Thema: Vogels vmbo-b34

Thema: Vogels vmbo-b34

Thema: Vogels

Intro

Vogels kijken
Als je in de tuin, in het park of tijdens je rit naar school om je heen kijkt, zie je vast wel eens een vogel. Ken je een paar namen van vogels?

Welke vogels uit dit filmpje heb je weleens gezien?

Je kunt vogels herkennen aan hun uiterlijk. Aan hun kleur van de veren, aan hun vorm of grootte.
Veel vogelliefhebbers herkennen vogels aan hun zang.
Luister maar eens naar deze zangvogels.

Vogelliefhebbers plaatsen weleens een webcam in nesten van vogels.
Zo kun je vanuit je stoel het gedrag van een vogel goed bekijken.
Kijk maar eens: www.beleefdelente.nl

In dit thema gaat het niet alleen over vogels.
Ook andere organismen komen aan bod.

Aan het einde van dit thema maak je examenvragen in ExamenKracht.

Wat ga ik leren?

Kennis
Aan het eind van dit thema kan ik:

K6 Verschillende eters

  • Voorbeelden noemen van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • Verschillen noemen tussen het gebit van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • Verschillen noemen tussen de lengte van het spijsverteringskanaal van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • Met behulp van een voorbeeld uitleggen dat ik aan de snavel van een vogel kan zien welk soort voedsel de vogel eet.

K6 Overlevingsstrategieën

  • Met behulp van een voorbeeld aangeven hoe dieren zich kunnen beschermen tegen vijanden.
  • Met behulp van een voorbeeld aangeven hoe dieren kunnen overleven onder ongunstige omstandigheden.
  • Omschrijven hoe camouflage werkt en wat mimicry is.
  • Het verschil tussen de winterslaap en winterrust uitleggen.
  • Omschrijven wat een wintervacht is.
  • Een voorbeeld noemen van een dier(soort) die in de winter naar het zuiden trekt.

K6 Biotische en abiotische factoren

  • Omschrijven wat wordt bedoeld met milieu (leefomgeving).
  • De begrippen levensgemeenschap, populatie en ecosysteem omschrijven.
  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken biotische factoren en abiotische factoren in een ecosysteem zijn.

K6 Aanpassing aan de omgeving

  • met behulp van voorbeelden omschrijven hoe planten zich beschermen  tegen factoren in hun omgeving.
    Denk aan een droge, natte of donkere omgeving.

K6 Relaties tussen organismen

  • Drie symbiotische relaties beschrijven tussen organismen.
  • Met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat een predator-prooi relatie is.

K6 Voedselweb en voedselketen

  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat producenten, consumenten en reducenten zijn.
  • De begrippen voedselweb en voedselketen omschrijven.
  • Producenten, consumenten en reducenten aanwijzen in een voedselweb.
  • Zelf een voedselketen maken met producenten en consumenten.

K7 Duurzaamheid

  • Met behulp van voorbeelden duidelijk maken wat bedoeld wordt met duurzaamheid.
  • Omschrijven wanneer er sprake is van duurzame landbouw.
  • Omschrijven wat wordt bedoeld met bio-industrie.
  • Voorbeelden van duurzame energiebronnen noemen.
  • Omschrijven wat recycling is.

Vaardigheden
Aan het eind van dit thema kan ik:

  • Een voedselweb maken.
  • Het resultaat van een opdracht/onderzoek in een tabel presenteren.
  • Een onderzoek/practicum uitvoeren en daarvan een verslag maken.
  • Een natuurgetrouwe tekening maken.
  • Het resultaat van een onderzoeksopdracht op een (digitale) poster presenteren.
  • De resultaten van een opdracht/onderzoek met behulp van bijvoorbeeld Powerpoint presenteren.

Wat kan ik al?

Herhaling
Het thema Vogels is het derde thema in leerjaar 3. De theorie uit een aantal modules die je in thema 1 'Het grootste orgaan' en thema 2 'Groene vingers' bent tegengekomen, heb je ook nodig bij de afsluiting van dit thema. Als je twijfelt of je het nog weet, klik de modules hieronder dan nog eens door.

Module

Levenskenmerken

Module

Fotosynthese

Module

Determineren

Module

Bouw van een cel (plant en dier)

Wat ga ik doen?

Het thema Vogels bestaat uit de volgende onderdelen.
In de tabel staat per activiteit hoeveel lessen je ongeveer nodig hebt.

Activiteit

Aantal lessen

Inleiding

 

Wat kan ik straks?

0,5

Wat kan ik al?

2

Wat ga ik doen?

0,5

Modules

 

Module: Verschillende eters

2

Module: Overlevingsstrategieën

2

Module: Biotische en abiotische factoren

2

Module: Aanpassing aan de omgeving

2

Module: Relaties tussen organismen

2

Module: Voedselweb en voedselketen

2

Module: Duurzaamheid

2

Afsluiting

 

Samenvattend

0,5

Eindopdracht: examenvragen Vogels

0,5

Terugkijken

0,5

Totaal:

18 à 19

 

 

Modules

Verschillende eters

Verschillende eters

Intro

Aan het begin van deze module even een opfrisser van je geheugen!

Herbivoren (planteneters), carnivoren (vleeseters), omnivoren (alleseters)...weet jij het nog uit de onderbouw?
Kijk naar de volgende video. Ga daarna aan de slag met deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • voorbeelden noemen van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • verschillen noemen tussen het gebit van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • verschillen noemen tussen de lengte van het spijsverteringskanaal van herbivoren, carnivoren en omnivoren.
  • (met behulp van een voorbeeld) uitleggen dat men aan de snavel van een vogel kan zien welk soort voedsel de vogel eet.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video over de Civetkat. Wat voor soort eter is deze kat?

Stap 3

Bedenk wat voor soort eter een vleermuis is.

Stap 4

Bestudeer de vertering van een koe.

Stap 5

Doe de opdracht 'Snavelstaren'.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Elk dier moet eten om in leven te blijven.
Door te eten krijgt een dier energie en kan zo bewegen, waarnemen, enzovoort.
Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Verschillende eters'.

