom jij voor een antwoord gekozen hebt.
Luister ook naar de argumenten die je klasgenoot heeft voor zijn of haar antwoord.

Stap 2: Vragen verzinnen

Stel, je mag zes vragen stellen aan een bekend persoon.
Dit kan een voetballer zijn, een filmster of een mode-ontwerper.
Maar je kunt ook zelf iemand verzinnen.

Wat zou je dan van hem of haar willen weten?

Stap 3: Vragen formuleren

Dagje weg

Samen met enkele vrienden of vriendinnen ga je iets leuks doen.
Jullie besluiten om een dagje naar Amsterdam te gaan.

Ga op internet op zoek naar drie bezienswaardigheden in Amsterdam.
Bezoek een van de volgende sites om uit te zoeken waar jullie heen willen.

​Kies het uitje dat jullie het leukst lijkt om te doen.

  • Bedenk aan wie je vragen kunt stellen over dit uitje.
  • Schrijf minstens vier vragen op die je kunt stellen over dit uitje.
  • Stel daarna de vragen die je hebt bedacht (en opgeschreven).

TIP: Als je vragen gaat stellen:

  • Stel je dan eerst netjes voor.
  • Vraag of je wat vragen mag stellen.
  • Vertel waarom je dat graag wilt.

Vergelijk jouw vragen met de vragen van een klasgenoot.
Geef elkaar feedback en beoordeel samen de vragen.

Kijk bij het beoordelen van de vragen naar de volgende punten:

  • ​Zijn de vragen duidelijk geformuleerd? Bij goede vragen is het duidelijk naar welke informatie wordt gevraagd.
    Bij minder goede vragen kun je de vraag op verschillende manieren opvatten.
  • Zijn de vragen duidelijk en helder geformuleerd?
  • Zijn de vragen op beleefde wijze gesteld?

Afronding

Eindopdracht

Dialoog schrijven

Een gesprek tussen twee mensen noem je een dialoog.
Je gaat een dialoog schrijven van een gesprek tussen jou en een bankmedewerker.

Stel je de volgende situatie voor:
Je wilde pinnen bij de supermarkt, maar je pasje blijkt geblokkeerd.
Je gaat naar de bank om erachter te komen wat er mis is met je pinpas.
Een vriendelijke bankmedewerker staat je te woord.

Hoe ga je te werk?

  1. Bedenk vier vragen die jij zou stellen aan de bankmedewerker in bovengeschetste situatie.
    Schrijf ze voor jezelf op.
  2. Bedenk hoe het gesprek zou kunnen lopen.   
    Hoe zou de bankmedewerker kunnen antwoorden op jouw vragen?
    Schrijf dit op in het klad. Lees het nog een keer door.
    Is het een logisch gesprek? Kloppen vraag en antwoord?
  3. Open een nieuw (Google-)document en maak de nette versie van jouw dialoog.
    Gebruik de opmaak die wordt gebruikt in het volgende voorbeeld.

Voorbeeld

Marije: Goedemiddag, waar kan ik u mee helpen?
William: Ik wil graag weten hoe....
Marije: Dat kan ik u uitleggen. ....
William: Ik wil graag ....

 

  1. Je klasgenoot en jij gaan nu elkaars dialoog beoordelen.
  2. Denk daarbij aan:
    - Ziet het werk er netjes uit?
    - Zijn de vragen duidelijk en volledig?
    - Is het gesprek realistisch? Zou het ook echt kunnen plaatsvinden?
  3. Geef een toelichting op je beoordeling. Geef elkaar om de beurt feedback.
  4. Breng eventueel nog aanpassingen aan in je dialoog.

Beoordeling

Lever daarna je dialoog in bij de docent. Hij of zij zal letten op:

  • Heb je vragen opgesteld, die bij de situatie passen?
  • Waren je vragen duidelijk en helder gesteld?
  • Was het duidelijk welke informatie je van de bankmedewerker verwachtte?
  • Heb je je ingeleefd in de situatie van de bankmedewerker: Heb je zijn of haar antwoorden goed geformuleerd?
  • Was de dialoog goed en netjes opgebouwd?
  • Bevat de dialoog geen of weinig taalfouten?

Terugkijken

Intro

  • Heb je de video bekeken?
    Lijkt het je een handig systeem om zo een kenteken op te vragen?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je vooraf vragen opstellen waarover je informatie wilt opvragen?

