DU 1V Guten Appetit Sprechen Gruppe A

DU 1V Guten Appetit Sprechen Gruppe A

Sprechen

Einleitung

Einleitung - Inleiding
Hier übst du das Sprechen.
Du hast schon gelernt, wie du dich auf Deutsch vorstellen, über deine Wohnung und Wohnumgebung, Haustiere und deinen Tagesablauf sprechen kannst.

Hier ga je je spreekvaardigheid oefenen en verbeteren.
Je hebt al geleerd hoe je je in het Duits kunt voorstellen, hoe je over je woning en woonomgeving, huisdieren en je dagindeling vertelt.


In dit thema spreek je over:

  • Essen und Trinken. - eten en drinken.
  • was dir schmeckt und was nicht. - wat je lust en niet lust.
  • ein Rezept. - een recept.

Mit den Aufgaben, die du machst, bereitest du dich weiter auf die Sprachaufgaben am Ende des Themas vor.
Met deze opdrachten bereid je je op de afsluitende taaltaak voor.

Succes!
Viel Erfolg!

Lerntipp Sprechen (1)

Lerntipp Sprechen

Vor dem Sprechen:
  • Lies die Aufgabe gut durch.
  • Überlege, welche Wörter du wissen musst.
  • Schreibe NICHT das ganze Gespräch auf. Es klingt viel natürlicher, wenn du nur Stichwörter notierst.

Beim Sprechen:
  • Sieh deinen Partner bzw. das Publikum an.
  • Sprich deutlich, ruhig und nicht zu leise.
  • Umschreibe Wörter, die du nicht kennst.
  • Bitte um Wiederholung oder Erklärung, wenn du deinen Partner nicht verstehst.
  • Hab keine Angst, Fehler zu machen.
    (Die meisten Leute finden es toll, dass du ihre Sprache sprichst).

Zie pagina 2 voor de vertaling van bovenstaande.

Lerntipp Sprechen (2)

Leertip spreken
Voordat je gaat spreken:
  • Kijk eerst goed naar de aanwijzingen.
  • Bedenk welke woorden en uitdrukkingen je nodig hebt.
  • Schrijf NIET het hele gesprek op. Als je met trefwoorden werkt, klinkt het gesprek veel natuurlijker.

Terwijl je spreekt:

  • Kijk naar je partner of het publiek.
  • Spreek duidelijk, rustig en niet te zacht.
  • Omschrijf wat je bedoelt als je een woord niet weet.
  • Vraag om uitleg of herhaling als je je partner niet begrijpt.
  • Wees niet bang om fouten te maken.
    (De meeste mensen zullen het erg waarderen dat je hun taal spreekt).

Situationen (1)

Situationen
Op de volgende pagina's staan een aantal situaties. Lees de onderstaande regels goed door en voer vervolgens een gesprek met je partner.

  • Lies dir die Situationen durch.
    Lees de situatie.
  • Überlege dir eine passende Reaktion.
    Bedenk een passende reactie.
  • Suche einen Partner.
    Zoek een partner voor deze opdracht.
  • Spielt die Situationen auf Deutsch.
    Voer de gesprekjes in het Duits.
  • Tauscht auch die Rollen.
    Wissel ook van rol.
  • Arbeite bei den drei Teilen mit drei verschiedenen Partnern zusammen.
    Werk bij elk van de drie onderdelen met een andere partner samen.
  • Hört euch danach einige Minigespräche in der Klasse an.
    Luister daarna naar enkele gesprekjes in de klas.

Situationen (2)

1. In der Gastfamilie - In het gastgezin
Während eines Schüleraustauschs in Deutschland übernachtest du bei deinem Austauschpartner. Bei den Mahlzeiten gibt es verschiedene Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.
Tijdens een uitwisseling met een school in Duitsland logeer je bij je uitwisselingpartner. Bij de maaltijden doen zich verschillende situaties voor waarin je op een gepaste manier in het Duits moet reageren.

  1. Bij het ontbijt vraagt de gastmoeder: 'Was müchtest du trinken?'
    Zeg dat je graag melk (of jus d'orange, thee, koffie...) bij het ontbijt wilt.
  2. Je uitwisselingspartner vraagt: 'Hast du den Kuchen schon probiert?'
    Bevestig en zeg dat de cake erg goed smaakt.
  3. Je gastvader wil graag weten: 'Was ist dein Lieblingsessen?'
    Zeg dat je graag ... eet.
  4. Je gastmoeder maakt een lunchpakket voor je klaar en wil weten: 'Welches Obst willst du mitnehmen?'
    Zeg dat je graag een appel en een banaan mee wilt nemen.
  5. Bij het avondeten schept je uitwisselingspartner behoorlijk veel aardappelen op je bord.
    Zeg dat je niet zo veel wilt, dat het zo wel genoeg is.