Verschillende eters

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

 

 

Stap 2: Civetkat

Bekijk het filmpje van baby civetkatten in een dierenopvang in India.

Een baby civetkat drinkt melk.
Maar wat eet een civetkat als hij groter is?

Lees de volgende informatie over de Civetkat

In Azië en Afrika weten ze wel raad met de civetkat.
Ze gebruiken hem daar als huisdier, als muizenvanger, als voedsel en als grondstof voor parfum.
Een gebraden civetkat wordt gegeten in enkele Aziatische landen.
Er is een koffiespecialiteit gemaakt van bonen die de civet uitpoept na het eten van vruchten van de koffieplant.
De geurklieren van de civetkat maken een olieachtige stof met een sterke muskgeur.
Dat geurtje wordt gebruikt in de parfumindustrie.

Stap 3: Vleermuizen

Bekijk het filmpje van een etende vleermuis:

Vleermuizen eten voornamelijk insecten en andere ongewervelde dieren.
Sommige vleermuissoorten eten dikke motten of mestkevers.
Andere soorten eten liever kleine motjes, kevertjes of muggen. Soms eet een vleermuissoort ook fruit.
Doordat vliegen veel energie kost, eten vleermuizen iedere nacht bijna hun eigen gewicht aan dieren.
Bij de dwergvleermuis komt dit neer op zo'n 3.000 muggen per nacht.
Bij zwangere vrouwtjes kan dit oplopen tot 6.000 muggen in één nacht!

Stap 4: Vertering koe

Bekijk de twee video's over het verteren van plantencellen door een koe op SchoolTV.

 

Stap 5: Snavelstaren

Sommige vogels eten insecten, andere vogels eten muizen.
Er zijn vogels die vruchten en zaden eten en er zijn vogels die zowel vlees als plantaardig materiaal eten.
Welke voorkeur een vogel heeft, kun je vaak wel bedenken als je naar de snavel van de vogel kijkt.

Het volgende werkblad komt van de site www.verrijkingsstof.nl.
Het werkblad bevat twee opdrachten over 'snavelstaren'.

Werkblad Snavelstaren

  • Download het werkblad Snavelstaren
  • Maak eerst opdracht 1.
  • Bespreek de antwoorden klassikaal.
  • Maak daarna samen met een klasgenoot opdracht 2.

Bedenk dat bij deze opdracht vaak meerdere antwoorden goed kunnen zijn.
Het belangrijkste is dat je goed naar de verschillende snavels leert kijken.
Je moet goed onthouden dat er een relatie is tussen het soort voedsel dat een vogel eet en de snavel van de vogel.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Vorm snavel
De bek van een vogel is aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de vogels eten. Bijvoorbeeld: haakvormige snavel bij roofvogels en kegelvormige snavel bij zaadetende vogels.

Vorm poten
De poten van een vogel zijn aangepast (adaptatie) aan hun leefomgeving. Bijvoorbeeld: reiger met lange poten om door ondiep water te waden en eend met zwemvliezen om goed te kunnen zwemmen.

Vorm lichaam
Vorm van het lichaam is aangepast (adaptatie) aan de functie. Bijvoorbeeld: een gestroomlijnd lichaam van dieren die in het water leven en/of jagen, zoals de dolfijn en pinguïn, om goed te kunnen zwemmen.

Vorm kiezen
Kiezen zijn aangepast (adaptatie) aan het voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben plooikiezen, carnivoren hebben knipkiezen en omnivoren hebben knobbelkiezen.

Spijsverteringsstelsel
Orgaanstelsel bestaande uit organen die samen zorgen voor de spijsvertering. Spijsverteringsorganen zijn o.a. de maag, alvleesklier, dunne darm en dikke darm.

Herbivoren
Planteneters; eten alleen plantaardig voedsel. Bijvoorbeeld: konijn, koe, gans, bladluis.

Carnivoren
Vleeseters; eten alleen dierlijk voedsel (o.a. vlees, vis en insecten). Bijvoorbeeld: kat, wolf, mol, egel, haai, spin.

Omnivoren
Alleseters.  Benaming voor organisme dat zowel plantaardig als dierlijk voedsel eet. Bijvoorbeeld: varken, mens, kakkerlak.

De lengte van het spijsverteringsstelsel
Lengte van darmkanaal, ook wel spijsverteringsstelsel, is aangepast (adaptatie) aan voedsel dat de dieren eten: herbivoren hebben een lang darmkanaal om planten te kunnen verteren en carnivoren hebben aan een korter darmkanaal voldoende.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je de verschillende soorten eters omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Hoelang ben je met de opdracht bezig geweest?
  • Inhoud
    Wat vond je van de opdracht 'Snavelstaren'?
    Had je al eens eerder op zo'n manier naar de snavels van vogels gekeken?
  • Examenopgaven
    Veel examenopgaven bij deze opdracht.
    Heb je ze allemaal gemaakt? Ging het goed?

Overlevingsstrategieën

Overlevingsstrategieën

Intro

De natuur heeft verschillende manieren bedacht om dieren te laten overleven.
Slimme manieren om te overleven noem je overlevingsstrategieën.

Er zijn verschillende overlevingsstrategieën.

In deze video zie je een voorbeeld. Bespreek na het kijken met een klasgenoot op welke manier de dieren in deze video slim proberen te overleven.

Kennen jullie ook nog meer voorbeelden van overlevingsstrategieën?

Ga nu verder met de rest van deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • met behulp van een voorbeeld aangeven hoe dieren zich kunnen beschermen tegen vijanden.
  • met behulp van een voorbeeld aangeven hoe dieren kunnen overleven onder ongunstige omstandigheden.
  • omschrijven hoe camouflage werkt en wat mimicry is.
  • het verschil tussen de winterslaap en winterrust uitleggen.
  • omschrijven wat een wintervacht is.
  • een voorbeeld noemen van een dier(soort) die in de winter naar het zuiden trekt.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video en doe de sleepoefening 'Wintervacht bij schapen'.

Stap 3

Maak een collage over camouflage.

