Opdracht: Lezen - Deelonderwerpen vmbo-b34

Opdracht: Lezen - Deelonderwerpen vmbo-b34

Deelonderwerpen

Intro

Je weet al wel wat hoe je het onderwerp van een tekst vindt.
In deze opdracht gaat het over deelonderwerpen.

Bekijk de video.
Hoe kun je een deelonderwerp vinden?

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze opdracht kun je:

  • omschrijven hoe je in een tekst op zoek gaat naar een deelonderwerp;
  • door het stellen van deelvragen, het deelonderwerp of de hoofdzaak vinden in een tekst.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag
Stap Activiteit
Stap 1 Lees de Kennisbanken door. Lees de informatie en voorbeelden over deelonderwerpen en deelvragen.
Stap 2 Lees de tekst en maak de oefening 'Menselijke kacheltjes'.
Stap 3 Lees de tekst en maak de oefening 'Naar links schaatsen onnatuurlijk?'
Stap 4 Lees de tekst en maak de oefening 'Bijverdienen brengt de jeugd in de ban van materialisme'.
Afronding
Onderdeel Activiteit
Samenvattend Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht Lees een tekst en benoem de deelonderwerpen. Vergelijk je antwoorden met een klasgenoot.
Terugkijken Terugkijken op de opdracht.


Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer drie lesuren nodig.

Aan de slag

Stap 1: (Deel)onderwerp

In deze opdracht ga je oefenen met het deelonderwerp van een tekst.
Je hebt al eerder geleerd hoe je een onderwerp in een tekst kunt vinden.
Ook heb je al eens gekeken naar tekstbegrip.

Kijk nog even in de Kennisbankitems om je geheugen op te frissen.

Deelonderwerpen

In een tekst ga je als volgt op zoek naar de deelonderwerpen:

  1. Zoek het onderwerp van de tekst; waar gaat de tekst over?
  2. Let op tussenkopjes in de tekst.
  3. Bekijk de alinea-indeling.
  4. Lees de eerste zin van elke alinea.
  5. Een deelonderwerp is steeds een 'nieuw' aspect van het onderwerp.
  6. Lees niet te snel, neem de tijd.

Deelvragen

Bij elk deelonderwerp kun je een deelvraag stellen.
Kijk maar eens naar het volgende voorbeeld:

Onderwerp van een tekst is: 'Werken of doorleren?'.
Deelonderwerpen zijn: 'Het mbo' of 'Eigen geld verdienen'.
Deelvragen zijn: 'Welke opleidingen binnen het mbo kan ik kiezen?' of 'Hoeveel geld mag ik bijverdienen?.


Met de antwoorden op deelvragen geef je in stapjes ook antwoord op de hoofdvraag.

Voorbeeld:

Hoofdvraag: 'Hoe kan ik friet bakken met een frituurpan?'

Om bij het antwoord te komen beantwoord je eerst de volgende deelvragen:

  1. Wat is friet?
  2. Hoe kom ik aan friet?
  3. Wat is een frituurpan?
  4. Hoe kom ik aan een frituurpan?
  5. Hoe werkt een frituurpan?


In de volgende stappen ga je oefenen met deelonderwerpen en deelvragen.

Stap 2: Menselijke kacheltjes

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

MENSELIJKE KACHELTJES

(1) "Heb jij een nieuwe Lego-doos? Dan ben ik jouw vriendje!" Met de eerste vriendjes in ons leven gaan we niet zo mooi om. Dat beweert althans de Tilburgse onderzoeker Jan Boelhouwer: "Voor een kind is het beste vriendje bijna altijd de jongen of het meisje met speelgoed dat je zelf niet hebt. Als weer een ander een nog mooier speeltje blijkt te hebben, is de vriendschap snel voorbij. Die snel wisselende vriendschappen wijzen erop dat een kind zich niet zo snel aan een persoon hecht. En dat vriendschap een kwestie is van geven en nemen, weet het ook nog niet."

