Inleiding
Beste student,
Bij de entreeopleiding moet je regelmatig presenteren. Om je te ondersteunen bij de voorbereiding van een presentatie vind je hier bruikbare informatie.
Lees dit goed door en verwerk de informatie in je presentatie.
Veel succes!
Een presentatie voorbereiden
Als je vraagt hoe mensen zich voorbereiden op een presentatie, hoor je meestal dat mensen hun tekst helemaal uitschrijven, vaak overlezen, er PowerPointsheets bij maken en kernwoorden opschrijven als spiekbriefje. Dat is niet genoeg. Een goede presentatie valt of staat met een goede voorbereiding.
Het voorwerk bestaat uit vier stappen:
STAP 1: Nadenken over je presentatie
Voordat je aan het werk gaat, heb je in je hoofd dat je binnenkort een presentatie gaat houden over een bepaald onderwerp. Regelmatig (bijvoorbeeld tijdens de afwas of op de fiets) denk je hieraan. Dit denken is belangrijk om langzaam tot een concreet idee over je presentatie te komen.
STAP 2: Wie is je doelgroep?
Bedenk voor wie je straks je presentatie moet gaan houden. Waarom komt het publiek naar je presentatie? Wat willen ze na afloop weten? Weten ze nog niets over het onderwerp of hebben ze juist veel voorkennis en moet je een gespecialiseerde presentatie houden?
STAP 3: Wat is je doel?
Wat wil je bereiken? Wil je je luisteraars informeren of overtuigen? En hoe wil je dit doen? Door een goed verhaal te vertellen? Door vragen te stellen aan het publiek? Door je mening te geven of door de voor- en nadelen van iets te noemen zodat de luisteraars zelf hun mening kunnen vormen?
STAP 4: Brainstormen
Als je genoeg over je presentatie hebt nagedacht ga je echt brainstormen. Hierbij helpt het als je in kernwoorden opschrijft welke onderwerpen zeker in je presentatie moeten zitten. Schrijf alles op wat in je opkomt, later kun je het ordenen en op volgorde zetten. Een goede manier is om te werken met een ‘mindmap‘. Neem een groot vel papier en schrijf je onderwerp in het midden. Noteer al je gedachten, ideeën en associaties rondom het onderwerp.
Het begin van een presentatie
Het begin van een presentatie
Klik op de link, lees de tekst en bekijk de videofragmenten.
Het middenstuk van een presentatie
Als je klaar bent met het voorbereiden en je weet waar je je presentatie over wilt houden, dan kun je beginnen met het middenstuk. Het begin en het einde bedenk je pas later. Volg bij het maken van het middenstuk de volgende stappen:
STAP 1: Zoek materiaal
Zoek op internet of in de bibliotheek informatie die je nodig hebt. Ga niet direct beginnen met schrijven, maar verzamel eerst alle relevante informatie.
STAP 2: Bedenk de structuur
Zoek een interessante en logische volgorde voor je verhaal, zodat je publiek de draad van het verhaal kan blijven volgen. Maak een schema van je structuur. Er zijn verscheidene standaardstructuren die je kunt gebruiken.
STAP 3: Vul kernwoorden in
Vul je schema nu verder in met kernwoorden. Schrijf nog geen hele zinnen op, maar verzin bij ieder onderdeel van je schema een aantal belangrijke woorden.
STAP 4: Bedenk voorbeelden
Droge tekst en cijfers spreken vaak niet tot de verbeelding. Je verhaal begint pas te leven als je er voorbeelden bij bedenkt. Probeer zoveel mogelijk verhelderende voorbeelden te verzinnen bij je presentatie. Schrijf deze voorbeelden in je schema.
STAP 5: Bedenk overgangen
Hoe kom je van het ene onderdeel naar het andere? Verzin bruggetjes hoe je alle onderdelen van je presentatie aan elkaar praat en schrijf deze in je schema. Je kunt bijvoorbeeld denken aan zinnen als: ‘en dan kom ik nu bij mijn derde voordeel’. Of een zin waarbij je het voorgaande afsluit en het nieuwe aankondigt: ‘We hebben nu gezien welke voordelen dit voorstel oplevert, maar er zijn helaas ook nadelen’. Probeer te variëren in je formuleringen.
