Tijdens het doorwerken van de lessen kom je vragen en opdrachten tegen.
Sommige kun je op de computer maken en sommige schrijf je op in je werkboekje.
Vragen die in een kader staan met rode letter, moet je in je werkboek invullen. Bijvoorbeeld:
Zwerfafval is:
Om de vragen te beantwoorden zal je informatie moeten vinden. Dit doe je via de links in dit arrangement naar websites, filmpjes en presentaties.
Zorg dus dat je elke les je laptop meeneemt en oortjes of een koptelefoon!
We gaan regelmatig werken met kaarten en ook naar buiten om met een app op je mobiel informatie te verzamelen die we dan op de computer verder verwerken.
Elke week hebben we 2 lessen. Na het afronden daarvan schrijf je voor jezelf een samenvatting in het werkboek en maak je een weektoets op de computer. Je mag pas door naar het volgende hoofdstuk als je de samenvatting hebt gemaakt en een voldoende hebt gehaald voor die toets.
Veel plezier met de lessen over het thema Mens & Mileu.
Kaarten
In deze lessenserie gaan we vaak werken met kaartmateriaal. Dit doen we omdat kaarten je inzicht kunnen geven in patronen en processen die je moeilijk (of helemaal niet) kunt zien als je alleen de tekst of de cijfers hebt.
Een mooi voorbeeld hiervan is de kaart die door Snow is gemaakt in 1854 van de cholera uitbraak in Londen. Cholera is een besmettelijke ziekte, waarvan men toen dacht dat die verspreid werd door de vieze lucht die in Londen hing.
Alle slachtoffers van cholera werden in die tijd opgeschreven in tabellen (zoals het voorbeeld hieronder). In de tabel kan je zien hoeveel slachtoffers er per adres of per wijk aan cholera zijn overleden. Maar veel meer informatie is hier ook niet uit te halen.
Dokter John Snow komt op het idee om alle sterfgevallen op een kaart van Londen in te tekenen, samen met de waterpompen in die omgeving. Hij heeft namelijk het vermoeden dat de besmetting niet door de lucht gaat, maar via het drinkwater. Elk dodelijk slachtoffer wordt ingetekend met een streepje op het adres waar deze woonde.
De kaart die hij maakte zie je hieronder afgebeeld (de slachtoffers zijn de rode streepjes en de waterpompen zijn de blauwe rondjes):
Toen hij dat gedaan had, werd al snel duidelijk dat rondom de pomp op Broad Street de meeste slachtoffers zijn gevallen. Dat leidde ertoe dat deze pomp werd afgesloten en het aantal gevallen van cholera meteen sterk afnam. Met dit eenvoudige voorbeeld wordt heel mooi duidelijk dat informatie op een kaart gebruikt kan worden om patronen zichtbaar te maken die je moeilijk of zelfs niet kunt zien met tabellen en teksten. Informatie die gebonden is aan een locatie en die je dus ergens op een kaart kunt plaatsen noemen we geografische informatie.
Tegenwoordig hebben we de beschikking over GIS-systemen (Geografische Informatie Systemen). Dit zijn informatiesystemen waarin deze geografische informatie wordt opgeslagen, bewerkt en geanalyseerd. Hiermee kunnen we allerlei relaties leggen tussen dingen op een kaart en de tabellen die daarbij horen.
Hieronder zie je een moderne versie van de kaart van Snow, gemaakt met een dergelijk GIS-systeem. Een voordeel van zo'n systeem is dat er ingewikkelde rekenmodellen op de gegevens kunnen worden losgelaten waardoor relaties nog beter zichtbaar gemaakt kunnen worden.
In de lessenserie gaan we biologische onderwerpen bestuderen met gebruikmaking van kaarten. Je zult zien dat dat heel handig kan zijn.
Opdracht
Klik op de onderstaande link en bekijk het filmpje:
Voor de volgende les gaan jullie zelf gegevens verzamelen met een app op je mobiel.
Hiervoor moet je het volgende doen:
1. Installeren van pdf-maps en GoogleEarth op je mobiel (dit heb je al gedaan als het goed is)
2. Open pdf-maps en klik (in het tabblad MAPS) op het plusje (+).
3. Klik op FROM DROPBOX en blader naar de kaart MLHJ_50v
4. Klik op IMPORT
=>
=>
5. De kaart MLHJ_50v is nu in de app geladen. Klik er op.
6. Je ziet een blauw bolletje op de kaart. Dat is waar je mobiel nu is.
Jullie moeten voor de volgende les pdf-maps aanzetten als je naar school komt. Je zet de app aan op het moment dat je de deur uit gaat en stopt de app als je op school aankomt (de app gebruikt alleen je GPS en heeft geen internetverbinding nodig).
Pak dus nu je mobiel en installeer pdf-maps als je dat nog niet hebt gedaan. Wat je moet doen als je naar school komt staat beschreven in je werkboekje. Dit kan je morgen al doen. Lees door wat je moet doen en zorg dt je het begrijpt. Gaat het niet helemaal goed, dan kan je het overmorgen nog eens proberen.
Heb je geen smartphone, vertel dat dan aan je docent.
Les 2: De mens en het milieu (week 4.4.2)
Afhankelijkheid
De mens is afhankelijk van het milieu waarin hij leeft, maar heeft ook invloed op dit milieu. Milieuproblemen ontstaan als mensen niet altijd zorgvuldig met het milieu omgaan.
In dit thema leer je de voornaamste oorzaken en gevolgen van deze milieuproblemen. Ook leer je wat er wordt gedaan om het milieu te beschermen en hoe je daar zelf aan kan meehelpen.
Bekijk de onderstaande video en beantwoord daarna de vragen:
Iedereen gebruikt een stukje van de aarde. Als we allemaal op 1 uit zouden komen, dan komen we dus net toe met de aarde die we hebben. Als je op meer dan 1 uitkomt, en iedereen zou leven zoals jij doet, dan is de aarde dus te klein voor de mensen die er op wonen.
Hoe groot is jouw voetafdruk? Met de voetafdruktest kun je uitrekenen hoeveel aardbollen je nodig hebt. Klik op de link en doe de test.