(2) Dit  "speelgoedprincipe", waarmee kinderen vrienden selecteren, bestaat bij velen op latere leeftijd nog. Waarom anders hebben mensen met veel geld zoveel "vrienden"? Is de ware vriendschap, zoals de popgroep Het Goede Doel ooit zong, niet meer dan "een illusie, een pakketje schroot met een dun laagje chroom"?

(3) Boelhouwer meent: "Vriendschap bij volwassenen ziet er - gelukkig- meestal anders uit". Er zijn drie sleutelwoorden: vertrouwen, humor en stabiliteit. Vertrouwen, want we zoeken in een vriend iemand die naast ons staat in het leven. Je kunt alles aan je vrienden kwijt, je ups en je downs. Je schenkt ze bijna onbeperkt vertrouwen en krijgt dat, als het goed is, ook terug.

(4) Humor, want een goede vriend is vaak iemand met wie je na een woord al in lachen uitbarst. Een gedeeld gevoel voor humor bindt vrienden; het is het gemeenschappelijke wapen tegen de boze buitenwereld.

(5) Stabiliteit, want in een goede vriendschap, blijft het gevoel van saamhorigheid lang bestaan. Je kunt hem of haar bij wijze van spreken twee jaar niet zien en toch val je dan meteen, en met de grootste vanzelfsprekendheid, terug in diezelfde vertrouwdheid van vroeger. Bij een vriend voel je je voor lange tijd thuis. Vrienden zijn voor elkaar een soort menselijke kacheltjes. Zonder elkaars warmte zouden ze verkleumen."

(6) Waarom sluiten we eigenlijk vriendschap en waarom hebben we vrienden zo nodig? Voor een passend antwoord op deze vragen moeten we misschien terug naar de prehistorie. "Het hebben van vrienden verhoogde toen waarschijnlijk op de een of andere manier je overlevingskans. Met roofdieren en vijandige stammen in de buurt was het veiliger voor mensen om er in groepen op uit te trekken. Mensen hebben elkaar klaarblijkelijk nodig om te overleven. Misschien dat we daarom biologisch zijn "geprogrammeerd" om het gezelschap van anderen zo op prijs te stellen."

(7) Psychologen, onder wie Jan Boelhouwer, stellen dat vrienden voor volwassenen het veilige, warme nest van het ouderlijk huis vervangen. Maar die typische warmte en geborgenheid van het ouderlijk huis krijg je bij een echt goede vriend nooit helemaal terug. Er is een belangrijk verschil tussen vrienden en familie, meent Jan Boelhouwer. "Familie legt je vaak normen op en stelt eisen. Je moet eens wat vaker langskomen, zeggen pa en ma. Tussen vrienden heb je dat niet, want die houden een gezonde afstand. Vrienden hoeven elkaar niet de hele dag te zien. Het opvallende is, dat je juist vanwege een grotere afstand intiemer kunt praten met een goede vriend dan met een familielid. Een vriend fungeert als een soort klankbord. Hij luistert, geeft advies, en dat alles zonder de druk van wederzijdse eisen en verwachtingen."

(8)"Elk mens heeft iemand nodig aan wie hij of zij zich kan spiegelen. Bovendien is het handig belangrijke levensstappen met een vriend te bespreken: bij het verkering krijgen en houden, het kiezen van een studie, het zoeken naar werk. Kortom, bij elke belangrijke stap die je in het leven zet, is het nuttig en prettig een second opinion te krijgen. Vrienden zijn in wezen elkaars gids in het leven."

(9) Dit maakt duidelijk waar het mechanisme van het verschijnsel sympathie toe dient. "Je bent over het algemeen niet geneigd veel mensen in vertrouwen te nemen," zegt Boelhouwer. "Maar een beperkt aantal mensen kan vriend van je worden. Een eerste vereiste bij vriendschap is, dat je vanuit eenzelfde basisgevoel tegen de dingen aankijkt. Maar dan op een abstract niveau. Het hoeft niet per se zo te zijn dat vrienden hetzelfde werk doen of er exact dezelfde levensstijl op na houden."

