Thema: Aussehen und Gesundheit vmbo-kgt34

Thema: Aussehen und Gesundheit vmbo-kgt34

Start

Einleitung

Beste leerling,

Hartelijk welkom bij het thema 'Aussehen und Gesundheit'!
Deze keer gaat het over twee onderwerpen die vaak iets met elkaar te maken hebben.

Uiterlijk
Als we ons niet lekker voelen of ziek zijn, is dat vaak ook aan ons uiterlijk te zien. Dan zien we er bleekjes of moe uit, hebben een rode neus of tranende ogen.

Gezondheid
Andersom kan ons uiterlijk – of wat wij van ons uiterlijk vinden – ook invloed hebben op hoe we ons voelen en op onze gezondheid. Als we niet lekker in ons vel zitten, kan dat zelfs tot ziektes zoals eetstoornissen leiden.

In dit thema houd je je dus bezig met verschillende aspecten van het uiterlijk en van de gezondheid.

Spreek in de klas over jullie ervaringen:

  • Hoe belangrijk is uiterlijk voor jullie?
  • Hoe belangrijk is gezondheid voor jullie?
  • Welke concrete voorbeelden kennen jullie waarbij uiterlijk en gezondheid iets met elkaar te maken hebben?
  • Wie van jullie moest al eens in het buitenland naar de dokter?
    Welke problemen deden zich voor?
  • Wie van jullie is al een keer in een Duitstalig land naar de dokter geweest?
    Kon je je verstaanbaar maken?

 

Inhalt - Inhoud
Het thema 'Aussehen und Gesundheit' bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Start
  • Werkzeugkasten 1
  • Hören
  • Lesen
  • Werkzeugkasten 2
  • Sprechen
  • Schreiben
  • Landeskunde
  • Sprachaufgaben

Viel Spaß!

 

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Was kannst du schon?

Starttest

Voordat je aan het nieuwe thema begint, is het goed na te denken over wat je al kunt.
Lees de zinnen in het schemablokje. Geef steeds aan hoeveel je al weet.

  Nee, nog helemaal niet Ja, een beetje Ja, geen enkel probleem
  • Ik kan informatie uit korte luisterteksten begrijpen.
    (bijv. hoe iemand eruit ziet, wat iemand over zijn bezoek aan de tandarts vertelt).
     
  • Ik kan een korte tekst over de rol die het uiterlijk in ons leven speelt, lezen.
     
  • Ik kan een eenvoudig gesprek voeren over hoe ik me voel.
     
  • Ik kan een persoonlijk briefje of e-mail schrijven.
    (bijv. een beterschapskaartje)
     
  • Ik ben al een keer in een Duitstalig land bij de dokter geweest.
     

 

Übung
Welke zinnen kloppen? Schrijf ze op in je schrift.

  1. De werkwoorden haben, sein en werden zijn hulpwerkwoorden.
  2. De vervoeging van de werkwoorden haben, sein en werden is regelmatig.
  3. De werkwoorden haben, sein en werden hebben in de verleden tijd een andere stam dan in de tegenwoordige tijd.
  4. Bij de vormen snel – sneller – snelst heb je met de trappen van vergelijking te maken.
  5. In het Duits heb je alleen een vergrotende trap, geen overtreffende trap.
  6. De vergrotende trap schrijf je in het Duits met een hoofdletter.

Was wirst du lernen?

Ziele
In het onderdeel 'Sprachaufgaben' aan het einde van het thema moet je tijdens je wintersportvakantie in Oostenrijk naar de dokter, leer je iemand kennen die een skiongeluk heeft gehad en wissel je informatie uit over het uiterlijk en de gezondheid.

Daarom:

  • Luister en kijk je naar video's m.b.t. thema 'Aussehen und Gesundheit'.
  • Lees je verschillende teksten die met het thema 'Aussehen und Gesundheit' te maken hebben.
  • Spreek je over jouw uiterlijk en jouw gezondheid.
  • Beschrijf je het uiterlijk van andere personen.
  • Doe je een 'bodycheck'.
  • Kom je iets over een Duitse castingshow te weten.
  • Leer je belangrijke woorden en uitdrukkingen.
  • Leer je enkele basisregels van de Duitse grammatica.
  • Leer en doe je nog veel meer...

Bij 'Sprachaufgaben' vind je realistische situaties waarin je alles wat je hebt geleerd kunt gebruiken.

Let daarbij op:

  • de uitspraak
  • de spelling
  • de woorden en de zinnen
  • de grammatica

Het is echt niet erg als je dat nog niet kunt!
Je leert het namelijk pas in dit thema.

Aan de slag!

Viel Erfolg!

Arbeitsplan

Ieder thema bestaat uit een groot aantal opdrachten.
Het is belangrijk dat je goed bijhoudt welke opdrachten je gedaan hebt. Om je te helpen hebben we een werkplan gemaakt. Op dat werkplan kun je bijhouden welke onderdelen je al gedaan hebt.

Download hier het Arbeitsplan Aussehen und Gesundheit

Werkzeugkasten 1

Einleitung

De Werkzeugkasten is een soort gereedschapskist, gevuld met informatie.
Aan het einde van het thema 'Aussehen und Gesundheit' kun je personen beschrijven, complimentjes geven over hoe iemand eruitziet, vragen hoe het met iemand gaat en over je gezondheid vertellen.

Deze gereedschapskist ('Werkzeugkasten') helpt je om je daarop voor te bereiden.

In Werkzeugkasten 1 vind je:

  1. belangrijke woorden en zinnen bij het thema uiterlijk;
  2. belangrijke woorden en zinnen bij het thema gezondheid;
  3. oefeningen om de nieuwe woorden beter te onthouden.

Je hebt de woordjes, zinnen en grammatica nodig om de taaltaken bij het thema 'Aussehen und Gesundheit' te kunnen maken.

Wortschatz StudioWozzol

Aussehen und Gesundheit
Om de opdrachten in dit thema goed te kunnen maken, moet je een aantal woordjes en zinnen kennen. Voor elk thema staan er in StudioWozzol woordenlijsten klaar, waar je mee kunt oefenen: 
 

 Woordenlijst Wortschatz A

 Woordenlijst Wortschatz B

 Woordenlijst Wortschatz C

 Woordenlijst Aussagen A

 Woordenlijst Aussagen B

 Woordenlijst Aussagen C


Je hebt de woordenlijsten geoefend met StudioWozzol
Met dit programma kun je woordjes op een gemakkelijke en efficiënte manier leren.
Klik op de knop StudioWozzol om met nog veel meer woorden aan de slag te gaan!
De eerste keer moet je je even aanmelden, zodat je voortgang kan worden bijgehouden.

StudioWozzol

Aussehen

Open de StudioWozzol-lijsten neem deze over. Oefen en leer de zinnen met StudioWozzol.

Oefening:Aussehen

Übung 3: Wer ist das? 
Speel het volgende spelletje: Wer ist das?

  1. Klik op 'Start'.
  2. Lees de beschrijving van de persoon.
  3. Sleep de juiste afbeelding naar de beschrijving.
  1. Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz B en neem hem over.
  2. Oefen en leer de woorden met StudioWozzol.

 

Übung 4: Benoem de lichaamsdelen van de robot

  1. Open de link.
  2. Klik op 'Start' en daarna op het rode 'Play'-pijltje en beweeg zo de robot.
  3. Klik op 'Pause' en op een lichaamsdeel. Je hoort wat het is.
  4. Tik het woord in het passende invulveld en klik op 'Check'.
  5. Herhaal tot je alle lichaamsdelen hebt gehad.