Als je jouw voetafdruk vergelijkt met die van de gemiddelde Nederlander, zie je dan grote verschillen?
Er is ook een top 5 tips. Welke kies jij en waarom juist die?
Ga hier met je teamgenoten 5 minuten over in discussie.
Afronding week 1
Nu je 2 lessen hebt gehad over het thema Mens & Milieu, ga je een samenvatting schrijven over wat je hebt geleerd in deze 2 lessen.
De samenvatting schrijf je in je werkboekje.
Gebruik in je samenvatting minimaal de woorden die daar worden genoemd.
Als je de samenvatting hebt gemaakt, ga je door naar de weektoets. Heb je die voldoende, dan mag je verder met les 3.
De eerste week van de module Mens & Milieu zit erop. Om verder te gaan met de stof van week 2, moet je eerst laten zien dat je de stof van deze week begrijpt. Dat doe je door de onderstaande toets te maken. Scoor je hiervoor voldoende, dan mag je verder met het volgende onderwerp.
Jullie hebben gezien dat de mens afhankelijk is van het milieu voor de energie die hij gebruikt.
De veranderende manier van leven heeft de vraag naar energie in de afgelopen 200 jaar flink doen toenemen.
Aardgas, aardolie en steenkool zijn onze belangrijkste energiebronnen.
fossiele brandstoffen
Aardgas, aardolie en steenkool zijn miljoenen jaren geleden ontstaan uit de resten van dode planten en dieren. We noemen ze daarom fossiele brandstoffen.
Je hebt geleerd dat planten bij fotosynthese de energie uit zonlicht gebruiken om glucose te maken. Uit glucose maken planten allerlei andere stoffen, onder andere de stoffen waaruit ze zelf bestaan.
Bij de verbranding van fossiele brandstoffen komt deze energie weer vrij. We kunnen de energie gebruiken om auto's te laten rijden, huizen te verwarmen of elektriciteit op te wekken. Hierbij ontstaan ook weer koolstofdioxide.
Klik op de onderstaande link en schrijf in je werkboekje de voor- en nadelen op van fossiele brandstoffen
Kernenergie wordt opgewekt door de brandstof uranium te splijten. Dit betkent dat atoomkernen van het uranium worden gesplitst. Hierbij komt er veel energie vrij in de vorm van warmte. Met die warmte wordt in een kernenergiecentrale water verhit waarbij stoom ontstaan. Deze stoom lat turbines draaien en daarmee wordt elektriciteit opgewekt.
Schematische tekening van de werking van een kernreactor
Klik nu op de volgende link en lees hier wat kernenergie is en wat de voor- en nadelen zijn.
Ga nu vijf minuten met elkaar in discussie en neem een standpunt in over het gebruik van kernenergie.
Houdt hierbij rekening met het milieu, de kosten en de eventuele risico's.
Zijn jullie voor of tegen het gebruik van kernenergie, en waarom?
Geef je standpunt door aan de docent.
Het broeikaseffect
Het klimaat op aarde wordt voor een groot deel bepaald door de dampkring (of atmosfeer). De dampkring bestaat uit een mengsel van verschillende gassen en ligt als een laag om de aarde. De gassen laten een deel van de zonnestralen door naar de aarde, waar de stralen worden omgezet in warmte. De aarde straalt deze warmte ook weer uit, maar bepaalde gassen in de dampkring zorgen ervoor dat een deel van die uitgestraalde warmte weer wordt teruggekaatst naar het aardoppervlak. Hierdoor wordt de aarde warmer.
Klik op de onderstaande link en bekijk de animatie. Daarna beantwoord je de vragen.
Op dit moment vindt er een klimaatverandering plaats. Er wordt gesproken van een klimaatverandering als het weertype over een periode van meerdere jaren verandert. Nu is dat een temperatuurstijging.
Of dit alleen het gevolg is van het versterkte broeikaseffect is nog niet helemaal duidelijk. Wel is duidelijk dat de gassen die we uitstoten die het broeikaseffect versterken een bijdrage leveren aan de stijging van de temperatuur.
Doordat het warmer wordt, worden ook de zeeën en oceanen warmer. Water dat warmer wordt zet uit, en neemt dus meer ruimte in, hierdoor stijgt de zeespiegel. Daarbij smelt ook een deel van het landijs op de polen, waardoor de zeespiegel nog meer stijgt.
Wereldwijd heeft de temperatuurstijging veel gevolgen:
- Kustgebieden zullen overstromen
- Bepaalde gebieden worden droger waardoor woestijnen groter worden
- De landbouw zal in grote gebieden onmogelijk worden waardoor de voedselvoorziening in gevaar kan komen
Voor Nederland heeft dit ook gevolgen. Bekijk het filmpje en beantwoord de vraag in je werkboek
Schrijf in je werkboek de maatregelen op die Nederland kan nemen om zich voor te bereiden op de klimaatverandering.
Welke maatregelen worden genomen om Nederland aan te passen aan de klimaatverandering?
Duurzame energie
Omdat de voorraad fossiele brandstoffen op raakt en deze brandstoffen vervuilend zijn voor het milieu, wordt er steeds meer gebruik gemaakt van duurzame energie.
Duurzame energie is energie die geen milieuvervuiling veroorzaakt en waarbij de energiebron niet opraakt. Voorbeelden hiervan zijn energie uit biobrandstoffen (biomassa), windenergie, zonne-energie en waterkracht.
Het grootste deel van de duurzame energie die in Nederland wordt opgewekt, komt uit biomassa.
Biomassa bestaat uit energierijke stoffen van organisch materiaal zoals hout, groente- fruit- en tuinafval, mest en plantaardige olie.
Biomassa kan als brandstof worden gebruikt om elektriciteit mee op te wekken. Bij de verbranding ontstaat weliswaar koolstofdioxide, maar die is door planten tijdens hun groei ook uit de lucht opgenomen. Daardoor stijgt de hoeveel koolstofdioxide in de lucht niet.
Sommige planten worden speciaal gekweekt om biobransstoffen te maken. Van suikerriet kan bijvoorbeeld alcohol worden gemaakt, die als brandstof kan dienen om speciale auto's mee te laten rijden. Ook kan olie gehaald worden uit zonnebloemen, koolzaad en oliepalmen. Uit deze olie kan biodiesel worden gemaakt.