(10) Om erachter te komen met wie we al dan niet vrienden kunnen worden, heeft moeder natuur ons een handje geholpen. Op basis van een gevoel van sympathie - of antipathie - selecteren we mensen. Boelhouwer: "Vanaf de puberteit beginnen we minder op elkaar speelgoed te letten en meer op zaken als gemeenschappelijke interesses en bezigheden. Het nieuwe toelatingscriterium voor vriendschap is: passen we als mens wel bij elkaar?"

(11)"Als je met mensen in contact komt, heb je vrij snel in de gaten of iemand je bevalt. Dat eerste ontmoetingsmoment is bepalend. Beschouw het als een soort sollicitatiegesprek. Je maakt je keuze bliksemsnel aan de hand van eerste indrukken. Als iemand fout reageert, weet je direct: dat wordt nooit wat. Als de een een opmerking maakt waar de ander absoluut niet tegen kan, gaat het mis. Uit zulke kortstondige wrijvingen blijkt dat de wereldbeelden te veel van elkaar verschillen. Met andere woorden, je zult niet zoveel hebben aan elkaar als "gids" voor het leven."

(12) Bij elke kennismaking worden we overspoeld door een zee van indrukken. Welke signalen op mogelijke vriendschap wijzen en welke niet, daar moet je door schade en schande achter komen. Jongeren zijn volgens Boelhouwer aanvankelijk weinig kieskeurig in de keus van hun vrienden, maar later wordt dat anders. "Hoe ouder je wordt, des te meer ervaringen je met mensen hebt en des te minder je eventjes vlug nieuwe vrienden maakt."


De tekst 'Menselijke kacheltjes' kan worden ingedeeld in vier opeenvolgende tekstdelen:

  • Deel 1: de inleiding, alinea 1 en 2.
  • Deel 2: alinea 3 t/m 5.
  • Deel 3: alinea 6 t/m 8.
  • Deel 4: alinea 9 t/m 12.

Stap 3: Naar links schaatsen

Lees de tekst en beantwoord daarna de vragen.

NAAR LINKS SCHAATSEN ONNATUURLIJK?

(1)‘Poeh keek naar zijn beide pootjes. Hij wist dat een ervan de rechter was, en hij wist ook dat als je had uitgemaakt welke de rechter was, de andere de linker moest zijn. Hij kon zich alleen nooit herinneren waar je moest beginnen.’

(2) Arme Poeh.... Ouders van jonge kinderen kennen het probleem. De linkerhand lijkt verwarrend veel op de rechter en hoe aandachtig je ook in je handen tuurt, een aanwijzing voor wat links en wat rechts is, zul je er niet vinden. Als kinderen aan het verkeer gaan deelnemen, moeten ze leren dat ze, fietsend aan de binnenkant, bij het commando ‘rechtsaf!’ niet het stuur naar links moeten draaien. Jonge kinderen lossen het probleem vaak op door even te doen alsof ze schrijven. Helaas, beer Winnie the Poeh was de schrijfkunst niet machtig.

(3) ‘Links’ en ‘rechts’ spelen een merkwaardige rol in de menselijke geest. Wij nemen beweging van rechts naar links als iets vanzelfsprekends waar, maar op de schaatsbaan bijvoorbeeld voelt het van rechts naar links schaatsen meestal aan als iets tegennatuurlijks. Daarom wordt er bij wedstrijden altijd tegen de klok in geschaatst. Zelfs op niet-officiële banen, zoals op een bevroren vijver, ontstaat in de schaatsende massa spontaan een linksomdraaiende beweging.

(4) Het simpele feit dat we een linkerhand en een rechterhand hebben en dat die twee symmetrisch zijn, is het middelpunt van een heel web van raadsels. Waarom doen deze twee identieke lichaamsdelen niet hetzelfde, zoals onze twee nieren en twee longen? Waarom heeft nagenoeg iedereen een voorkeurshand? Waarom is die voorkeurshand negen van de tien keer de rechter? En vooral: waarom vinden door alle tijden en culturen heen mensen de rechterhand de ‘goede’ hand?