Gesundheit

  1. Herhaal de StudioWozzol-lijst Wortschatz B
  2. Open de StudioWozzol-lijst Aussagen B en neem deze over.
  3. Oefen en leer de woordjes en zinnen.

 

Übung 1
Wat zeg je of vraag je in de volgende situaties?
Kies uit: Gute Besserung! – Gesundheit! – Ich fühle mich nicht so gut. – Was tut dir weh? – Wie geht es dir?

 

Übung 2
Wat zeg je tegen de dokter? Speel het spelletje: Beim Arzt .

  1. Klik op 'Start'.
  2. Luister naar het antwoord en vul het ontbrekende woord in.
  3. Klik op 'Check'.

Oefening:Aussehen und Gesundheit Werkzeugkasten 1: Wortschatz Gesundheit

  1. Open de StudioWozzol-lijst Aussagen C
    en neem deze over.
  2. Oefen en leer de woordjes en zinnen.

 

Übung 3
Vul een passend woord in bij deze oefening.

 

  1. Open de StudioWozzol-lijst Wortschatz C
    en neem deze over.
  2. Oefen en leer de woordjes en zinnen.

Oefening:Aussagen C

Übung 4
In deze oefening draai je de vetgedrukte letters om zodat er een woord ontstaat. Leer daarna de nieuwe woorden en zinnen.

Oefening:Wortschatz C

Spiele

Met deze spelletjes leer je nog beter Duits!

Viel Spaß!

  1. Memory
  2. Boter-Kaas-Eieren
  3. Woordzoeker
  4. Kruiswoordpuzzel
  5. Verdediging
  6. Tetris

Hören

Einleitung

Hier oefen je je luistervaardigheid.
Je maakt verschillende luisteropdrachten.
Alles wat je hier leert, helpt je de taaltaken bij het thema 'Aussehen und Gesundheit' goed te
kunnen maken.

Je:

  • hoort iets over het uiterlijk van verschillende personen.
  • luistert naar de podcast van Nina over haar laatste bezoek aan de tandarts.
  • kijkt naar een uitzending over een meisje met een eetstoornis.


Viel Erfolg!

Lerntipp Hören

Voordat je gaat luisteren:

  • Lees de vragen goed. Dan kun je je beter concentreren
    op de gezochte informatie.

Terwijl je luistert:

  • Let vanaf het begin goed op!
  • Concentreer je. Laat je niet afleiden.
  • Schrijf het antwoord op en lees dan meteen de volgende vraag.
  • Ging het te vlug? Herhaal de oefening als dat mogelijk is.
  • Begrijp je niet alles? Geen probleem!
    Je hoeft niet alle woorden te snappen om de tekst toch te begrijpen.

So sehe ich aus

Je gaat luisteren naar vier jongeren die kort beschrijven hoe ze eruitzien.


naam lengte lengte haar kleur haar kleur ogen bril / lenzen
Klara ..... lang ..... x .....
Andy 1,89 m ..... ..... ..... x
Rita ..... ..... donkerbruin grijs x
Paul 1,68 m ..... ..... ..... .....

 

Übung 1

  1. Neem de tabel over in je schrift.
  2. Luister naar Klara.
  3. Schrijf de ontbrekende informatie in het Nederlands in de bovenstaande tabel.

 

Übung 2

  1. Luister naar Andy.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie in het Nederlands in de bovenstaande tabel.

 

Übung 3

  1. Luister naar Rita.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie in het Nederlands in de tabel op p. 1.

 

Übung 4

  1. Luister naar Paul.
  2. Schrijf de ontbrekende informatie in het Nederlands in de tabel op p. 1.

Bespreek na het maken van de oefeningen 1 t/m 4 de antwoorden met je docent.

Zahnarzt

Nina beim Zahnarzt
Je gaat luisteren naar Nina. Ze vertelt over haar laatste bezoek aan de tandarts.

 

  1. Wanneer is Nina naar de tandarts geweest?
    1. Drie dagen geleden.
    2. Een week geleden.
    3. Gisteren.
  2. Hoe keek Nina van tevoren naar het bezoek?
    1. Ze dacht dat het snel zou gaan omdat ze geen klachten had.
    2. Ze vreesde dat het langer zou duren omdat ze lichte pijn voelde.
    3. Ze zag er tegen op omdat ze bang is voor de tandarts.

 


Übung 1
Luister nogmaals naar Nina en maak onderstaande oefening in je schrift.


Zet de volgende zinnen in de juiste volgorde.

  1. Nina neemt op de stoel plaats.
  2. De tandarts vult de gaatjes.
  3. De tandarts belt met Nina's moeder.
  4. Nina moet € 80 betalen.
  5. Nina wacht 20 minuten.
  6. De tandarts vindt twee gaatjes.
  7. Nina wacht 30 à 40 minuten.
  8. Nina gaat een hapje eten.

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Iss was!

Lees de volgende inleiding en maak daarna de sleepoefening.

Josi ist 19 und lebt in einer Wohngemeinschaft
für essgestörte Mädchen.
Fast sechs Jahre lang drehte sich in ihrem Leben alles um das Abnehmen.
In dieser Zeit hat Josi immer weniger gegessen.
In der Wohngemeinschaft versucht sie jetzt gemeinsam mit den anderen Mädchen, die Krankheit zu besiegen.

Warum Josi und viele andere Jugendliche an Essstörungen leiden?
Was es eigentlich bedeutet, magersüchtig zu sein?
Was man gegen die Krankheit tun kann und wie es Josi heute geht?
Das erfährst du in dieser Folge von Neuneinhalb.


Übung 1
Doe de oefening onderaan de pagina.
Wat betekenen de woorden? Zoek de Nederlandse vertaling en zet deze achter het Duitse woord.

Oefening:Iss was!

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Xtra: Flora**

Je gaat straks kijken naar een video over het meisje Flora.

  1. Lees eerst de inleiding.
Junge oder Mädchen
Junge oder Mädchen – was bedeutet das eigentlich?
Ist man ein Junge, nur weil man mit einem Penis geboren wurde? Oder ist man in jedem Fall ein Mädchen, weil einem irgendwann Brüste wachsen?
Für die meisten Menschen ist das genau so: Sie werden in einem Jungen- oder in einem Mädchenkörper geboren und leben dann ihr ganzes Leben zufrieden in dieser Rolle. Eben als Junge oder als Mädchen.
Aber was, wenn man zum Beispiel als Junge auf die Welt gekommen ist, sich aber wie ein Mädchen fühlt?
  1. Lees de volgende tekst.
Malin trifft Flora
Malin trifft Flora. Flora hieß früher Florian, aber schon als kleiner Junge fühlte Florian sich wie ein Mädchen. Vor zwei Jahren hat Flora sich entschieden, als Mädchen zu leben. Jetzt fühlt sie sich nicht mehr nur wie eins, sie sieht auch so aus: Haare, Klamotten, alles an ihr wirkt weiblich. Wie Flora heute als Mädchen lebt? Das zeigt dir diese Folge von neuneinhalb.

 

Oefening :1 Flora

Oefening :2 Flora

  1. Denk over de volgende vragen na en praat er eventueel met een medeleerling over.
    • Ken jij mensen die net zo zijn als Flora?
    • Hoe denk jij/denken mensen in je omgeving over die problematiek?
    • Hoe zou jij reageren als je beste vriend(in) met dit verhaal bij jou zou komen?

Xtra: Allergien***

Je gaat straks kijken naar een video over allergieën.

  1. Praat eerst in de klas of in groepjes over de volgende vragen:
    • Heb jij een allergie? Zo ja, wat voor een?
    • Ken je iemand die een allergie heeft? Zo ja, wat voor allergie heeft diegene?
    • Hoe uit zich de allergie?
    • Wat zijn de gevolgen van de allergie?
    • Wat kun je aan een allergie doen?