Hoe ging het?

  • Inhoud
    Heb je zelf wel eens informatie opgevraagd?
    Heb je toen de informatie gekregen, die je had opgevraagd? Schrijf op wat je ervaringen zijn.
  • Eindopdracht
    Vond je het leuk om een dialoog te schrijven? Ben je tevreden over het resultaat?

Fictie: Songteksten

Fictie - Songteksten

Intro

Lees een artikel over een winnaar van een liedjeswedstrijd.

Debuutalbum 'Beste Singer-Songwriter' Michael Prins

Michael Prins, die afgelopen zomer de tweede editie van De Beste Singer-Songwriter Van Nederland won, komt in oktober met zijn debuutplaat.

Het album, dat Rivertown Fairytales gaat heten, wordt op donderdag 23 oktober gepresenteerd in Het Patronaat in Haarlem, de woonplaats van Prins.
De zevenentwintigjarige Prins, die twee maanden lang in de hitlijsten stond met het liedje Close To You, nam zijn album al grotendeels op voordat hij zich inschreef voor het televisieprogramma.
"Het winnen van De Beste Singer-Songwriter heeft de plaat ook niet beïnvloed", zegt de zanger.
"Het is al zo’n ontzettend ‘meerjarenplan’ geweest. Er staat zelfs een liedje op dat ik tien jaar geleden schreef. Ik ben vier keer helemaal opnieuw begonnen, omdat ik niet tevreden was."
Rivertown Fairytales verschijnt bij het kleine Rotterdamse platenlabel Numoonlab, in samenwerking met het Haarlemse B2 Music. Dat is het bedrijf van Daan van Rijsbergen, de ‘ontdekker’ van onder meer Van Dik Hout en Alain Clark.
De plaat zal gedistribueerd worden door Sony Music. Het album wordt zowel op cd als op lp leverbaar.

Dieper

De liedjes op zijn debuutalbum gaan voor hem wel wat dieper dan de liedjes die hij schreef voor De Beste Singer-Songwriter Van Nederland, vertelt Prins. "Niets ten nadele van die songs, hoor. Daar sta ik ook nog steeds helemaal achter. Maar de nummers voor mijn album hebben veel langer kunnen rijpen en gaan voor mijn gevoel nog steeds nieuwe kanten op."
Prins toert vanaf komende donderdag samen met de vijf andere finalisten van het tv-programma langs zeven grote rockclubs in het hele land. Al die concerten zijn inmiddels uitverkocht.

(Bron: www.nu.nl)


Michael Prins geeft aan dat hij er soms heel lang over doet om een liedje te schrijven.
Heb jij weleens zelf een songstekst geschreven?
Waarom denk je dat het soms lang kan duren voordat de tekst voor een lied helemaal af is?​

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kan ik:

  • omschrijven wat een songtekst of een gedicht is;
  • overeenkomst of verschil tussen songtekst en gedicht herkennen;
  • herkennen dat een songtekst of gedicht emoties kan oproepen.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Beantwoord de vragen en bekijk de video's. Beantwoord de stellingen over songteksten en gedicht.
Stap 2 Zoek de songtekst van mijn lievelingslied. Beantwoord er vragen over. Kijk samen met een klasgenoot naar onze antwoorden.
Stap 3 Zoek een songtekst die bij mijn emotie oproept. Schrijf zelf een couplet. Bespreek de tekst samen met een klasgenoot en praat over de emotie.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Eindopdracht Schrijf zelf een songtekst en zoek er een melodie bij. Presenteer het, in overleg met mijn docent, voor de klas.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: Songteksten

Deze opdracht gaat over songteksten.
Bespreek de volgende vragen met een klasgenoot.

  • Luister je vaak naar muziek?
  • Ga je wel eens naar concerten?
  • Wat is je favoriete zanger of band?
  • Wat is jouw lievelingsliedje?
  • Kun je in het kort omschrijven waar het liedje over gaat?

Bekijk de video over hoe een zanger zijn songtekst maakt.

Songtekst of gedicht

Een songtekst lijkt veel op een gedicht.
Wat is het verschil tussen een songtekst en een gedicht?
Bekijk de volgende video.