(5) Analyses van prehistorische tekeningen tonen aan dat al in de oertijd de mens werd afgebeeld als rechtshandig wezen. Die rechtshandigheid is een typisch menselijke eigenschap. Chimpansees en gorilla’s hebben ook wel een soort handvoorkeur, maar die heeft even vaak betrekking op de linkerpoot als op de rechter. De afwezigheid van een overheersende rechtshandigheid bij deze dieren doet vermoeden dat rechtshandigheid en spraak, die andere typisch menselijke eigenschap, met elkaar te maken zouden kunnen hebben. Onderzoek heeft aangetoond dat dat inderdaad zo is. Om te kunnen spreken moet de mens een aantal zeer verfijnde spierbewegingen uitvoeren. Het spreken en het gebruik van de rechterhand blijken allebei in de linker hersenhelft ‘gestuurd’ te worden. (6) In zijn studie over links- en rechtshandigheid wijst onderzoeker Rik Smits op de negatieve en discriminerende opvattingen over linkshandigheid in de loop der eeuwen. Hij geeft als voorbeeld de wiskundige en filosoof Pythagoras, die het begrip ‘links’ plaatste in het rijtje krom – duister - slecht. Links werd vroeger vaak verbonden met ongeluk en duistere, verboden zaken.

(7 )Smits onderzocht verder de praktische en maatschappelijke problemen van linkshandigen. Hij bestudeerde onder andere de problemen van linkshandige schutters in het leger, die de rechts uitgespuwde patroonhulzen voor hun lichaam langs zien vliegen. Hij onderzocht het weergeven van beweging in stripverhalen, het verloop van de diagonale lijn op schilderijen, de schrijfrichting en nog een hele reeks andere feiten, weetjes en observaties die met links- en rechtshandigheid te maken hebben.

(8) Er is, ook door anderen, zo langzamerhand heel wat onderzoek gedaan naar de achtergronden van linkshandigheid. Een probleem is wel, dat de uitkomsten zich nog niet laten samenvoegen tot een duidelijk patroon. Er is sprake van een verzameling feiten, maar een samenhangende theorie ontbreekt helaas.

(9) Zo is nog helemaal niet duidelijk welke rol de erfelijkheid bij linkshandigheid speelt. Aan de ene kant kan worden aangetoond dat ouders die zelf linkshandig zijn, een grotere kans hebben op het krijgen van linkshandige kinderen. Aan de andere kant toont onderzoek bij eeneiige tweelingen aan dat de erfelijke invloed op links- of rechtshandigheid te verwaarlozen is.

(10) Kan linkshandigheid misschien ontstaan doordat er iets misgaat op het moment van de geboorte? In een onlangs verschenen studie van de psycholoog Stanley Coren, getiteld The Left-handed Syndrome, is nogal wat materiaal verzameld, dat erop wijst dat de oorsprong van linkshandigheid daarmee te maken heeft. Beschadigingen voor, tijdens of kort na de geboorte, een laag geboortegewicht, vroeggeboorte en een moeizame bevalling zouden de handvoorkeur kunnen wijzigen. Een kind dat was voorbestemd rechtshandig te worden, zou dan linkshandig worden en andersom.

(11) Smits heeft weinig op met deze theorie. Het argument waarmee hij de theorie van Coren bestrijdt, is dat die risicofactoren veel te zeldzaam zijn om tien procent linkshandigen te kunnen verklaren. Bovendien valt aan de meerderheid van linkshandigen geen spoor van (vroegere) beschadiging te ontdekken.