  2. Lees de inleiding en beantwoord de vragen.
    Inleiding - Allergien
    Laufende Nase, tränende Augen, juckende Haut – immer mehr Menschen leiden unter Allergien, darunter auch viele Kinder.
    Ihr Körper reagiert zum Beispiel allergisch auf Blütenpollen, auf Nahrungsmittel wie Erdnüsse oder Eier, auf Hausstaub, Schimmel oder Tierhaare.
    Auch die 11-jährige Avery plagt seit einiger Zeit ein lästiger Schnupfen. Vor allem wenn sie im Frühling draußen spielt, läuft die Nase ununterbrochen.
    Robert begleitet Avery zum Arzt. Ein Hauttest soll klären: Hat sie tatsächlich eine Allergie?
    Außerdem trifft Robert Mia. Mia liebt das Reiten, versorgt die Pferde mit Futter und macht sie sauber, reagiert aber auf Pferdehaare extrem allergisch und hätte ihr Hobby deshalb fast aufgeben müssen.
    Welchen Ausweg Mia gefunden hat und wie sich Robert bei seiner ersten Reitstunde schlägt?
    Das siehst du hier bei neuneinhalb.

Oefening :Allergien


  1. Lees de vragen, bekijk de video (tot 5:36 minuten) en kies het juiste alternatief.
    Video: www1.wdr.de/kinder/tv

Oefening :Hatschi! - Wie Allergien uns das Leben schwer machen

  1. Lees de vragen, bekijk de video (tot het einde) en beantwoord de vragen in het Nederlands.
    Video: www1.wdr.de/kinder/tv

Oefening :Hatschi! - Wie Allergien uns das Leben schwer machen

Xtra: Allergien****

Du siehst gleich ein Video über Allergien.

  1. Sprich erst in der Klasse oder in Kleingruppen über die folgenden Fragen:
    • Hast du eine Allergie? Wenn ja, was für eine?
    • Kennst du jemanden, der eine Allergie hat? Wenn ja, was für eine Allergie hat derjenige?
    • Wie äußert sich die Allergie?
    • Was sind die Folgen der Allergie?
    • Was kann man gegen Allergien tun?

  2. Lies die Einleitung und mache die Aufgaben.
    Einleitung - Allergien
    Laufende Nase, tränende Augen, juckende Haut – immer mehr Menschen leiden unter Allergien, darunter auch viele Kinder.
    Ihr Körper reagiert zum Beispiel allergisch auf Blütenpollen, auf Nahrungsmittel wie Erdnüsse oder Eier, auf Hausstaub, Schimmel oder Tierhaare.
    Auch die 11-jährige Avery plagt seit einiger Zeit ein lästiger Schnupfen. Vor allem wenn sie im Frühling draußen spielt, läuft die Nase ununterbrochen.
    Robert begleitet Avery zum Arzt. Ein Hauttest soll klären: Hat sie tatsächlich eine Allergie?
    Außerdem trifft Robert Mia. Mia liebt das Reiten, versorgt die Pferde mit Futter und macht sie sauber, reagiert aber auf Pferdehaare extrem allergisch und hätte ihr Hobby deshalb fast aufgeben müssen.
    Welchen Ausweg Mia gefunden hat und wie sich Robert bei seiner ersten Reitstunde schlägt?
    Das siehst du hier bei neuneinhalb.

  3.  

Oefening :Allergien

  1. Lies die Zusammenfassung, sieh dir das Video bis 5:36 Minuten an und ergänze die fehlenden Wörter auf Niederländisch.
    Video: http://www1.wdr.de/kinder/tv/​​

Oefening :Hatschi! - Wie Allergien uns das Leben schwer machen

  1. Lies die Fragen, sieh dir das Video bis zum Ende an und beantworte die Fragen auf Niederländisch.
    Video: http://www1.wdr.de/kinder/tv/

Oefening :Hatschi! - Wie Allergien uns das Leben schwer machen

Lesen

Einleitung

Hier oefen je je leesvaardigheid. Je leert Duitse teksten beter begrijpen.
Wat je hier in de leesteksten tegenkomt, helpt je later bij het maken van de taaltaken.

Je leest iets over:

  • de vraag wat mooi is en wat mooi maakt.
  • schoonheidsidealen.
  • oude huismiddelen bij gezondheidsklachten.


Viel Erfolg!

Lerntipp Lesen

Voordat je gaat lezen:

  • Bekijk eerst de titel, de plaatjes en de apart gedrukte woorden.
  • Lees de inleiding.
  • Kijk wat voor soort tekst het is (brief, sprookje, gebruiksaanwijzing enz.).
  • Lees de opdrachten.
  • Bepaal de manier van lezen: skimmen (globaal lezen om er achter te komen waar de tekst over gaat), scannen (zoeken naar bepaalde woorden of getallen), intensief lezen (zin voor zin).
  • Als er meerkeuzevragen staan, bekijk dan alle antwoorden en kijk wat de verschillen zijn.

Terwijl je leest:

  • Begrijp je niet alles? Het is niet nodig om alle Duitse woorden te begrijpen om te weten waar de tekst over gaat!
  • Vaak kun je de betekenis wel ongeveer raden door de rest van de zin te bekijken of door te kijken op welk Nederlands (Engels, Frans, Russisch enz.) woord het lijkt.

Was ist schön

Ben jij mooi? Is je vriendin/je vriend mooi? Welke zanger(es) of acteur/actrice vind jij mooi? Wanneer
is iemand volgens jou mooi?

Denk er even kort over na of bespreek de vraag met een medeleerling.
Over de vragen wat mooi zijn eigenlijk betekent en wat iemand mooi maakt, gaat het in de volgende teksten.

Übung 1

Schönheit kommt von (1) innen!
Aussehen und äußeres Erscheinungsbild sind nicht(2) unwichtig
Nur, wer (3) bestimmt eigentlich, was schön ist?! (4) Reicht eine gute Figur oder ein bestimmtes Gesicht, um schön zu sein?

Attraktivität (5) hängt auch vom Wohlbefinden und Selbstvertrauen (5) ab.
(6) Ausstrahlung ist wichtig
Schönheit kommt von innen – durch ein positives Körpergefühl und Selbstbewusstsein. Wenn du gelernt hast, dich so anzunehmen und zu mögen wie du bist, strahlst du dies auf andere aus! Dazu gehört, einzelne Körperpartien an dir nicht selbstkritisch zu (7) betrachten und zum Beispiel zu glauben, nur wegen des kleinen (8) Busens oder des (9) fehlend en (10) Waschbrettbauches nicht anzukommen.

Die eigene Schönheit entdecken
Kaum jemand ist (11) restlos zufrieden mit dem, was die Natur ihm oder ihr mitgegeben hat. 
Finde also heraus, was dir an dir gefällt.
 

Schönheit kommt von innen!

  1. Lees de tekst 'Schönheit kommt von innen!'
  2. Wat betekenen de vetgedrukte woorden in de tekst?
  3. Zet in onderstaande oefening de Nederlandse vertaling achter het Duitse woord.

 

1 innen a helemaal
2 unwichtig b hangt af
3 bestimmt c onbelangrijk
4 reicht d bekijken
5 hängt ab e is genoeg
6 Ausstrahlung f ontbrekend
7 betrachten g bepaalt
8 Busen h borst
9 fehlend i binnen
10 Waschbrettbrach j gespierde buik
11 restlos k uitstraling


1 = ...   2 = ...   3 = ...   4 = ...   5 = ...   6 = ...   7 = ...   8 = ...   9 = ...   10 = ...   11 = ... 