Deze eerstegeneratie biobrandstoffen zijn gemaakt uit voedsel. Om gewassen voor biobrandstof te verbouwen is veel landbouwgrond nodig. Er blijft dan minder grond over om voedsel te verbouwen. Veel mensen vinden daarom het verbouwen van planten voor biobrandstof niet duurzaam.
Vormen van duurzame energie
De volgende link gaat naar een eenvoudig spelletje waar 9 verschillende vormen van duurzame energie gelinkt moeten worden aan de juiste plaatjes.
Van deze 9 zul je er al een aantal kennen. Een aantal zal je kennen, maar de naam is soms erg technisch. En een aantal zullen ook nieuw voor je zijn.
Vul nu de tabel in je werkboek in over vormen van duurzame energie
Keuzeopdracht
De komende lessen ga je met je team ook werken aan een presentatie die je aan het eind van deze lessenserie gaat geven aan je klasgenoten. Het onderwerp van deze presentatie kiezen jullie zelf.
In les 8 van dit arrangement staan 7 onderwerpen waar je uit kunt kiezen. Elk onderwerp mag maar door 1 groep worden uitgewerkt.
1. Ga naar les 8 en lees daar wat de bedoeling is.
2. Ga nu met je groep in overleg en kies een opdracht die je wilt gaan doen (kies ook 2 reserves, want je weet niet of eerste keuze ook kan)
3. Geef je keuzes door aan de docent
4. Als je onderwerp bekent is (of goedgekeurd als je een eigen idee hebt), maak dan een planning (in les 8 van je werkboekje is daar ruimte voor)
5. Als de planning klaar is maak je een taakverdeling
Stap 1 t/m 4 moeten aan het eind van de volgende les duidelijk zijn, anders heb je niet genoeg tijd om de presentatie af te ronden.
Verdieping
Je hebt al een keer met pdf-mpas gewerkt. Hiervoor kreeg je een kaart en "maakte" je een route door de GPS-track aan te zetten tijdens je reis naar school.
Je kan ook op een andere manier informatie toevoegen.
In deze verdiepingsopdracht over energie maak je een informatielaag voor GoogleEarth met de plaatsen waar energie wordt geproduceerd in Nederland.
Het is de bedoeling dat je zelf zoveel mogelijk probeert uit te zoeken en zo min mogelijk aan de docent vraagt. Loop je echt helemaal vast dan ga je naar de docent, maar probeer eerst zelf wat knopjes in pdf-maps uit.
Wat heb je nodig:
1. Pdf-maps op je mobiel
2. de kaart van Nederland als ondergrond om in pdf-maps te laden
3. Een kaartje met de locaties van de energieproducenten in Nederland
De kaartjes staan in de map "verdieping_energie" die je hebt geplaatst in je dropbox map.
wat moet je doen:
1. Start pdf-maps en importeer de kaart NL_OSM.
2. Bekijk het kaartje NL_energie.pdf (niet in pdf-maps). Hier zie je de locaties van de centrales die energie opwekken in Nederland.
3. Plaats deze locaties op je kaart van Nederland in pdf-maps door er een speld op te zetten.
4. Geef elke speld een kleur (elke soort centrale een andere kleur) en zet de naam van de locatie erbij.
5. Als je klaar bent exporteer je de gegeven naar je dropbox als KML.
6. Open GoogleEarth en open daar je KLM bestand vanuit dropbox.
Gefeliciteerd!, Je hebt nu zelf informatie toegevoegd aan GoogleEarth
Les 4: Voedselproductie (week 4.5.2)
Je hebt gezien dat de wereldbevolking nog steeds groeit. Al die mensen moeten eten. De landbouw zorgt er voor dat dit voedsel er is.
Landbouw is alle activiteiten waarbij het natuurlijk milieu wordt aangepast voor de productie van planten en dieren voor menselijk gebruik.
Er zijn drie soorten landbouw: Akkerbouw, veelteelt en tuinbouw. De planten die in de akkerbouw en tuinbouw worden verbouwd, heten voedingsgewassen. De dieren die in de veelteelt worden gehouden noemen we landbouwhuisdieren.
Akkerbouw Veelteelt Tuinbouw
De landbouw is de laatste 50 jaar sterk verandert. Tot 1950 waren er vooral gemengde bedrijven. Boeren deden aan akkerbouw en veeteelt. Tegenwoordig zie je veel meer dat bedrijven zich specialiseren in 1 van de 3 soorten van landbouw.
Akkerbouw
Akkerbouw
Akkerbouwbedrijven zijn vaak grote bedrijven met veel grond. Meestal wordt er op een akker maar 1 soort gewas verbouw zoals aardapplen of tarwe. We noemen dit een monocultuur. Monoculturen bieden grote voordelen voor bedrijven:
- Er kunnen grote machines gebruikt worden om de bodem te bewerken en om te oogsten
- De gewassen kunnen goedkoop worden verbouwd
- Hierdoor levert een akker veel op.
Monoculturen hebben echter ook nadelen:
- Er staat veel voedsel voor insecten, met een grote kans op insectenplagen
- Planten staan dicht op elkaar, waardoor ziekteverwekkers zich makkelijk verspreiden
- Er moeten veel chemische gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt
- De bodem raakt snel uitgeput, waardoor veel (kunst)mest moet worden gebruikt.
De chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen kunnen in het grondwater terecht komen en zo het drinkwater vervuilen.
Veeteelt
Veelteelt werd in Nederland oorspronkelijk bedreven op bedrijven waar het vee liep te grazen in de velden. Tegenwoordig hebben veel veehouderijen weinig grond. Deze manier van veelteelt heet intensieve veehouderij, ook wel bio-industrie genoemd.
Deze bedrijven verbouwen het voedsel voor het vee niet zelf, maar importeren dat voor een groot deel uit het buitenland.
Voordelen van de bio-industrie zijn dat er op een kleine ruimte veel dieren kunnen worden gehouden. Hierdoor heb je een hoge productie van vlees, melk of eieren.