Stap 4

Bekijk de video over nachtvlinders en kijk wat hun overlevingsstrategie is.

Stap 5

Bedenk waarom vogels naar het zuiden trekken.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgave die past bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

In de module 'Overlevingsstrategieën' staan verschillende eigenschappen die dieren hebben om zich te beschermen tegen vijanden centaal.
Ook kijk naar eigenschappen van dieren om moeilijke perioden, zoals de winter, door te komen.

Bestudeer in de Kennisbank het onderdeel 'Overlevingsstrategieën'.

Overlevingsstrategieën


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Wintervacht

Mensen gebruiken wol als grondstof. Wol bestaat uit zachte dunne haren en wordt daarom gebruikt om kleding en dekens van te maken. Wol is vaak afkomstig van schapen, maar ook wol van een kasjmiergeit, angorakonijn en alpaca (kleine lama) is goed te gebruiken. Hiervoor moet eerst een dier geschoren worden. Daarna volgen andere bewerkingen zoals reinigen, spinnen en verven.

Bekijk de video en maak daarna de sleepoefening.

 

Stap 3: Camouflage

Veel dieren maken gebruik van camouflage om zich te beschermen tegen andere dieren. Ze maken gebruik van bepaalde kleuren of vormen waardoor ze tegen een bepaalde achtergrond bijna helemaal wegvallen.

Bij camouflage is dus eigenlijk sprake van gezichtsbedrog.

Je doet deze opdracht samen met een klasgenoot. Ga samen op zoek naar de mooiste voorbeelden van camouflage bij dieren en maak hiervan een (online) collage.

Kies minstens vijf dieren uit de volgende lijst:

Wandelende tak

Spitskopslang

Peper-en-zoutvlinder

Moerassneeuwhoen

Reuzennachtzwaluw

Kikkers

Bidsprinkhaan

Sneeuwuil

Stone flounder (Engelse naam)

Spinnen

Fazant

Zeepaard

Sneeuwpanter

Bladstaartgekko

Wandelend blad


Verzamel van de dieren van jullie keuze foto's waarin duidelijk te zien is hoe het dier gebruik maakt van camouflage.
Verzamel bij elke foto de volgende informatie:

  • De naam van het dier.
  • Waar komt het dier voor? In welk land of werelddeel?
  • Wat is het leefgebied van het dier? Leeft het in het water of op het land?
    Welke achtergrond heeft het dier nodig, zodat het niet opvalt?

Maak de collage. Kijk voor tips en tools over het maken van een collage in de Gereedschapskist.

Klaar?
Laat je collage beoordelen door één of twee klasgenoten.

Collage maken

Een collage bestaat uit knipsels die op een ander papier geplakt zijn en samen een nieuwe afbeelding vormen.

 

Stap 4: Nachtvlinders

Maak deze stap in tweetallen. 
Wist je dat er twee groepen vlinders zijn? De dagvlinders en de nachtvlinders.
Vliegen dagvlinders alleen overdag en de nachtvlinders alleen ’s nachts?
Nee, er bestaan ook nachtvlinders die overdag vliegen.
Bekijk het filmpje:

Je kunt het verschil tussen een dag- en een nachtvlinder zien aan de manier waarop ze hun vleugels vouwen.
En aan de vorm van hun voelsprieten. Je ziet ook verschillen in kleur.​

Verwerk alle antwoorden tot een verslag of een presentatie.

Verslag schrijven

Een verslag is een goede manier om een onderzoek te beschrijven dat je hebt uitgevoerd.        

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Stap 5: Vogeltrek

Bekijk de video. Daarin krijg je informatie over de vogeltrek. 

Mensen zijn warmbloedig.
Dat betekent dat onze lichaamstemperatuur constant
dezelfde temperatuur heeft. Bij zoogdieren is dat ook
het geval maar bij vissen, amfibieën of reptielen niet.
Zij zijn koudbloedig.

Kijk naar de uitleg in de volgende video over de lichaamstemperatuur van onder andere vogels. Bespreek na het kijken met een klasgenoot waarom sommige vogels niet naar het warme zuiden hoeven te trekken. 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Wintergasten
Vogels die in de winter in Nederland verblijven.

Broedgebied
Het gebied waar vogels naartoe trekken om hun eieren te leggen.

Snelheid
Hoe snel iets/iemand gaat. Snelheid van een organisme kan belangrijk zijn om aan predators te ontsnappen. Bijvoorbeeld: haas.

Schutkleur
Een vorm van camouflage: de kleur (of vorm) valt weg tegen de achtergrond of het landschap. Vorm van aanpassing om het organisme te beschermen tegen vijanden. Bijvoorbeeld: wandelende tak.

Wintervacht
Een aanpassing van vogels of zoogdieren waarbij zij veren of de vacht vervangen. Veel vogels hebben een zomerkleed en een winterkleed. Door het winterkleed zijn de vogels klaar voor een trektocht en/of om de winter te overleven.

Vogels ruien ook om een opvallend verenkleed te krijgen voor de balts en de voortplanting. Zoogdieren hebben een zomer- en een wintervacht als aanpassing aan wisselende temperaturen.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je een aantal verschillende overlevingsstrategieën noemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd alle stappen kunnen doen?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
  • Begrippenlijst
    Bekijk de begrippenlijst. Kun je alle begrippen ook in eigen woorden uitleggen?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgave gemaakt? Ging het goed?

Biotische en abiotische factoren

Biotische en abiotische factoren

Intro

In de onderbouw heb je geleerd over biotisch en abiotische factoren.
De volgende video frist je geheugen even op. Ga daarna aan de slag met de rest van de module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • omschrijven wat wordt bedoeld met milieu (leefomgeving).
  • de begrippen levensgemeenschap, populatie en ecosysteem omschrijven.
  • met behulp van voorbeelden duidelijk maken biotische factoren en abiotische factoren in een ecosysteem zijn.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video en schrijf alle biotische factoren op die in de video benoemd worden.