 

Übung 2

Beantwoord de vragen in het Nederlands in je schrift.

  1. Welke twee dingen zijn voorwaarden voor een positieve uitstraling?
  2. Wat moet je volgens de tekst zeker niet doen?
  3. Wat moet je volgens de tekst wel doen om tevreden over jezelf te zijn?
 

Übung 3

Spieglein, Spieglein an der Wand...
Was Schönheit ist, wird unterschiedlich gesehen.
Mode, Werbung, Zeitschriften, Internet, Film und Fernsehen zeigen scheinbar perfekte Körper und makellose Gesichter!
Viele Jugendliche, aber auch Erwachsene, sind mit ihrem Aussehen unzufrieden, weil sie glauben,
diesen Schönheitsidealen nicht zu entsprechen.

1
Heutzutage ist eine 'digitale' Bearbeitung und Veränderung von Fotos durch Computerprogramme leicht möglich.
Sogar ganze Körperteile können auf Fotos ausgetauscht oder verändert werden, damit sie dem gängigen Schönheitsideal entsprechen. In Filmen werden Doubles für Körperteile eingesetzt und bei Fotoaufnahmen zum Beispiel
die Haut abgeklebt, um sie straffer erscheinen zu lassen.

2
Sich selbst zu mögen und einen eigenen Stil zu entwickeln ist nicht immer einfach. Läuft man aber ständig dem neuesten Trend hinterher, sieht man vielleicht gut aus, ist aber trotzdem nicht glücklich.

3
Was Schönheit ist, wird in verschiedenen Kulturen unterschiedlich gesehen.
Auch im Laufe der Geschichte veränderten sich die Ideale: So gab es Zeiten, in denen 'üppige' Körperformen als attraktiv galten. Zu einer anderen Zeit waren schmale Frauen oder muskulöse Männer angesagt. Wen wir toll finden, hängt viel davon ab, was in unserer Zeit und in unserer Kultur gerade angesagt ist. Aber nicht jede/r findet es gut und schön, was momentan 'in ist!

Quelle: https://www.loveline.de

 

Lees de tekst.
Welk tussenkopje hoort bij welke alinea? Kies uit:

 

  1. Schönheitsideale sind verschieden
  2. Fotos sind oft manipuliert
  3. Einen eigenen Stil entwickeln

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Essstörungen

Sommige mensen hebben geen trek en eten weinig als ze verdrietig zijn of als ze stress of problemen hebben.
Andere mensen daarentegen hebben dan juist hevige trek en eten veel meer dan normaalgesproken.
Gebeurt dat eens, dan is dat niet erg, maar als dat eetgedrag normaal gaat worden, kan het op een eetstoornis duiden.

Eetstoornissen kunnen het gevolg zijn van psychische problemen.
Ze kunnen een uitweg, een vlucht of een vervanging zijn als het gaat om gevoelens of behoeftes.
Maar ze kunnen ook protest of afkeuring betekenen.

Heb jij weleens hevige trek of juist helemaal geen trek?
In welke situaties heb je dat? Wat doe je dan?
Denk er even kort over na of bespreek de vraag met een medeleerling.

 

Übung 1
Wat hoort bij elkaar? Zoek bij de Duitse woorden de juiste vertaling. Schrijf de woorden in je schrift.

Oefening:Essstörungen

Übung 2
Toets nu jouw eetgedrag:

Lees de vragen en vul de antwoorden naar waarheid in.
Lees aan het einde de uitkomst van de toets. Print hem of sla hem op.
Bespreek het resultaat eventueel met een medeleerling.
Vraag je leraar om hulp als je iets niet begrijpt.

Au! Hatschi!

Iedereen is weleens ziek of heeft bepaalde klachten: buikpijn, diarree, hooikoorts, hoest enz.
Je hoeft dan niet altijd meteen naar de dokter.
Soms helpen ouderwetse huismiddelen. Er zijn ook tips en trucs om snel weer beter te worden, bijv. tandpasta op je koortslip smeren of een kruik met heet water op je buik leggen als je buikpijn hebt.

Ken jij van die trucjes? Welke huismiddelen gebruiken jullie thuis als iemand buikpijn, keelpijn enz. heeft? Verzamel in de klas tips en trucs en maak er een lijst van.

Übung

  1. Maak met je klasgenoten een lijstje van klachten, die vaak voorkomen.
  2. Vorm groepjes. Elke groep neemt een paar klachten van het lijstje.
  3. Zoek op internet naar oplossingen om de klachten te bestrijden.
    Op p. 2 vind je een paar voorbeeldsites.

Auswertung

  1. Bespreek de resultaten in de klas.
  2. Noteer een aantal tips en trucs die je nuttig vindt en zelf een keer wilt toepassen.

Tip! Kijk bijv. op onderstaande sites:

Werkzeugkasten 2

Einleitung

In dit deel van de Werkzeugkasten vind je de grammatica die je nodig hebt in thema Aussehen und Gesundheit. In de Werkzeugkasten 2 vind je de onderdelen:

  • Grammatik: Präteritum (ovt) van haben, sein en werden.
  • Grammatik: Deel 1 - Steigerung der Adjektive (vergrotende en overtreffende trap van bijvoeglijke naamwoorden).
  • Grammatik: Deel 2 - Steigerung - vergelijkingen.
  • Übungen en Spiele.

Grammatik Lerntipps

  • Kijk goed naar de uitleg en maak de oefeningen.
  • Schrijf de regels met voorbeelden in je schrift.

Herhaling
Je leert hierna de verleden tijd van de hulpwerkwoorden haben, sein en werden.
Herhaal met deze oefening nog eens de tegenwoordige tijd (ott) van deze werkwoorden.

Oefening:Haben, sein oder werden

Grammatik: Präteritum

Herhaling
Je leert straks de verleden tijd van de hulpwerkwoorden haben, sein en werden.
Herhaal eerst nog eens de tegenwoordige tijd (ott) van deze werkwoorden.

De verleden tijd
Met de verleden tijd (ovt) kun je handelingen of toestanden in het verleden beschrijven.

Früher hatte ich eine Brille. Vroeger had ik een bril.
Gestern waren wir krank. Gisteren waren wij ziek.
Darum wurde er operiert. Daarom werd hij geopereerd.

 

Haben, sein en werden in de verleden tijd
Bestudeer de tabel en leer de vormen uit je hoofd.

 

  haben sein werden
ich hatte war wurde
du hattest warst wurdest
er/sie/es hatte war wurde
wir hatten waren wurden
ihr hattet wart wurdet
sie/Sie hatten waren wurden

 

 

Übungen
Heb je de vormen goed geleerd?
Maak dan nu de volgende oefeningen met haben, sein en werden.

Oefening:Onregelmatige persoonsvormen ovt

Oefening:Onregelmatige persoonsvormen ovt

Oefening:Onregelmatige werkwoorden ovt

Grammatik: Steigerung der Adjektive

Deel 1: De vergrotende en overtreffende trap

  1. Kijk naar het eerste deel van de presentatie (tot 1:55).
  2. Vul de regels m.b.t. het maken van de vergrotende en overtreffende trap aan.

Let op!
Veel bijvoeglijke naamwoorden met maar 1 lettergreep krijgen bovendien een Umlaut bij beide trappen
(bv. jung – jünger – am jüngsten).

Daarnaast zijn er onregelmatige vormen die gewoon geleerd moeten worden
(bv. gut – besser – am besten).

Übung 1
Maak de volgende oefening over de vergrotende en de overtreffende trap.

Oefening:Steigerung

Übung 2
Neem de tabel over en vul de ontbrekende vergrotende en overtreffende trap in.

