U bevindt zich in de Leerlijn biologie en verzorging voor leerjaar 1 en 2 VMBO KGT. Deze leerlijn is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak biologie en verzroging.
Docentenhandleiding
Biologie en verzoring VMBO KGT is een leerlijn voor biologie en verzorging voor klas 1 en 2 van het VMBO KGT. Deze leerlijn is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak biologie en verzorging.
Kenmerken van deze leerlijn:
- ten minste werkboekvervangen
- in hoge mate interactief
- geplaatst in een leerlijn voor één of meerdere leerjaren.
Een leerlijn is (definitie SLO) een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden, leidend naar een einddoel. Met het materiaal van VO-content is een leerlijn voor de leerjaren 1 en 2 voor het vmbo kgt uitgewerkt.
De leerlijn biologie voor klas 1 en 2 bestaat drie leerroutes. Leerroute 1: docent gestuurde leerroute Leerroute 2: de zelfstandige leerroute Leeroute 3: de zelfgeorganiseerde leerroute
Feedback, vragen of opmerkingen:
Mail naar Sander Niessing met opmerkingen, feedback en/of vragen over de leerlijn Biologie en Verzorging.
Leerroutes
Leerroutes Biologie [en Zorg]
Leerroute 1 [Docentgestuurde leerling]
Dit is de docentgestuurde leerroute. Als je voor deze leerroute kiest, krijg je over iedere basisstof uitleg van de docent en maak je de bijbehorende opdrachten.
In de studiewijzer (Itslearning) staat wat je wanneer moet doen, hier staan ook aanvullende ICT-opdrachten en lever je de opdrachten in.
Voor iedere toets [S.O. of Pw] maak je in Itslearning een diagnostischetoets en check je of jij je leerdoelen behaald hebt. Je moet 75% goed scoren. Haal jij dit niet dan bespreek je met de docent welke opdrachten opnieuw worden gemaakt.
Leerroute 2 [Zelfstandige leerling]
Bij de zelfstandige leerroute ga met behulp van de bronnen zelfstandig aan de slag. Op bestudeert de video’s en overige bronnen met uitleg.
In de studiewijzer (Itslearning ) staat wat je wanneer moet doen, hier staan ook de aanvullende ICT-opdrachten en lever je de opdrachten in.
Voor iedere toets [S.O. of Pw] maak je in Itslearning een diagnostischetoets en check je of jij je leerdoelen behaald hebt. Je moet 75% goed scoren. Haal jij dit niet dan sluit jij je aan bij leerroute 1. De docent bepaalt dit.
Leerroute 3 [Zelfgeorganiseerde leerling]
Je gaat het thema bestuderen en maakt hierover een verslag/video/presentatie/.?. met daarin uitgewerkt over dit thema de onderwerpen, functies, processen en/of begrippen.
Stap 1: bestudeer het thema (de onderwerpen) en bepaal je product.
Stap 2: planning, verdeel het te bestuderen thema in stukken [per Basisstof, onderwerp of .?.]. NB. indien er samengewerkt wordt in een groep wordt er een taakverdeling gemaakt.
Stap 3: bespreek de planning en het gekozen product/verdeling met de docent.
Stap 4: bespreek iedere week de voortgang met de docent en stel de planning indien noodzakelijk bij.
Stap 5: lever het product via Itslearning in.
Bij deze leerroute ga je in overleg met de docent bepalen hoe jij je einddoel wilt gaan bereiken en wat het eindproduct wordt. Het eind-product lever je in via Itslearning. Je gaat individueel of samen met een medeleerling via Internet op zoek naar bruikbare informatie. De gevonden informatie/links plaats/verzamel/deel je in Itslearning. In Itslearning is een discussieforum aangemaakt waarin je met medeleerlingen kunt overleggen en informatie kunt uitwisselen.
Voor iedere toets [S.O. of Pw] maak je in Itslearning een diagnostische toets en check je of jij je leerdoelen behaald hebt. Je moet 75% goed scoren. Haal jij dit niet dan sluit jij je aan bij leerroute 1 of 2. De docent bepaalt dit.