(12) Linkshandigheid heeft zo haar eigen voordelen. Bekend is dat onder architecten en wiskundigen gemiddeld meer linkshandigen worden aangetroffen dan bij andere beroepen. Studenten in de bouwkunde met een voorkeur voor de linkerhand blijken het tijdens hun opleiding beter te doen dan hun rechtshandige collega’s. Hier is linkshandigheid vermoedelijk een teken van een redelijk goed functionerende rechter hersenhelft, die vooral ‘getraind’ is in de waarneming en ruimtelijke verhoudingen. Zo bezien is het niet vreemd dat vakken als architectuur en wiskunde aantrekkingskracht uitoefenen op linkshandige personen.

(13) Uit de studie van Smits valt af te leiden dat de vele vooroordelen over het verschijnsel linkshandigheid weinig grond hebben. Daarmee is de balans over de vorderingen van het wetenschappelijk onderzoek naar linkshandigheid voorlopig wel opgemaakt.

Naar: Douwe Draaisma (de Volkskrant, juli 1992). Naar links schaatsen is onnatuurlijk, en Harald Merkelbach samen met Peter Muris (Psychologie, juli 1992), Linkshandigen zijn alleen maar links handig.


De tekst kan verdeeld worden in zes opeenvolgende stukken, die als volgt kunnen worden omschreven:

  • Deel 1: inleiding
  • Deel 2: beschrijving van het onderzoeksvraagstuk
  • Deel 3: uiteenzetting over resultaten van onderzoek
  • Deel 4: voorlopige conclusie naar aanleiding van onderzoek
  • Deel 5: vervolg uiteenzetting over resultaten van onderzoek
  • Deel 6: slot.

Beantwoord de vragen.

Stap 4: Bijverdienen

Lees de tekst en beantwoord de vragen.

BIJVERDIENEN BRENGT JEUGD IN BAN VAN MATERIALISME

(1) Een onlangs door het ministerie van Sociale Zaken uitgevoerd onderzoek levert een duidelijk beeld op van de jeugdarbeid in Nederland. Naar aanleiding van dit onderzoek verscheen het rapport ‘van echt werk ga je zweten’. Een opvallende bevinding is de volgende: zo’n 63 procent van de scholieren van dertien tot en met zeventien jaar heeft het laatste jaar formele arbeid verricht. Dat wil zeggen: georganiseerde arbeid. Dus niet: auto’s wassen of oppassen, maar: kranten en folders bezorgen, en werken in de detailhandel, horeca of land- en tuinbouw.

(2) De jongeren vatten hun werk erg serieus op. Ze ervaren hun baantje als meedoen aan het ‘echte’ leven. Wel blijkt dat velen de vermoeidheid als negatief bijverschijnsel zien. Een kwart van de ondervraagden geeft aan wel eens lichamelijke klachten te hebben. Andere medische aspecten van jeugdarbeid zijn niet onderzocht, ook opvoedkundige niet.

(3) Uit een vergelijkbaar onderzoek dat in Denemarken is gehouden, blijkt dat de medische gevolgen niet onderschat mogen worden: 48 procent van de werkende jongeren klaagt over rugpijn, 13 procent heeft last van hoofdpijn en duizeligheid; elf procent geeft aan eczeem te hebben. Veelal leggen de jongeren zelf de oorzaak van deze klachten bij het werk. Het zijn cijfers die niet te verwaarlozen zijn. Omdat de Deense vormen van jeugdarbeid niet veel afwijken van de Nederlandse, mogen de cijfers gerust als een indicatie voor de situatie in ons eigen land worden gezien.

(4) Er bestaat dan ook alle reden om voorzichtig om te gaan met jeugdarbeid. Toch neemt het verschijnsel toe. De consumptiedrang van jongeren en de status van het werk doen eigenlijk nauwelijks meer onder voor de tendensen op dit gebied bij de volwassenen. Het materialisme staat voorop en wordt voortdurend gestimuleerd door de reclame. Zonder merkkleding telt een kind nauwelijks mee. Bij volwassenen zie je iets dergelijks op het gebied van auto’s.

(5) Een levensvervulling waarin het werk de belangrijkste plaats inneemt, zien we in de hele maatschappij terug. De verzakelijking neemt toe. De vraag is echter of we met z’n allen in Nederland wel een maatschappij willen, die gekenmerkt wordt door zakelijkheid en materialisme.