Intensieve melkveehouderij
De bio-industrie heeft ook nadelen. Er onstaat een mestoverschot, omdat de bedrijven meer mest produceren dan ze zelf nodig hebben.
Daarbij hebben steeds meer mensen er problemen mee dat er te veel dieren in een te kleine ruimte zitten. Sommige organisaties (zoals de dierenbescherming) zetten zich in voor betere leefomstandigheden van dieren in de bio-industrie. Het beter-leven keurmerk laat bijvoorbeeld zien of een kip tijdens zijn leven voldoende ruimte heeft gehad. In de verdiepingsstof van deze les gaat het over keurmerken.
Tuinbouw
Vroeger werden gewassen buiten in de open grond verbouwd. Dit noemen we tuinbouw in de open grond. Tegenwoordig worden veel tuinbouwgewassen in kassen verbouwd. Dit noemen we glastuinbouw.
Tuinbouw in de open grond Glastuinbouw
In de kassen die in de glastuinbouw worden gebruikt kan de tuinbouwer zorgen voor gunstige omstandigheden voor de groei van planten. Hierdoor kan de kas veel voedsel produceren en kunnen voedingsgewassen het hele jaar door worden verbouwd.
Deze manier van werken kost wel erg veel energie. In de winter moeten de kassen warm worden gestookt. En de lampen die in de kassen vaak aan zijn, om genoeg licht voor de planten te maken zodat ze goed groeien, kosten veel elektriciteit.
Biologische landbouw
Je hebt gezien dat de intensieve landbouw nadelen heeft voor het milieu en voor het dierenwelzijn van de landbouwhuisdieren. Steeds meer mensen vinden dat de landbouw rekening moet houden met het milieu en met de dieren.
De biologische landbouw probeert het milieu te sparen en toch voldoende voedsel te produceren.
In plaats van monoculturen wordt hier gewerkt met kleine stukken grond waarin gewassen elkaar afwisselen. Hierdoor is er een kleinere kans op insectenplagen en kunnen ziekteverwekkers zich minder snel uitbreiden.
Ook wordt er vruchtwisseling toegepast. Dat betekent dat er nooit 2 keer achter elkaar op een stuk grond hetzelfde gewas wordt verbouwd. Het voordeel hiervan is dat ziekteverwekkers geen kans krijgen om het volgend jaar het gewas aan te tasten. Ook wordt de bodem minder uitgeput omdat elk gewas net even andere voedingsstoffen nodig heeft.
Voorbeelden van biologische landbouw
Biologische landbouw heeft dus voor- en nadelen. Deze zijn samengevat in de tabel in je werkboek.
Zet in de tabel in je werkboek een kruisje in de juiste kolom: voordeel of nadeel biologische landbouw
Bescherming tegen ziekten en plagen
Natuurlijke plaagbestrijding in de Hoeksche Waard
In deze opdracht gaan jullie zien hoe biologen geografische hulpmiddelen gebruiken om er voor te zorgen dat de boeren in de Hoeksche Waard veel minder chemische bestrijdingsmiddelen hoeven te gebruiken om hun gewassen te beschermen.
Wat doet de bioloog?
De grootste plaag voor de boeren in dit gebied zijn bladluizen.
Het is de taak van de bioloog om uit te zoeken hoe de natuurlijke vijanden van de bladluis kunnen worden ingezet in dit gebied, om de plaag te bestrijden.
In de Hoeksche Waard liggen veel dijken en kreken die ecologisch worden beheerd. Dit betekent dat er veel meer soorten planten groeien en dat dit een aantrekkelijk leefgebied is voor veel dieren. Ook voor de natuurlijke vijanden (rovers) van de bladluis.
figuur 1: Voorbeelden van ecologische beheerde kreken en dijken
De onderzoekers vragen zich het volgende af: als er op meer plekken dit ecologisch beheer wordt toegepast, is het dan mogelijk om rovers in het gebied te krijgen die de bladluizen kunnen bestrijden? Als de boeren de randen van hun akkers en sloten op deze manier zouden beheren, zou dat dan voldoende kunnen zijn?
In een klein deel van de Hoeksche Waard zijn de onderzoekers aan de slag gegaan met deze vragen.
Wat zijn de belangrijkste vragen:
Als de akker- en slootranden zo worden ingericht komen er dan ook rovers?
Hoe groot is het invloedsgebied van deze randen?
Inrichting van de akker- en slootranden
Om de eerste vraag te beantwoorden hebben biologen gekeken naar welke (combinatie) van planten er bij de dijken en de kreken staan waar de rovers leven.
In het onderzoeksgebied zijn de akker- en slootranden op die manier ingericht en daarna is er gekeken of er dan ook rovers komen.
Daarvoor zijn potvallen geplaatst en is er gekeken hoeveel rovers er zitten.
Figuur 2: resultaten van de potvallen
Uit figuur 2 blijkt dat er inderdaad veel rovers voorkomen. Daarnaast komen er ook veel sluipwespen en zweefvliegen op deze leefgebieden af. Ook dit zijn natuurlijke vijanden van bladluizen.
Het invloedsgebied van de ecologisch beheerde akker- en slootranden
Om de 2e vraag te beantwoorden is er gekeken hoever de rovers de gewassen in trekken om de bladluizen op te eten. En er is gekeken hoever de invloed van de vliegende rovers is vanaf de randen.
Uit dit onderzoek blijkt dat de kruipende rovers ongeveer 150 meter ver de gewassen in trekken en dat de vliegende rovers ongeveer 1000 meter invloed uitoefenen, maar dat deze invloed minder sterk is dan die van de kruipende rovers.
Figuur 3: Afstanden invloed rovers
De onderzoekers trekken de volgende conclusies:
Dijken, kreken en bosgebiedjes zijn al goed ingericht voor rovers
Ecologische beheerde akker- en slootranden zijn ook goede leefgebieden voor rovers
150 meter vanaf deze randen is de invloed groot
tot 1000 meter van deze randen is er invloed, maar deze is minder groot
De inzet van GIS (Geografische Informatie Systemen)
Nu gaan jullie GIS inzetten om te kijken of met de door de bioloog verzamelde gegevens de Hoeksche Waard zo ingericht kan worden dat er geen chemische bestrijdingsmiddelen meer nodig zijn.