Het eind-product wordt ingeleverd in de week voor een toets [S.O. of Pw].
Praktische opdrachten
De praktische opdrachten worden door iedereen (individueel, in tweetallen of met de groep) gemaakt!
Hulpmiddelen
Vaardigheden
Onderzoek doen:
Video's maken:
Intervieuwen:
Goed schrijven:
Grafieken en tabellen:
(ICT)-tools
Word (Office365)
PowerPoint (Office365)
OneDrive (Office365)
Quizlet
Met behulp van Quizlet kan er op verschillende manieren met zelf ingevoerde begrippen en bronnen geleerd worden.
Bekijk hieronder de video voor uitleg over Quizlet.
Prezi (online presentatie tool)
Kennismaken met Biologie en Verzorging?
Leerroutes
Leerroute 1 en 2
Leerroute 1 [Docentgestuurde leerling]
Dit is de docentgestuurde leerroute. Als je voor deze leerroute kiest, krijg je over iedere basisstof uitleg van de docent en maak je de bijbehorende opdrachten.
In de studiewijzer (Itslearning) staat wat je wanneer moet doen, hier staan ook aanvullende ICT-opdrachten en lever je de opdrachten in.
Voor iedere toets [S.O. of Pw] maak je in Itslearning een diagnostischetoets en check je of jij je leerdoelen behaald hebt. Je moet 75% goed scoren. Haal jij dit niet dan bespreek je met de docent welke opdrachten opnieuw worden gemaakt.
Leerroute 2 [Zelfstandige leerling]
Bij de zelfstandige leerroute ga met behulp van de bronnen zelfstandig aan de slag. Op bestudeert de video’s en overige bronnen met uitleg.
In de studiewijzer (Itslearning ) staat wat je wanneer moet doen, hier staan ook de aanvullende ICT-opdrachten en lever je de opdrachten in.
Voor iedere toets [S.O. of Pw] maak je in Itslearning een diagnostischetoets en check je of jij je leerdoelen behaald hebt. Je moet 75% goed scoren. Haal jij dit niet dan sluit jij je aan bij leerroute 1. De docent bepaalt dit.
Leerroute 3(Zelfgeorganiseerde leerling)
Je gaat de onderdelen en functies van een plant en het ontkiemen van onderzoeken.
Deel 1: Je gaat onderzoeken en beschrijven wat jouw uniek maakt en gebruikt hierbij: uiterlijke-, innerlijke kenmerken en geeft aan wat je van je vader en moeder hebt meegekregen. Dit werk je uit in een Wordbestand.
Deel 2: Je gaat onderzoeken wat dood, leven en levenloos betekent en maakt hiervan een collage met waarin dode, levende en levenloze voorwerpen.
Deel 3: Je gaat een poster maken waarop je de volgende orgaanstelsels met bijhorende organen kunt uitklappen: bloedvatenstelsel, ademhalingsstelsel, verteringsstelsel, voortplantingsstelsel man of vrouw, spierstelsel, beenderstelsel, zenuwstelsel, zintuigstelsel, uitscheidingsstelsel, en hormoonstelsel.
Deel 4: Je gaat een appel op verschillende manieren tekenen: buitenaanzicht (natuurgetrouw), lengtedoorsnede (schematisch) en dwarsdoorsnede (schematisch).
Deel 5: Onderzoek de ontkieming van het zaad van een bruine boon. Hierbij geef je aan (in een tekening en beschrijving) hoe het zaad van een bruine boon is opgebouwd. De groei van de wortel en stengel ga je noteren in een tabel en weergeven in een lijngrafiek.
Praktische opdrachten
De praktische opdrachten worden door iedereen (individueel, in tweetallen of met de groep) gemaakt!
-----------------
In de week voor het S.O. en proefwerk maak je de diagnostische toets in Itslearning de uitslag bepaald het vervolg van je leerroute!
Intro biologie en verzorging
Intro biologie en verzorging
Bij biologie en verzorging werk je aan twee vakken tegelijk: biologie en verzorging.