Bijv.naamwoord Vergrotende trap Overtreffende trap
schnell schneller am schnellsten
langsam ..... .....
dünn ..... .....
hübsch ..... .....
kurz ..... .....
lang ..... .....
gut ..... .....
schlecht ..... .....
viel ..... .....

Deel 2: Vergelijkingen met Komparativ en Superlativ

  1. Kijk naar het tweede deel van de presentatie (vanaf 1:56).

  2. Vertaal de woorden die je nodig hebt als je dingen of personen met elkaar wilt vergelijken.

Übung 3
Maak de volgende oefening. Vertaal het woordje tussen haakjes.

Oefening:Was stimmt?

Übung 4
Vertaal de zinnen, schrijf ze in je schrift en controleer ze daarna.

  1. Früher war ich langsamer als jetzt. Jetzt bin ich am schnellsten.
  2. Früher hatte ich mehr Kopfschmerzen als jetzt.
  3. Früher war ich dick als jetzt. Jetzt bin ich am dünnsten.
  4. Früher waren meine Haare länger als jetzt. Jetzt sind sie am kürzesten.

 

Leer de grammatica uit je hoofd.

 

Ten slotte...
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Extra: LvoorL

Leerlingen voor leerlingen
Op de website www.lvoorl.nl vind je verschillende video's die door leerlingen voor leerlingen zijn gemaakt.

Hieronder staan video's die goed passen bij dit thema.
Bekijk de video's. Kun je de video's goed volgen?
Bespreek de inhoud van de video's met een klasgenoot.

Trappen van vergelijking
Verleden tijd van Haben en Sein

 

Let op:
Als je een video wilt stoppen, druk dan eerst op de stopknop en klik dan de popup weg.

 

Sprechen

Einleitung

Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.

In dit thema:

  • beschrijf je verschillende personen en ook jezelf.
  • spreek je met je uitwisselingspartner over hoe het met je gaat.
  • voer je een gesprek bij de dokter.

 

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes! Viel Erfolg!

 

Lerntipp Sprechen

Voordat je gaat spreken:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
  • Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.

Terwijl je spreekt:

  • Kijk naar je partner of het publiek.
  • Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
  • Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
  • Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
  • Wees niet bang om fouten te maken. (De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt.)

Personen beschreiben

Personen beschrijven
Het kan gebeuren dat je een persoon moet beschrijven, bijvoorbeeld als je met andere mensen over iemand spreekt die op dat moment niet aanwezig is, of als je in het winkelcentrum je broertje bent kwijtgeraakt.


Herhaling
Herhaal eerst de woorden en de grammatica van dit thema. Daarna ga je in een aantal oefeningen maken over het beschrijven van personen.


Übung 1

  • Vorm tweetallen.
  • Leerling A wijst naar een medeleerling en zegt 'Das ist Bart'.
  • Leerling B beschrijft het uiterlijk van Bart zo uitgebreid mogelijk (in minstens vijf zinnen).
  • Leerling A kan eventueel nog aanvullende vragen stellen.
  • Wissel van rol.
  • Elke leerling beschrijft minstens drie klasgenoten.

 

Übung 2: Wer bin ich?

  • Vorm een groepje van vier.
  • Drie leerlingen uit het groepje verzinnen een persoon die iedereen in het groepje kent (bijvoorbeeld een leraar, directeur, zanger/es, acteur/actrice).
    Ze schrijven de naam op een post-itvelletje en plakken dit op het voorhoofd of de rug van de vierde leerling.
  • De leerling met het briefje moet nu raden wie hij is. Om daarachter te komen stelt hij ja/nee-vragen, bijvoorbeeld 'Bin ich ein Mann?', 'Bin ich groß?',
    'Habe ich eine Brille?'
  • Als het antwoord 'ja' is, krijgt de leerling een punt.
  • Als de leerling de persoon heeft geraden, is de volgende leerling uit het groepje aan de beurt.
  • De leerling met de meeste punten heeft gewonnen.

 

Übung 3: Benjamin ist weg!
Je bent met je ouders en je broertje Benjamin in winkelcentrum Centro in Oberhausen. Jouw ouders willen kerstcadeautjes kopen die jullie natuurlijk nog niet mogen zien.
Daarom hebben ze jou en je broertje in de hoek met computerspelletjes achtergelaten. Je moest natuurlijk wel op Benjamin passen maar ineens ben je hem kwijt.

Je gaat naar de klantenservice en vraagt om hulp. De medewerkster vraagt je om een nauwkeurige beschrijving van Benjamin.

  • Maak eventueel enkele aantekeningen.
  • Beschrijf Benjamin zo nauwkeurig mogelijk (leeftijd, uiterlijk, kleding).
    Noem minstens zes kenmerken van hem.
  • Luister naar enkele beschrijvingen in de klas.

 

Variaties:

  • Beschrijf je zusje.
  • Beschrijf je vriend/in.

 

Übung 4: Blind date
Je bent op een camping in Duitsland. Daar organiseren ze een Blind-date-avond. Jij doet mee.

  • Verdeel de klas in twee groepen: meisjes en jongens.
    Let op: jullie mogen elkaar niet zien!
    (Eventueel kunnen jullie in verschillende ruimtes gaan zitten en het gesprek met mobieltjes voeren.)
  • Elke groep kiest een kandidaat.
  • De twee kandidaten voeren het gesprek door zo goed mogelijk hun eigen uiterlijk te beschrijven. Ze mogen ook vragen over het uiterlijk van de ander stellen.
  • Maak meer gesprekjes zodat er zoveel mogelijk leerlingen aan de beurt komen.

Gute Besserung!

Stel je voor dat je op vakantie in het buitenland bent of aan een uitwisseling deelneemt en je voelt je
niet zo lekker. Dan moet je wel kunnen aangeven wat er met je aan de hand is.
Dat oefen je met de volgende opdrachten


Herhaling
Herhaal eerst de woorden en de grammatica van dit thema.


Übung 1
Je doet mee aan een uitwisseling, maar vandaag voel je je niet zo lekker.
Dat zeg je tegen je uitwisselingspartner.

  • Vorm tweetallen.
  • Lees eerst het voorbeeldgesprek tussen persoon A en persoon B.
    A: Heute komme ich nicht mit.
    B: Warum denn nicht?
    A: Es geht mir nicht so gut.
    B: Was hast du denn?
    A: Ich habe Durchfall.
    B: Musst du zum Arzt?
    A: Nein, ich bleibe nur einen Tag zu Hause.
    B: Brauchst du was?
    A: Ja, hast du vielleicht Kohletabletten?
    B: Ja, Moment. – Hier, bitte.
    A: Danke.
    B: Gute Besserung!
  • Maak samen nog minstens vier gesprekjes.
    (Let op: pas de gesprekjes aan de klachten aan!)
  • Wissel ook van rol.

 

Klachten waarover je kunt praten:
buikpijn, hoofdpijn, kiespijn, misselijk, koorts, verkoudheid, keelpijn...

 

Übung 2
Je bent op vakantie in Duitsland, maar helaas voel je je niet zo goed. Daarom ga je naar de dokter.

  • Vorm tweetallen.
  • Verdeel de rollen (patient = persoon A en dokter = persoon B).
  • Lees je eigen rol goed door.
    Deze vind je door op onderstaande linkjes te klikken.
  • Oefen het gesprek.
  • Wissel ook van rol.
  • Laat je docent naar het gesprek luisteren
    of luister samen met de klas naar een aantal gesprekken.

Download hier Rollenkarte Beim Arzt A en Rollenkarte Beim Arzt B
 

Auswertung

  1. Vergelijk jullie gesprek met het antwoordmodel.
    Antwortmodell
  2. Wat is voor jullie gesprek van toepassing? Je kunt meerdere zinnen aanvinken.