Stap 3

Maak een verslag van het onderzoek 'Zonlicht'.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgave die past bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Biotisch en abiotisch


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Abiotische factoren

Stap 3: Zonlicht

Werk hierbij in tweetallen.
Wat is de invloed van zonlicht op de groei van bladeren? Wat denk je?
In dit practicum werk je met een kompas. Weet je hoe een kompas werkt?
Zo niet, kijk dan even naar deze video. 

Hoe werkt een kompas?
Een magnetisch gemaakte naald wijst altijd naar het noorden.

Oefen met het vinden van de verschillende windrichtingen voordat je naar buiten gaat!

Onderzoek Zonlicht

  • Download het werkblad zonlicht.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​
  • Lees het onderzoek een keer helemaal door.
  • Stel een hypothese op bij de onderzoeksvraag.
  • Zoek de materialen bij elkaar.
  • Voer het onderzoek buiten uit zoals beschreven.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Leg je waarnemingen in een staafdiagram vast.
  • Beantwoord de onderzoeksvraag.
  • Maak van je onderzoek een verslag.
  • Beoordeel het verslag eerst zelf.
  • Laat het verslag beoordelen door je docent.

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Leefomgeving (milieu)
Niet-levende factoren zoals water, licht, temperatuur en bodem.

Levensgemeenschap
Alle organismen in een ecosysteem.

Populatie
Groep organismen van dezelfde soort in een bepaald gebied.

Biotische factoren
De invloeden van levende organismen op andere organismen.

Abiotische factoren
Alle niet-levende invloeden op organismen.

Ecosysteem
Min of meer begrensd deel van de natuur als een geheel van biotische (levende) en abiotische (niet-levende) factoren.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je voorbeelden van biotische en abiotische factoren noemen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Heb je in de 2 uur die voor deze opdracht staan alle stappen kunnen zetten?
  • Inhoud
    Ben je tevreden over het verslag dat je hebt gemaakt over het onderzoek 'Zonlicht'.
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgave gemaakt? Ging het goed?

Aanpassing aan de omgeving

Planten en hun omgeving

Intro

In de onderbouw heb je geleerd over de manieren waarop planten zich aan kunnen passen aan hun omgeving.
Weet jij het nog? Kijk maar eens naar de volgende video.

Ga daarna aan de slag met deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • met behulp van voorbeelden omschrijven hoe planten zich beschermen tegen factoren in hun omgeving.
    Denk aan een droge, natte of donkere omgeving.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Doe de oefening 'Aanpassingen van de Saguaro'.

Stap 3

Bekijk de video over aanpassingen van planten aan hun omgeving.

Stap 4

Doe de oefening 'Bromelia's'.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenvraag bij deze module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 1 à 2 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Aanpassing aan de omgeving'.

Planten en hun omgeving

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

Stap 2: Saguaro

In de woestijn is weinig water en veel zon.
Woestijnplanten zijn aangepast om in deze omstandigheden te kunnen leven.
De saguaro op de foto is zo'n woestijnplant.
Hij is niet alleen aangepast om te kunnen leven met weinig water en veel zon, hij heeft ook maatregelen genomen om niet opgegeten te worden door planteneters.

Stap 3: Planten en hun omgeving

Stap 4: Bromelia's

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Huidmondjes
Opening in bladeren waardoor gassen (zuurstof, koolstofdioxide, waterdamp) in en uit de plant kunnen gaan.

(Vaat)plant
Landplanten met vaatbundels (houtvaten en bastvaten).

Wortels
Ondergronds deel van een plant met de functies: water en mineralen uit de bodem opnemen, reservestoffen opslaan en de plant vastzetten in de grond.

Zuurstof
Molecuul bestaat uit twee zuurstof atomen; gas dat ontstaat bij fotosynthese in planten en nodig is voor verbranding.

Luchtkanalen
Luchtkanalen brengen zuurstof naar de wortels, omdat er in moeras weinig zuurstof is. Op deze manier wordt het verkrijgen van zuurstof makkelijker voor de plant.

Fotosynthese
Proces waarbij water en koolstofdioxide met behulp van zonlicht worden omgezet in suikers (glucose). Dit gebeurt in planten (bladgroenkorrels).

Licht
Licht is een kiemingsfactor en kan bij een tekort de groei van een plant dus ook beperken.

Klimplanten
Klimplanten zijn planten die zich optrekken aan muren of andere planten, waardoor ze meer energie overhouden om te groeien. Dat verklaart de hoge groeisnelheid van klimplanten.

Hechtwortels
Wortels die in staat zijn zich te hechten aan dood materiaal.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Ga na of je kunt aangeven hoe een plant zich aanpast aan een droge, natte of donkere omgeving.

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor de opdracht staat 1 à 2 uur. Klopt dat?
  • Inhoud
    Je hebt gezien hoe planten zich aanpassen aan hun omgeving.
    Kun je een voorbeeld bedenken van hoe mensen zich aanpassen aan hun omgeving?
  • Examenopgaven
    Bij deze opdracht maar één examenopgave. Heb je hem gemaakt?

Relaties tussen organismen

Relaties tussen organismen

Intro

Voor mensen is het fijn als je samen kunt leven zonder dat je last hebt van een ander.

Datzelfde geldt ook voor dieren en planten.
Dieren en planten kunnen samenleven zonder last te hebben van elkaar.

Ze kunnen ook samenleven en op die manier elkaar beter en sterker maken, maar het kan ook zijn dat de één een negatieve invloed heeft op de ander.

Wist je trouwens dat er op ons mensen heel veel bacteriën leven waar we voordeel van hebben? En van al die bacteriën hebben wij voordeel. Een goede manier van samenleven dus!

Kijk maar eens naar de volgende video. Ga daarna aan de slag met de rest van deze module.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • drie symbiotische relaties beschrijven tussen organismen.
  • met behulp van een voorbeeld duidelijk maken wat een predator-prooi relatie is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video of de zeeanemoon en de heremietkreeft en beschrijf hun relatie.

Stap 3

Ga door het beantwoorden van vragen, na welke samenlevingsvormen er zijn bij landbouwhuisdieren.