Een GIS is een systeem waarin informatie in verschillende lagen in een kaart staan en waar je analyses mee kunt uitvoeren. Een analyse is een soort vraag die je aan het systeem stelt. Bijvoorbeeld hoeveel akkerland ligt er binnen een afstand van 150 meter van een slootkant of een kreek.
Hoe ga je dit doen?
Eerst heb je een kaart nodig van het gebied, waarin de elementen staan die als belangrijk naar voren zijn gekomen in het onderzoek:
Kreken, dijken, sloten, bosgebieden en akkers. Deze kaart staat voor jullie klaar.
Open QGIS op je laptop en ervaar hoe je biologische gegevens kan analyseren met behulp van een GIS-systeem.
De onderstaande link is een video waarin precies wordt voorgedaan wat je in QGIS moet doen om deze analyse uit te voeren:
Als je nu alle buffers van 150 meter groen kleurt en allen buffers van 1000 meter oranje, dan heb je een duidelijk beeld of er delen van de Hoeksche Waard zijn die goed worden beschermd door de natuurlijke vijanden van de bladluis, voor een deel en die niet worden beschermd.
Wat heb je aan deze informatie?
Als je nu weet dat er delen zijn die niet of deels beschermd worden door de natuurlijke vijand, heb je 2 mogelijkheden:
1. Je gebruikt op die plekken toch nog een beetje bestrijdingsmiddelen
2. Of je zorgt er voor dat er op die plekken ook een leefgebied ontstaat waar de natuurlijke vijand zich thuis voelt en zich daar kan vestigen.
Je hebt nu een voorbeeld gezien uit de praktijk. In de Hoeksche Waard zijn biologische onderzoekers echt bezig geweest om de boeren te helpen minder bestrijdingsmiddelen te gebruiken bij de bescherming van hun gewassen.
Voorbereiding les 5
De volgende les gaan we buiten een puzzel zoektocht doen (ook wel bekend als geocaching).
Hiervoor moet je op je mobiel in de app pdf-maps de kaart laden die je daarvoor nodig hebt.
Hoe je dat doet staat hieronder beschreven. Zorg ervoor dat zoveel mogelijk groepsleden (minimaal 1, maar 2 of 3 is veel handiger) dit klaar hebben op hun mobiel voor de volgende les. Je hebt een wifi verbinding nodig om de kaart op je mobiel te zetten. Als we naar buiten gaan niet meer en je verbruikt ook geen data.
1. Open de app pdf-maps op je mobiel en klik op het plusje.
2. Selecteer From dropbox en ga naar de plek waar je de kaart hebt neergezet
3. Selecteer de kaart Geocache.pdf en klik op import
4. De kaart wordt nu geladen. Als dat klaar is klik je op de kaart
5. Klik daarna op het speldje met de streepjes
6. Selecteer Import From KML
7. Selecteer het bestand Geocache.kmz en klik op import
8. Er verschijnen nu speldjes op je kaart en je bent klaar op te gaan cachen!
Afronding week 2
Dat was week 2 alweer van de module Mens & Milieu. Schrijf over deze week een samenvatting in je werkboek. De samenvatting gaat over de lessen Energie en Voedselproductie.
De samenvatting schrijf je in je werkboekje.
Gebruik in je samenvatting minimaal de woorden die daar worden genoemd.
Als je de samenvatting hebt gemaakt, ga je door naar de weektoets 2. Heb je die voldoende, dan mag je verder met les 6 (les 5 is een klassikale buitenles)
Zet de app KeurmerkenWijzer van de organisatie milieu-centraal op je mobiel
In Nederland zijn er meer dan 100 duurzaamheidskeurmerken. Sommige zijn goed, maar anderen zijn meer een truc om meer producten te verkopen. De organisatie Milieu Centraal heeft daarom een applicatie voor de mobiele telefoon ontwikkeld, waar deze keurmerken worden beschreven en beoordeeld. De keurmerken worden beoordeeld op milieu, dierenwelzijn, eerlijke handel en controle.
Opdrachten:
Noteer de antwoorden in je werkboek
1. zoek in de categorie Koffie, thee, chocolade het keurmerk dat ook rekening houdt met dierenwelzijn.
Waar richten keurmerken in deze categorie zich meer op?
2. Waarom scoort het keurmerk "Dolfijnvriendelijk gevangen tonijn" maar 1 punt op dierenwelzijn?
Je zou denken dat daar een hogere score uit zou moeten komen
3. Welk keurmerk vind je het beste als het gaat om de grondstof hout? Waarom vind je dat?
Les 5: Afval (week 4.6.1)
Deze les gaan we naar buiten onze mobiele telefoons. Die hebben we nodig voor een puzzelzoektocht in de wijk om de school.
De informatie die je nodig hebt voor de zoektocht staat al op je telefoon als het goed is (dat heb je aan het eind van de vorige les gedaan).
Wat gaan we doen:
1. We beginnen met alle groepjes bij het hek van de school. Daar moet je een vraag beantwoorden. Met het juiste antwoord kan je berekenen naar welk volgend punt je moet lopen. Op punt 1 zet iedereen de GPS track recorder aan, en deze blijft de hele tijd aan staan!
2. Op dat volgende punt moet je weer een vraag beantwoorden en met dat juiste antwoord bereken je weer de coordinaten van het volgende punt
3. Zo ga je door totdat je alle punten hebt gehad.
4. Met de informatie die je op de punten hebt verzameld, kan je de code van het slot ontcijferen op het eindpunt.
Tijdens de zoektocht verzamel je al het zwerfafval dat je in de wijk tegenkomt. Zo helpen we met z'n allen ook om de buurt schoon te houden!
Let op: Op de kaart staat een gele grens. Je mag niet buiten deze grens komen. Dit kan je docent achteraf controleren via de GPS track.
