Deze opdracht heeft als titel 'Werkwoordspelling'.
Je hebt al eerder geoefend met werkwoorden en het herkennen van de persoonsvorm.
In deze video wordt de gehele werkwoordspelling in twee minuten nog eens uitgelegd. Komt het je bekend voor?
Wat kan ik straks?
Aan het eind van de opdracht kun je:
werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd foutloos toepassen;
de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd herkennen.
Wat ga ik doen?
Activiteiten
Aan de slag
Stap
Activiteit
Stap 1
Bestudeer de Kennisbankitems, bekijk de video's en maak de oefening.
Stap 2
Veel oefenen helpt. Overleg met je docent welke oefeningen je maakt.
Stap 3
Test een klasgenoot. Maak allebei een oefening en vul de werkwoordsvormen in. Vergelijk ze daarna samen.
Stap 4
Schrijf een verhaaltje met fouten in de werkwoordspelling. Kan je klasgenoot de fouten vinden? Kijk samen naar de antwoorden.
Afronding
Onderdeel
Activiteit
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
Eindopdracht
Maak de toets 'Werkwoordspelling'.
Terugkijken
Terugkijken op de opdracht.
Tijd
Voor deze opdracht heb je ongeveer twee lesuren nodig.
Aan de slag
Stap 1: Werkwoord
Met een werkwoord wordt beschreven:
een handeling (bijvoorbeeld: lopen)
gebeurtenis (bijvoorbeeld: ontstaan)
toestand (bijvoorbeeld: zitten).
Werkwoorden kunnen gebruikt worden in drie tijden:
tegenwoordige tijd
verleden tijd
toekomstige tijd.
In deze opdracht gaat het over de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
De tegenwoordige tijd is de tijd die zich op dit moment afspeelt.
Bekijk de volgende video.
Het is belangrijk dat je werkwoorden foutloos kunt spellen, als je een verslag maakt of later gaat solliciteren.
Bestudeer de volgende onderwerpen uit de Kennisbank.
Het lijkt veel theorie, maar je hebt alles al een keer gehad, dus als het goed is, hoef je er niet veel tijd aan te besteden.
Bekijk de volgende video over de spelling van werkwoorden in de tegenwoordige tijd.
Maak de oefening.
Stap 2: Oefenen
Overleg met je docent welke oefeningen je nog maakt.
Oefening 1: Tegenwoordige tijd
0%
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het gebruik van werkwoordvormen in de tegenwoordige tijd.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het gebruik van werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
De oefening is een keuzeoefening.
Je krijgt 10 vragen over het gebruik van werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd.
Na het beantwoorden van de vragen krijg je je score te zien.
Ben je ontevreden maak dan de oefening opnieuw. Je krijgt dan weer 10 vragen.
Dat zijn vaak andere vragen, maar je kunt ook dezelfde vragen nogmaals tegenkomen.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
In deze opdracht ga je oefenen met de spelling van werkwoorden.
Als je veel fouten maakt, kijk dan nog even terug in de theorie.
De oefening doe je samen met een klasgenoot.
Je kiest oefening A of B uit het tekstblok. Je maakt ieder een andere oefening.
Neem de zinnen van de oefening over in je schrift of kopieer ze naar een leeg (Google-)document, dat je opslaat in je eigen omgeving.
De oefening gaat hetzelfde als de oefeningen in voorgaande stappen.
Je vult de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd in.
Als je de opdracht klaar hebt wissel je je werk met een klasgenoot en kijkt elkaars werk na.
Wissel weer van werk en kijk of je het eens bent met de correcties.
Komen jullie er niet uit, vraag dan de hulp van de docent.
Versie A
De jongen (vinden) .................... een T-bonesteak erg lekker.
Misschien (wassen) .................... hij de auto's voor een goed doel.
Ik (ontleden) .................... de zinnen uit het boek.
Barbara en Anne (schudden) .................... die antwoorden zo uit hun mouw.
Wie (winnen).................... de spellingwedstrijd?