STAP 6: Vul meer kernwoorden in of schrijf je presentatie uit
Kijk nu naar je schema en vul meer kernwoorden in. Je kunt aan de hand van die kernwoorden je presentatie oefenen. Je merkt bij het oefenen of je verhaal goed in je hoofd zit of dat je het beter uit kunt schrijven. Sommige mensen vinden het prettig om hun hele presentatie uit te schrijven, maar het gevaar hierbij is dat je verhaal niet meer levendig is en dat je te veel schrijftaal gaat gebruiken.
STAP 7: Zet hulpmiddelen in
Bedenk of je hulpmiddelen wilt gebruiken om je presentatie te ondersteunen.
STAP 8: Maak een versie voor jezelf
Maak een versie met kernwoorden voor jezelf, zodat je tijdens je presentatie niet voor gaat lezen, maar dat je wel kunt spieken mocht je de draad kwijt raken.
Einde van een presentatie
Einde van een presentatie
Klik op de link, lees de tekst en bekijk de videofragmenten.
Veelgemaakte fouten tijdens een presentatie
Veelgemaakte fouten tijdens een presentatie
Klik op de link, lees de tekst en bekijk de videofragmenten.
Opdracht in tweetallen:
Wat viel je op? Wat ging er niet goed volgens jou? Hoe zou het anders kunnen?
Een presentatie oefenen
Als je presentatie af is, ga je hardop oefenen. Eerst oefen je in je eentje voor de spiegel. Tijdens het oefenen ontdek je de ‘zwakke plekken’ in je presentatie. Die kun je dan nog veranderen. Bovendien merk je of alle informatie goed in je hoofd zit en welke informatie je in kernwoorden op papier nodig hebt.
Je hoeft een presentatie niet helemaal uit je hoofd te doen maar je zult merken dat als je veel hardop oefent, de presentatie steeds makkelijker gaat en dat je alleen bij het opsommen van meerdere punten een spiekbriefje nodig hebt. Het is overigens heel normaal om punten op te lezen, als je maar niet de hele presentatie voorleest.
Gebruik de spiegel ook om op je houding te letten, het gebruik van je handen, je gezichtsuitdrukking. Kortom:de non-verbale communicatie.
Feedback vragen
Als je genoeg voor jezelf hebt geoefend, laat je je presentatie aan andere mensen zien. Andere mensen kunnen je wijzen op zaken waar je misschien niet eens bij stil had gestaan. Zij kunnen je dan feedback geven, eventueel met behulp van een Feedbackformulier presentaties. Luister goed naar de feedback en denk na of je iets moet veranderen aan je presentatie. Het lijkt misschien raar om je presentatie hardop in je eentje te oefenen maar bedenk dat een artiest zijn liedjes ook eerst hardop oefent voordat hij op het podium staat. Zie je erg tegen je presentatie op, kijk bij spreekangst naar tips die je kunnen helpen.
Opdracht:
Oefen thuis je presentatie voor de spiegel.
Hoe vond je het om voor de spiegel te oefenen?
Wat heeft het je opgeleverd?
Heb je na het oefenen voor de spiegel nog dingen van je presentatie veranderd?
Non-verbale communicatie
Houding
Een goede houding straalt zelfverzekerdheid uit. Je lichaamshouding heeft invloed op je manier van spreken en op het contact met je luisteraar. Als je in elkaar gedoken staat/zit, lukt het niet met een krachtige stem te spreken. Bovendien kom je onzeker over. Als je je handen naast je lichaam laat hangen, kan de luisteraar denken dat je ongeïnteresseerd bent. Heb je je armen over elkaar, dan kan dit gesloten of defensief overkomen.
- Sta rechtop, ontspan je schouders, je nek en je knieën en kantel je bekken een beetje.
- Houd je handen ter hoogte van je navel (als dit vreemd voelt, kun je een pen vasthouden maar let op dat je niet aan die pen gaat friemelen).
- Als je je handen ter hoogte van je navel houdt, beweeg je ze meestal vanzelf op een natuurlijke manier.
- Sta op twee benen en zet je voeten goed ‘in’ de grond.
- Kijk je publiek/de luisteraars aan; houd je hoofd omhoog.