Stap 4

Verzamel info over roofdieren en presenteer die informatie.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Er zijn geen examenopgaven bij deze module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je 2 à 3 lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Dat er verschillende relaties tussen organismen mogelijk zijn, lees je in het onderdeel 'Relaties tussen organismen' in de Kennisbank biologie.

Relaties tussen organismen

 

Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

 

Stap 2: Heremietkreeft en zeeanemoon

Een heremietkreeft verbergt zijn zachte achterlijf in een leeg slakkenhuis.
Op het slakkenhuis leeft vaak een zeeanemoon.

Met zijn netelcellen jaagt de zeeanemoon de vijanden van de heremietkreeft weg.
De zeeanemoon en de kreeft leven in symbiose.

Bekijk de video van SchoolTV over beide dieren. Beantwoord daarna de vraag.

 

Stap 3: Samenlevingsvormen

Stap 4: Predator en prooi

Bekijk de video:

Hierin zie je een leeuw (predator) met een prooi.

In Nederland leven geen leeuwen, behalve in dierentuinen.
In de Nederland leven wel andere roofdieren in de vrije natuur.
De vos is het bekendste roofdier. De das is het grootste roofdier in Nederland.
Ook de hermelijn, de boommarter, de bunzing en de wezel komen hier voor.
Je ziet roofdieren niet snel. Ze zijn nogal schuw.
De roofdieren in Nederland zijn meestal slanke dieren met kleine oortjes en snorharen.

Roofdieren jagen als het bijna donker is. Hun neus, oren en snorharen zijn de belangrijkste zintuigen.
Daarmee sporen ze hun voedsel op.
Vaak hebben roofdieren scherpe klauwen, waarmee ze hun prooi kunnen grijpen.
Met hun sterke gebit kunnen ze het gevangen dier doden.
Door hun slanke bouw kunnen roofdieren hun prooi besluipen en kunnen ze zich goed verstoppen.
Welke prooi hoort bij de genoemde predators (roofdieren)?

In drietallen:

  • Verdeel de volgende roofdieren over je groepje
    • vos
    • das
    • hermelijn
    • boommarter
    • bunzing
    • wezel
  • Zoek van elk roofdier de prooidieren op.
  • Maar hiervan samen een (digitale) poster of presentatie.
  • Overleg met je docent hoe en wanneer je de poster toon of de presentatie geeft.

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Presentatie maken

Jezelf op een goede manier presenteren is een belangrijke vaardigheid in deze maatschappij. Je laat zien waar je mee bezig bent geweest, waar je je in hebt verdiept en welke kennis je hebt opgedaan. Powerpoint of Prezi zijn programma's die jou kunnen helpen om informatie te presenteren.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Competitie
Concurrentie (strijd) tussen organismen om bijvoorbeeld water, licht of voedsel. De concurrerende organismen kunnen van dezelfde soort zijn of van verschillende soorten.

Symbiose
Langdurig samenleven van twee organismen van verschillende soorten, waarbij de samenleving minstens één van de organismen voordeel biedt. Bijvoorbeeld: parasitisme.

Zaadverspreiding
Verspreiding van zaden over een groter gebied, met kans op een gunstigere standplaats om uit te groeien tot (kiem)plant.

Kan op verschillende manieren: door wind, water, dieren of mensen of door de plant zelf.

Insecten
Groep van geleedpotigen met zes poten, met duidelijk kop, borst en achterlijf. Bijvoorbeeld: libellen, wandelende takken en vliegen.

Predator
Roofvijand, dier dat actief op zoek gaat naar een prooi. Bijvoorbeeld: tijger, haai, spin.

Parasieten
Organisme dat in of op een organisme van een andere soort leeft en zich in stand houdt ten koste van dat andere organisme. De soort die nadeel ondervindt, is de gastheer. Bijvoorbeeld: hoofdluis, lintworm.

Saprofyt
Organisme dat zich voedt met dode (delen van) andere organismen. Bijvoorbeeld: bepaalde soorten bacteriën en schimmels.

Epifyten
Zijn organismen die op levende planten groeien zonder hieraan voedsel te onttrekken.

Mycorrhiza
Een samenlevingsvorm van schimmel en wortel.

Kwal
Voorbeeld van een holtedier.

Koraal
Voorbeeld van een holtedier.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je verschillende relaties tussen organismen omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 2,5 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd ook stap 4 kunnen doen?
  • Inhoud
    Was de inhoud van de opdracht nieuw voor je of wist je het meeste al?
    Schrijf op wat nieuw voor je was.
    Deze module heeft veel moeilijke woorden. Heb je vaak gebruik moeten maken van de begrippenlijst?
  • Examenopgaven
    Er waren geen examenopgaven bij deze module.

Voedselweb en voedselketen

Voedselweb en voedselketen

Intro

In de natuur draait alles om eten of gegeten worden.

Ook wij mensen maken deel uit van de voedselketen.
Kijk voor je begint aan deze module de volgende korte video van SchoolTV.

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat producenten, consumenten en reducenten zijn.
  • de begrippen voedselweb en voedselketen omschrijven.
  • producenten, consumenten en reducenten aanwijzen in een voedselweb.
  • zelf een voedselketen maken met producenten en consumenten.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Voer het practicum 'Haftenlarven' uit.

Stap 3

Bekijk de video en voer dan het practicum 'Wormenbak' uit.

Stap 4

Doe de praktische opdracht over de Oostvaardersplassen.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je drie lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel:

Voedselweb en voedselketen


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Practicum Haftenlarven

Haften noem je ook wel eendagsvliegen.
Dit komt omdat ze als volwassene (vaak hooguit een dag) leven.
De larven leven veel langer, meestal ongeveer een jaar.

De volwassen mannetjes zie je weleens als een grote dansende zwerm boven het water.
De paring met een vrouwtje vindt plaats in de lucht.
Het vrouwtje laat haat eieren vallen terwijl ze boven het water.
Uit de eieren komen haftenlarven.
Haftenlarven zijn meestal herbivoor. Ze eten algen en plantenafval.
Volwassen eendagsvliegen eten niet. Hun mond is daarvoor niet te gebruiken.