Wat neem je mee:
1. Je mobiel
2. Pen en papier
3. Zak om afval in te verzamelen en een prikker
Wat moet je weten over afval
Omdat niet alles aan bod is gekomen tijdens de zoektocht krijg je hier nog een korte samenvatting van wat je over afval moet kennen tijdens de toets:
- Er zijn 2 soorten afval: biologisch afbreekbaar en niet-biologisch afbreekbaar
- Biologisch afbreekbaar afval kan door reducenten worden afgebroken
- Gescheiden afvalinzameling maakt milieuvriendelijke verwerking mogelijk
- Wat wordt er gescheiden ingezameld: GFT (Groente-, Fruit- en tuinafaval); Papier en karton; Glas, blik, plastic en textiel; KCA (Klein Chemisch Afval)
- Gescheiden afval kan worden gestort, verbrand of hergebruikt
- Vormen van hergebruik: Recycling (gebruikt als grondstof voor nieuwe producten) en composteren (mest voor de tuin)
- Wat wordt bedoeld met de plastic soep; Hoe is deze ontstaan en wat zijn de gevolgen voor mens en milieu
Les 6: Natuurbeheer en biodiversiteit (week 4.6.2)
Natuurbeheer gebeurt in Nederland op verschillende niveaus en door verschillende organisaties. Afhankelijk van wat de visie van een organisatie is op natuurbeheer zal dat beheer op een bepaalde manier worden uitgevoerd.
Schrijf in je werkboek wat jij verstaat onder natuurbeheer.
Natuurbeheer is volgens mij:
Een belangrijk doel van natuurbeheer in Nederland is om de biodiversiteit te vergroten.
Schrijf ook op wat bedoeld wordt met biodiversiteit.
Biodiversiteit is:
Er zijn 3 veel toegepaste vormen van natuurbeheer.
Lees de informatie op de volgende wikipedia pagina:
Welke 3 vormen van natuurbeheer worden toegepast in Nederland?
De Oostvaardersplassen is een mooi stukje natuur in de Flevopolder. Waarschijnlijk heb je film de Nieuwe Wildernis wel gezien of heb je er in ieder geval van gehoord. De natuur wordt hier minimaal beheerd. De mens laat hier de natuur voor een groot deel zijn gang gaan.
Klik op onderstaande link en lees het stukje. Beantwoord daarna de vraag
In Nederland wordt het natuurbeheer bepaald door regels die gesteld worden door de Europese Unie en de Nederlandse overheid zelf.
2 belangrijke begrippen hierbij zijn Natura 2000 en de EHS (Ecologische HoofdStructuur).
Natura2000-gebieden vormen in Europa een netwerk van beschermde natuurgebieden. In deze gebieden gelden strenge regels om de natuur zoveel mogelijk te beschermen. In Nederland hebben we ook van deze gebieden. Daarbij hebben we in Nederland EHS gebieden. De EHS bestaat uit kerngebieden met verbindingszones. In de kerngebieden is veel ruimte voor planten en dieren. De verbindingszones zijn stroken land of water die de kerngebieden met elkaar verbinden.
Op de kaart hierboven van de EHS en Natura2000 gebieden in Nederland kan je zien dat ook in de provincie Utrecht veel gebieden liggen die door deze regels beschermd worden.
Vanaf 2017 gaan we in Nederland werken met de nieuwe wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de 3 wetten die nu gebruikt worden voor de natuurbescherming: De flora- en Faunawet, de Boswet en de Natuurbeschermingswet.
Lees de informatie op de website van de Rijksoverheid op de volgende pagina:
en beantwoord met deze informatie de volgende vragen:
De mens heeft vaak bedoeld of onboeld vreemde soorten meegenomen en deze uitgezet in natuur waar ze oorspronkelijk niet voorkomen. Soms gaat dat goed, maar vaak gaat dat ook mis en gebeuren er onbeoelde dingen.
Via onderstaande link lees je een stukje van Freek Vonk over hoe het mis gaat in Australie met de reuzenpad.
Door de activiteiten van de mens is het natuurlijk milieu van veel planten en dieren verdwenen. Ook door de jacht en visserij zijn verschillende planten- en diersoorten uitgestorven. Veel ander soorten worden met uitsterven bedreigd.
Het International Union for Conservation of Nature (IUCN) is ‘s werelds oudste en grootste unie voor natuurbescherming. Ook stelt IUCN jaarlijks de Rode Lijst van bedreigde soorten op. Het WereldNatuurFonds werkt ook met deze lijst en richt zich op de meest bedreigde diersoorten:
Wereldwijd neemt het aantal verschillende ecosystemen af. Het gevolg hiervan is dat de variatie in de natuur afneemt. De diversiteit wordt kleiner. De term biodiversiteit staat dus voor de variatie aan soorten in de natuur.
Natuurbescherming in Nederland is er op gericht om deze diversiteit te verhogen. Dit kan je doen door soorten die zijn verdwenen terug te brengen in de natuur. Herintroductie is het terugbrengen van een dier- of plantensoort in een land.
Mooie voorbeelden hiervan in Nederland zijn de herintroductie van de bever en de otter.
Natuurbeheer: een casus
Je weet nu dat er op Europees en landelijk niveau wetten zijn die de natuur in Europa en ons land beschermen. Maar alleen maar vertellen wat wel en niet mag, is niet voldoende. In ons kleine land moeten we zoeken naar manieren om zo goed mogelijk als mens en dieren samen te leven.
De aspect dat daar ook bij komt kijken, is dat wilde dieren soms ook een gevaar voor de mens kunnen zijn. Je kan dan de dieren afschieten, maar beter is om manieren te zoeken die de gevaren voor de mens beperken en de natuur zo "wild" mogelijk laten zijn.
Jullie gaan in de volgende opdracht kijken hoe informatie verzameld en gebruikt kan worden om bepaalde beslissingen te nemen die het mogelijk maakt om mens en natuur zo goed mogelijk samen te laten leven.
Je hebt gezien hoe boswachters informatie verzamelen over herten op de Veluwe met behulp van halsbanden die sms-jes versturen naar een computer.
Staatsbosbeheer gebruikt deze informatie om hun gebieden goed in te kunnen richten voor deze dieren.
Groennetwerk en Natuurmonumenten verzameld informatie over aanrijdingen die plaatsvinden met wild in Nederland. Dat is heel vervelend voor de dieren, ze gaan dood, of misschien wel erger, ze raken gewond waardoor ze langzaam dood gaan.