Het woord biologie is gevormd uit de Griekse woorden bios (= leven) en logos (= leer of wetenschap). Biologie is de leer van het leven. In het vak verzorging leer je voor jezelf en voor anderen te zorgen. Zorg betekent dat je aandacht hebt voor de gezondheid van jezelf en van anderen. Maar aandacht alleen is niet genoeg. Je moet ook iets doen.
Verzorging is: alles doen wat nodig is om de gezondheid van jezelf en anderen in stand te houden en te verbeteren.
Het vak biologie en verzorging gaat dus over jezelf en de wereld om je heen. In deze basisstof kijk je eerst naar jezelf. Daarna vergelijk je jezelf met de mensen om je heen. Tot slot kijk je naar levensverschijnselen in de hele natuur.
We beginnen dit Thema met de vraag wat leven eigenlijk is en waarin leven verschilt van dood en levenloos.
Vervolgens leer je manieren waarop je meer over leven te weten kunt komen: je leert waar te nemen en hoe je moet onderzoeken.
Verder leer je om resultaten van je waarnemingen en onderzoek vast te leggen: Je doet dit door tekeningen te maken, metingen te verrichten, dingen die je ziet, hoort, voelt of proeft op te schrijven.
Om te kijken naar hele kleine levende dingen heb je een microscoop nodig. Daarom leer je hoe je ermee werkt.
Bij de eindopdracht laat je zien dat je begrepen hebt hoe je bij biologie waarneemt en onderzoekt: Je maakt een signalement van een klasgenoot.
Geen standaard wie ben ik, wat doe ik, waar woon je rondje maar vertel je naam en vertel iets Biologisch over jezelf bijvoorbeeld ....
Zelfportret
Je herkent jezelf aan bepaalde kenmerken.
Een kenmerk is een eigenschap die jou anders maakt dan andere mensen. Alle kenmerken samen = herkenning.
Iedereen is anders en daarom is iedereen uniek. Uniek betekent anders dan anderen en dat komt omdat iedereen uiterlijk, innerlijk (karakter) verschillend is. De eigenschappen krijg je mee van je ouders dit noemen we erfelijk.
Uiterlijke kenmerken zijn: haarkleur, oogkleur een tattoo en een piercing.
Innerlijke kenmerken zijn: karakter bijvoorbeeld behulpzaam en aardig.
Erfelijk: eigenschappen van je ouders, je lijkt uiterlijk op je vader (haarkleur) en innerlijk op je moeder (behulpzaam).
Iedereen is anders
Iedereen is anders en daarom uniek. Jij gaat jezelf voorstellen aan de klas door de onderstaande opdracht uit te voeren. Met behulp van deze opdracht ga jij jezelf voorstellen aan de klas. Je gaat aangeven wat jouw uiterlijke eigenschappen (kleur haar, kleur ogen) en innerlijke eigenschappen (karakter zoals blij of behulpzaam) jij van je vader en moeder hebt meegekregen en wat jouw uniek maakt op deze wereld.
Opdracht iedereen is anders
Benodigdheden:
A4-tje
potloden
Werkwijze:
Teken je hand net zoals hieronder midden op een A4-tje
Schrijf je naam en je klas in het midden van de hand.
Geef aan welke uiterlijke eigenschappen jij van je vader en moeder hebt meegekregen en noteer deze in de juiste vinger.
Geef aan welke innerlijke eigenschappen jij van je vader en moeder hebt meegekregen en noteer deze in de juiste vinger.
Geen aan waarin jij uniek bent.
Levend - dood - levenloos
Levend - dood - levenloos
Bekijk het onderstaande filmpje.
Levend
Gevoelsmatig weet je vast wel wat wordt bedoeld met levend, dood en levenloos. Kijk naar de afbeelding hieronder. Je ziet een vogelverschrikker bij een maïsplant, stenen op de grond en enkele kraaien.
Geef van deze dingen aan of ze levend, dood of levenloos zijn.
vogelverschrikker: .....
maïsplant: .....
stenen: .....
grond: .....
kraaien: .....
Vergelijk je antwoord met je buurman/buurvrouw en bespreek eventuele verschillen.
Levend, dood of levenloos?