    1. We konden af en toe niet verder, omdat we de tekst vergeten waren.
    2. We kenden het gesprek niet uit ons hoofd.
    3. We wisten het gesprek uit ons hoofd.
    4. We hebben veel fouten gemaakt.
    5. We hebben bijna geen fouten gemaakt.
    6. We hebben geen fouten gemaakt.
    7. Onze leraar was niet echt tevreden met ons gesprek.
    8. Onze leraar was tevreden met ons gesprek.

Übung 3
Je bent op wintersport in Oostenrijk en je bent daar op de piste gevallen.
Nu zit je bij de dokter.

  • Vorm tweetallen.
  • Verdeel de rollen (patiënt = persoon A en dokter = persoon B).
  • Lees je eigen rol goed door.
    Deze vind je door op onderstaande linkjes te klikken.
  • Oefen het gesprek.
  • Wissel ook van rol.
  • Laat je docent naar het gesprek luisteren of luister samen met de klas naar een aantal gesprekken.

Hier vind je de rollen: Rollenkarte Beim Arzt2 A en Rollenkarte Beim Arzt2 B
 

Auswertung

  1. Vergelijk jullie gesprek met het antwoordmodel.
    Antwortmodell
  2. Wat is voor jullie gesprek van toepassing? Je kunt meerdere zinnen aanvinken.

    1. We konden af en toe niet verder, omdat we de tekst vergeten waren.
    2. We kenden het gesprek niet uit ons hoofd.
    3. We wisten het gesprek uit ons hoofd.
    4. We hebben veel fouten gemaakt.
    5. We hebben bijna geen fouten gemaakt.
    6. We hebben geen fouten gemaakt.
    7. Onze leraar was niet echt tevreden met ons gesprek.
    8. Onze leraar was tevreden met ons gesprek.

Schreiben

Einleitung

In dit onderdeel ga je je schrijfvaardigheid oefenen en verbeteren.

Je schrijft:

  • een oproep voor het schooltoneel.
  • een kaartje aan je zieke vriend(in).
  • een email aan je partner van de uitwisseling.

Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes!
Viel Erfolg!

Lerntipp Schreiben

 

Voordat je gaat schrijven:

  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.

Terwijl je schrijft:

  • Gebruik een woordenboek.
  • Pas de grammatica die je geleerd hebt, toe. (Kijk in "Werkzeugkasten".)
  • Lees aan het einde alles nog een keer goed door.

Gesucht!

Het kan gebeuren dat je een persoon moet beschrijven. Voor een casting zoek je bij voorbeeld een bepaald type.
In de volgende opdracht oefen je daarom het beschrijven van personen.

Herhaling
Herhaal eerst de woorden en grammatica van dit thema.

Übung 1: Schauspieler gesucht!
Voor een nieuw stuk van jullie schooltoneelgroep zoeken jullie nog twee acteurs, een meisje en een jongen.
Jullie hangen op school posters op. Jij schrijft er de tekst voor.

  1. Open het document en sla het op: Wanted!
  2. Vertaal de roodgeschreven gegevens of vul ze aan.

 

Auswertung
Controleer je tekst met behulp van het antwoordmodel.

Wanted! - Antwortmodel

 

Gesundheit

Als iemand ziek is, vindt diegene het vast heel leuk als je hem of haar een kaartje stuurt. Als je zelf een tijdje ziek thuis bent en je vrienden niet kunt zien, kun je via de mail of andere sociale media laten weten hoe het met je gaat. Dat oefen je met de volgende opdrachten.

Herhaling
Eerst herhaal je de woorden en grammatica van dit thema.

Übung 1
Jouw Duitse vriend / jouw Duitse vriendin van de camping in de zomervakantie is al een tijdje ziek.
Je stuurt hem / haar een kaartje. Hoe je dat aanpakt, lees je hieronder.


  1. Schrijf een passende aanhef.
  2. Vraag hoe het met hem / haar gaat.
  3. Vraag of hij / zij nog steeds koorts heeft.
  4. Vraag of de hoest en de neusverkoudheid al beter zijn.
  5. Schrijf dat er in jouw klas ook veel leerlingen griep hebben.
  6. Schrijf dat jij gelukkig helemaal gezond bent.
  7. Wens hem / haar beterschap. Sluit op een passende manier af.
  8. Zoek op het internet een passend plaatje bij jouw tekst.
  9. Sla alles op, print het eventueel uit en laat het aan je docent zien.

 

Auswertung
Kijk je tekst met behulp van het antwoordmodel na.

 

Übung 2: Wieder gesund
Je was een tijdje ziek maar nu ben je weer beter.
Je schrijft een mail aan je partner van de uitwisseling.
Zie hieronder hoe je dat doet.


  1. Schrijf een passende aanhef.
  2. Bedank voor de mail en de foto.
  3. Schrijf dat haar / zijn nieuwe kapsel je bevalt en dat de bril haar / hem goed staat.
  4. Schrijf dat je ziek was.
  5. Schrijf dat je een wond aan je been had en dat die ontstoken was en dat de dokter je een zalf heeft voorgeschreven.
  6. Schrijf dat het nu weer beter gaat.
  7. Doe haar / hem de groeten van (naam van iemand uit jouw klas).
  8. Vraag of zij / hij weet wie je bedoelt.
  9. Verduidelijk wie je bedoelt: meisje of jongen uit jouw klas. Beschrijf haar / hem kort.
  10. Sluit op een passende manier af.
  11. Sla alles op, print het eventueel uit en laat het aan je docent zien.

 

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

 

 

Landeskunde

Einleitung

Wat weet je over Duitsland, de Duitsers en andere Duitstalige landen?
Nuttige, belangrijke en interessante informatie daarover vind je hier.

In dit thema:

  • krijg je een virtuele rondleiding door een ziekenhuis.
  • lees je twee bijsluiters bij medicijnen.
  • informeer je je over een Duitse castingshow.


Viel Spaß!

Arzneimittel

Als je in het buitenland ziek wordt, hoef je niet meteen naar de dokter. Als het niet zo erg is, kun je een passend medicijn bij de apotheek kopen. Dan moet je natuurlijk wel de bijsluiter kunnen lezen en begrijpen.

Übung 1: Schnupfen
Op jullie camping is er een supermooi zwembad. Waarschijnlijk ben je er wel te lang in geweest gisteren, want nu ben je verkouden.
In de apotheek heb je neusdruppels gekocht.

  1. Lees de bijsluiter.
  2. Maak de opdracht.

 

  1. Is het medicijn geschikt voor jongeren van jouw leeftijd?
    1. Ja
    2. Nee
    3. Staat niet vermeld in de bijsluiter
  2. Is het medicijn geschikt voor jouw broertje van drie?
    1. Ja
    2. Nee
    3. Staat niet vermeld in de bijsluiter
  3. Hoe vaak mag je dit medicijn maximaal per dag gebruiken?
    1. 1 keer
    2. 2 keer
    3. 3 keer
  4. Hoeveel druppels moet je per keer in elk neusgat doen?
    1. 1-2 druppels
    2. 3 druppels
    3. 5-7 druppels
  5. Hoe lang mag je het medicijn maximaal gebruiken?
    1. 1-2 dagen
    2. 4-6 dagen
    3. 5-7 dagen
 

 

Übung 2: Halsschmerzen
Je neusverkoudheid is al bijna over, maar nu heb je keelpijn!
Weer ga je naar de apotheek voor een medicijn.

  1. Lees de bijsluiter.
  2. Hoe moet je dit medicijn gebruiken? Schrijf het in het Nederlands in je schrift.

Ten slotte... 
Controleer je antwoorden onderaan het thema bij 'Antworten'.