Practicum Haftenlarven

  • Download nu het practicum haftenlarven
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...) of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beantwoord de vragen.
  • Beoordeel eerst zelf de schematische tekening.
  • Laat de tekeningen vervolgens beoordelen door je docent.

 

 

Natuurgetrouwe tekening maken

In een natuurgetrouwe tekening verwerp je veel meer details dan in een schematische tekening. Je zorgt ervoor dat je het object zo realistisch mogelijk weergeeft.

 

Beantwoord de vragen uit het practicum ook hieronder.

Stap 3: Wormen

Maak deze stap in groepjes.
Je onderzoekt hoe afvaleters en reducenten groente en fruitafval afbreken tot compost.
Je maakt hiervoor een wormenbak.
Bekijk eerst het volgende filmpje:

 

Practicum Wormen

  • Download nu het practicum wormenbak
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).​
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Maak gebruik van de informatie in de Gereedschapskist.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beantwoord daarna de vragen.
  • Maak van het practicum een verslag.

 

Schematische tekening maken

Met een schematische tekening kun je iets duidelijk weergeven. In tegenstelling tot natuurgetrouwe tekeningen bevat een schematische tekening weinig details.

 

Natuurwetenschappelijk verslag maken

Schrijf je een verslag van een onderzoek voor biologie of NaSk, dan wordt dit een natuurwetenschappelijk verslag genoemd. Het is hierbij vooral belangrijk dat het doel van je onderzoek en de manier waarop je het uitvoert zo duidelijk mogelijk wordt weergegeven. Het schrijven van zo’n verslag gebeurt in verschillende stappen.

 

Stap 4: Oostvaardersplassen

Je hebt in de vorige stappen geoefend met producenten, consumenten en reducenten en kunt ze in een voedselketen herkennen. Deze begrippen ga je nu toepassen.
Je maakt zelf een voedselweb van de Oostvaardersplassen.
Daarna leer je hoe je dit voedselweb omzet in een piramide van aantallen.

Bekijk eerst als introductie het filmpje:

Praktische opdracht Oostvaardersplassen

  • Download nu het werkblad Voedselweb Oostvaardersplassen.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het werkblad een keer helemaal door.
  • Zoek de benodigdheden bij elkaar.
  • Loop de stappen door zoals ze staan in de werkwijze.
  • Maak het voedselweb en de voedselpiramide.
  • Laat de eindproducten beoordelen door je docent.

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Voedselweb
Geheel van voedselrelaties binnen een levensgemeenschap.

Voedselketen
Een keten van eten en gegeten worden, waarbij elk organisme een voedselbron is voor een volgend organisme. Een voedselketen begint altijd met een plant (producent). Bijvoorbeeld: gras → rups → koolmees.

Plaagdier
Een plaagdier is een bepaald soort organisme dat veel voorkomt en zich snel voortplant, waardoor het een bedreiging voor het voortbestaan van andere soorten vormt.

Producenten
Organismen (planten) die zelf voedsel maken; planten maken door fotosynthese suikers (voedsel) van koolstofdioxide, water en zonlicht.

Consumenten
Organismen die andere organismen als voedsel gebruiken.

Reducenten
Reducenten staan aan het eind van de voedselketen en leven van dode planten en dieren.

Dierlijke plankton
Dierlijk plankton bestaat uit kleine diertjes in zee.

Plantaardig plankton
Plantaardig plankton bestaat uit kleine plantjes in zee.

Voedselpiramide
Een grafische afbeelding waarin verschillende organismen van een voedselketen zijn weergegeven, met de producenten (planten) onderaan en predatoren (roofdieren/carnivoren/vleeseters) bovenin. De piramidevorm geeft het verlies van organische stoffen en energie aan in iedere stap van de keten.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Ben je ongeveer 3 uur met de opdracht bezig geweest?
    Heb je in die tijd alle stappen kunnen doorlopen?
  • Inhoud
    Heb je de film 'De Nieuwe Wildernis' over de Oostvaardersplassen gezien?
    Wat vond je van de film? Waarom past de film zo goed bij deze opdracht?
  • Examenopgaven
    Heb je alle drie de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Duurzaamheid

Duurzaamheid

Intro

Als introductie op deze module maak je de SchoolTV quiz over duurzaamheid.

Vergelijk jouw resultaat met dat van een klasgenoot. Wat weet jij al van duurzaamheid?

De winkel ligt vol met eten.
Dit wordt over de hele wereld geproduceerd.
Om de hele wereldbevolking te kunnen voeden, is er veel voedsel nodig.
Hoe zorgen we ervoor dat iedereen genoeg eten heeft?

Start quiz

Wat kan ik straks?

Aan het eind van deze module kan ik:

  • (met behulp van voorbeelden) duidelijk maken wat bedoeld wordt met duurzaamheid.
  • omschrijven wanneer er sprake is van duurzame landbouw.
  • omschrijven wat wordt bedoeld met bio-industrie.
  • voorbeelden van duurzame energiebronnen noemen.
  • omschrijven wat recycling is.

Wat ga ik doen?

Activiteiten

Aan de slag

Stap

Activiteit

Stap 1

Je bestudeert het Kennisbankitem dat past bij dit onderdeel en test je kennis.

Stap 2

Bekijk de video's en doe het practicum Bioplastic.

Stap 3

Maak een poster over het gebruik van plastic tasjes.

Afronding

Onderdeel

Activiteit

Samenvattend

Hier vind je de begrippenlijst die hoort deze module.

Examenopgaven

Maak de examenopgaven die passen bij de module.

Terugkijken

Terugkijken op de module.


Tijd
Voor deze opdracht heb je twee lesuren nodig.

 

Aan de slag

Stap 1: Kennisbank

Bestudeer uit de Kennisbank biologie het onderdeel 'Duurzaamheid'.

Duurzaamheid


Test je kennis
Beantwoord de volgende vragen over de theorie in de Kennisbank.