Een songtekst kan dezelfde lengte hebben als een gedicht.
Beide vertellen in weinig tekst een verhaal of proberen met weinig woorden een beeld of een verhaal te vertellen.
En toch zijn ze ook verschillend.
Geef in de oefening aan of de stellingen bij een gedicht of songtekst horen.

Stap 2: Lievelingslied

In deze opdracht ga je de tekst van jouw lievelingsliedje eens goed bekijken.

Zoek op internet naar de tekst van jouw lievelingsliedje.
Google bijvoorbeeld op de titel van je liedje of op 'lyrics + naam liedje'.
Kopieer de tekst naar een (Google-)document dat je opslaat in je eigen omgeving.
Beantwoord de vragen over je lievelingsliedje.

Stap 3: Emoties

Een songtekst kan veel emoties oproepen.
Als je in een vrolijke bui bent, wil je vaak alleen maar vrolijke liedjes luisteren.
Als je in een verdrietige bui bent, kies je misschien verdrietige liedjes.
Waar luister je graag naar als je boos bent?

Songtekst maken

Een songtekst of rap kun je goed gebruiken om je mening over een onderwerp over te brengen. Een songtekst presenteer je natuurlijk op muziek.     

 

Afronding

Eindopdracht

Zelf schrijven

In deze opdracht ga je zelf een songtekst schrijven. Je songtekst moet over familie of vrienden gaan.
Je mag deze opdracht samen doen met een klasgenoot.

  1. Bedenk het onderwerp van jouw songtekst.
    Let op: het onderwerp moet in het thema familie en vrienden passen.
  2. Kies een melodie uit, waar je de tekst op schrijft.
    Dit mag een bestaande melodie zijn, maar ook een melodie die je zelf bedenkt.
  3. Schrijf je liedje. Het moet minstens twee coupletten en een refrein bevatten.
    Kijk voor tips over het schrijven in de Gereedschapskist.

Bekijk ook deze video.

In overleg met jullie docent presenteren jullie de songtekst, al zingend of sprekend, voor de klas.

Beoordeling

Jullie docent zal in ieder geval jullie liedje beoordelen. Daarbij wordt gelet op:

  • De songtekst heeft te maken met het onderwerp familie en vrienden.
  • Het liedje heeft minstens twee coupletten en een refrein.
  • Het heeft een passende melodie.
  • Het is duidelijk waar het liedje over gaat.
  • In de songtekst zitten geen taalfouten.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de tekst bij de intro gelezen?
    Past de tekst goed bij de opdracht?
    Kun je antwoord geven op de twee vragen onder de tekst?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je omschrijven waarom songteksten soms emoties bij mensen kunnen oproepen?

Hoe ging het?

  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het leuk of moeilijk een eigen songtekst te schrijven? 
    Verliep de samenwerking met je klasgenoot goed?

Afsluiting

Kennisbanken

Hier vind je de Kennisbankitems die horen bij dit thema.

Spelling

Grammatica

Schrijven

Eindopdracht

Je gaat het thema ‘Vrienden en familie’ afsluiten.
Je maakt een uitnodiging voor het feestje, dat je geeft ter ere van je verjaardag.

Feestje

Bedenk eerst wat voor soort feest het gaat worden.

  • Nodig je alleen vrienden uit of ook familie en/of kennissen?
  • Welke activiteiten vinden er plaats op het feestje? Wordt er gedanst of ....?
  • Hoeveel mensen nodig je uit?
  • Heb je thuis genoeg ruimte om die mensen te ontvangen? Of mag je van je ouders het feestje buiten de deur organiseren?

Uitnodiging

Je gaat voor je feestje een leuke, originele uitnodiging maken.

  • Hoe wil je dat de uitnodiging eruit ziet?
  • Hoe verstuur je de uitnodiging?
  • Kijk voor tips en ideeën op fastcards.nl

Wat er in ieder geval op de uitnodiging moet staan:

  • de reden waarom je een feestje geeft
  • de datum en het tijdstip van je feestje
  • de locatie van het feestje.

Klaar?

Laat de uitnodiging zien aan een klasgenoot. Vraag om feedback.
Bekijk ook de uitnodiging van je klasgenoot. Geef op een goede manier commentaar.
Verwerk de feedback.

Beoordeling

Je docent zal je uitnodiging beoordelen op de volgende punten.