Bekijk de acht afbeeldingen hieronder. Je ziet een augurk, een auto, een jong eendje, stenen een houten stoel, water, tulpen en een spin.
In de biologie houden we ons met het leven bezig. Biologie betekent: leer van het leven. Maar wanneer noem je iets nu precies levend?
Je noemt iets levend als het alle levenskenmerken of levensverschijnselen vertoont. Een levend wezen noem je een organisme. Een organisme dat geen levenskenmerken meer vertoont is dood. Iets dat nooit heeft geleefd noem je levenloos.
Levenloos = iets wat nooit geleefd heeft
Dood = iets wat ooit geleefd heeft
Levend = een organisme dat alle levensverschijnselen vertoont
De levenskenmerken / verschijnselen
Bewegen
Waarnemen
Reageren
Voortplanten
Groeien
Ontwikkelen
Eten/voeden
Ademhalen
Uitscheiden
De natuur bestaat uit zowel levende als niet levende onderdelen. Alle levende onderdelen in de natuur noem je biotisch. Alle niet-levende onderdelen noem je abiotisch. Tot slot moet je nog onderscheid maken tussen organische stoffen en anorganische stoffen.
Levenskenmerken - bewegen
Dieren bewegen op verschillende manieren: lopen, vliegen, zwemmen, kruipen.
Planten bewegen ook, bijvoorbeeld een bloem die zich opent in het licht.
Beweging: Planten, mensen en dieren kunnen zichzelf (voort)bewegen
Levenskenmerken - waarnemen
Waarnemen betekent dat een organisme merkt wat er in de omgeving gebeurt. Het waarnemen is een levenskenmerk dat organismen gebruiken om bijvoorbeeld voedsel te vinden of gevaar te signaleren. Veel dieren (ook de mens) nemen via zintuigen waar met hun hersenen. Planten kunnen licht waarnemen.
Waarnemen: zien horen, ruiken, voelen en proeven
Levenskenmerken - voortplanten
Alle organismen zorgen ervoor dat ze nakomelingen krijgen. Er zijn verschillende soorten voortplanting. Dieren krijgen jongen. Planten maken zaden. Bacteriën planten zich voort door zichzelf te delen.
Voortplanting
Levenskenmerken - groeien
Groeien is het groter maken en zwaarder worden van een organisme. Organismen nemen voeding en water op om te groeien. Een boom bijvoorbeeld wordt ieder jaar een stukje dikker.
Alle organismen groeien.
Levenskenmerken - ontwikkelen
Ontwikkelen betekent van vorm veranderen. Een organisme ziet er gewoonlijk niet een heel leven hetzelfde uit. Weefsels krijgen speciale taken of soms komen er nieuwe organen bij. Een mens ontwikkelt zich van baby tot volwassene.
Een vlinder maakt in zijn leven een metamorfose door. Een rups ontwikkelt zich via een pop, tot vlinder. ook planten ontwikkelen zicht van kiemplantje tot volwassen plant.
Ontwikkelen
Levenskenmerken - voeden
Alle organismen hebben voedsel en water nodig. Uit het voedsel halen organismen de energie voor alles wat ze doen en de stoffen om te groeien.
Planten voeden zich met mineralen uit de bodem.
Levenskenmerken - ademhalen
Elk organisme ademt. Mensen en andere zoogdieren ademen met hun longen. Door te ademen komt zuurstof het lichaam binnen. Vogels hebben ook longen en daarnaast een paar luchtzakken.
Ook reptielen ademen met hun longen. Vissen gebruiken hun kieuwen om zuurstof uit het water te halen.
Amfibieën hebben als larve kieuwen. Volwassen kikkers ademen door middel van hun longen. Een vorm van ontwikkeling dus!
Ook planten 'ademen'. Zij nemen koolstofdioxide op door huidmondjes in de bladeren. Als organismen niet ademen, gaan ze dood.
Ademhalen = gassen opnemen en afgeven aan de lucht
Levenskenmerken - uitscheiden
Uitscheiden betekent dat een organisme stoffen die hij niet nodig heeft verwijdert. Mensen doen dit bijvoorbeeld door te zweten of te plassen. Planten scheiden via hun huidmondjes in de bladeren zuurstof en water af.