 

Stap 2: Practicum bioplastic

Op deze aardbol maken we ieder jaar zo’n 280 miljard kilogram plastic.
Plastic wordt gemaakt van aardolie. Aardolie is een fossiele brandstof.
Bekijk het filmpje:

Kleine diertjes en plantjes in de zee hebben miljoenen jaren
geleden gezorgd voor het ontstaan van aardolie. Dat gebeurde
doordat op de laag plankton een dikke laag zand en klei kwam.
De bewegingen van de aarde, de temperatuur en de druk van
de dikke laag zorgden ervoor dat plankton veranderde in aardolie.


En wat is dan plastic? Bekijk het filmpje:

Kunststoffen zoals plastics zijn niet-natuurlijke stoffen.
Ze worden door de mens gemaakt uit aardolie.


Maar je hebt geen aardolie nodig om een polymeer te maken. Het is helemaal niet moeilijk is om je eigen bioplastic te maken.
Bijvoorbeeld van aardappels.

Practicum Bioplastic

  • Download nu het practicum Bioplastic.
    Maak een kopie van het werkblad in je eigen omgeving (Bestand - Een kopie maken...)
    of download het werkblad (Bestand - Downloaden als).
  • Lees het practicum een keer helemaal door.
  • Zoek de materialen bij elkaar.
  • Voer het practicum uit zoals beschreven onder de werkwijze.
  • Beantwoord de vragen onder het kopje Resultaat.

Stap 3: Plastic tasjes

Wereldwijd gebruiken we in de supermarkt ongeveer 500 biljoen plastic tasjes per jaar.
Dat zijn dus 500.000.000.000.000 tasjes!
Dit zijn een miljoen tasjes per minuut!
Dit zijn 300 tasjes per persoon per jaar!

Bekijk het filmpje:


In Nederland zijn dit ongeveer 420 miljoen tasjes per jaar. Deze plastic tasjes worden gemaakt van aardolie.
Dit heeft een heleboel nadelen.

  • Ga in tweetallen op zoek naar een aantal nadelen van het gebruik van plastic tasjes.
    Denk hierbij aan de voorraad aardolie op de wereld, de productie van tasjes en de gevolgen voor het milieu.
  • Maak gebruik van de bronnen.
  • Wat zijn mogelijke oplossingen om het aantal plastic tasjes te verminderen?
    Zijn bioplastic-tassen een goede oplossing?
  • Zet jullie ideeën op een rijtje.
  • Maak van je gevonden gegevens een informatieposter.
  • Hang deze op in het lokaal of deel de (digitale) poster online.

Bronnen:

Poster maken

Op een informatieve poster kun je laten zien wat de belangrijkste delen van de lesstof zijn. Ook kun je weergeven hoe bepaalde delen zich tot elkaar verhouden.

 

Afronding

Begrippenlijst

Hier vind je de begrippenlijst die hoort bij deze opdracht.

Duurzaamheid
rekening houden met mensen, welvaart en aarde bij alles wat je doet, zonder de toekomst van de aarde in gevaar te brengen.

Bio-industrie
Vee-industrie. De industrie die met zoveel mogelijk efficiëntie dierlijke producten produceert.

Recycling
Ander woord voor 'hergebruik'.

Natuurlijk evenwicht
Het evenwicht dat heerst als de mens niet de natuur ontbreekt.

Alternatieve energiebronnen
Energiebronnen waarbij de energie opgewekt wordt door natuurlijke krachten. Voorbeelden: windenergie, waterkracht, zonne-energie, energie uit de bodem.

Cradle to cradle
Het idee dat er geen afval overblijft doordat alles wat de mens maakt gerecycled wordt.

Examenopgaven

Je hebt in deze module veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips

 

Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

Hier vind je de examens van biologie waarmee je kunt oefenen.

Examens vmbo-b34

Terugkijken

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • Lees de leerdoelen van deze opdracht nog eens door.
    Kun je het begrip duurzaamheid omschrijven?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Bij de activiteiten stond dat je 2 uur met de opdracht bezig zou zijn.
    Klopt dat?
  • Inhoud
    Als je boodschappen doet krijg je bijna nergens meer een plastictasje.
    Gebruik jij nog wel eens een plastic tasje? Zo ja, schrijf op wanneer wel?
  • Examenopgaven
    Heb je de examenopgaven gemaakt? Ging het goed?

Afsluiting

Samenvattend

Hier vind je de Kennisbankitems bij dit thema.

Examenvragen

Je hebt in zeven modules veel theorie bestudeerd en veel opdrachten gemaakt.
In de afsluiting ga je aan de slag met examenvragen over dit onderwerp. Lees eerst de tips.

Tips


Van de examenvragen kan de voortgang worden bijgehouden op ExamenKracht.
Vraag verdere instructies aan je docent.

 

VMBO-B34 2018-TV1

VMBO B34 2018-TV1 Vraag 36

VMBO-B34 2019-TV1

VMBO B34 2019-TV1 Vraag 4

VMBO-B34 2021-TV1

VMBO B34 2021-TV1 Vraag 15
VMBO B34 2021-TV1 Vraag 19
VMBO B34 2021-TV1 Vraag 27

VMBO-B34 2021-digitaal examenvariant 1

VMBO B34 2021-digitaal exvariant 1 Vragen 5-8

VMBO-B34 2021-digitaal examenvariant 2

VMBO B34 2021-digitaal exvariant 2 Vragen 1-3

Terugkijken

Intro

  • Kijk nog eens naar de intro van het thema. Sluit de intro goed aan bij het thema?
    Waarom wel/niet?

Kan ik wat ik moet kunnen?

  • De leerdoelen van dit thema vind je onder het kopje 'Wat ga ik leren?'
    Lees die leerdoelen nog eens door. Kun je wat je moet kunnen?

Hoe ging het?

  • Tijd
    Voor dit thema was ongeveer 18 uur gepland.
    Klopt dat met het aantal uur dat je met dit thema bezig bent geweest?
  • Modules
    Kijk nog eens naar de titels van de modules.
    Passen alle modules bij de intro van het thema? Welke wel en welke niet?
  • Inhoud
    Niet alle modules waren helemaal nieuw.
    Een deel van de stof heb je in klas 1 of 2 ook al behandeld?
    Schrijf twee onderwerpen op die helemaal nieuw waren.
  • Examenvragen
    Heb je de examenvragen gemaakt? Ging het goed?
  • Het arrangement Thema: Vogels vmbo-b34 is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    VO-content
    Laatst gewijzigd
    2025-11-06 22:37:55
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 4.0 Internationale licentie.