Next Topmodel

Germany's Next Topmodel
Je kent vast van die castingshows waarbij meisjes en jonge vrouwen
van een carrière als topmodel dromen.
In Duitsland heb je ook zo’n show: Germany’s Next Topmodel.
Hier kom je meer te weten over die Duitse show.

Übung 1: Germany's Next Topmodel

  1. Lees het artikel op Wikipedia over Germany's Next Topmodel.
  2. Maak daarna de opdracht en bepaal of de zinnen richtig of falsch zijn.

Klik op de link om het artikel te lezen.
Germany's Next Topmodel
 

Oefening:Richtig oder falsch

Übung 2: Aktuell

Bekijk de site van Germany's Next Topmodel .
  1. Vorm groepjes van drie à vier leerlingen.
  2. Verzin samen zes à acht vragen die je met behulp van de website kunt beantwoorden.
  3. Schrijf de vragen in het Nederlands op en maak er voor elk groepje een kopie van.
  4. Vergeet niet ook de antwoorden op jullie eigen vragen te noteren.
  5. Ruil jullie vragen met de andere groepjes en beantwoord de vragen van de andere groepjes.
  6. Controleer de antwoorden van de andere groepjes op jullie vragen.

Welk groepje had de meeste antwoorden goed? Welk groepje had de beste vragen verzonnen?

 

Übung 3: Und du?

  1. Zou jij graag aan een castingshow deelnemen?
  2. Zo ja, aan wat voor show zou je willen deelnemen?
  3. Waarom zou je wel of niet aan zo’n show deel willen nemen?

Bespreek deze vragen in de klas of in groepjes.

Sprachaufgaben

Einleitung

In dit thema heb je veel over uiterlijk en gezondheid geleerd.
Je kent nu de belangrijke woorden en uitdrukkingen.
Je weet hoe je iemands uiterlijk kunt beschrijven.
Je kunt zeggen waar je pijn hebt.
Je kunt een gesprek met een dokter voeren.
Je kunt iemand beterschap wensen enz.
Nu ga je wat je hebt geleerd in de praktijk brengen.

In dit onderdeel:

  • spreek je over je eigen gezondheid en die van anderen.
  • stuur je iemand die ziek is een kaartje.
  • beschrijf je het uiterlijk van een persoon.
  • spreek je over de veranderingen in het uiterlijk van een persoon.

Viel Spaß und Erfolg!

Situation

Je bent met je ouders op skivakantie in Oostenrijk.
Helaas voel je je niet zo lekker en daarom ga je naar de dokter.
In de wachtkamer ontmoet je een jongen die een skiongeluk heeft gehad en gewond is geraakt.
Jullie praten met elkaar en wisselen adressen uit.

Na het bezoek bij de dokter vertel je je vakantievriend/in over het gesprek in de wachtkamer.
Later stuur je de jongen uit de wachtkamer een kaartje.
Nadat je weer terug bent van vakantie spreek je de jongen uit de wachtkamer via Skype.

 

Übung 1: Im Wartezimmer
Je zit in de wachtkamer bij de dokter. Tegenover jou zit een jongen van jouw leeftijd.
Jullie raken in gesprek met elkaar.


  1. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij (niet lekker, koorts, keelpijn, verkouden…).
    • jongen uit Hamburg (bij het skiën gevallen, been gebroken, moet geopereerd worden, wacht op vervoer naar het ziekenhuis).
  2. Voer het gesprek in de wachtkamer.
    • Maak kennis met elkaar.
    • Praat kort over de vakantie in Sankt Johann
      (bijvoorbeeld hoe lang ben je al in Sankt Johann, in welk hotel/vakantiehuisje, wat heb je tot nu toe gedaan: skiën, snowboarden, langlaufen).
    • Praat over jullie gezondheid (waarom ben je bij de dokter, diagnose en vervolg i.v.m. gebroken been).
    • Ruil elkaars adressen.
    • Sluit het gesprek op een manier af die bij de situatie past.
  3. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Praat kort over de vakantie in Sankt Johann.
      Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
  4. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

Übung 2: Beim Arzt
Inmiddels ben jij aan de beurt. Je gaat de spreekkamer binnen.

  1. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij (niet lekker, koorts, keelpijn, verkouden…).
    • dokter.
  2. Voer het gesprek.
    • Bedenk een passend begin.
    • Spreek over jouw klachten.
    • Bedenk een passende diagnose en behandeling (bijv. lichte griep, medicijnen).
    • Sluit het gesprek op een manier af die bij de situatie past.
  3. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
  4. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

 

Übung 3: Im Hotel
Je bent weer terug in je hotel. Bij de receptie zie je je vriendje/vriendinnetje staan waarmee je de afgelopen dagen een aantal keren op de piste bent geweest. Jullie praten over jouw bezoek bij de dokter, hoe het met je gaat en over de ontmoeting in de wachtkamer.


  1. Bereid eerst in je eentje een uitgebreide beschrijving van het meisje/de jongen uit de wachtkamer voor
    (leeftijd, lengte, haarkleur, haarlengte, opvallende details zoals (zonne)bril, kleur jas e.d.).
  2. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij (net terug van de dokter).
    • B: je vakantievriend/in.
  3. Voer het gesprek.
    • Spreek over het bezoek bij de dokter en hoe het nu met je gaat.
    • Spreek over het gesprek in de wachtkamer (de ontmoeting met de jongen uit Hamburg en wat er gebeurd was):
      • B vraagt een beschrijving van het meisje/de jongen;
      • A geeft een uitgebreide beschrijving;
      • B herkent op basis daarvan het ongeluk waarvan B getuige was.
  4. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
    • Wissel ook van rol.
  5. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

 

Übung 4: Karte
Gelukkig gaat het weer beter met je en kun je weer genieten van je skivakantie.
Sinds het gesprek in de wachtkamer ben natuurlijk wat voorzichtiger op de piste.
Je moet nog regelmatig aan het meisje/ de jongen met het gebroken been denken. Je besluit om haar/hem een kaartje te sturen.


  • Schrijf de kaart.
    • Denk aan een passend begin en een passende afsluiting.
    • Informeer naar het welbevinden/ de gezondheid van het meisje/ de jongen.
    • Schrijf ook hoe met jou gaat en wat je nog verder in Sankt Johann hebt gedaan.
    • Schrijf iets om haar/hem op te vrolijken.
  • Zoek op het internet een passende afbeelding.
    • Als er tekst bij staat moet die in het Duits zijn.
    • Print de afbeelding in de afmetingen van een ansichtkaart uit.
    • Schrijf de tekst op de achterkant.
    • Of: Maak de kaart digitaal en sla hem op of stuur hem aan je docent.
  • Laat je docent de kaart beoordelen.

Übung 5: Skype
Inmiddels is de vakantie afgelopen en ben je weer thuis.
Je hebt als reactie op jouw kaartje een e-mail van het meisje/ de jongen uit Hamburg gekregen.
Zij/Hij stelt voor om een keer te skypen.


  1. Zoek een partner voor deze opdracht. Verdeel de rollen:
    • jij.
    • meisje/jongen uit Hamburg.
  2. Voer het gesprek.
    • Begroet elkaar.
    • Praat over jullie gezondheid/welbevinden.
    • Praat over eventuele gevolgen van het skiongeluk
      (niet naar school/webchair, hobby, nooit meer op wintersport of juist voorzichtiger skiën).
    • Praat over veranderingen in jullie uiterlijk sinds het gesprek in de wachtkamer (ander kapsel, haarkleur, bril/lenzen enz.).
    • Sluit het gesprek op een manier af die bij de situatie past.
  3. Oefen het gesprek tot jullie het vlot kunnen voeren.
    • Het gesprek moet ongeveer twee minuten duren.
    • Elk van jullie mag drie lastige woorden op een spiekbriefje noteren.
    • Wissel ook van rol.
  4. Presenteer het gesprek in de klas of vraag jullie docent om een beoordeling.