(6) Al enkele jaren wordt er gewerkt aan nieuwe wetgeving betreffende kinderarbeid. Daarbij denkt het ministerie van Sociale Zaken, na een advies van de Raad voor het Jeugdbeleid, aan een verruiming van de regels. De minister heeft een voorstel op tafel gelegd voor een nieuwe arbeidstijdenwet, waarin lichte en incidentele arbeid voor dertien- tot vijftienjarigen mogelijk wordt gemaakt. Het voorstel is in de vakantie maximaal 4 weken arbeid toe te staan, in de schoolperiode maximaal twaalf uur per week en op schooldagen maximaal twee uur per dag. Avond- en nachtdiensten blijven verboden.

(7) Aan het begrip ‘lichte arbeid’ wordt echter geen enkele invulling gegeven De gedachte is waarschijnlijk dat de jongeren zelf hun grenzen wel kunnen trekken. Maar dit op zich sympathieke uitgangspunt wordt hier helaas op de verkeerde manier gebruikt. Het is en blijft een taak van de overheid jongeren te beschermen tegen misbruik. Vanuit die gedachte werd kinderarbeid tenslotte in Nederland al een eeuw geleden wettelijk verboden. Het is niet goed dat we die in een moderne vorm, waarbij kinderen onder invloed van maatschappelijke ontwikkelingen zelf de eerste stap zetten, door een achterdeur weer binnenhalen.

(8) De huidige wetgeving inzake de arbeidstijden voor jongeren is toereikend. Maar er is wat mis met de controle op die tijden. Ook al is het moeilijk, controle blijft noodzakelijk. Als maar weinigen zich houden aan de maximumsnelheid, dan pas je niet de maximumsnelheid aan, maar maak je meer middelen vrij om de controle te intensiveren. Daarnaast is het nodig een betere voorlichting te geven aan jongeren en hun ouders. Men is te weinig bekend met de bestaande wettelijke regels.

(9) Om de misstanden in de jeugdarbeid daadwerkelijk te bestrijden moet de politiek zich meer verdiepen in de feitelijke arbeidsomstandigheden van de jongeren. Het alleen wijzigen van een definitie is geen oplossing voor het probleem en getuigt niet van veel visie.

Naar: Marian van Teeffelen. Uit: De Volkskrant, 28 november 1991


Deze tekst bestaat uit vier opeenvolgende delen:

  • Deel 1 bevat een beschrijving van de huidige situatie van jeugdarbeid in Nederland.
  • Deel 2 bevat een verklaring van de groei van jeugdarbeid.
  • Deel 3 bevat een schets van het voorgenomen overheidsbeleid.
  • Deel 4 bevat een enkele aanbevelingen aan de overheid.

Afronding

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.

Eindopdracht A: Benoemen

Deelonderwerpen benoemen

In de eindopdracht ga je de deelonderwerpen van een artikel benoemen.

  • Lees eerst onderstaand artikel.

Je diploma en nu? Doorleren of werken?
Gefeliciteerd! Je hebt je mbo-diploma in the pocket!

Maar wat ga je nu doen? Solliciteren naar een leuke baan? Of wil je tóch nog verder leren? Dat kan een lastige keuze zijn, en alleen jijzelf kan die vraag beantwoorden. Probeer vooruit te denken. Waar wil je staan over 10 jaar?

Wat zijn de mogelijkheden?
Oriënteer je op de arbeidsmarkt door vacatures te zoeken op internet en in kranten.
Je kan daarnaast vrijblijvend open dagen bezoeken van scholen waar jij een vervolgopleiding zou kunnen doen. Je krijgt dan meer gevoel bij beide opties.

Toch verder leren?
Als het lastig blijkt om een baan te vinden, is het verstandig om toch nog verder te leren. Je kunt dan kiezen voor doorleren naar een hoge mbo-opleiding of een hbo-opleiding. Hbo-opleidingen zijn er in verschillende vormen: voltijd, deeltijd of duaal.