    Het thema 'Vogels' is ontwikkeld door auteurs en medewerkers van StudioVO.

    Fair Use
    In de Stercollecties van StudioVO wordt gebruik gemaakt van beeld- en filmmateriaal dat beschikbaar is op internet. Bij het gebruik zijn we uitgegaan van fair use. Meer informatie: Fair use

    Mocht u vragen/opmerkingen hebben, neem dan contact op via de helpdesk VO-content.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Toelichting
    Dit thema valt onder de arrangeerbare leerlijn van de Stercollecties voor biologie voor vmbo-b34. Dit thema gaat over vogels en bevat 7 onderwerpen. Het eerste onderwerp is verschillende eters, hierbij kan je voorbeelden noemen van herbivoren (planteneters), carnivoren (vleeseters) en omnivoren (alleseters) en kan je de verschillen tussen het gebit van herbivoren (snijtanden, maalkiezen en plooikiezen), carnivoren (snijtanden, hoektanden en kniptanden) en omnivoren ((knobbel)kiezen, hoektanden en snijtanden) benoemen . Je kan de verschillen in de lengte van hun spijsverteringskanaal benoemen (van de herbivoren is dit heel lang). Ook kan je uitleggen aan de hand van een snavel van een vogel wat voor soort voedsel ze eten (pincetsnavel bij insecteneters, kegelsnavel bij zaadeters, zeefsnavel bij planktoneters, scheur- of haaksnavel bij vleeseters en priemsnavel bij vogels die hun eten uit de bodem/modder halen). Het tweede onderwerp gaat over overlevingsstrategieën, hierbij kan je aangeven hoe dieren zich kunnen beschermen tegen vijanden (snelheid, gif, schutkleur of camouflage en mimicry) en kunnen overleven in ongunstige omstandigheden (winterslaap, winterrust, wintervacht) . Ook kan je omschrijven hoe camouflage werkt en wat mimicry is. Je weet wat het verschil is tussen een winterslaap en een winterrust en weet wat een wintervacht is. Ook kan je een voorbeeld geven van een dier wat in de winter naar het zuiden trekt (trekvogel). Het derde onderwerp is biotische en abiotische factoren, hierbij weet je wat er word bedoeld met milieu (leefomgeving) en kan je de begrippen levensgemeenschap (biotische factoren in een ecosysteem), populatie (en ecosysteem omschrijven. Ook kan je met een voorbeeld duidelijk maken wat biotische (levende, zoals; planten, dieren, schimmels en bacteriën) en abiotische (niet levend, zoals; temperatuur, hoeveelheid licht, aanwezigheid van water en de samenstelling van de bodem) factoren in een ecosysteem zijn. Het vierde onderwerp is aanpassing aan de omgeving, hierbij leer je hoe planten zich kunnen beschermen tegen factoren in hun omgeving, zoals een droge (minder en kleinere huidmondjes, water opslaan in de stengel en grote wortels), natte (luchtkanalen) en donkere omgeving (klimplanten met hechtwortels). Het vijfde onderwerp is de relatie tussen organismen, hierbij kan je drie symbiose relaties beschrijven tussen organismen (parasieten, commensalisme en mutualisme) en kan je uitleggen wat een prooi-predator relatie is. Het zesde onderwerp is voedselweb en voedselketen, hierbij kan je uitleggen wat producenten (, consumenten en reducenten zijn en het begrip voedselweb (hierin kan je zien welke organismen een voedselrelatie met elkaar hebben, bestaat uit meerdere voedselketen) en voedselketen (een keten van een plant, een planteneter en een vleeseter) omschrijven. Ook kan je de producenten (zijn planten, maken hun eigen voedingsstoffen), consumenten (bestaat uit dieren, eten planten en andere dieren) en reducenten (leven van dode planten of dieren zoals schimmels en bacteriën) aanwijzen in een voedselweb en zelf een voedselketen maken met producenten en consumenten. Het laatste onderwerp is duurzaamheid, hierbij kan je duidelijk maken wat er word bedoeld met duurzaamheid, weet je wanneer er sprake is van duurzame landbouw en kan je bio-industrie omschrijven. Je kan ook voorbeelden van duurzame energiebronnen (energie uit waterkracht, zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa en energie uit de bodem) opnoemen en je kan recycling omschrijven.
    Leerniveau
    VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 4; VMBO basisberoepsgerichte leerweg, 3;
    Leerinhoud en doelen
    Dynamisch evenwicht; Biologie; Instandhouding en ontwikkeling;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
    Studiebelasting
    19 uur 0 minuten
    Trefwoorden
    arrangeerbaar, biologie, biotische en abiotische factoren, duurzaamheid, overlevingsstrategieën, stercollectie, verschillende eters, vmbo-b34, voedselweb en voedselketen, vogels

    Gebruikte Wikiwijs Arrangementen

    VO-content - Kennisbanken. (z.d.).

    Kennisbank Biologie - blauw

    https://maken.wikiwijs.nl/147184/Kennisbank_Biologie___blauw

    VO-content Biologie. (2020).

    Biotische en abiotische factoren vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73587/Biotische_en_abiotische_factoren__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Duurzaamheid vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73590/Duurzaamheid__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Overlevingsstrategieën vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73580/Overlevingsstrategie_n__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Planten en hun omgeving vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73584/Planten_en_hun_omgeving__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Relaties tussen organismen vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73585/Relaties_tussen_organismen__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Verschillende eters vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73578/Verschillende_eters__vmbo_b34

    VO-content Biologie. (2020).

    Voedselweb en voedselketen vmbo-b34

    https://maken.wikiwijs.nl/73586/Voedselweb_en_voedselketen__vmbo_b34

  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.