Uitscheiding: een plant scheidt sappen uit, zoals hars en nectar
Je kunt in de bouw van een organisme organen, orgaanstelsels en cellen (be)noemen en (be)schrijven.
Inhoud: opbouw van het lichaam van cel - orgaan - orgaanstelsel - organisme
Tussendoelen:
Je kunt in de bouw van een organisme cellen, organen, orgaanstelsels (be)noemen
Je kunt de begrippen cellen, organen en orgaanstelsel (be)schrijven
Begrippen:torso, organen, orgaanstelsel, cellen
Organisme
Van cel tot organisme
Mensen, dieren en planten noemen we organismen, een organisme is dus een levend wezen dat levensverschijnselen vertoont.
Als je inzoomt op een organisme, zie je steeds kleinere eenheden.
Van groot naar klein is dat: organisme, orgaanstelsel, orgaan, weefsel, cel.
Orgaanstelsels
Orgaanstelsels
De mens bestaat uit veel verschillende orgaanstelsels.
Bloedvatenstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het bloedvatenstelsel.
Het bloedvatenstelsel bestaat onder andere uit het hart, en de bloedvaten (slagaders, aders en haarvaten).
In de afbeelding hiernaast zie je verschillende onderdelen weergegeven.
Hart: het hart pompt het bloed door het lichaam.
Aorta: grootste slagader, voert zuurstofrijk bloed naar het lichaam.
Holle ader: voert zuurstofarm bloed terug naar het hart.
In de bloedsomloop wordt zuurstofrijk bloed meestal met rood weergegeven en zuurstofarm in het blauw.
Ademhalingsstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het ademhalingsstelsel.
Onderdelen vna het ademhalingsstelsel zijn onder andere de luchtpijp, de bronchieën en de longen.
Luchtpijp: stevige buis met kraakbuisringen waardoor de ingeademde lucht naar de longen gaat. De luchtpijp kan worden afgesloten door het strotteklepje.
Bronchie: de luchtpijp vertakt in de bronchieën naar de twee longen toe.
Long: in de long zitten longblaasjes. Daar vindt de gasuitwisseling plaats. Zuurstof wordt opgenomen, koolstofdioxide uitgescheiden.
Verteringsstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het verteringsstelsel.
Drie organen die deel uitmaken van het verteringsstelsel zijn de slokdarm, de maag en de dunne darm.
Slokdarm: voert via peristaltische bewegingen voedsel via de mond naar de maag.
Maag: gespierd orgaan in de buikholte waarin het voedsel tijdelijk wordt opgeslagen en verteringssappen worden uitgescheiden.
Dunne darm: in de ongeveer 6 meter lange dunne darm vindt vertering plaats en worden voedingsstoffen door het bloed opgenomen.
Voortplantingsstelsel man
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de man.
Onder andere de zaadleiders, de eikel en de balzak maken deel uit van dit stelsel.
Zaadleider: vanaf de zaadballen lopen de zaadleiders naar boven. Ze passeren de zaadblaasjes en de prostaat. Die maken zaadvocht. Zaadvocht en zaadcellen vormen samen sperma.
Eikel: punt van de penis met een dunne gladde huid die gevoelig is voor sensuele prikkels.
Balzak (scrotum): in de balzak liggen twee teelballen. In de teelballen worden zaadcellen gemaakt. Hormonen bevorderen de productie van zaadcellen.
Voortplantingsstelsel vrouw
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het voortplantingsstelsel van de vrouw.
Onderdelen vna dit stelsel zijn onder andere de baarmoeder, de eierstok en de vagina.
Baarmoeder: de baarmoeder is zo groot als een kleine vuist. De wand van de baarmoeder bestaat uit spieren plus een slijmlaag. De baarmoeder is hol. De holte staat in verbinding met de vagina. In de baarmoeder kan een bevruchte eicel uitgroeien tot een baby.
Eierstok: de twee eierstokken zijn ongeveer zo groot als een golfbal. In de eierstok worden eicellen gemaakt. Bij meisjes vanaf ongeveer elf jaar wordt er elke maand een eicel rijp.