Voor de mensen is het ook gevaarlijk. Een aanrijding met een hert of een wild zwijn kan heel veel schade aanrichten. Voor een motorrijder kan het zelf dodelijk zijn.
In je werkboek staan 3 mogelijke oplossingen. Bespreek met je leerteam in ongeveer 5 minuten de voor- en nadelen van elk van deze oplossingen.
Zelf aan de slag met kaarten
We gaan weer kijken naar een praktijkvoorbeeld. Deze keer ben je iemand van de provincie Gelderland die er voor moet zorgen dat er minder aanrijdingen zijn met wild op de wegen in de Veluwe.
Om een idee te krijgen welke maatregelen je moet nemen, geef je eerst opdracht om het probleem in kaart te brengen. Je wilt de volgende vragen beantwoord hebben:
1. Op welke soort wegen is het probleem het grootst?
2. Welke weg op de Veluwe moet het eerst veilig gemaakt worden omdat daar de meeste ongelukken gebeuren?
Je gaat eerst nadenken welke informatie je nodig hebt om deze vragen te kunnen beantwoorden.
Op welk soort weg denk je dat de meeste aanrijdingen met wild plaatsvinden?
Start nu QGIS en op het project "aanrijdingen.qgs".
Je ziet een kaart van de Veluwe en links zie je dat er nog een aantal lagen uitstaan.
Om het overzichtelijk te houden zet je de laag 'ondergronden' uit en de lagen 'Wegen_Veluwe' aan.
Je ziet dat de wegen zijn ingedeeld naar de type weg (snelweg is paars, hoofdweg is oranje enz.)
Er zijn een aantal organisaties die bijhouden waar aanrijdingen met wild hebben plaatsgevonden. Van deze organisaties heb je het bestand gekregen met deze informatie. Aan de plek van de aanrijding kan je ook zien op welke weg dit is gebeurd. Zet de laag 'Aanrijdingen' ook aan.
Om de eerste vraag te beantwoorden moet je nu de bolletjes van dezelfde kleur optellen. Dan weet je op welk soort weg de meeste aanrijdingen zijn gebeurd.
Maar je begrijpt wel dat 1 voor 1 gaan tellen niet de meest snelle oplossing is. We hebben de gegevens immers in een GIS-systeem zitten!
Klik met je rechtermuisknop op de laag 'Aanrijdingen'. Er verschijnt een menuutje. Klik hier op 'Aantal objecten tonen'.
Nu moet je de eerste vraag precies kunnen beantwoorden:
De tweede vraag: Welk stukje van de Veluwe moet het eerst veilig gemaakt worden omdat daar de meeste ongelukken gebeuren? gaan we beantwoorden door een heatmap te maken van de laag met aanrijden.
Dit soort kaart heb je al een keer gezien in les 1. Daar werd een heatmap gemaakt van het aantal cholera-slachtoffers. Een heatmap is een kaart waar de concentratie van punten wordt aangegeven met een bepaalde kleur.
In dit geval dus: Hoe meer aanrijdingen in een gebied, hoe donkerder de kleur.
Zet de laag 'Aanrijdingen heatmap' aan.
Je ziet nu meteen in welk gebied de meeste aanrijdingen plaatsvinden. Zoom in op dit gebied en zoom in op de weg met de meeste aanrijdingen.
Zet nu de laag ondergronden weer aan en als het goed is kun je lezen over welke weg het gaat.
Op welke weg in de Veluwe vinden de meeste aanrijdingen plaats?
De eerste stap is nu gezet naar een veiliger wegennet in de Veluwe. Jij kan met de resultaten van je onderzoek naar het provinciale bestuur van Gelderland en hun vertellen dat de meeste ongelukken gebeuren op hoofdwegen en dat er snel iets moet gebeuren op de plek waar de meeste aanrijdingen plaatsvinden.
Een vervolgonderzoek moet dan worden gestart naar wat de beste maatregelen zijn die ongelukken kunnen voorkomen.
Kunnen jullie zelf al een paar mogelijke oplossingen bedenken?
Mogelijke oplossingen om aanrijdingen te voorkomen:
Afronding week 3
En dat was week 3. Schrijf over deze week weer een samenvatting in je werkboek. De samenvatting gaat over de lessen Afval en Natuurbeheer en diversiteit.
De samenvatting schrijf je in je werkboekje.
Gebruik in je samenvatting minimaal de woorden die daar worden genoemd.
Deze week maken we geen toets, omdat we volgende week beginnen met een diagnositsche toets over het hele thema.
Verdieping
In Nederland worden grote stukken natuur soms doorsneden door grote wegen. Dit is gevaarlijk voor dieren en mensen zoals je hebt gezien in deze les. Om er voor te zorgen dat dieren veilig over kunnen steken hebben we op veel plaatsen zogenaamde ecoducten gemaakt.
Bekijk de volgende film en beantwoord daarna de vragen over ecoducten:
Les 7: Diagnostische toets en presentatie (week 4.7.1)
Vandaag doen we klassikaal een digitale diagnostische toets.
Deze doe je op je laptop of op je mobiel.
Je krijgt bij elke vraag meteen te zien of je deze goed of fout hebt beantwoord, en krijgt daarbij uitleg.
In je werkboekje zit een tabel, waar je kan aankruisen wat je al wel goed begrijpt en wat je nog wat meer moet leren. Zo kan je je beter op de toets voorbereiden.
Het is geen wedstrijd en je hebt alle tijd. Doe het rustig aan en leer ervan.
Ga naar:
m.socrative.com
Room = spW363Lp
Vul je echte naam in (dan kan de docent later zien of hij je nog ergens mee kan helpen) en wacht tot de docent de toets start.
Als je klaar bent ga je met je leerteam verder met de voorbereiding voor de presentatie van je keuze-opdracht.
Les 8: Presentaties (week 4.7.2)
Vandaag presenteren jullie de onderwerpen die jullie hebben onderzocht aan de rest van de klas.
Dit doen we in een marktvorm. Dit gaat als volgt:
- Er zijn 6 leerteams, die elk aan hun eigen tafeltje 5 keer dezelfde presentatie geven
- Telkens geven 2 of 3 personen van elk leerteam een presentatie voor 2 tot 3 personen van een ander leerteam
- Degene die de presentaties volgen, maken aantekeningen voor het hele team
- Deze aantekeningen zijn ook onderdeel van de stof die je moet leren voor de toets!