De jongen (condoleren) .................... zijn vriend met zijn overleden oma.
Jeroen en Rolf (beantwoorden) .................... alle vragen.
(Lopen) .................... je graag door het park?
Hij (benijden).................... zijn vader niet.
Versie B
Het brood (moeten) .................... door u in de vriezer worden gelegd.
Morgen (organiseren) .................... het grappige meisje een groot feest.
(Denken).................... je aan het inleveren van je boekverslag?
(Coachen).................... je al lang het hockeyteam?
Shirley en Nagina (computeren) .................... op dit moment.
De juf (controleren) .................... dinsdag of al het huiswerk af is.
(Worden).................... jij zenuwachtig van de testweek?
Hij (barricaderen) .................... de deur door er zware dingen tegen te zetten.
De politie (rijden) .................... soms met zwaailichten.
Waarom (worden).................... je geen lid van de tennisclub?
Stap 4: Jouw huis
Jouw huis
Wat vind je belangrijk aan jouw huis?
Als je aan je huis denkt, kun je denken aan het soort huis, de locatie, de buurt, enzovoorts.
In totaal krijg je twintig minuten voor deze opdracht.
Schrijf een verhaaltje van ongeveer tien zinnen over wat jij belangrijk vindt aan jouw huis.
Maak expres in iedere zin één fout in de werkwoordspelling.
Zorg dat iedere zin op een nieuwe regel begint.
Voor dit deel van de opdracht krijg je 10 minuten de tijd.
Wissel jouw verhaaltje met het verhaaltje van een klasgenoot.
Verbeter de spelfouten die gemaakt zijn in het verhaaltje.
Dit doe je door ze te onderstrepen. Zet dan aan het eind van iedere zin het werkwoord in de goede vorm.
Voor dit deel van de opdracht krijg je 5 minuten de tijd.
Wissel opnieuw van blaadje en controleer de verbeteringen van je klasgenoot.
Bekijk ook of hij of zij geen fouten over het hoofd heeft gezien.
Als je er niet uitkomt, mag je natuurlijk de docent om hulp vragen.
Voor dit deel van de opdracht krijg je 5 minuten de tijd.
Afronding
Samenvattend
Hier vind je de Kennisbanken die horen bij deze opdracht.
De onderstaande antwoorden moet je zelf nakijken; vergelijk jouw antwoorden met de goede
antwoorden, en geef aan in welke mate jouw antwoorden correct zijn.
Heb je de introductievideo bekeken?
Kwam de uitleg je nog bekend voor?
Kan ik wat ik moet kunnen?
Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
Beheers je de werkwoordsvormen in de tegenwoordige tijd? Kun je er zelf zinnen mee maken?
Hoe ging het?
Tijd
Bij de activiteiten stond dat je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig zou zijn. Had je voldoende tijd om te oefenen en de toets te maken?
Inhoud
De stof in deze opdracht heb je al eerder bestudeerd. Wist je het meeste nog?
Schrijf op wat nieuw voor je was of waar je nog moeite mee hebt.
Lees eventueel de Kennisbanken nogmaals door.
Het arrangement Opdracht: Spelling - Werkwoordspelling vmbo-b34 is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Deze opdracht hoort bij het thema 'Wonen', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b34. In deze opdracht staat werkwoordspelling centraal. In de subopdrachten wordt de theorie over werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd herhaald. Ook is er veel ruimte om zowel individueel als in tweetallen te oefenen. Afsluitend is er een eindtoets beschikbaar. Veel succes!
Deze opdracht hoort bij het thema 'Wonen', en is onderdeel van de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor Nederlands voor vmbo-b34. In deze opdracht staat werkwoordspelling centraal. In de subopdrachten wordt de theorie over werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd herhaald. Ook is er veel ruimte om zowel individueel als in tweetallen te oefenen. Afsluitend is er een eindtoets beschikbaar. Veel succes!
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
Tegenwoordige tijd
Werkwoordspelling
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.