  1. Was möchtest du trinken?
    Ich möchte (gern) Orangensaft/Milch/Tee/Kaffee/heiße Schokolade (zum Frühstück).
  2. Hast du den Kuchen schon probiert?
    Ja, der Kuchen/er schmeckt sehr gut.
  3. Was ist dein Lieblingsessen?
    Ich esse gern Pizza.
    Mein Lieblingsessen ist Spaghetti mit Tomatensoße.
  4. Welches Obst willst du mitnehmen?
    Ich möchte (gern) einen Apfel und eine Banane mitnehmen.
  5. Nicht so viel, das ist genug.
    Nicht so viel, nur ein bisschen.

Situationen (3)

2. In der Schulkantine - In de schoolkantine
Das Mittagessen bekommt ihr in der Schule. In vielen deutschen Schulen gibt es mittags eine warme Mahlzeit. Oft kann man sogar aus mehreren Gerichten wählen. Auch hier gibt es einige Situationen, in denen du auf Deutsch reagieren musst.
's Middags krijg je een maaltijd op school. In Duitsland wordt vaak 's middags warm gegeten i.p.v. 's avonds. Daarom kun je ook op veel scholen tussen de middag een warme maaltijd krijgen. Soms kun je zelfs uit verschillende gerechten kiezen.
Ook hier doen zich situaties voor waarin je in het Duits moet reageren.

  1. De leraar zegt: 'Es gibt gleich Mittagessen.'
    Zeg dat je nog geen honger hebt.
  2. Je uitwisselingspartner zegt: 'Die Hauptspeise ist Schnitzel mit Pommes und Tomatensalat.'
    Zeg dat je geen tomaten lust.
  3. Een medeleerling roept: 'Guten Appetit!' Reageer hierop.
  4. Het zout staat te ver weg, je kunt er niet bij.
    Vraag aan een medeleerling verderop of die je het zout kan aanreiken.
  5. De leraar vraagt: 'Hat es euch geschmeckt?' Reageer hierop.

  1. Es gibt gleich Mittagessen.
    Ich habe noch keinen Hunger.
  2. Die Hauptspeise ist Schnitzel mit Pommes und Tomatensalat.
    Tomaten mag ich nicht.
  3. Guten Appetit!
    Guten Appetit!/Danke, gleichfalls.
  4. Kannst du mir bitte das Salz geben?
  5. Hat es euch geschmeckt?
    Ja, es war lecker./Ja, es hat wirklich gut geschmeckt.

  • Het arrangement DU 1V Guten Appetit Sprechen Gruppe A is gemaakt met Wikiwijs van Kennisnet. Wikiwijs is hét onderwijsplatform waar je leermiddelen zoekt, maakt en deelt.

    Auteur
    Jan Heuvelman
    Laatst gewijzigd
    2015-12-05 09:26:45
    Licentie

    Dit lesmateriaal is gepubliceerd onder de Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie. Dit houdt in dat je onder de voorwaarde van naamsvermelding en publicatie onder dezelfde licentie vrij bent om:

    • het werk te delen - te kopiëren, te verspreiden en door te geven via elk medium of bestandsformaat
    • het werk te bewerken - te remixen, te veranderen en afgeleide werken te maken
    • voor alle doeleinden, inclusief commerciële doeleinden.

    Meer informatie over de CC Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Nederland licentie.

    Aanvullende informatie over dit lesmateriaal

    Van dit lesmateriaal is de volgende aanvullende informatie beschikbaar:

    Leerniveau
    VWO 1;
    Leerinhoud en doelen
    Duits;
    Eindgebruiker
    leerling/student
    Moeilijkheidsgraad
    gemiddeld
  • Downloaden

    Het volledige arrangement is in de onderstaande formaten te downloaden.

    Metadata

    LTI

    Leeromgevingen die gebruik maken van LTI kunnen Wikiwijs arrangementen en toetsen afspelen en resultaten terugkoppelen. Hiervoor moet de leeromgeving wel bij Wikiwijs aangemeld zijn. Wil je gebruik maken van de LTI koppeling? Meld je aan via info@wikiwijs.nl met het verzoek om een LTI koppeling aan te gaan.

    Maak je al gebruik van LTI? Gebruik dan de onderstaande Launch URL’s.

    Arrangement

    IMSCC package

    Wil je de Launch URL’s niet los kopiëren, maar in één keer downloaden? Download dan de IMSCC package.

    Voor developers

    Wikiwijs lesmateriaal kan worden gebruikt in een externe leeromgeving. Er kunnen koppelingen worden gemaakt en het lesmateriaal kan op verschillende manieren worden geëxporteerd. Meer informatie hierover kun je vinden op onze Developers Wiki.