- De presentaties duren 5 minuten
- Na vijf minuten gaat er een bel en draaien de bezoekende teams een tafel door
- De laatste 2 rondes wisselen de presentatie-gevers en de presentatie-bezoekers van plek
- Iedereen in een leerteam heeft dus een aantal presentaties gegeven en een aantal bezocht
Nummer de leden van je leerteam van 1 t/m 5. Als je op onderstaande link klikt, zie je het schema waarin staat wat elk temalid in elk van de 5 rondes moet doen:
In les 6 staat een artikel van Freek Vonk over de introductie van de reuzenpad in Australie en wat daar mis is gegaan.
Dit is een voorbeeld van de introductie van een exotisch organisme in een ecosysteem waar het oorspronkelijk niet in thuis hoort.
Opdracht:
- Zoek naar voorbeelden in Nederland waar exoten zijn geintroduceerd.
- Geef minimaal 1 voorbeeld waarin het goed is gegaan en 1 voorbeeld waarin het fout is gegaan
- Verwerk dit in een aantrekkelijke presentatie die duidelijk uitlegt wat de introductie van exoten is en wat de gevolgen kunnen zijn.
4. De ijsbeer
Het plaatje van een ijsbeer op een kleine ijsschots is het symbool geworden van de huidge klimaatverandering. Als je voor deze opdracht kiest, maak je een presentatie over de klimaatveranderingen van dit moment. Er zijn mensen die zeggen dat we anders moeten gaan leven omdat we de aarde onleefbaar maken. Terwijl anderen beweren dat het helemaal niet komt door de invloed van de mens. Wat nou is waar?
De opdracht:
- Maak een presentatie waarin de voor- en tegenstanders van het idee dat de mens verantwoordelijk is voor de klimaatverandering aan bod komen
- De presentatievorm kies je zelf: een poster, PowerPoint, filmpje
- Beschrijf wat de gevolgen zijn van de huidige klimaatveranderingen voor de ijsbeer (leefgebied, voedsel ed.)
- Kunnen wij mensen iets doen om de klimaatverandering te stoppen en zo het leefgebied van de ijsbeer te behouden?
5. Organiseer een duurzame vakantie
Een vakantie is al snel een grote aanslag op het milieu en zorgt er voor dat je ecologische voetafdruk een stuk groter wordt.
Ver weg met het vliegtuig, daar een jeep huren en door de natuur racen, logeren in een resort waar een stuk oerwoud voor gekapt is...
Maar uiteraard kan het ook anders.
Jullie presentatie gaat over een vakantie die duurzaam is.
In de presentatie moeten in ieder geval de volgende aspecten aan de orde komen:
- Welke keuzes maken jullie om de duurzaamheid te vergroten?
- Waar blijkt uit dat deze keuzes duurzaam zijn?
- Wat zijn de kosten in vergelijkbaar met het niet duurzame alternatief
- De presentatie is aantrekkelijk en overtuigd mensen om deze vakantie te gaan boeken
Als je dit onderwerp kiest, maak je zelf een vergelijkbare speurtocht met dit programma over een onderwerp dat met het thema Mens & Milieu te maken heeft.
De speurtocht doen we dan niet, maar je presenteert je applicatie zodat duidelijk wordt wat de bedoeling is.
Je mag de docent om technische hulp vragen (bijvoorbeeld voor de ondergrond kaart en hoe het programma werkt), maar de inhoud bepalen julie helemaal zelf. Het buiten uitzetten van de speurtocht mag je niet tijdens lesuren doen. het verwerken van de informatie uiteraard wel.
De speurtocht moet voldoen aan de volgende eisen:
- Moet uitvoerbaar zijn (dus moet helemaal af zijn)
- Mag niet langer duren dan 45 minuten (te voet)
- Moet in de omgeving van de school plaatsvinden (laat dit checken door de docent)
- Moet iets toevoegen aan de lesstof die we in dit thema behandelen
Maak eerst een opzet en laat deze goedkeuren door de docent voor je echt begint.
7. Is palmolie voor biodiesel duurzaam?
WebQuest Palmolie als biobrandstof
Palmolie als biobrandstof. Het klinkt erg duurzaam om in plaats van fossiele brandstoffen te zoeken naar CO2 neutrale alternatieven.
Maar is palmolie als biobrandstof wel zo duurzaam? Met je leerteam ga je op internet op zoek naar informatie die je verwerkt in een presentatie.
Voor de presentatie kan je kiezen uit de volgende 2 vormen:
1. Een filmpje
2. Een PowerPointpresentatie die je zelf van commentaar voorziet
Wat moet er in jullie presentatie voorkomen:
- Hoe werkt palmolie als biobrandstof
- Hoe wordt het gewonnen
- Wat is daarvoor nodig
- Waarom is het wel, of waarom is het niet duurzaam
- Wat vinden jullie zelf
Kies een standpunt: wel of niet duurzaam. En maak je presentatie zo, dat je mensen probeert te overtuigen van jullie mening.
Je kan bij het maken van je presentatie gebruik maken van de volgende bronnen:
Het arrangement Mens en Milieu 2HV MLHJ is gemaakt met
Wikiwijs van
Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt,
maakt en deelt.
Auteur
Marc Bel
Je moet eerst inloggen om feedback aan de auteur te kunnen geven.
Laatst gewijzigd
2016-08-23 12:37:50
Licentie
Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding 3.0 Nederlands licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding vrij bent om:
het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.
Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten
terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI
koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI
koppeling aan te gaan.
Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.
Arrangement
Oefeningen en toetsen
Weektoets 1
Weektoets 2
IMSCC package
Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.
Oefeningen en toetsen van dit arrangement kun je ook downloaden als QTI. Dit bestaat uit een ZIP bestand dat
alle
informatie bevat over de specifieke oefening of toets; volgorde van de vragen, afbeeldingen, te behalen
punten,
etc. Omgevingen met een QTI player kunnen QTI afspelen.
Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en
het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op
onze Developers Wiki.