Vagina: de vagina (schede) verbindt de baarmoeder met de buitenwereld. De vagina is het geboortekanaal waardoor de baby geboren kan worden.
Spierstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het spierstelsel.
Voorbeelden van spieren zijn in dit stelcel de biceps, de buikspier en de dijspier.
Biceps: spier die het mogelijk maakt om je arm te buigen.
Buikspier:buikspieren beschermen de buikholte en maken bewegingen mogelijk.
Dijspier: heeft een belangrijke functie bij het lopen.
Beenderstelsel - skelet
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het beenderstelsel of skelet.
Voorbeelden van botten zijn de ribben, de botten in de wervelkolom en het dijbeen.
Ribben: de ribben beschermen de longen en het hart.
Wervelkolom: de wervelkolom geeft stevigheid en beschermt het ruggenmerg.
Dijbeen: groot bot in het bovenbeen.
Zenuwstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het zenuwstelsel.
De hersenen, de ruggenmerg en de zeunuwen maken deel uit van het zenuwstelsel.
Hersenen: deel van het centrale zenuwstelsel en de schedelholte
Ruggenmerg: deel van het centrale zenuwstelsel binnen de wervelkolom.
Zenuw: bundel uitlopers van zenuwcellen, omgeven door bindweefsel.
Zintuigstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het zintuigstelsel.
Het zintuigstelsel zorgt ervoor dat we de buitenwereld kunnen waarnemen.
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het uitscheidingsstelsel.
Dit stelsel zorgt ervoor dat vieze of schadelijke stoffen uit het lichaam worden verwijderd.
Tot het uitscheidingsstelsel behoren de nieren, de urineleider, de blaas en de plasbuis.
Hormoonstelsel
Een voorbeeld van een orgaanstelsel is het hormoonstelsel.
Het hormoonstelsel bestaat uit hormoonklieren. Deze klieren geven hormonen af aan het bloed. Je hebt hormonen die de groei beïnvloeden, je hebt hormonen die invloed hebben op de voortplanting en je hebt bijvoorbeeld hormonen die effect hebben of de stofwisseling.
In de afbeelding zie je de ligging van enkele hormonen.
Een orgaan is een deel van een levend wezen (dier of plant), dat een bepaalde taak heeft. De organen zorgen ervoor dat het lichaam functioneert.
Video: organen
Het grootste orgaan
Weet jij wat het grootste orgaan is van je lichaam? Kijk maar eens naar de onderstaande film:
Iedereen is anders, toch zijn we allemaal opgebouwd uit dezelfde onderd
Iedereen is anders, toch zijn we allemaal opgebouwd uit dezelfde onderdelen. De mens is opgebouwd uit miljarden cellen. Cellen vormen weefsel. Organen zijn opgebouwd uit verschillende weefsels. In een orgaanstelsel werken organen samen. Al die dingen samen vormen een organisme.
Je longen zijn van levensbelang voor het opnemen van zuurstof. Maar stel dat één of beide longen het niet meer doen. Kijk naar het verhaal van Eline en Laura, kijk ook naar de orgaandonatie van Lisa.
Video: orgaandonatie
Dokters kunnen tegenwoordig ontzettend veel. Ze kunnen zieke mensen zelfs een nieuw hart of niewe longen geven! Het nieuwe orgaan wordt dan uit het lichaam gehaald van iemand die overleden is. Die persoon moet daar natuurlijk tijdens zijn leven wel toestemming voor geven. Dat kan door het donorcodicil.
00:00
00:00
Wat vind jij?
Ga naar de website www.donordenkers.nl klik op leerling en kijk een tijdje rond op de website.
Speel de quiz over organen, weefsels en donatie.
Ga ook naar de stellingen.s
Cellen
Cellen
Een organisme bestaat uit cellen. De cellen zelf kunnen er heel verschillend uitzien. Zo zien cellen van planten er heel anders uit dan cellen van mensen en dieren.
Plantaardige cel: een plantaardige cel bestaat uit de volgende onderdelen: bladgroenkorrel, vacuole (blaasje met vocht), celkern, cytoplasma, celwand, celmembraan.