Auswertung

Beheers je de stof bij het thema 'Aussehen und Gesundheit'?
Ken je de woorden, zinnen en de grammatica?
Kun je in het Duits mondeling en schriftelijk over het uiterlijk en de gezondheid en de dingen die
daarmee te maken hebben communiceren?
Kies de uitspraken die op jou van toepassing zijn. (Alle uitspraken gaan natuurlijk over de Duitse taal).

  1. Ik ken de woorden bij het thema 'Aussehen und Gesundheit'.
  2. Ik kan Duitse woorden en zinnen correct uitspreken.
  3. Ik kan een persoon beschrijven.
  4. Ik kan de bijsluiter van medicijnen begrijpen.
  5. Ik kan de grammatica correct gebruiken.
  6. Ik kan aan iemand anders vragen over de gezondheid / het welbevinden stellen.
  7. Ik kan op eenvoudige vragen over mijn gezondheid / welbevinden reageren.
  8. Ik kan een gesprek bij de dokter voeren.
  9. Ik kan iemand beterschap wensen.
  10. Ik voel me zeker als ik Duits praat.

 

Ziel
Gefeliciteerd, je hebt het doel gehaald! Je hebt alle opdrachten gemaakt en hopelijk veel geleerd.

Veel plezier verder!

Beslis zelf of samen met je leraar of je de resultaten (het kaartje,
de gesprekken of voorbereidingen daarvoor, aantekeningen enz.) wilt opnemen in je taalportfolio.

Portfolio

Europäisches Sprachenportfolio
In een portfolio documenteer je de stand van jouw kennis en jouw vaardigheden en de vorderingen die je over langere tijd op dat gebied maakt.

In een taalportfolio verzamel je dus bewijzen m.b.t je taalontwikkelingen.
Om het niveau op het gebied van vreemde talen in Europa goed te kunnen vergelijken, heeft men het Europees taalportfolio ontwikkeld.
Aan het einde van de onderbouw zou je voor het vak Duits minimaal het niveau A1 bereikt moeten hebben.

  1. Klik op de link om informatie over het Europees taalportfolio in te winnen.
  2. Meld je aan.
  3. Nu kun je verschillende documenten van het recente thema in jouw taalportfolio uploaden.

Antworten

Start

Was kannst du schon?

  1. De werkwoorden haben, sein en werden zijn hulpwerkwoorden.
  2. De werkwoorden haben, sein en werden hebben in de verleden tijd een andere stam dan in de tegenwoordige tijd.
  3. Bij de vormen snel – sneller – snelst heb je met de trappen van vergelijking te maken.

Hören

Zahnartz

1.a
2.a

Juiste volgorde zinnen.

  1. Nina wacht 30 à 40 minuten.
  2. Nina neemt op de stoel plaats.
  3. Nina wacht 20 minuten.
  4. De tandarts vindt twee gaatjes.
  5. De tandarts belt met Nina's moeder.
  6. Nina gaat een hapje eten.
  7. De tandarts vult de gaatjes.
  8. Nina moet € 80 betalen.

Iss wass!

  1. Eerst wilde ze gewoon wat dunner zijn; toen ze een keer ziek was en daardoor afgevallen was, vond ze dat zo mooi dat ze doorging met afvallen; dat ging maar door en ze kon niet meer stoppen en aan niets anders meer denken.
  2. 6 jaar
  3. Ze onderdrukte het hongergevoel, zei tegen zichzelf dat ze ertegen kon en was trots op zichzelf als haar dat lukte; later was het lichaam eraan gewend en had ze geen honger meer.
  4. 37 kg
  5. Zeiden dat ze te dun was, dat ze meer moest eten.
  6. Was er blij/tevreden mee, zag ze als compliment.
  7. Had geen vrienden meer, deed geen leuke dingen meer met anderen.
  8. Haar vriendin.
  9. Is blij dat het nu anders is, ziet hoe mooi het leven is, beseft dat ze veel heeft gemist door haar eetstoornis.
  10. Was heel belangrijk, ze heeft daar nieuwe vrienden gemaakt en weer lol in het leven gekregen, door het samen koken en eten is ze eten ook weer leuk gaan vinden zodat het weer een normaal onderdeel van haar leven wordt.
  11. Problemen in het gezin (bv. scheiding ouders), conflicten met vrienden.
  12. Met je vermoeden naar een docent of de ouders gaan.
  13. Speciale klinieken, therapeuten, vrienden.
  14. Dat die dwangmatige gedachtes helemaal verdwijnen en ze controle heeft over de eetstoornis; dat ze weer plezier in het leven en eten heeft.

Lesen

Übung 1

  1. i
  2. c
  3. g
  4. e
  5. b
  6. k
  7. d
  8. h
  9. f
  10. j
  11. a

 

Übung 2

  1. een positief gevoel over je lichaam en zelfbewustzijn.
  2. te kritisch naar jezelf kijken (en denken dat een kleine onvolkomenheid er al toe leidt dat je niet mooi gevonden wordt).
  3. erachter komen wat je mooi vindt aan jezelf.

 

Übung 3

  1. B
  2. C
  3. A

Werkzeugkasten 2

Steigerung

Übung 2

Bijv. naamwoord Vergrotende trap Overtreffende trap
schnell schneller am schnellsten
langsam langsamer am langsamsten
dünn dünner am dünnsten
hübsch hübscher am hübschesten
kurz kürzer am kürzesten
lang länger am längsten
gut besser besten
schlecht schlechter am schlechtesten
viel mehr am meisten

 

Übung 4

 

  1. Vroeger was ik langzamer dan nu. Nu ben ik het snelst.
  2. Vroeger had ik meer hoofdpijn dan nu.
  3. Vroeger was ik dikker dan nu. Nu ben ik het dunst.
  4. Vroeger was mijn haar langer dan nu. Nu is het het kortst.

 

  1. Früher war ich langsamer als jetzt. Jetzt bin ich am schnellsten.
  2. Früher hatte ich mehr Kopfschmerzen als jetzt.
  3. Früher war ich dick als jetzt. Jetzt bin ich am dünnsten.
  4. Früher waren meine Haare länger als jetzt. Jetzt sind sie am kürzesten.

Schreiben

Gesundheit

Übung 1

Liebe … / Lieber … / Hallo …,

Wie geht’s dir? Hast du immer noch Fieber? Sind der Husten und der Schnupfen schon besser?
Hier / In meiner Klasse haben auch viele Schüler die Grippe.
Zum Glück bin ich ganz gesund.

Gute Besserung!

Tschüs! Deine … / Dein …

 

 

Übung 2

Liebe … / Lieber … / Hallo …,

Danke für deine Mail und das Foto. Deine neue Frisur gefällt mir und die Brille steht dir gut!
Ich war krank. Ich hatte eine Wunde am Bein, die war entzündet.
Der Arzt hat mir Salbe verschrieben. Jetzt geht es wieder besser.
Ich soll dich von Birgit grüßen. / Viele Grüße von Birgit.
Weißt du noch: das hübsche Mädchen aus meiner Klasse mit den langen, blonden Haaren?
Sie hatte immer einen Pferdeschwanz.

Genug für heute.

Tschüs

Landeskunde

Arzneimittel

Übung 1

  1. A
  2. B
  3. C
  4. A
  5. C

Übung 2

Per dag los je 1 tabletje op in een glas water en door te gorgelen spoel je je mond en keelholte.