Oogcontact
Met je ogen kun je veel zeggen. Ze laten zien dat je enthousiast bent of juist verontwaardigd. De emoties die je ogen kunnen laten zien, zetten je verhaal kracht bij en maken je presentatie geloofwaardig en levendig.
Als je met iemand spreekt, houd je tijdens het spreken oogcontact. Als je dit niet doet, voelen mensen zich niet bij het gesprek betrokken of niet serieus genomen. Mensen kunnen het gevoel krijgen dat je niet naar ze luistert.
Tijdens een presentatie of een vergadering heb je te maken met meer mensen: je publiek/de luisteraars. Houd, als je aan het woord bent, oogcontact met hen. Op die manier voelen zij zich aangesproken en betrokken.
- Kijk voortdurend naar je publiek/je luisteraars.
- Kijk niet te lang naar één persoon. Deze persoon zal zich ongemakkelijk voelen en de rest van het publiek vraagt zich af waarom je zo lang naar deze persoon kijkt.
- Als je tijdens het spreken een tekst voorleest, kijk dan ook regelmatig op van je papier.
- Besteed niet alleen aandacht aan de voorste rij maar ook aan de luisteraars achterin de zaal.
- Richt je blik niet alleen naar voren maar kijk ook naar de zijkanten.
- Maak je ‘spiekbriefje’ goed leesbaar zodat je met een snelle blik kunt lezen waar je bent en je weer snel naar je publiek kunt kijken.
Als je van tevoren al weet dat je je publiek aan de zijkanten niet goed kunt zien, probeer dan óf zelf naar achteren te gaan staan óf je publiek te vragen ergens anders te gaan zitten. Dat laatste klinkt misschien raar maar als je je eigen indeling creëert dan voel je je tijdens de presentatie op je gemak en kun je iedereen aankijken. Je kunt dit ook zeggen tegen je publiek: ‘Zou u wat meer in het midden kunnen zitten, dan kunt u het beter zien.’
Gebaren en bewegingen
Sta je kaarsrecht en doodstil als je spreekt of beweeg je veel met je handen en zet je je bril iedere keer op en af? Je publiek ziet alles en als je gebaren en bewegingen niet bij je verhaal passen, leidt dit af en zal het publiek vooral je gebaren onthouden in plaats van de inhoud van je verhaal.
Als je wilt weten welke gebaren en bewegingen je tijdens een presentatie maakt, neem jezelf dan op met een videocamera of bekijk jezelf in de spiegel. Word bewust van je bewegingen en gebaren en bedenk of ze passen bij je presentatie of dat ze juist afleiden.
- Verduidelijkende gebaren kunnen een presentatie verlevendigen en ondersteunen.
- Je hoeft niet stil te staan maar ga ook niet teveel heen en weer lopen.
- Je kunt leren om functionele gebaren te maken. Oefen dit als je je presentatie voorbereidt.
- Ken je gebaren! Sommige zijn niet functioneel tijdens een presentatie (bijvoorbeeld je haar naar achter doen met je handen, wriemelen aan je nagels). Deze gebaren kun je afleren. Kijk bij veranderen van spreekgedrag.
Uiterlijk
Wat doe je aan bij je sollicitatiegesprek? Trek je bij een presentatie juist wel of niet die hoge hakken aan? En bij een belangrijke vergadering: je nette pak of toch je spijkerbroek?
Wat je ook besluit, denk er van tevoren goed over na. Alles mag, als je je maar bewust bent van het effect dat je uiterlijk heeft en of dit overeenkomt met het effect dat je wilt bereiken.
- Draag kleding die comfortabel zit en waar je je zeker in voelt.
- Draag kleding die je al een keer hebt gedragen. Zo voorkom je dat tijdens je presentatie ineens blijkt dat je knoopjes de hele tijd opengaan of dat je nieuwe rok omhoogkruipt.
- Kijk van tevoren in de spiegel. Heb je geen vlekken op T-shirt, is je rits dicht, zit je haar goed?
- Realiseer je welk effect opvallende accessoires kunnen hebben. Als je bijvoorbeeld lange oorbellen draagt die heen en weer slingeren, kan dit enorm afleiden.
- Doe niets in je broekzak. Een broek met een telefoon en een sleutelbos staat heel lelijk en leidt af.