Een plantaardige cel is voor het grootste gedeelte gevuld met vocht in de vacuole. Dat vocht zit in een blaasje met daaromheen het cytoplasma. Bij de meeste planten drijven er groene korrels in het cytoplasma. Deze groene korrels noemen we bladgroenkorrels, deze geven een plant zijn groene kleur. In de bladgroenkorrels zelf vind fotosynthese plaats. Fotosynthese is een proces waarbij een plant met behulp van zonlicht (energie) zijn eigen voedsel maakt.
Dierlijke cel: een dierlijke cel bestaat uit de volgende onderdelen: celkern, cytoplasma, celmembraan.
Een dierlijke cel bestaat voor het grootste gedeelte uit cytoplasma met daaromheen een celmembraan. In het cytoplasma bevind zich de celkern.
Biologen maken tekeningen voor het vastleggen van waarnemingen. Soms is dat een natuurgetrouwe (echte) tekening, soms is dat een schematische (biologische) tekening.
In deze opdracht ga je op zoek naar het verschil tussen een natuurgetouwe tekening en een schematisch tekening.
Natuurgetrouw en schematisch
Je ziet hier een natuurgetrouwe en een biologische tekening.
Net zoals er groei en ontwikkeling bij planten plaatsvind groeien en ontwikkelen mensen (zich)zelf ook.
Sommige ouders houden de groei van hun kinderen bij aan de binnenkant van een deur van de meterkast om de groei per jaar bij te kunnen houden van hun kind.
Als je ieder jaar met je rug tegen de deur aan gaat staan wordt uiteindelijk de groei zichtbaar met streepjes op de deur. Bij ieder streepje wordt de leeftijd erbij geschreven. Deze gegevens kunnen we verwerken in een tabel en een grafiek.
Het arrangement Kennismaken met biologie en verzorging is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Sander Niessing
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2017-04-05 14:48:27
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:
Toelichting
Onderdeel rearrangeerbare leerlijn biologie en verzorging voor klas 1 en 2 van het VMBO KGT. Deze leerlijn is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak biologie. Kenmerken van deze leerlijn: - ten minste werkboekvervangend - in hoge mate interactief - geplaatst in een leerlijn voor één of meerdere leerjaren. Een leerlijn is (definitie SLO) een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden, leidend naar een einddoel. Met het materiaal is een leerlijn voor de leerjaren 1 en 2 voor het vmbo kgt uitgewerkt. De leerlijn biologie en verzorging voor klas 1 en 2 bestaat in het totaal uit 10 thema's. Ieder thema bestaat uit een drie leerroutes.
Feedback, vragen of opmerkingen: Mail naar s.niessing@liemerscollege.nl met opmerkingen, feedback en/of vragen over de leerlijn Biologie en Verzorging.
Onderdeel rearrangeerbare leerlijn biologie en verzorging voor klas 1 en 2 van het VMBO KGT. Deze leerlijn is ontwikkeld op basis van de kerndoelen basisvorming en de door de SLO ontwikkelde inhoud- en leerdoelspecificaties voor het vak biologie. Kenmerken van deze leerlijn: - ten minste werkboekvervangend - in hoge mate interactief - geplaatst in een leerlijn voor één of meerdere leerjaren. Een leerlijn is (definitie SLO) een beredeneerde opbouw van tussendoelen en inhouden, leidend naar een einddoel. Met het materiaal is een leerlijn voor de leerjaren 1 en 2 voor het vmbo kgt uitgewerkt. De leerlijn biologie en verzorging voor klas 1 en 2 bestaat in het totaal uit 10 thema's. Ieder thema bestaat uit een drie leerroutes.
Feedback, vragen of opmerkingen: Mail naar s.niessing@liemerscollege.nl met opmerkingen, feedback en/of vragen over de leerlijn Biologie en Verzorging.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Biologie en verzorging
levend dood levenloos
Van cel tot orgaanstelsel
Organen
van cel tot organisme
Natuurgetrouw of schematisch
Groeien en ontwikkelen
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.