Inhoud:

  • Is de informatie op de uitnodiging duidelijk weergegeven?
  • Staat alle informatie erop vermeld?
  • Is de uitnodiging geschikt voor zowel familie als vrienden?
  • Zitten er geen taalfouten in de tekst van je uitnodiging?

Vorm:

  • Is de uitnodiging mooi vormgegeven?
  • Heb je een passende afbeelding toegevoegd?
  • Is te zien dat je er de nodige aandacht aan hebt besteed?

Examentraining

Als toets krijg je een opdracht met examenvragen.
Om de opdracht te kunnen maken heb je een Entree-account nodig.

Lang zal die gelukkig leven

 

Meer oefenen?
Als je school deelneemt aan VO-content kun je verder oefenen met ExamenKracht.
Oefen daar ook met hele examens.

D-toets

Test je kennis. Maak de diagnostische toets.

Terugkijken

Inleiding

  • Kijk nog eens naar de inleiding van dit thema
    Voor welke introductieopdracht heb je gekozen?
    Kun je uitleggen wat vriendschap voor jou betekent?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van dit thema nog eens door.
    Vind je dat alle leerdoelen voldoende aan de orde zijn geweest in dit thema?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema is 12 à 13 uur uitgetrokken. Kwam je uit qua tijd of heb je in overleg met je docent nog extra tijd gekregen voor eindopdrachten die wat meer tijd in beslag namen?
  • Eindopdracht
    Is het je gelukt een originele uitnodiging voor je verjaardagsfeestje te maken?
    Heeft je klasgenoot je nuttige feedback gegeven over de uitnodiging?
  • Het arrangement Thema 6 Vrienden en familie - vmbo-kgt34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-28 14:48:20
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Vrienden en familie KGT' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-kgt34. In dit thema leer je de regels toepassen voor het gebruik van trema, apostrof en koppelteken. Je leert verwijswoorden herkennen en gebruiken, een formulier invullen en zelf vragen opstellen om een formulier te maken. Daarnaast leer je vragen formuleren om specifieke informatie op te vragen en het verschil herkennen tussen een songtekst en een gedicht. Dit thema wordt afgesloten door een uitnodiging te maken voor het feestje ter ere van je verjaardag. Bedenk wat voor soort feest het gaat worden, wie je wilt uitnodigen (alleen vrienden, familie en/of kennissen), welke activiteiten er zullen plaatsvinden, hoeveel mensen je wilt uitnodigen en of je genoeg ruimte hebt om ze te ontvangen. Daarna ga je aan de slag met het ontwerpen van een leuke en originele uitnodiging. Tot slot laat je de uitnodiging aan een klasgenoot zien voor feedback, bekijk je ook de uitnodiging van je klasgenoot en geef je op een constructieve manier commentaar. Verwerk de ontvangen feedback in je uitnodiging en lever het eindresultaat in. Succes!
    Leerniveau
    VMBO gemengde leerweg, 3; VMBO theoretische leerweg, 4; VMBO theoretische leerweg, 3; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO gemengde leerweg, 4; VMBO kaderberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Schrijfvaardigheid; Mondelinge taalvaardigheid; Literatuur; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    13 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, formulier, koppelteken, nederlands, songtekst, stercollectie, uitnodiging maken, verwijswoorden, vmbo-kgt34, vrienden en familie

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Toetsen. (z.d.).

    Nederlands vmbo-kgt34 - D-toetsen

    https://maken.wikiwijs.nl/89287/Nederlands_vmbo_kgt34___D_toetsen

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Schrijven - Formulier invullen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74625/Opdracht___Schrijven___Formulier_invullen_vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Fictie - Songteksten vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74627/Opdracht__Fictie___Songteksten__vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Grammatica - Verwijswoorden vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74624/Opdracht__Grammatica___Verwijswoorden__vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Spelling - Trema en apostrof vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74623/Opdracht__Spelling___Trema_en_apostrof__vmbo_kgt34

    VO-content Nederlands. (2020).

    Opdracht: Spreken - Informatie opvragen vmbo-kgt34

    https://maken.wikiwijs.nl/74626/Opdracht__Spreken___Informatie_opvragen_vmbo_kgt34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    Oefeningen en toetsen

    Vrienden En Familie

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    QTI

    Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat alle informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen punten, etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.

    Versie 2.1 (NL)

    Versie 3.0 bèta

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.