Hulpmiddelen bij een presentatie
Mensen zijn erg visueel ingesteld: plaatjes worden gemakkelijker opgenomen dan gesproken tekst. Daarom is het vaak een goed idee om je presentatie te ondersteunen met een of meerdere hulpmiddelen. De meest gebruikte hulpmiddelen zijn tegenwoordig PowerPoint en Prezi. Hulpmiddelen zijn bijvoorbeeld heel bruikbaar bij: grafieken, diagrammen, tabellen, opsommingen, foto’s en tekeningen.
Toch moet je altijd voor ogen houden dat je woorden het belangrijkst zijn; hulpmiddelen dienen slechts ter ondersteuning. Denk dus goed na welk hulpmiddel het beste bij je presentatie past.
Hieronder staan een aantal, tegenwoordig wat minder gebruikte, hulpmiddelen die je kunt inzetten bij je presentatie.
Handout
Een hand-out is een A4′tje dat je vooraf of achteraf aan je publiek geeft. Je kunt hier informatie op zetten die het publiek dan kan lezen. Denk bijvoorbeeld aan tabellen en grafieken of een opsomming van feiten.
- Maak de hand-out niet te uitgebreid.
- Controleer je hand-out goed op spelfouten.
- Zorg dat je genoeg kopieën bij je hebt.
- Als je de hand-out achteraf geeft, zeg dat dan aan het begin van je presentatie. De luisteraars weten dan dat ze belangrijke informatie niet tijdens je presentatie hoeven te noteren maar dit achteraf op papier krijgt.
Film-/geluidsfragmenten
Een filmfragment kan een welkome afwisseling van je presentatie zijn. Een geluidsfragment kan ook prima, maar bedenk wel dat beeld veel beter blijft ‘hangen’ bij je publiek dan geluid.
- Controleer de verstaanbaarheid en zichtbaarheid voordat je met je presentatie begint.
- Gebruik een beamer als die er is. Dit is een stuk duidelijker dan een tv-scherm.
- Zet alles alvast klaar zodat je niet meer hoeft te zoeken tijdens je presentatie.
- Geef het publiek een duidelijke opdracht. Waar moeten ze speciaal op letten tijdens het kijken/luisteren?
- Zet de apparatuur uit na gebruik of zet bij een beamer het beeld uit.
Schoolbord/whiteboard
Een schoolbord (of tegenwoordig meestal whiteboard) is een prima hulpmiddel voor je presentatie. Vooral als je presentatie kort is en je maar een enkele punten wilt opschrijven is een schoolbord veel bruikbaarder dan bijvoorbeeld PowerPoint. Daarbij is het ook heel handig als je interactie wilt met het publiek. Je kunt het publiek bijvoorbeeld een vraag stellen en de antwoorden opschrijven, of samen een mindmap maken. Je presentatie wordt hierdoor een stuk levendiger.
- Schrijf groot en duidelijk.
- Stop met spreken als je aan het schrijven bent.
- Voorkom dat je grote stukken tekst moet opschrijven, je staat dan te lang met je rug naar je publiek.
- Schrijf van linksboven naar rechtsonder, niet kriskras over het bord.
- Let erop dat je niet onder de krijtvlekken komt te zitten.
Flapover
Een flap-over is te vergelijken met een schoolbord. Het heeft dezelfde toepassingsmogelijkheden en je moet op dezelfde zaken letten. Een extra voordeel van de flap-over is de mogelijkheid om van tevoren een vel te beschrijven.
Stem/uitspraak
Sommige mensen hebben een heel prettige stem en bij anderen val je gelijk in slaap als ze beginnen met spreken. Wordt er wel eens tegen je gezegd dat je te hard spreekt of krijg je opmerkingen over je tongval? Je stem en je uitspraak zijn iets heel persoonlijks. Die stem en uitspraak passen ook bij je. Maar als je er vaak opmerkingen over krijgt, is het van belang dat je aandacht besteedt aan je verstaanbaarheid.
De volgende aspecten beïnvloeden vaak de verstaanbaarheid:
Tempo
Als je te snel praat, dan loop je het gevaar dat je woorden inslikt. Of je struikelt over je woorden. Je verhaal is dan moeilijk te volgen en je komt gejaagd over. Als je juist te langzaam praat, werkt dat slaapverwekkend en zullen mensen je snel onderbreken. Ook loop je het gevaar dat mensen zinnen voor je gaan afmaken.