Duale opleiding
Bij een duale opleiding combineer je werken en leren. De verdeling tussen werken en leren verschilt per opleiding, maar samen vormen ze een studiebelasting die overeenkomt met een gewone voltijdopleiding. Een groot deel van je benodigde studiepunten haal je met activiteiten en opdrachten die je tijdens je werk uitvoert.
Veel werkgevers juichen duaal leren toe omdat je nieuwe kennis en vaardigheden dan direct kunt toepassen in je beroep. In tegenstelling tot een deeltijdopleiding kan je bij een duale opleiding studiefinanciering krijgen. Werkgevers zijn vaak bereid bij te dragen in studiekosten en verlof voor examens, e.d.

Deeltijdopleiding
Een deeltijdopleiding wordt vooral gevolgd door mensen met een (mbo-)diploma en relevante werkervaring. Ze studeren om hogerop te komen, of om naar een andere functie door te groeien.

Bron: www.mbowijzer.nl

 

  • Bepaal het onderwerp van het artikel.
  • Bepaal de verschillende deelonderwerpen van het artikel.
  • Bespreek de antwoorden met een klasgenoot.
    Hebben jullie dezelfde antwoorden of zijn ze verschillend?

Beoordeling

Jullie docent bepaalt hoe de antwoorden beoordeeld worden.
Er zal in ieder geval worden gecontroleerd of:

  • het onderwerp van het artikel juist is benoemd;
  • je alle deelonderwerpen in het artikel hebt gevonden;
  • of je antwoorden geen taalfouten bevatten.

Eindopdracht B:Examenvragen

Op de eindexamensite staan examenvragen waar je goed mee kunt oefenen.

  1. Open de link www.eindexamensite.nl.
  2. Lees de tekst en beantwoord de vraag, die over deelonderwerpen gaat.
  3. Klaar? Boven de tekst van de opgave staat in het blauw 'Antwoord'.
  4. Klik hierop en bekijk je puntenscore.
  5. Als je meer wilt oefenen, kun je ook andere vragen beantwoorden.

Terugkijken

Intro

  • Heb je de introductievideo bekeken?
    Vond je de uitleg over deelonderwerpen duidelijk?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Welke deelvragen kun je stellen om achter het deelonderwerp van een tekst te komen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 3 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Had je die tijd ook nodig voor deze opdracht of kwam je tijd te kort?
  • Inhoud
    Kon je goed omgaan met het indelen van de teksten?
    Heb je kopjes en deelonderwerpen snel kunnen vaststellen?
  • Eindopdracht
    Wat vond je van de eindopdracht?
    Vond je het lastig om de deelonderwerpen te vinden?
  • Het arrangement Opdracht: Lezen - Deelonderwerpen vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2020-06-30 14:28:40
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Deze opdracht hoort bij het thema 'Werken en doorleren', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b34. In deze opdracht staan deelonderwerpen centraal. In de subopdrachten wordt eerst de theorie achter het vinden van het hoofdonderwerp opgefrist en vervolgens komen de deelonderwerpen aan bod. Er zijn verschillende teksten beschikbaar om te oefenen met leesvaardigheid en het vinden van deelonderwerpen. Ook de eindopdracht bestaat uit het zoeken van deelonderwerpen in een tekst. Daarnaast er zijn examenvragen beschikbaar om verder te oefenen. Veel succes!
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Nederlands; Leesvaardigheid;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    3 uur en 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, deelonderwerpen, examentraining, hoofdonderwerp, leesvaardigheid, lezen- deelonderwerpen, nederlands, stercollectie, vmbo-b34, werken en doorleren

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    Leermateriaal, StudioVO. (z.d.).

    Tijdelijk vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/147820/Tijdelijk_vmbo_b34

    VO-content - Kennisbanken. (z.d.).

    Nederlands vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/147834/Nederlands_vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Meer informatie voor ontwikkelaars

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.