Pas je spreektempo aan de situatie aan. Als je met vrienden praat, zul je sneller spreken dan als je voor een groep mensen spreekt. Als je zenuwachtig bent, ga je vaak ook sneller spreken. Krijg je vaak opmerkingen over je spreektempo, kijk dan eens bij het veranderen van spreekgedrag.
Volume
Als je voor een groep mensen spreekt, moet je je volume aanpassen. Richt je op de achterste spreker, dan ben je meestal goed verstaanbaar. Maar als je met één persoon of een paar mensen spreekt, kan het juist irritant zijn als je te hard spreekt. Je overschreeuwt jezelf als het ware. Ook te zacht spreken kan heel vervelend zijn. Mensen kunnen je niet verstaan en zullen snel minder moeite doen om je te kunnen verstaan. Hoor je vaak opmerkingen als: ‘Wat zeg je?’, of juist: ‘Ik ben niet doof, hoor’, dan weet je dat je iets aan je spreekvolume moet doen. Probeer eens voor je gevoel heel hard of juist te zacht te praten en let op of je nog verstaan wordt. Vraag eens aan vrienden of ze je erop willen attenderen als je te hard of juist te zacht spreekt. Kijk ook eens bij het veranderen van spreekgedrag.
Accent of Algemeen Nederlands
Horen mensen direct waar je vandaan komt? Een zachte ‘g’ vinden de meeste mensen wel charmant, maar let er op dat sommige woorden en uitdrukkingen streekgebonden zijn. Mensen begrijpen je dan niet. Als je accent erg sterk is, loop je het gevaar dat mensen meer letten op hoe je iets zegt, dan wat je zegt.
Woordaccent
Leg je vaak de klemtoon verkeerd? Dit overkomt vaak mensen met een anderstalige achtergrond. Het Nederlands kent geen duidelijke regels voor het woordaccent. Je zult dus per woord moeten leren waar de klemtoon ligt. Onderstreep, als je nieuwe woorden leert, waar het accent op valt. In het woordenboek staat het ook altijd aangegeven. Mensen kunnen vaak wel snel wennen aan een (buitenlands) accent, maar kunnen je moeilijk verstaan als je de klemtoon steeds verkeerd legt.
Melodie
Sommige mensen lijken wel te zingen als ze spreken, anderen hebben een heel monotone stem. Dit laatste is vaak heel saai om naar te luisteren. Ook word je er minder verstaanbaar door. Door zinsaccenten in de zin te leggen, geef je immers ook aan welke informatie je in die zin belangrijk vindt. Als je te zacht spreekt, is je stem ook vaak monotoner. Probeer wat harder te praten, dan gebruik je vanzelf wat meer expressie. Als je te veel binnensmonds spreekt, ga je vanzelf ook wat vlakker spreken. Probeer je mond goed te openen als je praat en duidelijk te articuleren. Als je veel stopwoordjes, zoals ‘eh’ gebruikt, dan komt je stem ook vlak over. Probeer je die stopwoordjes af te leren. Kijk bij: het veranderen van spreekgedrag hoe dat moet.
Toonhoogte
Vooral vrouwen hebben vaak last van een schelle en hoge stem. Ze komen hierdoor onzeker en kinderlijk over. Probeer eens iets langzamer en lager te praten. Je kunt dan vaak ook wat harder praten. Als je juist te horen krijgt dat je altijd bromt, dan spreek je te laag. Probeer iets hoger en met meer melodie te spreken. Dat maakt dat je stem wat levendiger en beter verstaanbaar wordt.
Articuleren
Zeggen mensen vaak dat je zit te mompelen? Waarschijnlijk articuleer je dan niet voldoende. Probeer eens echt met je tongpunt te articuleren. Dus vóór in de mond. Ook helpt het om actief je lippen te gebruiken bij het spreken bij klanken als ‘oo’, ‘oe’ en ‘ui’. En doe je mond goed open bij het uitspreken van klanken als ‘aa’, ‘ij’ en ‘au’. Ga eens op een paar meter afstand van iemand staan. Fluister dan een aantal zinnen. Bij een goede articulatie moet je dan verstaanbaar zijn.
Oefentoets
Toets: Beantwoord de vragen